Mijn twaalfde huis

Date 23 januari 2025

Het vorige weekend kreeg ik het tijdens een reünie weer te horen. Dat ik zo rond 1970 verkondigde dat er twee werkelijkheden waren. De gewone werkelijkheid en de echte werkelijkheid. En die laatste kon je dan met iets als lsd zien. Dat laatste heb ik nauwelijks gebruikt en dat is misschien maar goed ook. Want ik lag die jaren hevig met mijn moeder overhoop die me nooit heeft kunnen loslaten, en ik was ook best bang voor mijn eigen homoseksualiteit. Maar toch: het licht scheen vreemd mooi en ik zat onder een boom. Ik keek omhoog het gebladerte in en zag de meest vreemde landschappen erin. Verstild en zonder betekenis waardoor het zo prachtig was. Ja, ik zag de ‘echte werkelijkheid’. Een en ander was ook subtiel doorregend met oranje lichtmoleculen. Probeer het maar eens: gewoon kijken en alle betekenis, zin en eigenschappen van wat je ziet uit te wissen. Een boom die geen boom meer is maar een maanlandschap of iets dat tegenwoordig alleen met computergraphics te maken is. De wereld als een abstract wezen zien, ontdaan van alles wat je hersenen ervan willen maken. Chaos, maar een prachtige chaos. Volgens de Griekse mythologie is alles met chaos begonnen. En ik was daarin aan het spieken. Ik had een bijbaantje waarin ik met een computer werkte, en op gegeven moment drukte ik in gedachten shift-enter in. Toen werd keurig in rijen van boven naar beneden de gewone werkelijkheid weer opgebouwd en zat ik weer onder een boom. 

Het was een relatief korte ervaring. Maar eigenlijk heel essentieel. Waarin waarneming pas echt goed werkt als je het denken uitschakelt. Denken en waarneming – lucht en aarde volgens de astrologen – kunnen nooit samengaan. Tot vandaag de dag zet ik voor het slapen gaan mijn denken op een laag pitje door alleen maar waar te nemen. Te luisteren, mijn lichaam te voelen, de sfeer in de slaapkamer te beleven. Dat is mijn remedie tegen slapeloosheid. Soms hoor ik geluiden in mijn hoofd – stemmen of muziek die er helemaal niet zijn – en dan weet ik dat ik bezig ben in slaap te vallen. Denken is lijden. Zeker als je wakker ligt. Eigenlijk vind ik denken iets dat je eigenlijk zo min mogelijk moet doen. Het staat niet alleen waarneming, maar ook intuïtie en gevoel in de weg – wat astrologen vuur en water noemen. Vraag het de psychotherapeuten maar. Zelfs als ik schrijf moet ik tussen de regels door even dagdromen, mijn bewustzijn wat rond laten zwerven, afwachten wat mijn hersenen nu weer gaan denken. ‘Geloof je nou echt wat je denkt?’ wil ik wel eens aan mensen vragen. Niet dat denken niet leuk kan zijn, maar het moet een hobby, een spel blijven. 

Als mensen iets gaan tekenen beginnen ze meestal met de omtrek op papier te zetten en het grappige is dat je die in werkelijkheid helemaal niet ziet. In veel stripverhalen wordt iedereen en alles keurig door een lijntje van de omringende wereld gescheiden. Dít is Kuifje en dát is Bobbie, alsof ze een dun zwart vlies om zich heen dragen. Het denken heeft onderscheid nodig, duidelijke grenzen tussen wat er allemaal wordt gezien. Terwijl de echte wereld grenzeloos is. Als je de grens oversteekt zie je ook geen lijnen op de grond. Grenzen zijn bedenksels. Die zijn nodig om te leven en te overleven, en de mens heeft zijn dominante positie in de natuur daaraan te danken. Maar daarmee is nog niets gezegd over het realiteitsgehalte ervan. Zolang het denken ons hoogste goed is kunnen we gewoon niet anders dan in een illusie leven, in de gedachte dat alles verschilt van al het andere. En dat is natuurlijk helemaal niet zo, want alles is met alles verbonden, zo niet versmolten. In de echte werkelijkheid is het moeilijk om dingen van elkaar te onderscheiden, daar is niet alles in lijntjes of vliesjes ingepakt. Daar is alles chaos, maar wat is daar mis mee? Onze verre voorouders wisten niet beter in tijden waarin bomen en dingen leefden omdat alles bezield was. Je kan dat chaos noemen, maar ik hou van die gedachteloze wereld waarin geen verschillen bestaan omdat alles ten diepste één is. 

