Stilte

Date 26 maart 2006

Gisteravond naar een orgelconcert naar Kampen geweest, vanaf Zwolle tien minuten met een dieselboemeltje. Een leuk stadje aan de mond van de IJssel dat nog altijd vergane havenglorie uitstraalt. Waar de studenten nog in God geloven. Gegeten in een Italiaans restaurantje waar drie jongens steeds vanuit hun tafeltje naast ons in een onzichtbare hoek verdwenen, waar zich bij nader onderzoek twee speelautomaten bleken te bevinden.

In de Bovenkerk zaten we bij een gloednieuw bord, dat aankondigde dat de volgende dag Psalm 114 en zes andere door deze gewelven zouden bulderen. Waaronder PS 119 83 84 88, zoals op de houtblokjes te lezen staat. Zelfs de psalmen zijn langer in Kampen, want in mijn eigen bundel haalt dit lied slechts 66 coupletten. Mooi, zo’n houten bord: keurig geschilderd en gelakt. Je moet er toch niet aan denken dat er van die elektronische mededelingenborden in zo’n kerk aan de pilaren hangen! Schuin voor ons durfden mensen rustig onder een zware koperen luchter met talrijke lampjes te zitten, die hing aan een lang metalen schakelwerk tot in de nok van de kerk. Ik kan me niet voorstellen dat zo’n ding niet vandaag of morgen naar beneden sodemietert.

Op het programma stonden Sweelinck, Buxtehude en Bach. De eerste orgeltonen vind ik vaak het mooist omdat ze als een frisse regen je opeens in een andere wereld drenken. Alsof de hele kerk met een snijdende stilte wordt gevuld. Dat is voor mij de magie van klassieke muziek, en met name van orgelmuziek: dat ze niet alleen vertelt over stilte, maar het ook laat voelen. Even ben je in een heel andere ruimte. Ja, er zijn natuurlijk orgelklanken, maar luider dan hen weerklinkt de grond waarop deze worden gedragen: de stilte, die als een stevige rotsvaste bodem alles steunt en doorstraalt.

Omdat het alleen maar in het hier en nu is te beleven, is muziek voor mij de hoogste kunstvorm. Bij een boek wil je nog wel eens weten hoe het afloopt, bij een schilderij of beeldhouwwerk kun je nog wel eens dwalen tussen de verschillende facetten ervan, maar bij muziek kan je niet veel meer dan er gewoon naar luisteren en het door je heen laten vloeien. En daar leent het orgel zich het beste voor, waarom weet ik niet. Zelfs in de popmuziek, zoals in A whiter shade of pale van Procol Harum en A saucerful of secrets van Pink Floyd. En ook zelf ben ik ooit met vrienden en een bandrecorder naar een kerk getogen om mijn 32e liedje, The Chapel of Light, met orgelbegeleiding op te nemen.

Maar niet alleen in de popmuziek kan het orgel te wild worden gebruikt. Bach wil zich daar ook wel eens aan bezondigen. Zoals in zijn beroemde Toccata 565 in d-klein die ik altijd ‘de Draak’ noem en waarmee je me makkelijk uit huis kan jagen. Een stuk om trots mee te kunnen demonstreren hoe goed je het instrument beheerst, maar daarmee is dan ook alles gezegd. Bij verstilde muziek zie ik in gedachten statige kleurige vlammen ontstijgen aan de spleten van de orgelpijpen. Maar bij zo’n toccata likken de vlammen zo vurig en fel aan het instrument, dat de pijpen lijken te versmelten tot een zilveren plas op de koude stenen van het godvruchtige kerkgebouw. Gelukkig werd dit werk gisteren niet gespeeld…

‘Stilte is de rijkdom van deze epoque,’ zei Toon Hermans al in de jaren zestig. Hij heeft daar meer gelijk mee gekregen dan ik ooit heb bevroed. En het is mooi dat iets als muziek ons aan die stilte kan herinneren. Stilte, die altijd aanwezig is, mits we maar niet luisteren naar de herrie om ons heen.

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>