3 juli 2019
Een paar nachten geleden lag ik in het donker naar het plafond te staren. Het was eigenlijk een grote warboel van trillende sneeuw. Ik heb dat vaker, maar me er nooit zo druk over gemaakt omdat ik er niet bij stilstond dat het iets abnormaals was. Ik vroeg Vriend wel eens of het bij hem écht donker was in duisternis, en ik kon hem moeilijk geloven toen hij dat bevestigde. Vreemd. Een paar jaar geleden las ik iets over visual snow ofwel oogruis, dat pas in 1995 voor het eerst is beschreven. Het is goed te vergelijken met wat je vroeger op de tv zag als er geen ontvangst was en wat door kosmische straling wordt veroorzaakt.
Omdat het verschijnsel me toch bezighoudt, ben ik de afgelopen dagen weer eens gaan googelen, waarbij een prachtig artikel over dit voor mij zo normale verschijnsel vond. Jammer dat promovendus Onderwater het hier over ‘klachten’ spreekt, want zo ervaar ik het nauwelijks. Hooguit als soms onhandig. Maar wel boeiend dat het geassocieerd wordt met andere mij niet onbekende verschijnselen zoals het zien van migraine-aura’s, nabeelden en nachtblindheid. Zelfs de tinnitus die ik mij herinner van een lsd-trip, terwijl visual snow wordt vaak vergeleken met de effecten van paddo’s en lsd. Ook heb ik wel eens last van repeterende patronen. Een rooster in een trottoir zag ik bijna in de fik vliegen, en fietsend tussen rijen bomen leken mijn hersenen kort te willen sluiten.
‘Ik zie al sinds mijn jeugd overal waar ik kijk, ruis, kleuren en vormen,’ schreef Thom van der Wal een half jaar geleden in een verhaal op Vice Media. Ook die vormen herken ik. Jaren geleden ontdekte ik prachtige abstracte figuurtjes in mooie oplichtende kleuren door mijn gezichtsveld zweven. Heerlijk om naar te kijken, en ik wist dat ik me nooit meer zou vervelen voor het slapen gaan want er was altijd wel iets moois te zien. Maar ze bleken er helaas niet altijd te zijn. Ik ben dat verschijnsel nooit in de literatuur tegengekomen. Hooguit bij Oliver Sacks die het in een boek over migraine over ‘vormconstanten’ heeft. Iets wat daar veel van weg heeft zag ik vorige week in een schilderij van Edgar Fernhout waarop ik meteen verliefd werd. Mijn wereld.
Het schijnt in de hersenen te zitten. Een ‘steady-state hyperexciteerbaarheid van de visuele cortex’. Gezien mijn spirituele status noem ik dat liever ‘overgevoeligheid’ waardoor ik met mijn ogen de kosmische straling als restant van de oerknal kan zien. Dat klinkt allemaal veel mooier. En in mijn geval heeft het natuurlijk niets met drugs te maken omdat ik van nature al een psychedelische persoonlijkheid heb met mijn rare hersenen. Maar dat is voor trouwe lezertjes niets nieuws. Mijn ziel is nooit echt in de stof geland, en het is me onduidelijk waarom dat überhaupt zou moeten.
Gepost in Gezondheid en welzijn, Uit mijn leven
Geen reacties »
30 juni 2019
Vrijdag zijn we naar het Noord-Hollandse Bergen gegaan, een evenknie van Blaricum dat soortgelijke cultuur, rijkdom en problemen heeft als wij. Een samenwerkingsverband met omliggende gemeenten, zo’n dertigduizend inwoners, prachtige natuur. En net als Blaricum ook een kunstenaarsdorp. We werden dan ook in Museum Kranenburgh ontvangen. Alles bij elkaar opgeteld waren we met twee gemeentesecretarissen, twee griffiers, twee burgemeesters met wethouders aan hun zij, en last but not least zo’n vijfentwintig raadsleden. Nooit eerder was ik daar. Nou ja, begin jaren zeventig was ik met wat vrienden een paar dagen in de Sint-Adelbertabdij in Egmond-Binnen. Daar gaven ze mooie boekjes over spiritualiteit uit, die nog altijd in mijn kast staan, waaronder De wolk van niet-weten. En toen ik heel klein was hebben we een vakantie in Camperduin doorgebracht, waarvan ik me vrijwel alleen herinner dat we de vuurtoren beklommen en voor de grote majestueuze lamp ervan stonden. Allemaal gemeente Bergen nu.
Tijdens de koffie met gebak maakten we wat kennis met elkaar, en ik kon niet nalaten een jongere wethouder te vertellen dat ik een naam miste in de lijst van kunstenaars die in Bergen hebben gewoond. Simeon ten Holt, die van het prachtige tot vandaag de dag vaak uitgevoerde Canto Ostinato. ‘Moeten jullie op het strand uitvoeren!’ stelde ik voor. Want kunst is meer dan alleen beeldende kunst, zoals die van de Bergense School met haar expressionisme waarmee afstand van het impressionisme werd genomen. Ja, net als Blaricum kende Bergen aan het begin van de vorige eeuw een kunstenaarskolonie. Tot die school behoorde ook Edgar Fernhout, een zoon van Jan Toorops dochter Charley. Ik zag wat van zijn abstracte werk tijdens de rondleiding die de directeur ons gaf.
Hoe het werk heet weet ik niet, het was het middelste van een reeks van vijf vierkante panelen, zwart met allemaal kleine figuurtjes erin. Ik nam er een foto van en zie bij de uitvergroting hoe mooi en zorgvuldig al die figuurtjes zijn in witte, grijze, licht- en donkerblauwe kleuren. Een raadsgenootje van mij vond er niks aan, maar ik kan er tijden naar kijken hoewel ik echt niet weet wat ik nu eigenlijk zie. Dat is de kunst van abstractie, schoonheid die aan het denken en logica voorbijgaat en daardoor juist veel wezenlijker wordt ervaren. De meeste menen zien er niets in, maar ik kan er wel Niets in zien. Misschien dat ik daarom veel klassieke muziek mooi vind, waarvoor ook vaak woorden en beelden tekort schieten. Het lijkt zo gemakkelijk allemaal, abstracte kunst. ‘Dat kan mijn kleine kind ook.’ Vergeet dat maar. Wat niet wegneemt dat velen maar wat verf op het doek kletsen en het dan kunst noemen, terwijl het niet veel meer is dan het uitleven van emoties. Echte kunst is wat ik vroeger ‘emotieloze ontroering’ noemde. Voorbij deze wereld, voorbij lichaam en ziel.
