Ik ben bewustzijn
(Mantra, september 2015)
Wie ben ik? Ik weet niet wie zich voor het eerst die vraag heeft gesteld, maar in veel spirituele en therapeutische stromingen neemt het zoeken naar een antwoord daarop een centrale plaats in op het pad naar zelfkennis, realisatie, bevrijding, verlichting of hoe je het doel ervan ook wilt noemen.
Enlightenment intensive heette de groep waaraan veel nieuwkomers op de ashram van Bhagwan, die zich later Osho is gaan noemen, in Poona eind vorige eeuw moesten deelnemen. Ook ik zat daarbij. ‘Tell me who you are,’ vroegen we elkaar op het warme dak van het Krishna House, en eigenlijk vond ik dat nogal vervelend. Niet alleen omdat we er dagenlang op rantsoen mee werden beziggehouden, maar ook omdat ik de vraag niet echt begreep. We vertelden elkaar over onze levensgeschiedenis en de persoonlijkheid die we dachten dat we waren, onze hobby’s en liefdes, maar waren we dat echt zelf, was dat ons wezen? Ja, ik was een man, psychologiestudent, homo, 32 jaar oud, schreef graag liedjes en had genoten van de wilde jaren zestig, en verlangde ter plekke naar de Boeddha Hall waar ik in de verte Bhagwan een lezing hoorde geven. Dat ik mijn lichaam was geloofde ik allang niet meer en het enige waarmee ik me kon identificeren was mijn bewustzijn. En dat is altijd zo gebleven.
Maar wat is bewustzijn eigenlijk voor spul? Wikipedia beschrijft dit als ‘subjectieve reflectie op indrukken uit de buitenwereld (weten van wat je ziet, hoort of voelt en daarover kunnen vertellen) of op eigen psychische processen (weten van wat er in je omgaat en daarover kunnen vertellen). Anders gezegd: bewustzijn is een toestand van de geest die gekenmerkt is door een besef of beleving van het eigen ik en de omgeving.’ Van Dale noemt bewustzijn ‘het beseffen en kennen van het bestaan van iets of van zichzelf’. Opmerkelijk is dat het in beide gevallen vooral gaat over de inhouden van het bewustzijn, alsof bewustzijn identiek is met waarneming die zowel op de buitenwereld als op de binnenwereld betrekking kan hebben. Alsof bewustzijn datgene is dat je waarneemt, terwijl het niets zegt over wie of wat er waarneemt, zodat in het midden blijft wat waarneming of bewustzijn zelf nu eigenlijk is. Dat is net zoiets als zeggen dat het filmdoek hetzelfde is als de film die erop wordt geprojecteerd. Of dat het filmdoek niet eens bestaat, terwijl het toch onmisbaar is.
Identificatie
Dat bewustzijn maar al te vaak verward wordt met de inhoud ervan zegt iets over onze vereenzelviging met van alles wat zich buiten en binnen ons afspeelt. Als ik boos of blij word van iets wat iemand over mij zegt, lijkt het net alsof ikzelf daardoor verander. Als ik enthousiast met iets bezig ben, kan ik daar helemaal in opgaan. Als ik smoorverliefd of blind van woede ben, vergeet ik de rest van de wereld om me heen. Volgens oeroude oosterse spiritualiteit betekent dit dat ik droom, niet wakker ben, me laat vangen in maya, illusie. Zoals ik ook ‘weg’ kan zijn van een film of boek en er iets onverwachts moet gebeuren om me wakker te schudden in het hier en nu. Zo zit ik nu in de tuin op mijn iPad te schrijven, waarbij als in een trance het gekwetter van de vogels en de zachte zomerzon me ontgaan, terwijl de postbode me zojuist even in de echte wereld terugriep om een pakje in ontvangst te nemen, en krassende kraaien nu hun uiterste best doen om me in het hier en nu te doen belanden, wat ik ook als vervelend zou kunnen beschouwen omdat ze me met hun geruzie afleiden van het schrijven van dit artikel.
