Herfst 1968

Date 23 mei 2018

Ik kom uit een familie die het schrijven niet laten kan. Dat begon met verhaaltjes in de schoolkrant, waarvoor ik me een beetje schaam omdat ze te vroegwijs en belerend waren, en bovendien een iets te zwaar en serieus romantisch gehalte hadden. Over vriendschap en sterven en zo. ‘Want in wezen verlangen we allemaal naar de Dood’ schrijf ik op 18 augustus in mijn dagboek, waarin ik regelmatig schrijf over de verhalenbundel waarmee ik na de vakantie begon. Ja! Dat was de titel die ik aan het geheel gaf waarin na een enkele witregel de verhalen in elkaar overlopen. In tegenstelling tot mijn vorige schrijfsels wordt alles opeens heel speels en vrolijk en weet ik zelfs zelf niet of ik dit alles nu serieus moet nemen of niet. Maar dat hoef ik eigenlijk niet te weten. Ook omdat ik zelf weinig invloed heb op wat geschreven wil worden. Ik schreef in een flow, zoals ik dat pas een halve eeuw later opnieuw zou meemaken. Zo’n flow kan kennelijk ook op een ouderwetse schrijfmachine. Sinds een jaar of tien is Ja! bij internetuitgeverij lulu.com te koop.

Het meest serieus is de Brief over het Ware Geloof waarmee Ja! begint en eindigt. Want ik geloofde dat er een echte objectieve werkelijkheid bestond, en daarover filosofeer ik wat af in deze brieven, die ik daadwerkelijk schreef aan een vriend die een paar maanden in Amerika was. Ik citeer mijn Gereformeerde Vriend (Niet Vrijgemaakt) die zich onlangs in de tent afvroeg wat de definitie van bewustzijn is. Vertel dat het subjectivisme de meest objectieve manier is om de Waarheid te bereiken. ‘Catch your dreams before they slip away,’ citeer ik de Stones. De Eenheidsfilosofie staat voor het eerst op papier terwijl ik van leer trek tegen het dualisme. Maar wel gelardeerd en omhelsd met van alles en nog wat uit mijn leven toen, van Flight to Lowlands Paradise en Olofspoort tot diverse films, colleges, een regenachtig strand en een congres van psychologen. Tja. Veel leeftijdsgenootjes deden heel andere dingen toen ze 21 waren …

Omdat ik altijd een gloeiende hekel aan voetnoten had, besloot ik iets te schrijven waarvan die voetnoten langer waren dan het verhaal zelf. Dat werd Evolutie, waarin ik na de vernietiging van de aarde de enige overlevende ben. Kan zo de prullenmand in, met uitzondering van die voetnoten waarin ik met behulp van onder andere statistiek, complexiteit van materie, ruimtelijnen en wat niet al beschrijf hoe de wetenschap eindelijk voltooid is. Alles wat ontdekt kan worden is ontdekt, terwijl we ook weten wat er niet meer ontdekt kan worden en daar dus geen moeite meer voor doen. Achteraf denk ik dat ik de wereld misschien liet vergaan juist omdát alles af was.

Opvallend is het derde verhaal Mensenvlees, waarin ik voorstel om onze doden niet te begraven of te cremeren, maar ze op te eten. Een voorzichtige voorloper van wat ik recent schreef onder de naam Strandvliet en waarvoor ik nog steeds – wellicht tevergeefs want te cult – een uitgever zoek. Een lesgevende vriendin van een eenheidsgenoot op Uilenstede liet Mensenvlees stencilen, deelde het in een klas uit en ik moest opdraven om het toe te lichten. Het leukste verhaal is Huize Nachtlust, een parodie op Jagtlust hier in Blaricum, bekend om de dolle artistieke bende. Als je het begin leest denk je dat de schrijver knetterstoned moet zijn geweest maar die – ik dus – had nog nooit wat gerookt, zelfs geen gewone sigaret. Geen goed teken. In het vijfde verhaal Lucy in the Sky with Diamonds, zweeft Lucy boven Amsterdam waar ze in het Vondelpark een Peter leert hoe hij moet vliegen. Aardig.

In het verhaal De zevende hemel (niet zomaar een sprookje) blijkt de hemel lang niet zo leuk te zijn als ons voorgespiegeld wordt. Gewoon omdat ik me na een tig aantal jaren dood verveel, wat echter niet kan omdat ik al dood ben zodat niet kan ontsnappen en de hemel een hel wordt. Met enige huiver klop ik aan bij God – in goed pak, sigaartjes rokend – die me bij de open haard duidelijk maakt dat we allemaal een stukje God zijn en me adviseert om rustig dood te gaan om later weer wakker te worden om dan nog meer bij elkaar, bij Alles, bij God te zijn. Dit sluit aan bij het zevende verhaal Gebed waarin ik God dankbaar ben, ‘dat Alles, dat God heet, en dat jij bent.’

Zo bracht ik dus het najaar door. Ik zal ook wel gestudeerd hebben, maar herinner me daar weinig van. Evenmin als van wat ik allemaal deed in de klas van de middelbare school. Er waren altijd belangrijkere dingen te doen. Zoals schrijven. En dat gevoel heb ik tot vandaag de dag. Alsof de wereld van fantasie, dromen en ideeën belangrijker is dan de alledaagse realiteit. In zekere zin is dat ook zo, want wat is de wereld anders dan de concretisering van dat alles? Zonder dat alles bestond er niets. God heeft de wereld geschapen en schept hem nog steeds. Je mag hem Allah noemen, het Alles, Het, de Bron, je diepste Zelf of wat dan ook, maar als je daar geen verbinding mee hebt, als je niet zelf een stukje God bent blijft er weinig over om voor te leven. Daarover schreef ik in de herfst, een halve eeuw geleden.

Maar 1968 was nog niet voorbij …

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>