Na de rondleiding gingen we naar de Ruïnekerk in het centrum van het dorp. Onze gemeentesecretaris Meryem hield een verhaal over hoe wij in Blaricum omgingen met burgerparticipatie, en wij kregen een verhaal over hoe ze in Bergen omgingen met het splitsen van woningen. Daarna ging iedereen weer aan de vloeibare drugs, buiten in de zon. Een mooi toeristisch plaatsje. Hier en daar werd even gepraat over perikelen in het dorp die door Pauw totaal verkeerd in beeld waren gebracht, geen hoor en wederhoor en zo. Maar geen woord over de oververtegenwoordiging van sofen en intellectuelen, wat samen leek te hangen met relatief veel verzet tegen vaccinatie. Ja, antroposofen en zo waren er ook relatief veel in Blaricum. Artiesten en intellectuelen staan voor mij aan de wortels van cultuur, en als je die veel hebt in je dorp moet je daar blij mee zijn, hoe buitenissig ze zich ook kunnen gedragen.
Na de rijke salade naar keuze werd het tijd om terug naar Blaricum te gaan, na de afspraak dat de Bergenaars een tegenbezoek zouden brengen. Opnieuw in een veel te grote bus, dat wel. Had dit uitstapje ‘op kosten van de belastingbetaler’ nu veel opgeleverd? Op het eerste gezicht misschien niet zo veel, maar het is wel een aanzet om veel van elkaar te leren, elkaar te inspireren, en daarvoor contact met elkaar te houden. Daarvoor is een gevoel van verwantschap, van gezamenlijke roots nodig, en dat is er. En thuis zit ik opnieuw geboeid op mijn mobieltje naar dat schilderij van Fernhout te kijken.
Gepost in Kunst, Maatschappij en politiek, Uit mijn leven
Geen reacties »
26 juni 2019
Toen ik nog 0 was beleefde ik meteen de heetste junimaand. Ik lag in mijn wiegje en voelde de warme vrede van stille korenvelden om me heen. En nu ik 72 ben maak ik de een na warmste junimaand mee. En meteen de warmste raadsvergadering, de laatste voor het reces. Het was ook een lange vergadering die al om vijf uur begon. Het jaarlijkse ritueel rond de kadernota waarin de financiële hoofdlijnen worden vastgelegd en alle partijen hun beschouwingen presenteren. We waren al begonnen toen de bode nog her en der extra ventilatoren neerzette, zodat het best uit te houden was. Flesjes frisdrank op tafel, en ik moet bekennen dat ik zelfs een flesje Coca-Cola heb opgedronken. Eens in de vijf jaar mag dat wel, zeker als je vijf uur zit te vergaderen, exclusief een pauze van drie kwartier waarin een maaltijd werd aangeboden. Omdat ik weinig tot geen eetlust heb als het warm is, ging ik eerst buiten wat aan mijn elektronische sigaret lurken, waarna ik moed verzamelde om naar de kantine te gaan. Wat is erger: buiten bij 33 graden in de schaduw roken of binnen gaan eten? Dat laatste viel wel mee, daar was over nagedacht. Salades en iets als pitabroodjes die met groenigheid waren gevuld. Toch heb ik er nauwelijks van gegeten.
Wethouder Liesbeth vertelde al na de opening van de vergadering dat de bestrijding van de eikenprocessierups voortvarend werd aangepakt. Op Nextdoor had ik daar al klachten over gelezen en zelf hadden die beesten ook mij, naast de warmte, een slechte nacht bezorgd want jeuken doet toch krabben. Ik was met onze fractievoorzitter Willem meegereden en voordat we haar binnen gingen had ik hem de vlekken op mijn arm laten zien. Waarop hij ook de zijne liet zien, die hij had opgelopen tijdens een lange wandeling met zijn blinde hondje. Ik weet niet waar ik ze vandaan heb, waar ik met die gemene haartjes besmet ben geraakt. Zo’n tien meter voor ons slaapkamerraam staat een prachtige grote eik, maar ik kan er geen nesten in ontwaren. Misschien heb ik ze afgelopen vrijdag opgelopen toen ik in Amsterdam banjerde. Die gemene haartjes waaien met de wind mee en reizen ook op golven zweet naar bedekte delen van je lijf. Maar Willem deed er niet zo moeilijk over, en ik eigenlijk ook niet. Zal wel weer over gaan. Maar lastig is het wel, en voor sommige mensen en kinderen kan besmetting ermee heel vervelend uitpakken. En voor klimaatsceptici kan het een les zijn.
Vandaag is het opeens tien graden koeler. Heerlijk. Hoewel ik me afvraag of zo’n groot temperatuurverschil niet óók een aanslag op je lijf is. Het werd laat vannacht en vanmorgen rond half negen besloot ik te stoppen met krabben en mijn bed uit te drijven en lekker buiten te gaan zitten in de zachte koele wind. Nog steeds in mijn nieuwe hawaiishirt dat ik gisteravond ook aan had. Mag je in zo’n shirt eigenlijk wel naar een raadsvergadering? Met blote bevlekte armen? Ik besloot van wel. Als het aan mij lag had ik zelfs een short aangetrokken in plaats van mijn lange broek. Ik lees discussies over kleding op het werk. Als je er nog een beetje mooi en strak uitziet lijkt wat meer schamele kleding niet zo’n probleem, maar ook ik ben niet meer de mooie jongen die ik vroeger was. Uiterlijk dan. Ik durf echt niet met een croptop over straat! In mijn roman heb ik dat probleem opgelost door alleen jongeren in het subtropische Strandvliet te laten rondlopen zodat iedereen er vrijwel naakt is. Een van de hoofdrolspelers loopt er zelfs vrijwel steeds piemelnaakt rond, realiseerde ik me achteraf. En ik kan hem geen ongelijk geven.
Ik herinner een keer dat ik het nog veel warmer had dan de afgelopen dagen. Maar toen zwierf ik alleen door hartje India. Ik snapte niets van de man die aan de deur klopte van wat een hotelkamer moest voorstellen en die me zijn seksuele diensten aanbood. Goed bedoeld hoor, daar niet van. Maar waar je zin in hebt! In zo’n hitte waar je alleen naar een koele douche en fris Hollands gras verlangt. En toch heeft het iets. Ik bedoel het overleven van de warmte. Na afloop dan, als je de proeve van hittebestendigheid hebt doorstaan. Daar heb ik iets mee, alsof ik levend verbrand wil worden, wat misschien een tikje radicaal is. Tegelijk niet zo gek, want we zijn uiteindelijk uit de zon geboren. Na afloop van de vergadering ging iedereen zoals gebruikelijk weer aan de drugs. Alcohol dan, vuurwater, dat volgens Jellinek de op drie na gevaarlijkste drug is, alleen overtroffen door tabak, heroïne en crack. LSD en paddo’s hangen helemaal onderaan hun lijstje. Nee, geen drank voor mij. Ik snelde naar buiten, waar ik op een bank van de zoelte genoot.
Wethouder Gerard van het CDA, die over het sociaal domein gaat, kwam langs op weg naar zijn auto. Hij kwam erbij zitten en we praatten een poos en we hadden het over allemaal persoonlijke dingen. Hoe en waar we zijn opgegroeid, opleidingen, reizen, filosofie, kortom hoe we in het leven stonden en staan. Hoewel hij altijd keurig in krakend pak loopt, hebben we veel dingen gemeen en mogen we elkaar graag. Die twintig minuten waren voor mij een van de mooiste momenten van een avond vol warm zweet en vlekken van eikenprocessierupsen.
Gepost in Uit mijn leven
Geen reacties »
10 juni 2019
Voor elke ster die je ziet, zie je er negen niet. Aldus de titel van een artikel over lichtvervuiling van Marjolijn van Heemstra in De Correspondent dat ik op Facebook zette. En er komt een tijd waarin lezers zich afvragen waar dat allemaal over gaat. Sterren? Wat zijn dat? Die beroemde mensen zie je toch op de televisie en niet in de lucht? Want het wordt nog erger. Het Russische bedrijf StarRocket wil graag haar advertenties in de hemel plaatsen. Heb je meteen het maximale bereik, want iedereen ziet ze. Dat zullen ze in een volgende fase wel persoonlijker willen maken, zodat de één onderbroeken in de lucht ziet hangen en de ander snelle auto’s langs de hemel ziet scheuren. Een fase verder en je ziet dat ook overdag boven je hoofd. Tot vandaag de dag roept dat teveel weerstand op, dus het zal de komende jaren nog rustig blijven daarboven. Maar de reclame-industrie is machtig en keihard, dus volgende generaties zullen hier hoe dan ook mee worden opgescheept.
Waarschijnlijk behoor ik tot een van de laatste generaties die nog van een maagdelijke sterrenhemel heeft genoten, die ooit nog de Melkweg heeft gezien. Want het wordt nog erger, zo las ik dit weekend in een artikel van Bruno van Wayenburg in de NRC. Elon Musks bedrijf Starlink gaat 1.584 satellieten rond de aarde laten draaien zodat iedereen waar ook ter wereld van internet wordt voorzien. Later komen er nog 12.000 satellieten bij. Amazon wil er 3.236 in de lucht, en Samsung lanceert er graag nog 4.600. Als dat allemaal doorgaat zie je in de toekomst alleen maar satellieten in de lucht, met hier en daar een zwak sterretje dat er tussendoor glipt. En zoals we een halve eeuw geleden speurden naar de eerste Spoetnik, zullen sterrenliefhebbers dan speuren naar een échte ster aan de hemel. Een soort urban exploring, maar dan een speurtocht naar de ouderwetse sterren achter al dat hemellicht van satellieten. Er zullen wellicht tijden komen waarin men denkt dat de hemel écht een koepel is, al of niet met een god die zich daar achter verschuilt.
‘Brüder, über’m Sternenzelt muss ein lieber Vater wohnen,’ dichtte Schiller. Ware woorden, mits je ze niet te letterlijk opvat. Want uiteindelijk zijn we allemaal uit sterren geboren, en is onze fascinatie daardoor niets anders dan een diep heimwee om daarnaar terug te keren. Alsof we alleen daar echt thuis zijn. Religie, politiek, en zeker ook de reclamejongens vinden het al millennia lang ongewenst als mensen God gaan ontdekken. Dat is niet goed voor de macht en de handel. Dus worden we al vele eeuwen lang gehersenspoeld door zowel de religieuze als de politieke en commerciële wereld die ons allemaal pseudogodjes aanbiedt opdat we niet verder gaan zoeken. Mensen die God echt vinden, zoals verlichten en mystici, zijn het grootste gevaar dat er is. Die leveren niets op, zijn vaak ongehoorzame rebellen die in hun eigen-wijsheid niet meer vatbaar zijn voor aardse geneugten die geluk en vrede zouden brengen. Niet dat ze niet van aardse dingen genieten, maar er is zoveel meer!
De kosmos is het Al. Het Al is God. Daar is Spinoza het vast mee eens. De mens vervreemden van het Al is dus de mens vervreemden van God, van zijn oorsprong, zijn bron. Soms denk ik dat het het beste is als onze cultuur ten onder gaat. Dat we weer helemaal opnieuw moeten beginnen. Misschien is dat ook niet zo erg. Want we zijn echt niet alleen in de kosmos en je kan op je vingers natellen dat er nog veel meer leven is dan alleen op onze aarde. Ongeveer oneindig gedeeld door één. Maar voor dat besef moet je wel de sterren kunnen zien.
Gepost in Maatschappij en politiek, Spiritualiteit
1 reactie »
6 juni 2019
D-day. Romantischer kon het bijna niet. Soldaten die zich – nu 75 jaar geleden – doodvochten na in Frankrijk op onder andere de kusten van Calais en Dieppe geland te zijn. De film De langste dag, nog in zwart-wit. Strijd. Sneuvelen – wat was er mooier? Ik was zeventien. In een schriftje met een gele harde kaft schreef ik er zelf een verhaal over in 21 hoofdstukjes. Een vriend, heette het, en van-zelfsprekend ging die vriend dood. Een soort Ode an die Freundschaft, zal ik maar zeggen. Mijn romantiek was ontwaakt. Mooi! Maar het verhaal droop zo van de romantiek dat ik me er nu bijna voor schaam. Niet meer te pruimen. Ik heb het nog de sympathieke leraar Nederlands laten lezen. Die had geen commentaar toen hij het me teruggaf. Waarschijnlijk had hij al door hoe mijn vork in mijn steel zat, en wist hij niet hoe hij daarmee om moest gaan. Een tijdje later is het schriftje zoekge-raakt. Ik onderzocht alle hoeken van mijn kamertje en kasten in het ouderlijk huis, maar heb mijn eerste verhaal nooit meer teruggevonden.
Met Johan begon ik zelfs een oorlogsdocumentatie. Welke slagen er wanneer en waar hadden plaatsgevonden. Net als ik was hij geboeid door dit alles. Er kwam natuurlijk niet veel meer van te-recht dan wat aantekeningen en de ware oorzaak ervan was wellicht dat ik méér op die veertienjari-ge jongen verliefd was dan op de oorlog. Mijn moeder had dat natuurlijk veel eerder door dan ik zelf, maar hij mocht toch rustig bij me blijven slapen. Dat ging niet in min bed, maar daar dacht ik zelf in de verste verte niet aan. Het ging om vriendschap, zijn aanwezigheid, zijn schoonheid – want Johan was, ook volgens mijn moeder, best een mooi jongetje – en misschien ook de geur van zijn haar. Maar seks? Dat bestond nog niet voor me. Ik wist niet veel meer dan dat dat iets was tussen jongens en meisjes. Maar ik snapte niets van meisjes, en nog minder van wat mijn klasgenootjes nou zo interessant aan ze vonden. Ondanks dat mijn moeder me alle ruimte gaf, had ik nog steeds niet door dat seks er wel eens bij zou kunnen horen, dat ik homo zou kunnen zijn. Omdat dat gewoon niet bestond. En áls het al bestond zou het alleen een fase zijn, zoals ik wel eens had gehoord, en waar decennia later zelfs Foudraine in zou blijken te geloven. Fases kunnen heel lang duren.
Later verloor de oorlog zijn romantiek. Vietnam. De PSP met de blote vrouw op posters. We ver-guisden de oorlog, iets wat al begon tijdens mijn keuring voor militaire dienst. Wegens overschot aan babyboomers hadden ze ook mij maar een S5 gegeven en ik vond dat best allemaal. Zag het ook niet zo zitten om gedrild te worden, blindelings commando’s op te volgen van sergeanten die onver-staanbaar naar je stonden te schreeuwen. Bovendien dreigen ze een échte man van je te maken. Ik heb niks met echte mannen – die maken alleen maar de wereld kapot. Is al dat machogedoe echt no-dig om met een leuk leger de vijand te bestrijden? Is het niet juist dat machogedoe wat de oorlog veroorzaakt? Mannen zijn alleen goed om kinderen te krijgen, laat ik een paar vrouwen grappen in mijn boek. Neuken in de keuken en dan meteen de oven in met ze. Stomme wezens, die mannen. Gelukkig hebben ze het de laatste tijd wel eens moeilijk met hun man-zijn. Gaan dan allemaal man-nengroepen in zweethutten doen en zo. Er groeit op zijn minst een beetje bewustzijn.
Nee, het was 75 jaar geleden niet zo romantisch op de Franse stranden. Geen prachtige beelden van een met bloed doordrenkt strand bij een ondergaande zon. Misschien was het wel bewolkt. En zeker was niet iedere jongen zo verlicht dat hij het heerlijk vond om zo pijnlijk te sterven voor de vrede in Europa, niet eens wetend of dat wel bereikt zou worden. En tegelijkertijd heb ik het aan hen te dan-ken dat ik nooit een oorlog aan den lijve heb meegemaakt. Dat klinkt tegenstrijdig, want hoe kan geweld, dus ook tegengeweld, tot vrede leiden? Dat bereik je alleen als beide partijen er op gegeven moment geen zin meer in hebben, zoals Engelsen en de Duitsers die in de Eerste Wereldoorlog in het niemandsland tussen de loopgraven de pest aan alles hadden en samen Kerst gingen vieren. Misschien was dat wel een grotere D-day dan die van driekwart eeuw geleden.
Gepost in Uit mijn leven
Geen reacties »
30 mei 2019
Nadat Christus uit de doden was opgestaan en nog een poos op aardse dreven verbleef, is hij uiteindelijk naar de hemel gevaren. Een bootje had hij niet nodig, zelfs geen vleugels. Hij moet nog ergens in de hemel zitten, ter rechterhand van God. Dat lijkt me een beetje saai. De hele hemel lijkt me saai. Echt een plek om je dood te vervelen. Terwijl je niet eens dood kan. In het begin kan het nog wel leuk zijn. Zeker als er allemaal mooie jongens voor je klaar staan, die je allemaal mag nemen als beloning voor je goede werk op aarde. Maar ook dat gaat vervelen. Je kan niet oneindig lang blijven neuken, drinken en feesten. Het kan bijna niet anders dan dat je na verloop van tijd weer terugverlangt naar de aarde, maar reïncarneren is ook geen optie want zoiets bestaat niet in de hemel. Althans niet in de hemel waar God met zijn zoon zitten te niksen. Bhagwan grapte er wel eens over, dat hij liever in de hel was dan in de hemel met zijn voortdurende engelengezang en trompettergeschal.
Aan de andere kant: is niksen niet het mooiste dat een mens kan doen? Het taboe daarop, met duivels en oorkussens en ons arbeidsethos en zo, is op zich al verdacht: gij zult niet niksen! Zweet in uws aanschijns en zo. Werken zullen we! We hebben zelfs een Partij voor de Arbeid! Ik word wat melancholisch als ik denk hoe de mensen duizenden jaren geleden maar vier uur per dag hoefden te werken. Heb ik ergens gelezen. Wat is er toch misgegaan? Toen hadden ze nog de tijd om niksend bij een kampvuur naar de sterren te kijken. Toen was niksen nog heel gewoon. Mensen hadden toen de tijd, terwijl tegenwoordig de tijd de mensen heeft. Voor niks gaat de zon op. In mijn jeugd vond ik dat prachtig: de zon die steeds opnieuw opkomt, zonder dat je er iets voor hoeft te doen! Wees blij! Pas later leerde ik dat die uitdrukking juist het tegengestelde bedoelde, dat je er iets voor over moet hebben als je iets wil bereiken. Raar.
Als ik zelf aan het niksen sla gebeuren juist de mooiste dingen. Kan ik tijden kijken naar de binnenkant van een mandarijnenschil. Hoe mooi! Of neem een spinnetje, wat een prachtig mechaniekje is dat! Dat bouw je niet even na. En soms kunnen er prachtige vlekken op de muur of het papier zitten. Als ik niet bij tijd en wijle zou niksen, zou al dat moois me ontgaan. Misschien heeft God wel groot gelijk als hij op zijn troon aan het niksen is! We willen altijd maar bezig zijn, iets doen, en daarmee gaan we voorbij aan veel schoonheid die overal om ons heen voor het oprapen ligt. Schoonheid, ook van oude vervallen fabrieksgebouwen en de merel door een kat opengereten is. Eigenlijk is alles schoonheid, maar die openbaart zich pas als je doelloos wat aan het niksen bent, zonder gedachtenplan. Daarom heb ik het wel eens moeilijk met museumbezoek waar je systematisch schoonheid gaat opzoeken die zo nodig verklaard en uitgelegd moet worden. Zie ons eens cultureel doen! Terwijl de hele wereld één groot museum is!
Laat mij maar niksen. Dat is mijn hemelvaart!
Gepost in Spiritualiteit
Geen reacties »
23 mei 2019
Europa. Vandaag stemmen over we verder gaan met deze puber. Ik ben voor. Natuurlijk gaat met Europa een en ander mis, maar als je de voordelen tegenover de nadelen zet, blijft er toch een positief eigen vermogen over. Bovendien kunnen we moeilijk anders dan ons gezond en sterk te maken tussen de andere wereldmachten. Als Waterman geloof ik erin. Blijf ik een idealist tegen alle klippen op. Het toetreden van landen is in ons enthousiasme iets te vlug gegaan. En zolang landen nog ruziën over waar er vergaderend moet worden, zijn ze nog teveel met hun eigenbelang bezig. En zo is er nog wel meer kritiek te leveren. Maar laten we nou eens ophouden met al die negativiteit en de eenwording van al onze culturen gaan vieren. Sinds mijn jeugd ben ik verliefd op wat later het Europese volkslied zou worden.
O Freunde, nicht diese Töne!
Sondern laßt uns angenehmere anstimmen
Und freudenvollere!
Freude, schöner Götterfunken,
Tochter aus Elysium,
Wir betreten feuertrunken,
Himmlische, dein Heiligtum!
Deine Zauber binden wieder,
Was die Mode streng geteilt;
Alle Menschen werden Brüder,
Wo dein sanfter Flügel weilt.
Wem der große Wurf gelungen,
Eines Freundes Freund zu sein,
Wer ein holdes Weib errungen,
Mische seinen Jubel ein!
Ja, wer auch nur eine Seele
Sein nennt auf dem Erdenrund!
Und wer’s nie gekonnt, der stehle
Weinend sich aus diesem Bund.
Freude trinken alle Wesen
An den Brüsten der Natur:
Alle Guten, alle Bösen
Folgen ihrer Rosenspur.
Küsse gab sie uns, und Reben,
Einen Freund, geprüft im Tod;
Wollust ward dem Wurm gegeben,
Und der Cherub steht vor Gott!
Froh, wie seine Sonnen fliegen
Durch des Himmels prächt’gen Plan,
Laufet, Brüder, eure Bahn,
Freudig, wie ein Held zum Siegen.
Seid umschlungen, Millionen,
Diesen Kuß der ganzen Welt!
Brüder! Über’m Sternenzelt
Muß ein lieber Vater wohnen.
Ihr stürzt nieder, Millionen?
Ahnest du den Schöpfer, Welt?
Such’ ihn über’m Sternenzelt!
Über Sternen muß er wohnen.
Sinds vanmorgen speelt de hele Negende van Beethoven in mijn hoofd. Vanaf de eerste maten van het eerste deel tot en met de schepper die boven de sterren woont. Laten we goed gestemd meezingen. Over stemmen gesproken. In de kieswijzer beland ik bij Groen Links en de Partij voor de Dieren. Niet echt nieuw voor me. Mijn keuze valt de laatste jaren op de laatste. Ik wil niets horen van anderen die menen dat je het beste op een grote partij kan stemmen, want dan wordt een kleine partij nooit groot. En in zogenaamd strategisch stemmen geloof ik al helemaal niet. Daar is democratie helemaal niet voor bedoeld, want dan komen ze er nooit achter waar je eigenlijk vóór bent. Ergens tegen zijn is makkelijk. Ergens voor zijn is moeilijker, want dan moet je meer verantwoordelijkheid nemen. En ik wil de dieren niet in de steek laten.
En wellicht is dit een van de laatste kansen om niet te verkruimelen tot allemaal eigen landjes, de grenzen weer dicht te gooien – iets waarvan we later wel eens heel erg veel spijt kunnen krijgen. Uiteindelijk zijn we allemaal wereldburgers.
Gepost in Maatschappij en politiek
1 reactie »
13 mei 2019
Vandaag hoorde ik precies veertig jaar
geleden voor het eerst van Bhagwan, die zich later Osho zou gaan noemen. Als ik
niet nog datzelfde jaar in mijn eentje op het vliegtuig naar India was gestapt,
was mijn verdere leven er echt totaal anders gelopen. Samen met dat van vele
anderen verscheen mijn verhaal in 2012 in het door Nandan samengestelde boek Hoe
Osho in mijn leven kwam.
Ik was bijna 33 jaar – de ideale leeftijd om verlicht te
raken. Maar wellicht ook om mijn leven een radicale wending te geven. Nu ben ik
zowat dubbel zo oud en nog steeds niet verlicht, hoewel de smaak daarvan me
nooit meer los zal laten.
Het gebeurde op de eerste zomerdag van 1979, op 13 mei.
Ik lag in mijn slipje in de tuin van vrienden in Dordrecht en las het door hen
aanbevolen boek Oorspronkelijk Gezicht van Jan Foudraine, die nu Swami
Deva Amrito heette. ‘Bhagwan! Poona! Dat is vast iets voor jou,’ hadden ze me
aanbevolen. Nou, dat heb ik geweten. Want al bij de eerste pagina’s kreeg ik
het onrustige vermoeden dat ‘de Bhagwan’ niet de eerste de beste goeroe was. De
dagen erna werden een feest van herkenning en bevestiging, er viel van alles
uit mijn leven op zijn plaats en daarover schreef ik maanden lang enthousiast
mijn dagboek vol. Eindelijk was er een religie waarin ik me helemaal thuis en
gekend voelde, en waarvan de ideeën naadloos aansloten bij de mijne, zoals over
mystiek en de eenheid van alles. Ik nummerde zelfs de dagen na die dag in mei,
alsof toen al voor mij een nieuwe kalender, een nieuw leven begon. Ik ging naar
Amitabh, de boot aan de Amsterdamse Prins Hendrikkade, deed mijn eerste
meditaties en genoot ervan hoe lichamelijkheid gerijmd werd met spiritualiteit.
Ik kocht en beluisterde cassettes, las de prachtig vormgegeven boeken – de
wereld was te klein om mijn vreugde te vieren over het feit dat er ook anno
1979 verlichte mensen rondliepen. Om mensen als Jezus of Boeddha te vinden
hoefde ik niet eeuwen terug te reizen, want ik kon ze ook gewoon in het hier en
nu ontmoeten.
Die zomer ging ik alleen op vakantie. Ik kon gebruik
maken van een appartement van een vriend in Saint-Tropez en had boeken en
cassettes van Bhagwan meegenomen. Dronken – en niet in de eerste plaats van
drank – zwierf ik bloot in oranje tuinbroek over de kades, genoot van
terrasjes, muziek, mensen en vrede. Van de maan en de sterren, van straatzangers,
muziekbandjes en Pink Floydklanken in lome kleurige nachten. Van lange
uitputtende wandelingen naar de stranden onder de hete zon. Het was een
continue roes van blijheid, acceptatie, vrede, vertrouwen, lekker in mijn lijf
zitten, bewogen worden zonder te bewegen. En het wonderbaarlijke was dat ik
alleen was – iets wat ik eerdere vakanties nooit gedurfd zou hebben – en juist
daarom één van de mooiste vakanties van mijn leven had. Ik hield van alles en
iedereen, vond alles mooi en goed. The flowers showered, ook over mij.
Ik dronk de smaak van verlichting. Die roes heeft maanden lang geduurd, ook
toen ik weer verder ging met mijn studie psychologie. Het kon niet uitblijven
dat ik op gegeven moment in het vliegtuig naar India zat, waar ik meteen voelde
hoe de grond doortrokken was van millennia diep doorleefde religie. Daar lag
het beloofde land achter de kleurige horizon, en zou ik Bhagwan in het echt
gaan meemaken.
Bij Bhagwan voelde ik me helemaal thuis en de ashram was
de sprookjeswereld waarover ik al lang in psychedelische visioenen had
gedroomd. Het bestond echt allemaal! De toespraken van Bhagwan in de Buddhahall
waren niet alleen doortrokken van stilte en eenvoud waarin leven en sterven
omarmd werden, maar ook van zen en paradoxen, en van grappen en humor. Ik begon
me zelfs af te vragen of dit alles niet één grote grap was, want Bhagwan had
vaak verteld dat verlichting niet voor serieuze mensen was weggelegd. Ik stopte
mijn vraag in het daarvoor bestemde busje. ‘And in fact, this whole thing is a
joke: your misery, my enlightenment,’ besloot Bhagwan zijn lezing op 16
december, die later onder de titel Don’t take enlightenment seriously
gepubliceerd werd. Naast zijn prachtige en lange toespraken waren er de
meditaties met ontroerende klanken van Deuter, die toen Chaitanya Hari heette.
De Kundalini, de Nadabrahma en de Gourishankar waarop ik effortless
meedanste, meezoemde en deinde. En dan waren er natuurlijk de therapiegroepen,
compleet met woede, angsten, vloeken, seks en vechten, maar ook met tederheid
en omhelsd worden en later vrijen met de mooiste en liefste jongen van de
groep. En geheimzinnige black-outs, waarbij de hele ashram in het donker
werd gezet en velen zich afvroegen wat voor magische en occulte dingen er toen
allemaal gebeurden.
