18 maart 2017
Wat ik tegen Mark Rutte en de huidige VVD heb? Alles. Met op de eerste plaats het heilige geloof in de markt. Je moet wel een rasoptimist zijn om te geloven in het goede in de slechte mens. Dat alles wel goed zal komen, dat het beste uit de bus komt als je iedereen met elkaar laat concurreren. Alsof dan niet de grootste schreeuwers winnen, alsof de reclamejongens dan stoppen met hun misbruik van de psychologie, alsof ze dan wél aan het milieu gaan denken, alsof dan niet uiteindelijk de grootste de winnaar wordt en het monopolie in handen krijgt zodat de vrije markt uiteindelijk een onvrije markt wordt. Dit alles kan niet zonder het tweede heilige geloof, namelijk dat in de groei, waarbij groter altijd beter is. Dan ben je nooit tevreden met wat je hebt, denk je voortdurend aan de toekomst, moet alles steeds verbeterd en gereorganiseerd worden terwijl intussen de aarde uitgeput raakt door de aanslagen op haar grondstoffen en milieu.
Het kan niet anders dan dat markt en groei moeten leiden tot een meedogenloze survival of the fittest, waarbij de verliezers ingeprent wordt dat ze dan maar wat slimmer hadden moeten zijn: eigen verantwoordelijkheid! Als klap op de vuurpijl is er dan nog het heilige geloof in de privatisering, dat alles beter wordt als de overheid alles afstoot waarvoor ze oorspronkelijk was bedoeld, met als gevolg dat de winst voorop staat bij de zorg, woningbouw en vervoer, waar diensten tot producten zijn verworden waar goed geld mee te verdienen valt. De overheid moet kleiner, en de mensen moeten veel meer aan hun lot worden overgelaten.
Dit alles is precies de definitie van neoliberalisme, en ik heb noch Rutte noch de VVD horen zeggen dat ze daar afstand van nemen. Maar het is wel verleidelijk om neoliberaal te worden, want dat betekent dat je alles aan anderen, de markt, kan overlaten en zelf niets meer hoeft te doen. Alles regelt zichzelf en alles komt vanzelf goed. En als het niet goed komt, is dat omdat het nog niet genoeg zichzelf regelt. Je hebt er ook geen visie voor nodig! Je hebt er ook geen hersens voor nodig die zouden kunnen bedenken dat dit hyperindividualisme uiteindelijk tot anarchie en chaos moet leiden. Je hebt er ook geen hart voor nodig, want zelfs medelijden is taboe omdat de anderen verantwoordelijk zijn voor hun eigen ellende, zelfs niet als je die zelf hebt veroorzaakt. Zo is het neoliberalisme, met de VVD in haar kielzog, eigenlijk een partij die meer dan andere het eigenbelang verheerlijkt, zodat het niet verwondert dat het corruptiegehalte daar zo hoog is.
En Rutte zelf? Ik vind hem een beetje dom en leeg. Hij kan leuk lachen en heel aardig zijn. Eigenlijk ook een dromer, want welk intelligent mens gelooft nou in die neoliberale onzin? Een heel normale man eigenlijk. Gevaarlijk normaal zelfs, zodat ik bijna bang voor hem ben. Normale mensen hebben nooit de wereld verrijkt. Maar het volk heeft gekozen. De vraag is echter of je die keuze ook moet respecteren als die helemaal niet in vrijheid is gemaakt, maar met manipulatie, framing en hypnotisering door partijen en media tot stand is gekomen. Rutte 3. In het ergste geval wéér vier jaar die man aan de politieke top. Dit gaat niet goed! Pfff …
Gepost in Maatschappij en politiek
Geen reacties »
10 maart 2017
Zelden heb ik zo snel de kranten gelezen als de afgelopen weken. Gewoon door alles over te slaan wat over de Tweede Kamerverkiezingen ging. Ook de debatten heb ik niet bekeken, hoewel een foto van al die partijleiders me moeilijk kon ontgaan. Eerlijk gezegd acht ik ze geen van allen volwassen, al was het alleen maar omdat ze er allemaal zo correct uitzagen in hun donkere pakjes met stropdassen. Dit gaat niet goed! Tegelijk worden we opgejut met allerlei peilingen, die er dan achteraf net een paar essentiële punten naast gezeten blijken te hebben. Nee, ik had geen zin om op de radio te luisteren naar al dat gekrakeel waar mensen elkaar nauwelijks elkaar laten uitpraten omdat iedereen haantje de voorste wil zijn. Voetbalwedstrijden zijn onschuldiger, weersvoorspellingen betrouwbaarder en het denken van kinderen logischer. De economie moet groeien – dat schijnt goed voor ons te zijn – terwijl er tegelijk minder auto’s op de weg zouden moeten zijn, de klimaatsverandering moet gestopt worden maar het mag geen geld kosten, dat soort dingen. Nee, ik heb het wel, of beter: niet, bekeken! Inmiddels heb ik een bijna revolutionaire methode bedacht om erachter te komen waarop ik ga stemmen.
Ik ga stemmen op de partij waarin ik mij het beste kan vinden! Met wiens partijprogramma ik het het meest eens ben. Of beter: met wiens sfeer en achtergrond ik me het meest verbonden voel, want elke partij heeft wel iets waarmee ik het oneens ben. Ik ga stemmen op de partij waar ik me het meest thuis voel, die het meest lijkt op mezelf. Misschien is volksvertegenwoordiging wel daarvoor bedoeld, dat iedereen stemt op de partij die hem het best ligt. Dit in tegenstelling tot het zogenaamde strategische stemmen, waarbij je bijvoorbeeld op Rutte gaat stemmen om Wilders buiten de deur te houden terwijl je wellicht liever een andere partij je stem had gegeven. Maar ik moet toegeven dat ik zelf vier jaar geleden ook strategisch heb gestemd toen de VVD en de PvdA elkaar in een nek-aan-nekrace naar het leven stonden. Toen stemde ik op de PvdA, want de VVD vertegenwoordigt voor mij – zoals oplettende lezertjes van mijn blog intussen wel zullen weten – de meest oppervlakkige en perverse mentaliteit die in bestuursland denkbaar is. Wilders is tenminste nog eerlijk! Maar wat was het gevolg? Dat de PvdA ging samenwerken met die door zoveel corruptie getekende partij! Maar dát was niet de bedoeling! Meteen afgeleerd, dat strategische stemmen!
Eigenlijk zouden we helemaal niet op partijen moeten stemmen, maar op personen. Zou het hele partijenstelsel afgeschaft moeten worden. Want in hoeverre zijn mensen die lager op de kieslijst staan maar toch een zetel bemachtigen échte volksvertegenwoordigers? Tenzij je met voorkeurstemmen bent gekozen kennen slechts weinigen je. Zelf ben ik er trouwens ook zo eentje, dus eigenlijk meer een partijvertegenwoordiger dan een volksvertegenwoordiger. En om het nog ingewikkelder te maken geniet ik zelfs van immuniteit tijdens raadsvergaderingen, en ben ik grondwettelijk verplicht om ‘zonder last’ te stemmen, lees: maling te hebben aan een partij- en eventueel ook coalitieprogramma waar mijn eigen handtekening onder staat. Zogenaamde zetelrovers, die na onenigheid met hun partij een eigen eenmansfractie beginnen, staan volgens de wet dus helemaal in hun recht, en eerlijk gezegd weet ik zelf ook niet wat ik in zo’n situatie zou doen. Is loyaliteit aan een partij belangrijker dan loyaliteit aan jezelf? Zouden kamer-, staten- en raadsleden verplicht moeten worden hun zetel vrij te geven als hun partij dat wil? Maar partijdiscipline is ook niet iets waarop we zitten te wachten, hoewel die ook nu al binnen veel partijen, van SP tot VVD, welig floreert.
Verkiezingen, we zullen het voorlopig nog maar even moeten doen met de huidige wijze van volksvertegenwoordiging. En dat betekent niet alleen dat je moet stemmen – een recht waarvoor onze voorouders hard hebben gevochten – maar ook dat je moet stemmen op de partij waar je hart naar uitgaat. En als je graag op een vrouw wilt stemmen of je geloof in de mensheid hebt verloren is er nog altijd de Partij voor de Dieren.
Gepost in Maatschappij en politiek
1 reactie »
28 februari 2017
In de nieuwe Kaarsvlam een uitgebreid artikel van Mellie Uyldert over reïncarnatie. Een prachtig verhaal omdat ze diep ingaat op wie of wat er nu eigenlijk ‘bevleesd’ wordt, en hoe het eigenlijk zit met het hoe en waarom ervan. Tegelijk valt me op hoe dubbel we vaak over reïncarnatie denken. Aan de ene kant willen we graag weten hoe we in onze vorige levens geworteld zijn opdat we in ons huidige leven van onze vroegere fouten kunnen leren. Een proces dat oneindig lang kan duren omdat we zelden uitgeleerd zijn. Want hoeveel levens moet ik in die karmische keten van oorzaak en gevolg teruggaan? Is er überhaupt een leven te vinden waarin ik ontstaan ben, als afsplitsing van een groepziel, of als dier, plant, mineraal, molecuul of elementair deeltje? De gedachte aan zo’n oneindige reis zonder begin- en eindpunt maakt me een beetje moedeloos.
