Mellie Uyldert – Psychologie van het christendom

Mellie Uyldert: Psychologie van het christendom. Uitgeverij Lulu, paperback, 137 pagina’s, € 15,-

‘Nu men allerwegen hoort verkondigen dat God dood is en wij het na-christelijke tijdperk zijn ingegaan, is het wellicht billijk, ons op de valreep nog even te bezinnen op wat het christelijke geloof ons in wezen heeft willen schenken.’ Zo begint Mellie het eerste hoofdstuk van Psychologie van het christendom, dat in 1954 en 1955 in afleveringen in De Kaarsvlam is verschenen. Dit ‘even bezinnen’ gaat rechtsreeks, zonder omwegen de diepte in, naar de essentie van wat het christendom in wezen is, en wat daarvan na twee millennia overgebleven is. Een onderscheid maken tussen lichaam, ziel en geest is hiervoor onmisbaar: ‘De geest is het vonkje goddelijkheid in de mens (…) Dit vonkje schept zichzelf een ziel als omhulling en uitdrukkingsvorm en op analoge wijze vormt de ziel als haar omhulling en uitdrukkingsvorm het lichaam’ (p. 12-13).

Dit betekent dat wij in diepste wezen goddelijk zijn, maar ons daarvan niet bewust worden zolang we ons met het lichaam en de ziel blijven vereenzelvigen. ‘Pas wanneer het zieleleven, hetzij in één, hetzij in meer aardelevens, alle mogelijke menselijke gevoelens, denkrichtingen en strevingen heeft doorlopen, is de mens klaar voor de bewustwording van de geest. Alles moet men eerst hebben doorleefd’ (p. 23). Pas dan kan wedergeboorte plaatsvinden, ‘maar nu in een geestelijk lichaam, het zgn. opstandingslichaam – waarbij u dus volkomen onpersoonlijk wordt; de geest is immers bij ieder gelijk. Daardoor bent u dan ook één met alle andere schepselen – er is geen ik en geen ander meer – één in de geest. Dan ervaart u: alles is in alles’ (p. 33).

Dit laatste – een ervaring waarvan veel mystici getuigen – doet denken aan wat Mellie vaak ‘het denken in analogieën’ noemt en wat vandaag de dag wellicht het ‘holografisch paradigma’ zou kunnen heten. Een voorbeeld daarvan zijn drie ontwikkelingsfasen van de mensheid, ‘die gelijktijdig op de wereld voorkomen, ook binnen één volksgeheel, en die overeenkomen met de kleutertijd, de schoolkinderfase en de puberteit.’ (p. 45). Maar daarmee is de reis nog niet ten einde, want er is ook nog een vierde laag: ‘de ware mystici, op de drempel der volwassenheid of daar overheen (…) Zo stond Jezus tegenover de schriftgeleerden en hun aanhang’ (p. 114) ‘Het spreekt vanzelf dar de Blijde Boodschap het zielevoedsel is voor hen, die eraan toe zijn, die dus de derde fase bijna volbracht hebben. Het is niet passend, dus onverteerbaar voedsel voor hen, die in de eerste of tweede of in het begin van de derde fase verkeren’ (p. 115).

Dat werd maar al te duidelijk op het eerste concilie dat in 325 in Nicea werd gehouden. ‘Was Jezus een mens, die de verlichting bereikt had, dan stond hij op één lijn met andere grote verlichten, die in andere godsdiensten werden vereerd. Was hij goddelijk, in die eraan geschonken zin dat hij (…) niet door andere mensen te evenaren was, dat zou dat een geloofsgrondslag vormen, waarop men kon eisen dat de christelijke kerk (…) alle andere godsdiensten in de hele wereld zou moeten overvleugelen en zelfs uitroeien’ (p. 120). Op dat concilie is ter wille van de macht voor het laatste gekozen, en dat hebben we geweten ook.

Psychologie en christendom zou niet compleet zijn zonder nader in te gaan op onderwerpen als wens en gebed, hemel, hel en vagevuur, de drie-eenheid, het geweten, zonde, de vrije wil, seksualiteit en celibaat. Daar gaat Mellie dan ook uitgebreid op in, en dat maakt het tot een rijk boek dat inzicht geeft in waar het bij verlossing, verlichting, bevrijding, of hoe je het ook noemen wilt eigenlijk om gaat: her-verbinding, re-ligio met de inwonende geest.

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites