Boommeditatie

Date 18 april 2011

In januari 1947 begon Mellie Uyldert met De Kaarsvlam. In dezelfde maand werd ik geboren. Dat schept een band, en sinds 2004 verzorg ik dit blad voor de Mellie Uyldert Stichting. Twee jaar geleden overleed mijn Wijze Tante, zodat ik nu alleen voor dit werk verantwoordelijk ben. Ik ben heel blij daarin vaste schrijvers over kruiden en astrologie gevonden te hebben in Nisarg den Brinker en Heidrun Herberth-Labots. Elke Kaarsvlam brengt ook voor mij weer nieuwe verrassingen met zich mee. Daarvoor maak ik graag gebruik van stapels nog ongepubliceerde manuscripten, maar ook van artikelen die decennia geleden al in dit blad hebben gestaan. Waaronder onderstaande boommeditatie, die eerder in het novembernummer van 1968 verscheen.

Men staat rechtop en vrij, de voeten iets uit elkaar, stevig op de grond geplant, de armen schuin omhoog met uitgespreide vingers als takken met bladeren; de ogen gesloten ter concentratie. Terwijl de leidster de woorden uitspreekt (wie alleen is, kan ze in zichzelf spreken of denken of desnoods van een band beluisteren) leeft men zich in het boomwezen in, men wordt een boom:

Ik ben een boom. Mijn wortels grijpen diep in de aarde en zuigen haar voedende krachten op, ik voel ze opstijgen in mij. Hoe zeker en veilig sta ik in Moeder Aarde verankerd!

Een vroege morgenwind doet mijn takken bewegen en de nesten van de vogels wiegen. Kleine geluidjes ontwaken. Een haan kraait in de verte. Mijn liefste vogel vliegt op uit zijn nest tot in mijn top – een verrukte kreet begroet de streep morgenrood die verschijnt aan de kim. Nu vallen de anderen juichend in! Ik draag hun koor op mijn takken en drink de gloed in die opengaat in het oosten. Daar verschijnt zij: de Zon! Haar vurig gezicht komt boven, in het roze-oranje, en mijn sap snelt haar tegemoet, mijn bladeren richten zich op, tintelen doet zij mij! De zon groet mij en mijn broeders bij onze naam, en wij groeten terug, de vogels juichen – als orgelmuziek vervult de zonnekracht heel de lucht. Mijn bladen gaan nu ademen en werken, maken van zonlicht en koolzuur hun groene bladmoes en voedsel voor heel mijn lichaam!

Gelukkig sta ik in het krachtveld tussen aardsteun en zonnezegen, bereidend mijn heil daarvan. De nevel-elfen zijn langs mijn stam omhoog gevlucht. Het wordt warm beneden, de kevertjes kriebelen over mijn stam; de bijen zoemen aan, mijn bloesem opent zich en begint een gesprek met hen. Ik zend mijn geur uit voor heel deze goede aarde, omvlijd door de zonnewarmte. Ik word er slaperig van.

Nu is het middag geweest. Mijn takken en bladeren verslappen (armen dalen). Ik ben verzadigd. Nu vloeien mijn voedzame sappen omlaag langs de bladnerven, de steel, de twijg, door mijn sterke takken mijn stam in, en elke cel drinkt ervan. De zon gaat dalen en laat mij haar vuur in mijn binnenste. Mijn vogels fladderen aan, naar hun nest. Een koele wind fluistert zijn avondgroet door mijn takken.

De zon neemt afscheid in haar groot avond-goud – nu is zij verdwenen. Ik sluit mij, voel de vochtige nevel om mijn voet. Het daglicht kruipt weg. Het ritselt in het gras, de egel en de muisjes komen buiten. Daar verrijst, in statige rust, de lieve Maan. Konijntjes springen tevoorschijn in haar melkwitte licht dat vloeit over de hei. Zij buitelen en dansen en wij bomen staan maar, de elfen spelen verstoppertje om onze stammen, er is veel tinkelend en ritselend gerucht. Maar ik moet mijn nachtwerk doen: mijn cambium voeden dat nieuwe cellen bouwt, voorraden opbergen, reparaties uitvoeren, afgedankt weefsel naar buiten werken voor kleine beestjes. Ik kijk naar binnen in mijn levensbedrijf en daal met mijn sap in mijn wortels af, die oude verhalen vertellen uit aarde’s diepten. Alle gebeuren wordt door haar als geschiedenis opgezogen en ik droom met haar mee, door het maanlicht bedwelmd.

Sterren fonkelen aan. En ik voel hoe mijn takken zich uitbreiden om die gouden vruchten te dragen – terwijl mijn wortelharen voelen en voelen – al wat in de hele aardbol gefluisterd wordt. Ik ben het Al en het Al stroomt door mij heen. Ik ben de wereldboom Yggdrasil.

Morgen zal ik weer krimpen tot één boom in het bos, die zijn werk doet in nemen, omzetten en geven. Een boom die, groeiend uit Zon en Aarde, planten en elfen, dieren en mensen, beschermt, voedt en verheugt.

Diep in mijn binnenste kernhout zal ik blijvend weten, al word ik duizend jaar oud, dat ik het Al in mij draag, opgevouwen overdag, ontplooid in de nacht. Ik ben Yggdrasil. Ik, boom, ben het Al.

Vorige week kreeg ik een e-mail van mijn verhuurder Vesteda. Al eerder schreef ik over het ontgroenbeleid van deze woongalerie. Buren die er nog maar kort wonen hebben geklaagd over de grote boom in mijn achtertuin. ‘De kastanjeboom neemt teveel zonlicht voor deze huurders uit hun tuin weg. Daarnaast staat de kastanjeboom te dicht op de erfgrens. Daarom verzoek ik u dan ook om de kastanjeboom uit uw achtertuin te verwijderen. Met vriendelijke groet.’

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites

1 reactie op “Boommeditatie”

  1. Marcel zei:

    Het is maar een verzoek …toch?

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>