Op 14 januari 1980 zat ik in het Chuang Tzu Auditorium
voor Bhagwan en ik schrok ervan dat hij echt helemaal léég was – iets wat in
het Westen niet altijd een compliment voor iemand is. Ik nam sannyas, een
gebeurtenis waarvan ik me achteraf weinig herinner – iets wat veel sannyasins
is overkomen. Bhagwan gaf me de ontzettend mooie naam Satyamo, wat
volgens hem ‘ultieme waarheid’ betekende, en waarvan de klank aanvoelde alsof
die op mijn lijf geschreven was. Nou vond ik dat ‘ultieme’ wel erg veel van het
goede, en zelfs tot vandaag de dag laat ik dat maar even weg als ze me vragen
wat mijn naam betekent. Waarheid. Wat is waarheid? Dat is een vraag die me al
zowat mijn hele leven bezighoudt. Wellicht leefde ik bij Bhagwan in een romantische
sprookjeswereld. Maar die was voor mij wel helemaal waar en is dat tot
vandaag de dag. Omdat deze me een hogere, diepere werkelijkheid liet zien dan
de alledaagse werkelijkheid die we geheel onterecht ‘realiteit’ noemen.
Gepost in Spiritualiteit, Uit mijn leven
Geen reacties »
5 mei 2019
Ook dit jaar
was ik weer bij de dodenherdenking. Een stille tocht door het dorp naar het
parkje met het oorlogsmonument. Een blazersensemble dat heinweemuziek speelt.
Toespraken, ook van twee kinderen die het daar best moeilijk mee hebben.
Veteranen op hoge leeftijd. Mensen in uniform, in de juiste houding van
respect. Twee minuten stilte, wat ik eigenlijk altijd te kort heb gevonden. Het
Wilhelmus waarmee ik het met mijn tenorstem altijd wat moeilijk heb. Vijf
vliegtuigjes die in formatie overvliegen. Minuten waarin de tijd stil lijkt te
staan. Het kost me moeite de tranen in mijn ogen te bedwingen in de
overrompelende stilte waarin naast het gebrom van de vredebrengende vlieguigjes
alleen het gefluit van vogels is te horen.
Daar sta ik
dan. Een beetje voor schut met mijn S5 waardoor ik nooit in militaire dienst
ben geweest. Kort na de oorlog geboren, fantaserend over hoe mijn ouders er een
paar honderd meter verderop doorheen zijn gekomen. Ik voel me een verwende
babyboomer, en dat ben ik ook. In de jaren zestig heb ik geleerd discipline te
haten en sindsdien heb ik heel weinig met strijdmachten. Vietnam en zo. Maar
toch. Ze staan voor me, met de handen aan de pet. Opeens heb ik bewondering
voor hen. Mensen die de vrede in het land belangrijker vinden dan zichzelf. Die
zich onderwerpen aan iets groters. Alsof hun strijd méér is dan onbewust
machogedrag, ze tot iets in staat zijn wat ik nooit heb geleerd en ook niet
kan. Vechten. Tot hier en niet verder. Doen wat gedaan moet worden.
Bloemen leggen. Een bakje koffie. Ik kon het niet nalaten die oudste veteraan, die met zijn twee krukken nog nauwelijks kon lopen, een hand te geven. ‘Bedankt voor alles.’ Meer niet, want alle woorden zouden tekort schieten, zo niet hypocriet zijn. Want ik ken de oorlog alleen uit films en verhalen. Al mijn voorstellingen over hoe het was zijn in zwart-wit en missen de kleur van het gevoel. Van angst, dreiging, maar ook onverzettelijkheid. In de schaduw van mijn ouders had ik soms het gevoel dat ik mijn vrolijke leven niet mocht leven, terwijl hun generatie daar juist voor gevochten had. Ik voelde me in de tweestrijd van medelijden en vreugde. Alsof ik de pagina met een hongerend kind uit Biafra niet mocht omslaan. Ellende die nog steeds overal in de wereld te vinden is.
Innerlijke vrede overstijgt geluk en verdriet. Zolang ik die niet in me heb, is alles voor niets geweest. Ik vraag me af of ik daarvan geproefd zou hebben zonder die jongens die indertijd gewoon deden wat gedaan moest worden. Ja, ik voel me in stilte dankbaar en zing ondanks de onzinnige tekst het Wilmelmus mee. De tijd verdwijnt even en verdriet en geluk vermengen zich in het hier en nu tot dankbaarheid.
Gepost in Mijn dorp, Uit mijn leven
Geen reacties »
30 april 2019
Voelen boven denken, het subjectieve boven het objectieve, metafysische filosofie boven rationeel-analytische en pragmatische-utilitaire filosofie, synthese en holisme boven analyse, het ambigue en ironische boven ondubbelzinnigheid en helderheid, kunst boven wetenschap, creativiteit in de kunst boven nabootsing, het spirituele boven materialisme, zin boven nut, kwaliteit boven kwantiteit, organische natuurbeschouwing boven mechanische natuurbeschouwing, de mens die zich deel weet van de natuur boven de mens die de natuur wil beheersen en gebruiken. Aldus Wikipedia over romantiek.
Ik kan er niet meer onderuit: ik ben een pure romanticus. En dus niet verlicht in de betekenis van aanhanger van de Verlichting als historische stroming waar de romantiek zich tegen verzette. Integendeel. ‘De romantiek stelde voorop het gevoel, de fantasie, de verbeelding, de intuïtie, het onderbewuste, het onverklaarbare en het raadselachtige, vervormend in het demonische dat in de gothic novel ook elders in Europa navolging kreeg als literair genre,’ lees ik verder. ‘Deze emotionaliteit en verlangen naar beleving van het onverklaarbare leidden in radicale vorm ook tot uittreden uit de maatschappij, bekering tot het ultramontane katholicisme, intreding in het klooster en als uiterste tot zelfmoord. Dit wordt wel de zwarte romantiek genoemd. Als vroeg voorbeeld geldt Goethes Die Leiden des jungen Werthers, een roman die eindigde met de zelfmoord van de hoofdpersoon, en rondom navolging kreeg.’
Tja. Daar zit ik dan als wereldvreemde. Maar dat ben ik altijd wel een beetje geweest. Een boel beetjes zelfs. Van jongs af aan geobsedeerd door sterven en dood, zoals het hoort. ‘Eens zal ik heerlijk liggen slapen. Niemand zal me wakker kunnen maken’ was ooit een kort dichtseltje van me. Mijn allereerste verhaal heette Een Vriend, en die ging dus ook dood aan het eind, dat kon niet anders. Sommigen vinden mij somber of macaber en wellicht heb ik veel lezertjes van mijn blogs en verhalen daarmee weggejaagd. ‘Schrijf nu eens over iets anders, Satyamo,’ hoor ik ze denken. Maar de dood is het enige échte probleem dat er bestaat, en daarmee de wortel van alle andere problemen. Want de dood is meestal niet een vriend waarvan je mag houden. En waarom zou je je daarmee bezighouden? Dat zien we te zijner tijd wel. Je kan er toch niets over weten want niemand is er ooit van teruggekeerd. Hooguit van een beetje dood zijn zoals bij bijna-doodervaringen. Maar bijna is nog niet helemaal, dus terug naar de orde van de dag.
Nooit écht gelovend in wat velen ‘realiteit’ noemen omdat er een wereld is die daar ver bovenuit stijgt. Voor mij is Plato’s ideeënwereld échter dan de zichtbare wereld. Wat velen ‘echt’ noemen is voor mij meestal ‘onecht’ en omgekeerd. Lastig. Ruzie ober wie er nu écht aan het dromen is. Zeker omdat ik ervan overtuigd ben dat de ‘realiteit’ zijn wortels heeft in die bovenzinnelijke wereld. Tijdens mijn doctoraalstudie – Master voor jonge lezertjes – mocht ik met een vriend parapsychologie als bijvak hebben. Best revolutionair voor de Vrije Universiteit eigenlijk, bij Tenhaeff in de Utrechtse collegebanken mogen zitten. Fantasie, creativiteit en dromen vinden hun neerslag in de concrete wereld. God heeft de wereld geschapen, het Woord is vlees geworden, ideeën gaan aan alles vooraf. En niet omgekeerd. Volgens mij.
Niet dat de realiteit niet mooi is. Nu ik dit schrijf zit een merel ergens boven mijn hoofd te zingen, en de sering een paar meter verderop geurt nog steeds. En waarom is dat zo mooi? Juist omdat schoonheid iets raadselachtigs heeft, omdat het iets wil vertellen over een mysterieuze andere wereld. Me eraan herinnert dat ik daar deel van ben. Je zou het zelfs bewustzijnsverruiming of -uitbreiding kunnen noemen. Mijn ik dat méér, ruimer is dan ikzelf. Verbinding. Atman dat met Brahman versmelt. ‘Life is not a problem to be solved, but a mystery to be lived’ was een van Bhagwans – hij noemde zichzelf toen nog geen Osho – beroemdste uitspraken. En waarom is de sterrenhemel zo mooi? Zelfde verhaal. Waarom geloof ik in astrologie? Idem. Waarom hou ik van het zonnige strand? Omdat alle elementen daar verenigd en te beleven zijn: vuur, aarde, lucht en water. Waarom raken mensen verslaafd aan drugs, of nog erger: aan alcohol? Om even in een andere wereld te zijn, want het is doodvermoeiend om steeds jezelf te moeten zijn. Waarom zijn we geobsedeerd door seks? Om even in de ‘kleine dood’, het orgasme weg te zweven.
Daarom zou ik Freuds doodsdrift liever een ‘verdwijndrift’ willen noemen. Niks mis mee. Want iedereen kent de behoefte aan slaap, er even niet te hoeven zijn. Eigenlijk ben je er al niet meer als je in het zo bezongen hier en nu bent. Daar is geen plaats voor oordelen, voor angsten en verlangens, voor de ratio, en velen beleven dit als bijna een verlossing. Gevoel boven verstand dat pretendeert niet te dromen maar niets anders dan dat doet. Zijn tegenover worden. Zin boven nut. Speelsheid tegenover het serieuze werk. Ik ga nog een stapje verder. In het hier en nu vallen veel van die tegenstellingen samen. Sterven is leven, het subjectieve is het objectieve, verstand is gevoel, materie is geest. ‘Laat de isheid van alles toe,’ adviseert Eckhart Tolle, want daarbij wordt de dualiteit van alles overstegen.
Romantici baden zich graag in gevoel. Daar heb ik het moeilijk mee. Niet zozeer met dat bad, maar met wat er met ‘gevoel’ wordt bedoeld. Is dat ook emotie? Intuïtie? Een innerlijk weten? Het is in elk geval iets dat het verstand niet begrijpen kan. In mijn lievelingsfilm, Kubricks 2001: A Space Odyssey, komt niet het minste greintje gevoel voor, maar toch roept die hele diepe gevoelens in me op. Misschien omdat ik er niets van snap, en de stilte van het heelal en van het raadselachtige gedrag van computer HAL 9000 me zo boeit. Ook een gevoel. Een gevoel van overweldigd zijn door het mysterie en me daar thuis te voelen, erin opgelost te willen worden. Noem het een ‘hoger’ gevoel. Wat is een mooier graf dan dat van Frank Poole, oneindig zwevend in de zwarte ruimte? Romantischer kan het bijna niet.
Een romanticus is niet verlicht. Want daarvoor leeft hij nog steeds teveel in de dualiteit. Maar zonder een onblusbaar heimwee en vurig verlangen naar die andere werelden, naar de échte wereld, zal niemand ooit verlicht raken.
Gepost in Spiritualiteit, Uit mijn leven
Geen reacties »