Nicholas Carr – Het ondiepe

Nicholas Carr: Het ondiepe. Uitgeverij Maven Publishing, paperback, 328 pagina’s, € 20,–

Hoezeer het internet ook een van de zegeningen van het Watermantijdperk mag zijn, het brengt ook gevaren met zich mee. Daarover gaat dit boek, dat vertelt over hoe we onze hersenen laten veranderen door gebruik te maken van het internet. Want hersenen blijken, in tegenstelling tot wat men tot enkele decennia geleden geloofde, te kunnen veranderen. In plaats van een netwerk van bedradingen waarin fysiek weinig meer gebeurt, is er in ons hoofd een gekrioel van zenuwen waarin steeds nieuwe verbindingen worden gemaakt, en dat een kwart van onze energie verbruikt.

We moeten ons echt zorgen maken over onze hersenen. Carr constateert in het eerste hoofdstuk HAL en ik, geinspireerd door de maar al te menselijke computer uit Stanley Kubricks film 2001: A Space Odyssey, dat Microsoft Word hem veranderd had in een tekstverwerker van vlees en bloed, en ‘was het internet, voelde ik, bezig mij te veranderen in een soort razendsnelle dataverwerkingsmachine, een menselijke versie van HAL.’ (p. 29) In het tweede hoofdstuk De vitale paden gaat hij uitgebreid in op neuroplasticiteit. Experimenten tonen aan dat circuits in onze hersenen ‘ook zwakker kunnen worden of uiteen kunnen vallen wanneer ze verwaarloosd worden.’ (p. 53)

Het derde hoofdstuk Gereedschappen van de geest geeft een historisch overzicht waarin we zien dat men zich ook vroeger al zorgen maakte over het uitbesteden van ons geheugen. Voor Socrates was zelfs het schrijven en lezen al slecht voor het geheugen, en door het gebruik van kaarten en klokken keken we niet alleen op een heel andere manier naar de wereld, maar gingen we ook daarnaar leven. Er was tweestrijd tussen enerzijds deterministen die meenden dat mensen een verlengstuk van machines waren, en anderzijds instrumentalisten volgens wie machines gebruiksvoorwerpen zijn, dus een verlengstuk van ons. In het vierde hoofdstuk De verdiepende pagina lezen we hoe de komst van de boekdrukkunst de wereld totaal veranderde en de mogelijkheid gaf tot ‘diep lezen’: ‘De lezer wordt het boek. De band tussen de schrijver en lezer van het boek is altijd nauw symbiotisch van aard geweest, een middel tot intellectuele en artistieke kruisbestuiving.’ (p. 102)

Een medium van zeer algemene aard is de titel van het vijfde hoofdstuk, waarin we lezen hoe de droom van Alan Turing over een ‘universele machine’ realiteit wordt. De computer en het web vervangen steeds meer radio, audio, cassettespelers, film, televisie, kranten, telefoon en camera’s, en in bibliotheken worden de boeken letterlijk aan de kant gezet om ruimte te maken voor tafels met beeldschermen. En de ‘invloed van het web reikt verder dan het computerscherm. Mediabedrijven veranderen hun traditionele en zelfs hun fysieke producten, zodat ze meer lijken op wat mensen ervaren als ze online zijn.’ (p. 127) Het zesde hoofdstuk Het beeld van het boek illustreert hoe ‘de verandering in de vorm van een medium ook een verandering van de inhoud betekent.’ (p. 138). Het lineaire, diepe lezen verdwijnt, onze aandacht versnippert. Ook zet de auteur vraagtekens bij het multitasken, dat door de vele vensters en tabbladen op onze beeldschermen wordt gestimuleerd.

In het zevende hoofdstuk Het brein van de jongleur lezen we over verschillende experimenten die laten zien hoe onze hersens veranderen als we aan het internetten zijn. We moeten steeds beslissen of we een link al dan niet volgen. ‘Door veel online te lezen, offeren we (…) ons vermogen op om diep te kunnen lezen.’ (p. 162) Het achtste hoofdstuk De kerk van Google schetst dit bedrijf als een bijna religieuze instelling, die intelligentie gelijkstelt aan efficiente dataverwerking. ‘Verontrustend aan de oprichters van het bedrijf is niet hun jeugdig enthousiasme om een verbazingwekkend “coole” machine te ontwikkelen die slimmer is dan haar ontwerpers, maar hun bekrompen opvatting van de menselijke geest die aan dit verlangen ten grondslag ligt,’ besluit Carr dit hoofdstuk. (p. 226)

In het negende hoofdstuk Zoek, geheugen wordt verteld hoe de overbelasting van ons kortetermijngeheugen dat van de lange termijn aantast: ‘Onze hersenen raken bedreven in het vergeten en verliezen de vaardigheid om  dingen te onthouden.’ (p. 248) Schokkend is het resultaat van een experiment dat genoemd wordt in het tiende hoofdstuk Zoiets als ik. De Nederlandse psycholoog Van Nimwegen liet twee groepen mensen een lastige puzzel oplossen, waarna bleek dat de groep die daarbij geholpen werd door extra software op de langere termijn  slechtere resultaten boekte dan de groep die het alleen met de ‘kale’ puzzel moest doen. Zodat je grote vraagtekens kunt zetten bij wat ‘gebruikersvriendelijk’ is. Gemak dient de mens niet. Integendeel, het stompt hem af. Het is alsof ik Mellie Uyldert hoor spreken.

De Kaarsvlam, september/oktober 2012

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites