Het Tibetaanse Dodenboek

Date 31 oktober 2021

In het Oosten is meer wijsheid te vinden dan in het Westen. Met name het boeddhisme, zen en taoïsme getuigen van een spirituele diepgang die we in onze cultuur zelden aantreffen. En dat heeft alles te maken met het materialisme dat ons eeuwenlang met de paplepel is ingegoten, de identificatie met ons lichaam die duur betaald wordt met onze doodsangst, die uiteindelijk de wortel is van al onze angsten. We durven de dood niet recht in de ogen te kijken. We steken onze koppen in het zand en hebben niet in de gaten dat we juist daardoor ons eigen geluk in de weg staan. Ook voor mij werd het daarom eens tijd om eindelijk, nadat het een halve eeuw in mijn boekenkast stond te wachten, het Tibetaanse Dodenboek eens te gaan lezen. Want je kunt pas echt leven als je kunt sterven. De teksten van de Bardo Thödol, ofwel bevrijding door het horen, zijn eeuwenlang mondeling overgebracht en waarschijnlijk op schrift gesteld door Padma Sambhava, een yogaleraar die in de achtste eeuw het boeddhisme naar Tibet bracht.

Het boek gaat over de drie bardo’s ofwel fasen van wat je allemaal meemaakt of mee kan maken tussen je sterven en opnieuw geboren worden. En dat is een hele odyssee, met als doel te voorkomen dat je opnieuw geboren zult worden en dus niet voor de zoveelste keer een wereldlijk leven in maya, begoocheling, illusie zult moeten doorbrengen. Want zolang je niet verlicht bent, zo leren we overal in het Oosten, blijf je incarneren, net zolang tot je je lesjes hebt geleerd. Wat die verlichting is laat zich moeilijk in woorden vatten. Iets als: je verdwijnt als individu, je versmelt met het goddelijke. Je bereikt je oorsprong en bestemming, een bewustzijn zonder ik, voorbij de wereld van dualiteiten. Dat is nirwana, niet mooi of lelijk, niet goed of slecht, geen hemel of hel maar een puur en leeg bewustzijn dat zich nergens meer mee vereenzelvigt. Het logische denken zal daar niets van begrijpen, alleen kunstenaars zoals musici en dichters kunnen een tipje van maya’s sluier oplichten.

De Bardo Thödol bestaat uit drie delen, met teksten die de stervende, overledene of opnieuw geboren wordende gedurende zeven weken moeten worden ingefluisterd voordat hij of zij opnieuw als embryo in de moederschoot verschijnt. Citaten waardoor de overledene herinnerd moet worden aan de goddelijke aard die we allemaal bezitten. Teksten die de overledene als het even kan al tijdens zijn leven heeft bestudeerd. In de praktijk lijkt me dat voorlezen alleen tijdens het sterven een paar uur te doen, want daarna is het heel lastig om continu, zeven keer zeven dagen, te blijven reciteren in de afwezigheid van het lichaam van de gestorvene. Dit suggereert wel dat zeven weken van rouw en bidden voor de overledene geen slecht idee zijn. Echter de teksten geven wel aan dat je de lengte van deze periodes niet al te letterlijk moet opvatten. Als de gestorvene al tijdens de eerste fase bevrijd is, lijkt het zinloos om dan nog weken te blijven citeren. Hoe dan ook: toon geen emoties zoals verdriet, want dan denk je meer aan jezelf dan aan die ander. Het voorlezen kan het beste door een leraar, een goeroe gedaan worden, maar dat kan ook door een goede vriend of iemand die het vertrouwen van de overledene had.

Direct na het sterven begint het Chikhai Bardo van vier dagen. In de eerste uren worden we geconfronteerd met het ‘primaire heldere licht’, en is het de kunst om te ontdekken dat we dat zelf zijn. Dit is meteen een sprong in het diepe, en daarin kunnen we meteen ons diepste wezen herkennen, bewustzijn dat vol is van leegte, ongevormd, onbegrensd en tijdloos. Dan bereiken we in één klap de boeddha-natuur en zijn er geen nieuwe incarnaties meer nodig. Dan is het wiel van samsara tot stilstand gebracht, en hoeven we ons in een volgend leven niet weer opnieuw een lichaam en een persoonlijkheid aan te meten. Wordt dit primaire heldere licht niet meteen herkend, dan wordt ons door het ‘secundaire heldere licht’ nog een tweede kans geboden, een fase waarin we buiten het lichaam raken, niet meer weten of we levend of dood zijn en het geklaag en gejammer van nabestaanden horen zonder erop te kunnen reageren.

Herkennen we ook dit licht niet, dan worden we verder in het diepe getrokken in het Chönyid Bardo van 14 dagen. Het heldere licht maakt plaats voor een mandala van godheden die allemaal projecties van jezelf zijn. In de eerste week rijzen er 42 goden van vrede uit je hart, en in de tweede week 58 toornige goden van gramschap uit je brein als illusies op. De teksten hameren er voortdurend op dat je niet bang moet zijn – dood ben je toch al – en dat ze je beschermgoden zijn, zelfs de bloed drinkende goden die zich in afschuwelijke gestalten manifesteren. Zo lijkt dit tweede bardo een reis door de hemel en daarna door de hel, niet om je schrik aan te jagen maar de illusie ervan door te prikken. Het is alsof er steeds zwaardere middelen in stelling worden gebracht om je tot bevrijding te verleiden: gaat het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks, en hoe strakker de strop om je hals knelt, hoe alerter je wordt.

Als al dit zwaardere werk om aan het rad van samsara te ontsnappen geen soelaas heeft geboden – en bij de meeste mensen is dit zo – belanden we in het Sidpa Bardo van 31 dagen. Daarin komt het verlangen naar een lichaam weer in zicht, maar krijg je toch nog tips om aan een nieuwe incarnatie te ontsnappen, door ‘het sluiten van de toegang tot de moederschoot’. Tegelijk moet je jezelf laten leiden naar de meest geschikte plek voor een nieuwe geboorte. En mocht het zover komen, dan is de vereniging van het zaad met de eicel een moment van een geweldige extase. Je bent weer terug. In de versie die ik las geeft Carl Jung een uitgebreide inleiding waarin hij aan de hand van deze bardo het ontstaan van het oedipuscomplex verheldert. Voor hem is het Tibetaanse Dodenboek het toppunt van dieptepsychologie, vooral wegens alle archetypen die je tijdens je reis tegenkomt. Ook Timothy Leary heeft graag gebruik gemaakt van dit dodenboek omdat het volgens hem een model is voor bewustzijnsverruiming, in zijn geval in de vorm van een lsd-trip.

Met hun streven naar verlichting en om niet meer geïncarneerd te worden, lijkt het alsof er in Oosterse religies een soort zelfmoord wordt gepropageerd. Het gaat echter niet om een fysieke suïcide maar om het doden van het ik of ego, dat per definitie ongelukkig maakt. Het kost levens om dat te ontdekken, om in te zien dat alles wat vorm heeft eindig is in tijd en ruimte, en daarom nooit echte bevrediging kan schenken. Sommige mensen zijn ‘jonge zielen’ die vol enthousiasme het avontuurlijke leven met zijn nastreven van genot aangaan. Anderen zijn ‘oude zielen’ die het na vele levens wel gezien hebben en beginnen te beseffen dat alleen het opofferen van zichzelf bevrijding geeft. Met dat laatste is niks mis, want pas als we kunnen sterven kunnen we écht leven. Zo geeft de Bardo Thödol ons stervenslessen, en daarmee levenslessen. Het is dan ook allesbehalve een somber en macaber boek omdat het ons van de grote illusie van de dood kan verlossen.

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>