De echte revolutie
16 februari 2025
Jonge kinderen die op sleetjes een heuvel af roetsjen. Zo te horen hebben ze plezier. Net als ik tijdens de vijf seconden van het filmpje dat Arthur mij vroeg in de morgen had gestuurd. Hij is jeugdwerker voor uit huis geplaatste kinderen en doet niets liever dan hen een fijne tijd te bezorgen. Er is geen groter geluk dan anderen gelukkig te maken. Maar daarvoor moet je wel zelf gelukkig zijn, anders lukt dat niet. En Arthur is een gelukkige jongen. Niet altijd natuurlijk, want ik heb zelden zoveel gevloek gehoord als de vorige winter toen het veel kouder was en hij om het kwartier hout in zijn kachel moest stoppen. En het vaak onweerde zodat hij het internet niet op durfde. Damn! Zijn halve vakantie naar de knoppen! Hij woont ergens in the middle of nowhere, een dikke 1500 kilometer van mij vandaan. Hij kan genieten van alleen zijn, van het stille geritsel van bladeren in de loofbomen. Ik wist niet eens dat die in Finland groeiden.
Hij houdt van oudere vrienden, want zijn leeftijdsgenoten vindt hij vaak te oppervlakkig. Dan heeft hij aan mij een goeie want we verschillen een halve eeuw. Boomer en zoomer noem ik ons wel eens. Soms vind ik onze vriendschap te mooi om waar te zijn. Dan heb ik kennelijk weer last van mijn mind, iets waarin ik niet alleen sta. De mind, het zogenaamde gezonde verstand, is in de eerste plaats negatief. Zo denk je bij elk kwaaltje of pijntje maar al te snel dat je een erge ziekte hebt. Zo denk je graag aan het verleden alsof alles toen nog goed was, en aan de toekomst waarin mooie dingen gaan gebeuren. Geluk mag volgens de mind overal zijn, behalve in het hier en nu. Dat is trouwens ook heel asociaal te midden van alle ellende in deze wereld. Maar de mind weet niet beter en kan niet anders omdat hij op gevaar is gericht, op handhaving van het lichaam. De mind is kritisch, sceptisch, wantrouwend, en is met zijn geluksverbod nooit in het hier en nu.
‘Dit is zó mooi,’ zei Arthur onlangs toen we naakt bij het kampvuur in Snuff & Snack zaten. Het was nacht en ik had de fakkels ontstoken zodat we onder de sterren een prachtig uitzicht hadden op de galgen en hakblokken in het zand, met de bijna onzichtbaar wuivende palmbomen op de achtergrond. ‘Ja, het is makkelijk sterven hier,’ zei ik met mijn arm om hem heen. Op zo’n moment kunnen we lang zwijgen, hoeven we er alleen maar te zijn. Kunnen we zelfs van het sterven genieten. ‘Het leven is geen probleem dat opgelost moet worden, maar een mysterie dat geleefd moet worden,’ is een van de beroemdste uitspraken van Osho. Voor je het weet fluistert je mind dat zo’n mysterie te mooi is om waar te zijn, en het is een hele kunst om niet meteen alles te geloven wat je denkt. Geluk is volgens dat ‘gezonde verstand’ een sprookje dat je niet serieus moet nemen. Als we afscheid nemen moet ik van Arthur gaan slapen met een glimlach op mijn gezicht. Zo wil ik trouwens ook sterven.
Ongelukkige mensen kunnen geen geluk brengen. Daarom geloof ik niet in veel politiek. ‘Be happy,’ zegt Arthur vaak. En gelijk heeft hij, en het is mooi dat hij als jongere daarop blijft hameren, dat deze zoomer mij blijft herinneren aan iets wat ik als boomer niet mag vergeten. Gelukkig zijn is het meest revolutionaire dat je kan overkomen.