James Kingsland – Siddharta’s brein

Boekbepreking: James Kingsland: Siddharta’s brein. Uitgeverij Ambo|Anthos, paperback/e-book, 358 pagina’s, € 24,99/€ 9,99

‘Waarom mediteren goed is voor je hersenen’ is de bijtitel van dit boek van wetenschapsjournalist Kingsland. Het is één grote lofzang op mindfulness. Niet geheel onterecht wegens de talrijke onderzoeken die de effectiviteit ervan aantonen. En de 395 voetnoten aan het eind getuigen van degelijke documentatie. Aan de hand van citaten uit onder andere de Dhammapada neemt de auteur ons mee in Boeddha’s leven. En aan de hand van resultaten van hersenonderzoek bij mediterenden schetst hij een beeld van hoe Siddharta’s brein zich waarschijnlijk ontwikkeld heeft.

In het eerste hoofdstuk Een paradijs voor dwazen schetst Kingsland de noodzaak van meditatie, want ‘onderzoek heeft uitgewezen dat geestelijke gezondheid de belangrijkste determinant van individueel geluk is (…)’ (p. 27) Uitgangspunt is dat afdwalende gedachten dit geluk in de weg staan, en de remedie daartegen is mindfulness waarmee ‘je een bewuste poging doet om niet-oordelend in het hier en nu te staan, gedachten, gevoelens en gewaarwordingen toe te laten als ze opkomen en ze te accepteren zoals ze zijn.’ (p. 37) In het tweede hoofdstuk Kinderspel voert de auteur veel onderzoek naar meditatie ten tonele, vooral dat van cardioloog Benson, die denkt ‘dat de ontspanningsreactie de basis is van alle meditatievormen, de rode draad in veel spirituele ervaringen die in de religieuze literatuur zijn beschreven.’ (p. 62) In hoofdstuk drie De wolk van niet-weten wordt het verschil tussen meditatie en gebed gerelativeerd. ‘Zeker is dat herhaling een ruimte in de geest vrijmaakt door afdwalende gedachten op afstand te houden. (p. 77)

Het vierde hoofdstuk De tweede pijl gaat vooral over pijn. Want staat lijden niet centraal in zowel het Christendom als het Boeddhisme? Over de ‘uitvinder’ van mindfulness: ‘Het geheim dat Kabat-Zinn als jonge man tijdens die martelende zenmeditatiesessies had geleerd is dat wanneer je je volle aandacht op de pijn richt (…) je veel minder pijn lijdt.’ (p. 90). Hier  duikt voor het eerst het brein op in het boek, want dit is te danken aan bepaalde activiteiten ervan. Het vijfde hoofdstuk De man die verdween gaat over het al dan niet bestaan van het Zelf, de ziel of Atman: Boeddha vond dit niet, en ook Kingsland gelooft niet dat dit bestaat: ‘Als je ook maar enigszins op mij lijkt, is dat gevoel van “zelfheid” geen moment hetzelfde.’ (p. 115). Hij ziet hoe het gevoel van ‘zelf’ samenhangt met hersenactiviteit. In het zesde hoofdstuk Gouden pantoffels is aandacht voor hoe mindfulness helpt bij depressies en hoe Zindel Segal de ‘mindfulness-based cognitive therapy’ ontwikkelde om ‘leren voeling te houden met het hier en nu, en niet dwangmatig te gaan piekeren over het verleden of de toekomst.’ (p. 142).

Hoofdstuk zeven Vuuraanbidders gaat over verslaving. ‘Mindfulness wil de angel uit de hunkering halen zodat de verslaafde het steeds makkelijker gaat vinden die te weerstaan.’ (p. 171) Mindfulness kan niet alleen rokers helpen, maar ook verslaafden, wat te zien is in het functioneren van de hersenen. Hoofdstuk acht Een dronken olifant vertelt over de vier strategieën voor de regulering van emoties: vermijding, afleiding, verdringing en herwaardering, en de laatste ‘speelt een belangrijke rol in mindfulness, niet alleen waar het gaat om innerlijke afleiding, maar ook om mensen te helpen opdringerige externe stimuli als vriendelijker te interpreteren dan ze gewoonlijk doen.’ (p. 187) Mededogen als kern van mindfulness. In het negende hoofdstuk De Zondeval rijst de vraag op waarom psychische aandoeningen als schizofrenie, bipolaire stoornissen, angst en depressie zoveel voorkomen. Door onze evolutie ‘zijn we ook kwetsbaar voor het gevaar losgekoppeld te worden van de realiteit van het hier en nu, en ons over te geven aan zelfreferentiële gedachten, piekeren, tobben en paranoia.’ (p. 230)

In hoofdstuk 10 Opzienbarend en wonderbaarlijk blijkt meditatie vooral effect te hebben op een gebied voorin de hersenen. Ook worden religieuze ervaringen in het brein gelokaliseerd, gebieden die ‘verantwoordelijk kunnen zijn voor de onverstoorbare kalmte en acceptatie waar het in meditatie om gaat, en die soms wordt omschreven als “verlichting” of “nirwana”.’ (p. 247) In hoofdstuk elf Spiegels van de geest ligt het accent op het vasthouden van aandacht wat zo’n belangrijke rol speelt bij mindfulness, dat ‘zou kunnen helpen de cognitieve  aftakeling op latere leeftijd te vertragen (…)’ (p. 278) Tenslotte zet Kingsland in hoofdstuk twaalf Het rijk der onsterfelijkheid vanuit zijn materialistische visie vraagtekens bij bijna-doodervaringen. ‘Als de beschrijvingen van deze sublieme zijnstoestanden zo vaag zijn, vraag je je al snel af of ze eigenlijk wel bestaan.’ (p. 303)

Aan het eind van elk hoofdstuk wordt een oefening gegeven. Jammer is dat de ‘realiteit’ en het ‘hier en nu’ zich bij de auteur kennelijk tot het materiële beperken en dat ‘afdwalende gedachten’ in zo’n negatief daglicht worden  geplaatst, want zijn dit niet juist de bronnen van inspiratie en creativiteit?

De Kaarsvlam, november/december 2016

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites