Alsof-werelden

Date 10 oktober 2018

Christiaan Weijts schreef een paar weken geleden in nrc een artikel over virtual reality. Met daarin niet alleen een utopische maar ook een dystopische visie daarop. De clou is dat deze techniek zo verfijnd kan worden dat je niet meer doorhebt dat je in een kunstmatige wereld leeft. In de jaren 80 schreef ik een verhaal waarin hersenen rechtstreeks met een computer waren verbonden – het zogenaamde brain in a vat. Dat werd me in dat verhaal door een vriend gedemonstreerd, en kijkend in wat er allemaal in die hersenen afspeelde ontdekte ik dat dat mijn eigen leven was. Kortom: je kan niet weten of je in real life al in virtual reality bent ondergedompeld. Dat niet wetende doen we daar nog een schepje bovenop: terwijl we zelf nooit kunnen of real life al virtual reality is, zijn we bezig binnen onze al dan niet echte wereld nóg zo’n wereld te creëren. Wellicht virtual reality binnen virtual reality, zodat we nog verder van de werkelijkheid afdwalen. Of zijn we een spiegel aan het maken waardoor we kunnen gaan zien dat het zogenaamde real life al virtual reality is? Veel oosters gedachtegoed vertelt dat trouwens al. Maya.

Zo kan de kunstmatige werkelijkheid die we zelf scheppen bijdragen aan een filosofische discussie over wat nu eigenlijk de echte werkelijkheid is. Terwijl we dat strikt logisch gezien helemaal niet kunnen weten. Stel je eens voor dat je niet alleen een bril op hebt waarmee je een al dan niet gewenste kunstmatige wereld ziet, maar dat je die ook kan horen, voelen, ruiken en proeven. Dat je je erin kunt bewegen, evenwicht, tast en pijn kunt voelen. Hoe zou je dan nog, anders dan door herinnering, weten dat je in virtual reality bent? Christiaan Weijts lanceert in zijn artikel het verschil tussen beleven en ervaren. ‘Zintuigelijke stimuli kun je coderen en digitaal simuleren, maar zijn dat werkelijk alle ingrediënten van onze ervaringen?’ vraagt hij zich af. ‘Je kunt straks elke ervaring met een muisklik opwekken, maar geldt dat ook voor zoiets als: met je kinderen in zee zwemmen, een zomeravond met vrienden op een terras eten, drinken en lachen of een reis met je geliefde? Virtuele simulaties bieden belevenissen, geen werkelijke ervaringen die ons diepgaander raken en veranderen, en waar altijd echt contact met echte anderen aan te pas komt.’

Ervaren heeft dan kennelijk, in tegenstelling tot beleven, iets met realiteitszin te maken. Zoiets als wakend weten dat je wakker bent, maar dromend niet weten dat je droomt. Wat ben je blij als je uit een nachtmerrie wakker wordt, want dan besef je dat het maar een droom was en geen werkelijkheid. De vraag is nu of we in virtual reality onze realiteitszin kunnen kwijtraken. Tegelijk doet niemand er moeilijk over als we ons in andere werelden laten dompelen door bijvoorbeeld films, boeken, fantasie en kunst. Dan zijn we ook even in andere werelden en zonder die belevenissen zou ons leven gortdroog en saai worden. Christiaan Weijts zegt het ook zelf. ‘Virtual reality is natuurlijk zo oud als het kampvuur. Al sinds we elkaar verhalen vertellen, kunnen we ons verplaatsen in fictieve werelden. We hebben alleen steeds geavanceerdere hulpmiddelen uitgevonden die ons daarbij helpen. Het kampvuur evolueerde tot amfitheaters, romans, hoorspelen, bioscopen en Netflix. En het is niet toevallig dat juist in verhalen, toneelstukken, romans en films de personages van alles uitvreten wat ons daarbuiten de kop zou kosten.’ In dat laatste ben ik zelf trouwens ook heel goed. 😉

Virtual reality kan ons inspireren, net zoals dromen dat kunnen. Christiaan Weijts onderkent dan ook het nut van wat hij ‘alsof-werelden’ noemt: ‘Aristoteles zag al hoe het theater zorgde voor een ‘catharsis’, een zuivering van gevoelens die in de echte samenleving schadelijk konden zijn. Volgens Freud zoekt onze fantasie de duistere kanten van het bestaan op zodat we er beter mee om kunnen gaan als we er in werkelijkheid mee geconfronteerd worden. De wetenschappelijke discussie of porno nu wel of niet voor minder seksueel geweld zorgt, is nog niet beslecht, maar het nut van ‘alsof’-werelden lijkt mij onmiskenbaar.’ Maar hoe ‘alsof’ zijn ze eigenlijk? Zijn virtuele werelden echt minder echt omdat je je erin kan verliezen? Omdat ik even geen ‘ik’ meer heb? En wat is er mis met jezelf te verliezen? En kan iemand überhaupt zichzelf vinden hij zichzelf niet kan verliezen? Zijn de momenten waarop we van de wereld zijn niet juist de ogenblikken waarop we inspiratie opdoen, juist omdat er dan geen ik is? Is wat Christiaan Weijts beleven noemt dan géén ervaren?

Kijkend naar mijn avatar in Second Life ben ik geneigd te zeggen dat ik dat ben. En dat is natuurlijk niet zo, want ik ben het zelf die ernaar zit te kijken. Tegelijk ben ik het wel omdat ik zelf deze avatar heb gemaakt. Ook als ik een verhaal schrijf identificeer ik me met de mensen die daarin rondlopen. Maar waar komen al die rollen die ik speel vandaan? Ik zou iets theatraal kunnen zeggen dat ik mijn ziel erin heb gelegd, dus het is maar net of je de ziel al of niet belangrijker of echter of realistischer vindt dan je real life materiële wereld. Maar misschien hoeven we niet te kiezen en kunnen we alle werelden naast elkaar laten bestaan omdat ze allemaal even echt zijn. Plato’s ideeënwereld, fantasieën en sprookjes, dromen, trance, virtual reality, psychedelische en mystieke ervaringen – zijn dan allemaal even echt en kunnen elkaar bevruchten. Er bestaat gewoon niet iets dat onecht is. Als ik op een avatar verliefd ben is dat gewoon echt, net zoals ik van onze knuffeldieren hou. Het gaat uiteindelijk om mijn ervaring, en een belevenis is ook een ervaring. De vraag in hoeverre dat ‘echt’ is lijkt me niet te beantwoorden, en is wellicht niet relevant. Alleen bewustzijn is echt.

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>