Het brandpunt van bewustzijn, de aandacht, kan zich kennelijk verplaatsen, en kenmerkend voor zo’n identificatie is dat ik me zo’n moment – en ik begrijp dat zo’n moment zich bij velen tot een heel leven kan uitstrekken – niet bewust ben van mezelf, mijn eigen ik, verloren als ik ben in de wereld van verschijnselen die zowel mijn eigen gedachten, innerlijke beelden en fantasieën kunnen behelzen als van alles en nog wat dat zich buiten me afspeelt. In al die gevallen ben ik er niet meer, net zoals ik maar al te vaak vergeet dat ik naar een beeldscherm zit te kijken, gefascineerd als ik ben door wat zich daarop afspeelt. Het maken van dat onderscheid, tussen het wakker zijn de realiteit van het hier en nu en het zich verliezen in van alles wat niet in concreto aanwezig is, is dan ook het eerste teken van spirituele groei. Uiteindelijk is de vraag ‘Wie ben ik?’ een koan omdat elk antwoord erop per definitie fout is. Want ik ben het bewustzijn waarbinnen zich dit alles afspeelt. Magritte schilderde een pijp en schreef eronder ‘Ceci n’est pas une pipe’, hoezeer we ook menen dat er een echte pijp op het canvas geplakt is.
Het filmdoek is wit, het beeldscherm is zwart, en zo kan bewustzijn niets anders zijn dan de neutrale leegte, de container waarbinnen zich van alles afspeelt. Bewustzijn heeft daarom geen eigenschappen, want elk kenmerk ervan zou weer tot de inhoud ervan behoren en daarom het bewustzijn zelf niet zijn. Dus als ik zeg dat bewustzijn mijn ware aard is, betekent dit dat ik uiteindelijk geen eigenschappen heb en mijn wezen niets anders is dan leegte, donkerte, stilte, ruimte, ja zelfs tijdloosheid omdat zelfs de tijd iets is wat zich in mijn bewustzijn afspeelt en zodoende niet het bewustzijn zelf is. Ja, zelfs het bewustzijn van mijn bewustzijn is niet het bewustzijn zelf, omdat ook dat weer een inhoud ervan is, zodat ik eigenlijk mijn eigen bewustzijn niet kan ervaren, hooguit weet dat het er is. Dit kan negatief klinken, maar ook dat is een oordeel, een gedachte. Ja, zelfs de behoefte aan spiritualiteit en verlichting zijn obstakels omdat je je dan opnieuw identificeert met hogere doelen, maar in de praktijk is dit – paradoxaal genoeg – kennelijk toch nodig om tot inzicht te komen. Osho liet niet voor niets met de dynamic meditation zijn sannyasins zó hard mediteren dat ze er letterlijk bij neervielen!
Dualiteit
Opmerkelijk is dat de laatste decennia het non-dualisme steeds meer opgeld doet. Denk aan mensen als Eckhart Tolle, Adyashanti en Jed McKenna, aan een film als Alles over niets, terwijl we ook Bhagwan – Osho dus – als een non-dualist mogen zien. Ook wat onze eigen Spinoza eeuwen geleden al heeft geschreven sluit hier naadloos bij aan. Aan de basis van deze stroming, ook bekend als advaita dat ‘niet-twee’ betekent, ligt het weten dat polariteiten in feite niet bestaan, gedachtenspinsels zijn. Alles is één, en kan daarom niet verdeeld worden in waarheid en leugen, goed en slecht, mooi en lelijk. Alles is waarheid, goedheid en schoonheid – satyam, shivam, sunderam – en dat er ook maar iets daarbuiten zou vallen is een illusie. Alles is gewoon, en meer is er uiteindelijk niet over te zeggen. Geen grassprietje staat op de verkeerde plaats en van leugen, slechtheid en lelijkheid kan je hooguit zeggen dat ze een gebrek zijn aan waarheid, goedheid en schoonheid, een gebrek aan bewustzijn van het goddelijke van alles dat bestaat. Dat er ook maar iets niet goddelijk zou zijn, is niets anders dan een arrogant oordeel dat wij mensen maar al te graag op van alles plakken. Juist omdat wij onszelf zo graag onderscheiden, een ikje hebben dat alles beter weet, dat vermaledijde ego dat we, lang nadat het ons geholpen heeft om te overleven, nog steeds koesteren en verheerlijken tot in de politieke arena toe waar het onder de vlag van het neoliberalisme aanbeden wordt.
Zoals gezegd: ik kan de dualiteit niet overstijgen, hooguit in een ikloos onoplettend moment er een glimp van opvangen, en ik denk dat dit veel mensen overkomen is, zonder dat ze zich er bewust van zijn. Het gevaar van dit soort eenheidservaringen is echter dat je, als je zoiets bewust hebt meegemaakt, er je hele leven naar blijft terugverlangen en zoeken. Met als gevolg dat je juist daardoor nog verder van huis verzeilt. Ooit had ik een soortgelijke ervaring van een ultieme ontspanning waar ik rustig weer uit stapte omdat het zo ontzettend gemakkelijk was dat het een kleine moeite zou zijn om er weer in terug te keren. Nee dus. Want zelfs een kleine moeite is al genoeg om een eenheidservaring in de weg te staan. Leven in dualiteit is iets dat voortdurend energie vraagt om een soort oppervlaktespanning te scheppen tussen jezelf en de wereld om je heen, of tussen jezelf en je innerlijke wereld, en uit een soort zelfhandhavingsdrift hou je die spanning in stand. In andere woorden: zolang ik er ben is God er niet, en als God er is ben ik er niet meer. Zo wordt het streven naar verlichting een hopeloze strijd die we pas winnen als we beseffen dat we die alleen maar kunnen verliezen.
In het meest pure bewustzijn is alles gewoon zoals het is en vrij van oordelen of dat allemaal waar of onwaar, goed of slecht, mooi of lelijk is. Alsof er alleen een soort is-heid overblijft. Geen hemelse sferen, gejubel of gejuich. Niets bijzonders, alleen een kale werkelijkheid die de oorzaak en het doel in zichzelf heeft, die de grondtoon, de leegte en de stilte achter en onder de wereld van verschijnselen is. Nee, ik ben niet verlicht – en dat zou ook niet kunnen – maar heb wel een paar flitsen opgevangen in en uit de jaren zestig waar in het gedachtengoed van de hippies – ondanks de bij tijd en wijle maffe uitspattingen – meer spiritualiteit te vinden is dan men tegenwoordig beseft. Ja, ook met drugs kan je zo’n glimp opvangen die je je leven lang niet meer loslaat. Dat heette indertijd ‘bewustzijnsverruiming’ of ‘psychedelisch’. Het is ‘die ene seconde’ waar Dostojevski in De idioot over schrijft, die een heel leven waard is. Maar ook in de jaren zestig werd bewustzijn vaak verward met de inhouden van bewustzijn: hoe meer je er dan instopte, hoe mooier het was. Helemaal te gek, weet je wel.
De paradox van de advaitische, niet-twee benadering van de werkelijkheid, is dat er enerzijds onderscheid gemaakt wordt tussen het bewustzijn en haar inhouden waarbij geleerd wordt om je niet met al die verschijnselen te vereenzelvigen, de ‘watcher on the hill’ te blijven, terwijl er anderzijds het besef leeft dat alles één is, zodat ook het verschil tussen subject en object illusionair is en identificatie juist het uiteindelijke doel is op het pad naar verlichting. Er is echter geen andere weg mogelijk: de tweeheid kan alleen opgeheven worden door steeds meer voorkeuren en keuzes van het ik te relativeren, krampachtige eenpuntige gerichtheid – die aan het begin van de spirituele reis zo belangrijk was – weer los te laten, de aandacht free floating te laten zwerven tussen alles wat zich spontaan aan het bewustzijn voordoet. Dan wordt spanning ontspanning, worden object en subject één, en hebben we ons niet verloren in een droom maar in de werkelijkheid. En net als in een droom zijn we er en tegelijk ook niet: er is geen zelf meer om zelfbewust te kunnen zijn en dat hoeft ook niet omdat dit slechts schijn was. Maar om één worden met het Al moeten we op een iets bescheidener schaal beginnen, waarvoor een paar heilige huisjes eraan moeten geloven, of beter: uitgebouwd worden.
Hier en nu
In al dan niet alternatieve therapie – denk bijvoorbeeld aan zijnsoriëntatie – speelt het hier en nu een centrale rol. Aandacht voor dat wat is, en niet vluchten in dromen en fantasieën. Maar wat is dat hier en nu eigenlijk, waartoe het bewustzijn zich dient te beperken? Is het hier alleen de tafel waaraan ik zit te schrijven of horen ook de nog steeds krassende kraaien erbij? En toen mijn vriend me vanmiddag belde, was hij toen in mijn hier en nu en niet twintig kilometer verderop? Of is het hier het hele dorp waarin ik woon? Het is alsof er allemaal cirkels om me heen zijn waarbij ik niet weet welke ervan de scheidslijn is tussen het hier en het niet-hier. Eigenlijk weet ik niet precies wat hier is, zodat ik alleen maar kan zeggen dat het hier de plek is waar mijn bewustzijn zich bevindt. Mijn vriend was hier en via het internet zijn velen voor mij vaak hier, ondanks de vele duizenden kilometers die sommigen van hen van mij verwijderd zijn. Misschien is er juist sprake van vernauwing van bewustzijn als ik alleen aandacht heb voor wat zich concreet in de fysieke wereld vlak bij me afspeelt, of als ik niets wil weten van de dromen en fantasieën die mijn innerlijk verlevendigen.
En net als met dat hier weet ik niet precies wat dat nu eigenlijk is. Deze seconde, deze minuut, dit uur, vandaag? Ja, dat kan zelfs een heel jaar beslaan of misschien wel een heel leven als we daar achteraf aan terugdenken. Dan is ‘toen’ ook een moment, een beeld waarin bijvoorbeeld een heel jaargetijde is samengevat, zoals Brian Adams in The summer of 69 doet. Strikt genomen is het nu een oneindig klein stukje tijd, maar daarin kan nooit een ervaring gevat worden, want gebeurtenissen hebben tijd nodig, dus meer dan dat een oneindig klein deeltje van een seconde. Het nu is, net als het hier, heel rekbaar, wellicht zo rekbaar dat het de oneindige uitgestrektheid van tijd omvat. Je kunt je afvragen of dat nu niet een illusie is, want wat heeft het ene nu voor op andere, wat maken gebeurtenissen in het verleden of in de toekomst minder echt dan het huidige moment? Zijn het verleden en de toekomst niet even concreet als het heden, net zoals iets dat ver van ons af gebeurt even echt is als wat om ons heen plaatsvindt?
Zo beschouwd zijn het hier en het nu niets anders dan onze eigen wijze waarop we tegen de wereld aankijken, en kunnen we ze zo groot of klein maken als we willen. Het hier kan variëren van het atoom dat zich in het zwaartepunt van mijn lichaam bevindt tot het oneindige heelal. Het nu kan variëren van een fractie van een seconde tot de oneindige tijdsspanne van het vroegste verleden tot in de verste toekomst. Zo kun je je tijd en ruimte voorstellen als het bereik van je eigen bewustzijn, de actieradius van dat wat je als je eigen domein ervaart. Bewustzijnsverruiming en -vernauwing is dan ook te beschouwen als het vergroten en verkleinen van je ik, van dat waarmee je je identificeert, van de grens waarmee je onderscheid maakt tussen jezelf in het hier en nu en al het andere in het daar en niet-actuele. Dat we ons ikveld zo kunnen verruimen en vernauwen kan verklaren waarom verschijnselen als telepathie, empathie en telekinese mogelijk zijn waarbij ons denken, voelen en handelen – de psychologische aspecten van satyam, shivam en sunderam – een werkveld omvat dat zich buiten de gebruikelijke menselijke grenzen uitstrekt. Het gaat hierbij niet om identificatie met de inhouden van een zich verruimend of vernauwend bewustzijn, maar om verruiming van wat ik hier het bewustzijnsveld noem, het ik dat per definitie leeg is – het is immers niet de inhoud ervan maar het bewustzijn van die inhoud – en dat je ook het niet-iets of zelfs het niets zou kunnen noemen.
Wie ben ik?
In esoterische leringen wordt de mens vaak beschouwd als een wezen met vele lichamen. Daarin worden die ‘voertuigen’ ijler naarmate ze zich verder uitstrekken rond zijn grofstoffelijke kern. Tegelijk wordt, vreemd genoeg, bij veel alternatieve groei en therapie juist de nadruk gelegd op het ‘gronden’, het ‘aarden’ van onszelf, en moeten we terug naar de ‘kern’, ons ‘diepste zelf’. Dat zal best vaak nodig zijn omdat je zonder het bewustzijn van je eigen materialiteit een valse start maakt op het spirituele traject, maar het is onterecht als dat als een eindpunt van groei wordt verkondigd. Die kern, dat grofstoffelijke binnenste, is namelijk bij uitstek datgene dat je niet bent, en het beperken van jezelf tot uitsluitend materie is juist de oorzaak van de psychologische, sociale en maatschappelijke misstanden waaraan de wereld ten onder lijkt te gaan. Dat is net zoiets als dat je bij 1 moet beginnen om te leren tellen, maar niet verder leert tellen terwijl dat juist het doel is van dit leerproces.
Bij bewustzijnsverruiming gaat het er dus niet om zoveel mogelijk inhouden binnen mijn eigen bewustzijnsveld te incorporeren, maar om dat veld ruimer en groter te maken, ja, letterlijk ruimte en tijd te geven zodat het steeds meer bevat dan mijn eigen beperkte, vaak materiële persoonlijke wereldje. Dat kan alleen als ik me met mijn lege bewustzijn vereenzelvig of, om het poëtisch te zeggen, mezelf ervaar als het Niets waarin het Iets verschijnt en verdwijnt. Omdat het bewustzijn het niet-iets is, is er veel voor te zeggen dat bewustzijn niets anders is dan de allesomvattende leegte die het hele bestaan omvat en omhelst. Maar leeg zijn is het laatste wat het ego wil, zoals het ook bang is voor donkerte en stilte, kortom voor het scherm zelf waarop alle verschijnselen zich afspelen. De gewone mens staat voor de keuze: te zijn of niet te zijn, en zal het laatste zoveel mogelijk vermijden. De spirituele mens verstaat de kunst van het te zijn en niet te zijn, omdat het niet-zijn, bewustzijn zijn wezen is en daarmee het enige waarmee hij zich kan identificeren.
Voor mij is de spirituele opdracht niet te aarden maar te sterren. Mellie Uyldert achtte de astrologie de grootste wetenschap, en in deze betekenis heeft ze het grootste gelijk, althans voor zover het gaat over het betreden van transpersoonlijke werelden: voorbij Mars begint de bevrijding. Want pas als we, geïnspireerd door Jupiter en uitgedaagd door Saturnus, uit onze comfortzone zijn gestapt en we zo groot zijn geworden als het heelal, is atman Brahman geworden, weten we dat we alles, God, de natuur zijn. Dan realiseren we ons dat het kosmische spel van kleurige wervelende sterrenstelsels zich niet buiten ons maar binnen ons afspeelt. Dat heeft niets met arrogante egotripperij te maken omdat ook het spel van het ego zich in ons afspeelt. Nee, verlicht ben ik niet, maar ik weet wel dat dit onze uiteindelijke bestemming is die een ieder, zo niet goedschiks dan kwaadschiks, ooit deelachtig zal worden, want zelfs het grootse ego zal eens uitgeput zijn en er de brui aan geven. Kijkend naar de sterren kijken we naar onszelf. Misschien is daarom de sterrenhemel zo betoverend, omdat ze ons in heimwee en verlangen om ons erin te verliezen herinnert aan onze bestemming die ligt in een grenzeloos hier en nu. Tat tvam asi: dat zijt gij, dat ben ik.