Zonneoffer

Date 17 mei 2014

Het geluid van een ver vliegtuig, een insect dat even langs mijn oren zoemt, zacht geruis van een grassproeier, een kind dat even schreeuwt, een optrekkende motor in de verte – ze accentueren de stilte in mijn tuin waar ik met ontbloot bovenlijf lui achterover in mijn stoeltje geniet van de warme, hoge zon. De tijd lijkt even stil te staan door zich uit te spreiden over herinneringen aan door vliegers en meeuwen overkoepelde warme stranden, voettochten door droge bergen, in het water klotsende bootjes en de verzengende hitte van paasvuren waar ik net iets te dichtbij wil zijn. Dan loop ik het liefst zo bloot mogelijk rond, genietend van het getintel op mijn bruinende lijf, tot aan het masochistische toe.

Ik heb een haat-liefdeverhouding met de zon, met vuur. Want daarin lijken de door Freud nog gescheiden Eros en Thanatos, de levensdrift en de doodsdrift, met elkaar te versmelten. Ja, als een echte romanticus denk ik dagelijks aan de dood, aan sterven als een ultieme climax van het leven waarin ik opga in het al, uiteenspattend om opgenomen te worden in de sterrenwereld. Hoop ik. Hoeveel aap er op deze broodjes zit weet ik niet, maar ik heb wel eens gehoord dat mannen een spontane zaadlozing krijgen op het moment dat ze opgehangen worden. En mensen die van een verdrinkingsdood zijn gered vertellen vaak over het heerlijke moment waarop uiteindelijk het water in je longen stroomt. Dus wie weet is het wel heerlijk om te sterven en is het puur gemakzucht dat we ervan uitgaan dat dit iets verschrikkelijks is. Misschien is het wel datzelfde verlangen dat hoogtevrees heet, het conflict tussen to be or not to be en to be and not to be.

Als puber las ik in een van mijn eerste boeken over sterrenkunde over een heilige die ‘levend en naakt op een rooster werd gebraden.’ Dat ging over Laurentius, in verband met de Perseïden die zich rond zijn verjaardag op 10 augustus uitstrooien over de nachtelijke hemel. Toen, op pagina 31, kon ik niet meer verder lezen, vervuld als ik was van een weemoedige walging en smachtend verlangen waar ik niets mee kon. Dat boek moest even dichtgeslagen worden. Jammer, want Feiten en Fabels uit de sterrenwereld van R.W.M. Bakhuis, is eigenlijk een heel leuk boek, niet alleen astronomisch maar ook door de verhalen over de vele sagen en legenden die zich ’s nachts boven ons hoofd afspelen. Volgens andere bronnen zou Laurentius nogal lakoniek met zijn eigen barbeque zijn omgegaan. En misschien is dat wel zo, want wat blijft er over van pijn als je je er eenmaal helemaal aan hebt overgegeven? Pijn is weerstand en heeft geen functie meer als je toch al gebraden wordt.

Maar zoals dichtgeslagen boeken om aandacht blijven roepen, werd mijn leven vaak doorkruist door kannibalen en mensenoffers, als een mysterie dit je niet doorgrondt door het als pervers te bestempelen. Mellie Uyldert vertelt in Het zonnejaar dat in Macha Picchu mensen aan de zon werden geofferd: ‘Door bepaalde plantenextracten werd zo iemand in een toestand van extase gebracht en hij achtte zich bevoorrecht dat hij zo in de feestroes het rijk van het hemelse licht mocht binnentreden,’ lees ik op pagina 271. Ook heb ik ergens gelezen dat het bij de Azteken voor de winnaars van wedstrijden een hele eer was om op de offertafel te mogen sterven. Dat de slachtoffers zelfs eerst werden vetgemest om uiteindelijk opgegeten te worden, maar misschien is dat ook een broodje aap, eh… mens.

In mijn ideale sterven is alles doorzengd met een extatisch geluksgevoel in het volle hete zonlicht, in tegenstelling tot de macabere duistere wereld van extreme BDSM en lustmoord waar Thanatos overheerst en Eros buiten de deur wordt gehouden, waar het genot komt van het lijden van anderen en niet van hun vreugde en extase. Ik herken me dan ook heel sterk in wat Jung over mensenoffers schrijft: hij duidt ze psychologisch als de oproep van het Zelf aan de mens om zijn ego te doden, zoals ik in Wikipedia lees. Ja, een offer aan de zon is eigenlijk een offer aan je hoger Zelf. En misschien is het – paradoxaal genoeg – juist het verdringen van dit geofferd willen worden, van onze eigen behoefte aan sterven, van de behoefte om niet alleen te eten maar ook gegeten te willen worden, dat leidt tot zoveel agressie, oorlog en perversie in de wereld.

Ja, in real life ben ik nog bang voor de dood, maar het zal me niks verwonderen als ik na mijn sterven als geest naar mijn lichaam kijk en dan niet meer snap waarom ik daar nou zo moeilijk over deed. Waarom ik niet, net als in de film Sunshine, in de zon kon stappen om door het vuur verzwolgen te worden. Extreem? Misschien mis ik wel de mooiste ervaring door dat niet te doen. Maar om de een of andere reden ben ik, afgezien van praktische bezwaren, nog niet zo ver. Ben ik bang dat het pijn doet. Vind ik het niet leuk voor mensen die mij en mijn rare weblogs zullen missen en zo. Vrienden bij wie ik een leegte achterlaat. Een onbezette stoel in de gemeenteraad. Gedoe. Fantasieën heb je zelf in de hand, doen geen pijn en zijn veilig. Misschien is dat ook allemaal ego, maar voorlopig hou ik het daar nog maar even bij.

Intussen zit ik in de schaduw van een boom, wordt het wat kil door vlaagje wind en trek ik een sweater over mijn blote bast. Maar een zonaanbidder blijf ik. Dat heeft me eens, lang geleden, iets van een zonnesteek laten voelen en daar ben ik eigenlijk best een beetje trots op.

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites

1 reactie op “Zonneoffer”

  1. Peter Woninck op Facebook zei:

    Toen ik ooit als 18 jarige het tibetaanse dodenboek las wist ik het zeker, de dood is een illusie, net als het leven overigens.

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>