Van Kilsdonk heengegaan

Date 2 juli 2008

Hij was één van de zeldzame prominente katholieken voor wie ik altijd veel bewondering heb gehad. Misschien ook van de eerste mensen bij wie ik iets voelde dat ik later ‘spiritualiteit’ zou gaan noemen. Want de middagen bij hem op zijn kamer aan de Pieter de Hoochstraat in Amsterdam waren zo stil en zo vredig dat ze eindeloos lang leken te duren.. Er hoefde ook niks, en hij was één en al oor. Wat bleek uit de lange brieven die je van hem kreeg nadat hij bij je op bezoek was geweest en waarin hij het hele gesprek nog eens verwoordde. Wij waren zijn troetelkinderen. Wij, de homo-studenten in het Amsterdam aan het eind van de jaren zestig. Hij zag onze angsten en twijfels, onze protesten en ruzies, ons verdriet en onze liefdes. Ons lijden mocht er zijn. En, zoals het ook hoorde in die tijd, alles werd geaccepteerd. Kortom: je mocht er bij hem zijn.

Van het katholicisme heb ik nooit wat begrepen. Ja, hij trachtte me wel te interesseren voor de studentenecclesia, voor diensten in de houten Amstelkerk, maar een bijna fysiek ingewortelde afkeer van de wereld van Huub Oosterhuis heeft me ervan weerhouden. Wat voor Prater Van Pilsdronk, zoals hij ook wel genoemd werd wegens zijn vele bezoeken aan studentensociëteiten, geen enkel probleem was. Want het was bijna alsof hij God het meest zag in de ogen van goddeloze en verdwaalde, radeloze en lijdende jongeren. Voor wie hij er gewoon was, zonder ook maar het minste van hen te willen. Zo was hij een luisterend, begrijpend en meelevend oor voor duizenden, en vaak wist hij me te herinneren aan vrienden en gebeurtenissen van vroeger die ik allang vergeten was.

Met het licht van jouw ogen … zegen mij. Dat is de titel van een boekje uit 1982 met negen toespraken dat ik uit de kast heb gehaald. In wonderbaarlijke en erudiete taal is het een getuigenis van zijn ontmoetingen met God. ´Er is geen andere plek van openbaarwording van God dan de mens. God – is – nergens – anders. God ­– is – echt – nergens – anders. Er is niets groters dan die blik, God kan niet groter zijn dan die blik. Telkens wanneer ik God elders lokaliseer dan in de ogen van een mens die beroep op me doet, ben ik op een weg, die door de profeten en Jezus van Nazareth grimmig is afgesneden,´ staat op pagina 85 te lezen. En iets verderop: ´Kerkelijke mensen, vooral goed opgeleide, reformatorische mensen, willen soms een dergelijke taal al te vlot afdoen met het verwijt van humanisme. Tillen zij niet iets te licht aan dat geweldige wonder van de mens? Misschien hebben zij nog niet de intense ervaring van het mens-zijn tot op de bodem gevoeld, laat staan in zijn onmetelijkheid gemeten.´

Meer jaren zestig kan het bijna niet. Van Kilsdonk spreekt over de majesteit van het leed, alsof juist daar de ontmoeting plaatsvindt. Alleen door lijden en loutering wil en kun je de weg teruggaan naar het Vaderhuis. Een universele spirituele waarheid die door veel religies wordt verkondigd, ieder in haar eigen woorden en context. Dat het lijden er mag zijn heeft velen, vooral eenzame en vertwijfelde jongeren, geholpen. Ook hen die een eind aan hun leven hadden gemaakt zegende en bewierookte hij zonder het geringste spoor van een veroordeling of verwijt. Hij was jezuïet, maar was hij echt katholiek? Hij kende zijn klassieken, vertelde toen al dat de bijbelboeken Lucas en Handelingen van dezelfde auteur waren, doorgrondde wat er in 325 op het Concilie van Nicea was gebeurd, en wist alles van het joodse geloof. Een man die in zijn bescheidenheid zoveel respect afdwong dat het onmogelijk was hem te tutoyeren, zelfs in de jaren zestig.

Tussen de toespraken in zijn boekje bevindt zich ook het verhaal van Jimmy, die in 1972 op een zaterdagnacht omkomt bij een verkeersongeluk. Diezelfde avond kwam hij nog bij me op bezoek. Luisterde bij het licht van twee paarse kaarsen opvallend rustig naar Pink Floyd. Diezelfde nacht had ik nog even met Jimmy gedanst in Zoos, de homo-sociëteit in Akhnaton aan de Nieuwezijds Kolk waar hij me eerder had geïntroduceerd. Ik herinner me de verslagenheid die ik zwijgend met zijn vrienden deelde, ergens op de kamer in dezelfde woontoren als waar Jimmy leefde. Jimmy, ´dan weer schuimt hij in de meest nichterige kleding, in kanten overhemden en strakke zijden broeken met een blanketsel op zijn oogleden, allerlei sinistere bars af in de binnenstad,´ staat op bladzijde 25 te lezen. ´Op de flatgang weet heel de Eenheid dat hij nu eens met meisjes dan weer met jongens slaapt. Hij irriteert iedereen, maar iedereen heeft een zwak voor hem…´ En daar was ik ook bij. Op de ontroerende begrafenis, waar zo´n 200 jongeren waren, sprak Van Kilsdonk een gebed uit, ´(…) tien minuten lang: zonder de naam van God, tenzij op het einde: de handpalm, de handpalm van de Eeuwige, waarin ook de naam van Jimmy geschreven blijft.´

En waarin nu ook de naam van pater Van Kilsdonk, Jan van Kilsdonk geschreven staat. Hoewel elk woord dat de heilige stilte zou verbreken eigenlijk al teveel is, dank ik hem voor wat hij mij in mijn wilde studentenjaren heeft laten proeven. Dank u, pater Van Kilsdonk!

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>