Mijn Jupiter, mijn geluk, staat in het twaalfde huis van mijn horoscoop. Dat huis heeft een slechte reputatie. ‘Huis van verlies,’ noemt Wikipedia het. ‘Mysticisme, afgezonderde plaatsen zoals ziekenhuizen en gevangenissen, voor jezelf verborgen dingen die voor anderen wel duidelijk zijn. Ontwijkend, clandestien, geheimhouding, zich terugtrekken, reflectie en zelfopoffering. Het onbewuste, onbekende vijanden.’  Astrologe Karen Hamaker – niet de eerste de beste – ziet het minder zwart. In haar boek Het Twaalfde Huis noemt ze dit ‘het huis van paradoxen, waarin het onmogelijke mogelijk is en waarin tegenstrijdige dingen op een dieper niveau met elkaar verzoenbaar blijken te zijn.’ In de loop van het boek noemt ze onder andere verbinding met het tijd- en ruimteloze collectief onbewuste, buitenzintuiglijke waarneming, kinderangsten, niet definieerbare ingevingen, fantasie, creativiteit, opofferingsgezindheid, jezelf wegcijferen en ‘onze behoefte aan eenheidsbeleving’. Dat laatste verklaart waarom dit huis vaak verafschuwd wordt, omdat de rode draad van dit huis het verlies van het ego is, wat voor velen een vaag mistig gebied is dat graag vermeden wordt. Voorbij het ego betekent ook voorbij al het denken met zijn rationaliteit. Maar ik voel me daar thuis met mijn gelukbrengende Jupiter erin. Die planeet is trouwens de enige die geen aspecten met andere planeten in mijn horoscoop maakt: hij staat daar echt helemaal alleen, maar ook dat is een kwaliteit van het twaalfde huis. Voor anderen is hij alleen zichtbaar omdat hij over mijn ascendant heerst zodat een stukje raadselachtige onzichtbaarheid toch te zien is. 

‘Mijn eigen eenzame weg,’ zou heer Bommel klagen. Maar ik ben graag een-zaam. Als je de eenzaamheid vermijdt vraag je om ellende en word je met al die minder prettige eigenschappen van het twaalfde huis geconfronteerd. Dan perverteert het tot allemaal ellende, wordt een prachtige chaos een ellendige chaos. Het is het laatste huis van de horoscoop, waarin alles oplost. Waarin niets meer is wat je dacht dat het was. Wat ook een soort sterven betekent. ‘De toegang tot de hemel’ noemt Arthur Rubinstein het terwijl hij in een kort filmpje luistert naar het adagio uit Schuberts strijkkwintet, dat voor mij ultieme twaalfde huis-muziek is. Zó zou hij willen sterven. Ik ook. 

1 reactie op “Mijn twaalfde huis”

  1. Ma Gyan Lino zei:

    Dag lieve Satyamo.
    Heb net even de laatste 3 van je blog gelezen , fijn dat het goed met je gaat . De aanleiding dat ik je ging lezen was een artikel in de trouw krant over jonge kinderen en met name meisjes geen geweldige herinneringen hebben aan hun jeugd in een commune .
    Er is een documentaire over gemaakt door een zekere maroesja perizonius . Herinneringen zijn subjectief en gebonden aan tijd en plaats Wat jammer toch dat iets wat mooi is ook weer lelijk kan worden.
    Lieve groet Gyan Lino.

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>