Rupert Spira – Bewustzijn als enige werkelijkheid

Rupert Spira: Bewustzijn als enige werkelijkheid. Samsara Uitgeverij, gebonden, 320 pagina’s, € 24,90

Hoezeer onze ervaringen ook verschillen, ze kunnen niet zonder bewustzijn ofwel de kenner van deze ervaringen die zich allemaal in de geest afspelen zoals denken, verbeelden, herinneren, voelen, zien, horen, aanraken, proeven en ruiken. De geest, die zichzelf ‘ik’ noemt, wordt door het bewustzijn gekend. Maar hoezeer we eraan kunnen twijfelen of alles wat zich in de geest voordoet een objectieve werkelijkheid toont, aan de werkelijkheid van ons eigen bewustzijn is geen twijfel mogelijk. Want alles speelt zich af binnen bewustzijn, het scherm waarop zich de ervaringen afspelen. Dat is zelf vormloos en onbeperkt, niet te lokaliseren, onverstoorbaar en vredig. En door iedereen onder alle omstandigheden te ervaren. Aldus Rupert Spira in het eerste hoofdstuk De aard van de geest, waarmee de eerste bouwstenen van onderzoek naar de aard van de geest en bewustzijn zijn gelegd.

In Hoofdstuk 2 Alleen bewustzijn is zich bewust is dus ‘het lichaam een verschijnsel binnen bewustzijn; is bewustzijn geen verschijnsel binnen het lichaam.’ (p. 56). Bewustzijn – dat hij ook gewaarzijn noemt – vibreert, moduleert, en neemt zo de vorm aan van de geest. En blijft ook bestaan als de geest stopt zoals in een diepe slaap. Het kent zichzelf. In hoofdstuk 3 Panpsychisme en het ‘alleen-maar-bewustzijn’-model, rekent de auteur af met het idee dat bewustzijn de basis van materie is, en concludeert radicaal: ‘Het universum bestaat niet!’ (p. 75). Dat wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 4 De naar binnen gerichte weg: het onderscheid tussen bewustzijn en objecten. Velen zien het scherm van bewustzijn over het hoofd en zoeken geluk in objectieve ervaringen. De ontdekking van het bewustzijn is echter nog geen verlichting! Daarvoor is de Directe Weg nodig, vertelt het hoofdstuk De rechtstreekse weg naar verlichting, waar meditatie zich dient te richten op het bewustzijn zélf en niet op de objecten erin. Of, zoals in hoofdstuk 6 Zelfonderzoek en zelfherinnering wordt gesteld, ‘De aandacht moet zich richten op de aandacht zelf.’ (p. 114) En dit is, zoals in het volgende hoofdstuk De ervaring van je bewust zijn wordt aangereikt, overal dezelfde ervaring die niet in de hersenen is gelokaliseerd en die door de geest zelf niet kan worden ervaren, hooguit als een geur, die aan het ‘één smaak’ van Ken Wilber doet denken.

Hoofdstuk 8 De kern van meditatie laat de geest steeds ‘wijder’ worden, richting ‘Gods oneindige wezen’. (p. 153). De titel van het hoofdstuk De naar buiten gerichte weg: het wegvallen van het onderscheid tussen bewustzijn en objecten spreekt voor zich, want ‘een illusie bezit altijd een vorm van werkelijkheid.’ (p. 164) Ook in het hoofdstuk Het bestaan valt samen met bewustzijn krijgen de objecten ervan langs: ‘Objecten hebben geen bestaan. Het bestaan (…) behoort uitsluitend bewustzijn toe, het enige ‘iets’ dat werkelijk bestaat.’ (p. 174). In hoofdstuk 11 De witte gloed der eeuwigheid wordt het materialisme nogmaals aangepakt: ‘Het geloof in een buitenwereld die bestaat uit materie is het onvermijdelijke gevolg van het geloof in een innerlijk zelf dat bestaat uit geest.’ (p. 189). ‘De wereld kan alleen maar gekend worden in dualiteit’ lezen we in hoofdstuk 12 Het vernauwen van bewustzijn. Bewustzijn moet zichzelf in tweeën delen, zich offeren om de schepping te creëren. Tegelijk bestaan er geen toestanden van waken, dromen en slapen, want ook dat zijn ‘modulaties van bewustzijn dat zelf nooit verandert’ staat in hoofdstuk 13 Er bestaan geen bewustzijnstoestanden. (p. 210)

Hoofdstuk 14 Wordsworth en het verlangen naar god toont dat de gelukservaring ‘het ontspannen van de zelfkramp’ is (p. 236) waarin de geest terugkeert naar zuiver bewustzijn. ‘Het vereist de dood van juist dat zelf dat op zoek gaat naar vrijheid en geluk.’ (p. 242) ‘Als gevolg daarvan,’ zo lezen we in hoofdstuk 15 Het gedeelde medium van de geest, wordt dat wat zich voorheen buiten de geest leek te bevinden nu erbinnen ervaren.’ (p. 250) Het volgende hoofdstuk De herinnering aan onze eeuwigheid laat zien waarom we het zo heerlijk vinden om te slapen, waarbij ons diepste wezen van zuiver bewustzijn ‘bevrijd wordt van zijn geestelijke activiteit (…) de ervaring die bekendstaat als vrede of geluk.’ (p. 271) In hoofdstuk 17 De droom van bewustzijn is het afzonderlijke zelf altijd ongelukkig en bang. ‘Het geloof in afgescheidenheid is dus de uiteindelijke oorzaak van de onvrede die we binnen onszelf ervaren en van de conflicten die we ervaren tussen individuen, gemeenschappen en landen.’ (p. 300)

Het laatste hoofdstuk De zoektocht naar geluk zegt dat alle mensen de ‘herinnering aan hun eigen eeuwigheid binnen zichzelf’ hebben (p. 318). Om die te herkennen hoeven alleen maar ‘lagen van verduistering’ weg te vallen, het herkennen van iets wat vergeten was, wat zomaar kan gebeuren op een kermis of een terrasje, want ‘de eindige geest probeert zichzelf altijd op te lossen, te bevrijden van zijn beperkingen en terug te keren naar zijn oorspronkelijke, ongeconditioneerde aard, en daarmee te proeven van de vrede, het geluk en de vrijheid die daar verblijven en gewoon liggen te wachten om herkend te worden.’ ( p. 335)

De Kaarsvlam, september-oktober 2018

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites