Babyboom

Date 24 maart 2008

Vandaag het leuke Boekenweek 2008-boekje Laat me niet alleen van Renate Dorrestein gelezen. Over hoe we tegen ouderdom aankijken en daarmee omgaan. Over hoe oud worden eigenlijk taboe is en we van alles verzinnen en doen om maar bij een jongere generatie te horen. Het zijn de babyboomers – zoals de kinderen van de geboortegolf van na de oorlog worden genoemd – die in de jaren zestig de maakbare wereld hebben bedacht en die het nu pertinent verdommen om zelf oud te worden. Ze kleden zich als kinderen, werken alle rimpels weg, gaan reizen en golfen, kortom, staan nog volop in het leven in hun tweede jeugd. Ook doodgaan is geen probleem want als het lichaam niet meer doet wat je wilt, komt er op afroep meteen iemand met een spuitje dat je ervan verlost. Want het leven moet wel leuk blijven natuurlijk. Meedoen. Erbij horen. Hangouderen moeten weg. ‘Ouwe lullen moeten weg,’ zoals Koot en Bie al in 1984 zongen. ‘Ouwe lullen staan alleen maar in de weg.’

Hoe herkenbaar! Zeker voor een babyboomer zoals ik. ‘We hadden allemaal vaders die Golden Fiction-sigaretten rookten en moeders die Sunlight-zeep gebruikten. We speelden met hoelahoep, knikkers, jojo en diabolo. We kochten een zak koekkruimels voor een dubbeltje en Bazooka Joe-kauwgom voor een stuiver, die we dan in twee stukken in onze mond propten terwijl we het Bazooka Joe-stripje lazen dat in de wikkel zat. We maakten grote veranderingen mee.’ (p. 9) ‘Voor een kwartje kochten we een zakje chips,’ kan ik daaraan toevoegen. ‘Daarin zat een klein blauw vetpapieren baaltje met zout, zodat je dat zelf kon doseren.’ Voor de jongere lezers geeft Renate hier een daar een toelichting als er een moeilijk woord verschijnt. ‘[Een merklap is een borduurwerkje. Borduren was vroeger een algemeen wenselijk geacht tijdverdrijf voor vrouwen en meisjes, en een kunst die ik zelf ook nog heb geleerd, op school bij de nonnen. Nonnen waren de bruid van Jezus. Zij droegen een soort boerka.]’ (p. 11)

Een finale conclusie is dat de babyboomers het aan zichzelf te danken hebben als ze door de samenleving worden uitgespuugd. ‘Het is immers deze generatie geweest die de jeugd superieur heeft verklaard en de ouderdom inferieur, en die deze boodschap decennia lang hartstochtelijk heeft uitgedragen. Het is weinig vruchtbaar om empathie of solidariteit te verwachten van jonge mensen die altijd voorgeleefd hebben gekregen dat de ouderdom iets voor sukkels en losers is.’ (p. 48) Onze generatie is straks een blok aan het been van de jongeren, die wellicht niet staan te trappelen om ons op te vangen als blijkt dat ons eigen leven lang niet zo maakbaar is als we dachten. Het aantal 65-plussers zal in 2050 verdubbeld zijn van twee naar vier miljoen, citeert Renate het Centraal Bureau voor de Statistiek, zes gepensioneerden op elke tien werkenden. Als dat maar goed gaat!

Ja, wij vonden in de jaren zestig inderdaad dat onze ouders het niet goed hadden gedaan. Ze bleven maar zeuren over die oorlog en hoe blij ze met ons waren toen het weer vrede was. Ja, daar word je inderdaad een beetje narcistisch van. Maar intussen ging de oorlog gewoon verder, maar nu in Vietnam en daar protesteerden onze ouders niet tegen. Te vaak wordt vergeten dat we in een verstikkende wereld leefden van autoritaire politiek en valse religie, zodat een explosieve doorbraak niet kon uitblijven. We verfoeiden het arbeidsethos en alles dat ons tegenhield om gewoon van het leven te genieten. Want onze ouders hadden ons van alles geleerd, behalve gewoon gelukkig zijn, en dat moesten we dus zelf uitvinden. Gemangeld tussen twee superstaten die elkaar met een atoomoorlog bedreigden, wisten velen van ons dat de weg alleen in onszelf te vinden was en hadden we tegelijk het idealistische idee dat de wereld te verbeteren was. Zo worden de jaren zestig gekenmerkt door enerzijds maatschappelijke acties van onder andere provo’s zoals stakingen, oproeren, demonstraties, (soms ludieke) acties en bezettingen, en anderzijds spirituele speurtochten van de hippies die zich in de werelden van oosterse religies en softdrugs hadden begeven. Provo’s kun je narcistisch noemen omdat ze zo heilig in hun eigen wereldbeeld geloofden, en hippies omdat ze in zichzelf zochten en niet in de buitenwereld. Natuurlijk ging niet alles zoals de bedoeling was, maar er was toch sprake van een decennium waarin even iets van een andere wereld, het watermantijdperk, leek door te breken.

‘No nonsense!’ riep Lubbers zodra hij de kans kreeg, daarmee de afbraak aankondigend van de nieuwe verworvenheden die boven het materialistische, econogesanctioneerde uitstegen. Geld, macht en bezit werden weer tot de hoogste waarde verheven, en dat is tot vandaag de dag alleen maar verergerd. Daaraan doen de christenen – waarvan je zou zeggen dat ze méér kennen dan alleen het aardse – even hard mee. Harder zelfs. Het lijkt een strijd van oude godsdienst tegen nieuwe religie, waarbij de eerste zijn best doet om de jaren zestig en babyboomers zwart te maken door ze als narcisten of zwevende idealisten af te schilderen. Wellicht is er dan ook een heimelijk, eventueel onuitgesproken, mogelijk astraal verbond tussen de christenen en islamieten om alles, maar dan ook alles in het werk te stellen om te voorkomen dat de mens vrij wordt, dat iets van de jaren zestig zich zal herhalen.

‘We bewijzen onszelf noch onze samenleving een dienst met de instandhouding van de illusie van de leeftijdloze unileeftijd en het pathetisch najagen van jeugdigheid,’ schrijft Renate op de laatste pagina. ‘Iedere leeftijdsfase moet haar eigen intrinsieke waarde terugkrijgen. Kinderen kunnen dan weer echt kinderen zijn, volwassenen worden weer volwassen en als oudere mag je op je eigen manier oud zijn.’ (p.61) Ware woorden. Maar ze vergeet echter dat in de jaren zestig wel degelijk oude mensen mochten bestaan. Wie kent niet het liedje When I’m Sixty-Four van de Beatles? Was Castaneda’s Don Juan soms een jeugdige indiaan? Was Jean-Paul Sartre die met studentenopstanden meeliep niet een ‘oude lul’ van 60? Hieruit krijg ik toch de indruk dat Renate niet goed oppakt wat de essentie is van de jaren zestig, die in het leven van babyboomers zo centraal staan. Wat niet echt verwonderlijk is trouwens. Want ze schrijft wel dat ze een babyboomer is, maar ze is het niet. Omdat ze pas in 1954 is geboren.

Maar het blijft een kostelijk boekje. Omdat zo raak beschreven is hoe mens en maatschappij alles in het werk stellen om de herinnering aan verval en dood maar zoveel mogelijk te vermijden. Maar is het alleen uit angst dat zo we hechten aan optimaal functioneren en fysieke schoonheid? Volgens mij kan dat ook komen vanuit het weten dat we diep van binnen ook werkelijk dat ideaal zijn, en dat we dat vorm willen geven, concretiseren. Omdat het oorspronkelijke model, beeld, matrix, wezen van ons sprankelt van pure schoonheid. Dat klinkt inderdaad wat narcistisch. Maar ja, ik ben nu eenmaal een babyboomer.

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>