Aan de andere kant hechten we ontzettend veel waarde aan het kunnen leven in het hier en nu. Want het soms romantische gemijmer over het leven vóór onze huidige incarnatie, of het soms zorgelijke voorbereiden op wat we erna gaan meemaken leidt alleen maar af van het concrete bewustzijn van wat er hier en nu, in en om ons heen gebeurt. Ja, het lijkt erop dat we juist problemen verzinnen om, bang voor de concrete werkelijkheid, aan dat hier en nu te ontsnappen. Als je er zo tegenaan kijkt zou je moeten stoppen met dromen over wat voorbij is en wat nog komen gaat, en is al je preoccupatie met vorige en volgende levens een vlucht van een ik dat zekerheid wil en daarom alles onder controle wil houden. Een egotrip.
Vele geschriften vertellen ons reïncarnatie juist bedoeld om ons bewust te laten worden van onze oneindige reis, zodat we op een gegeven moment niet anders kunnen dan uit het rad van geboorte en sterven te stappen. Maar daarvoor moeten we wel tot in onze diepste grond ervaren hoe we steeds dezelfde patronen hebben herhaald, hoe we steeds weer nieuwe spelletjes hebben gespeeld, en hoe het herstellen van onze fouten steeds weer tot andere problemen heeft geleid. Bewust van onze eigen imperfectie willen we grenzeloos groeien tot we een soort spirituele volmaaktheid bereiken. Alsof we alleen maar bevrijd kunnen worden als we geen fouten meer maken. Maar wellicht is het onze grootste fout dat we geen fouten meer willen maken, onszelf onze zonden niet kunnen vergeven, de dingen niet meer accepteren zoals ze nu eenmaal zijn. Je wordt pas verlicht als je er niet meer naar verlangt.
Gepost in Gezondheid en welzijn, Maatschappij en politiek
Geen reacties »
25 februari 2017
‘Wordt het niet eens tijd?’ vraagt Mark op bezoek bij zijn vader die mooie verhalen over zijn goede leven vertelt en daar nu tevreden op terugblikt.
‘Tijd waarvoor, jongen?’ en hij steekt een goede sigaar met een echt cederhoutje op.
‘Nou, je verhaal klinkt wel alsof het allemaal achter de rug is, alsof je leven voltooid is …’
‘Ik heb inderdaad het mooiste wel gehad, dat hoort nu eenmaal bij het ouder worden, jongen.’
‘En wat verwacht je dan nog voor de rest van je leven, vader?’
‘Alleen maar een goede sigaar, een Jägermeister en een goed boek, jongen.’
Het irriteert Mark dat hij hem steeds jongen noemt, terwijl hij al zowat vijftig is. En dat zijn vader zichzelf nog steeds als een volwaardige man beschouwt, in plaats van als een bejaarde die al meer dan tien jaar een kwijnend maatschappelijk leven leidt.
‘Is dat nou echt alles?’ vraagt Mark. ‘Je hele leven doorbrengen tussen stoel en bed?’
‘Ik red me uitstekend jongen. Eens in de week komt Jannie wat schoonmaken, en helpt Petra me met het douchen. En het warme eten wordt thuis bezorgd! Nee, het is uitstekend geregeld allemaal!’
Die warme slappe maaltijden met een voedingswaarde van een puddinkje eet zijn vader alleen maar omdat hij nog nauwelijks kan proeven, denkt Mark, starend naar een stofnest onder de tafel, de brandgaten in zijn broek en de kruimels en vlekken op de tafel tussen hen.
‘Wees eerlijk, vader,’ gaat hij in de aanval. ‘Zie toch de realiteit onder ogen!’
‘De realiteit, mijn jongen, is dat ik een tevreden mens ben waar menig ander jaloers op zou zijn. Ik heb mijn natje en mijn droogje en er wordt goed voor me gezorgd.’
‘De realiteit is dat het steeds minder wordt, vader. Je hebt inmiddels je eerste nieuwe heup, een gehoorapparaat en je ogen gaan ook achteruit. Mag ik het benoemen? Ja? Het is hard om te zeggen, maar je bent gewoon aan het aftakelen. Je denkt gelukkig te zijn terwijl er gewoon geen toekomst meer voor je is weggelegd, anders dan steeds verder wegkwijnen.’
En anderen tot overlast zijn, denkt Mark er achteraan. Een woning bezet houden en zorg verbruiken die jongere mensen met een toekomst veel meer nodig hebben. Terwijl hij zich uit de naad werkt om zijn gezin te onderhouden, blijft zijn vader maar op zijn geld zitten als een hond op een voederbak waar die zelf niet uit eet.
‘Waar wil je naartoe, jongen?’
‘Je leven is voltooid, vader. Zie dat nou eens onder ogen …’
‘Ik ben nog heel gezond, jongen,’ pareert zijn vader met glinsterende oogjes. Maar Mark kan zich moeilijk voorstellen wat hij nog in het leven ziet.
‘Nu nog wel vader. Maar er wordt steeds meer op de zorg bezuinigd. Na de eerste de beste operatie word je in je flat gedumpt en lig je binnen een dag in je eigen pies en poep. Zit je daarop te wachten?’
Als hij zijn vader was, had hij het wel geweten. Wegwezen! Hij zou niet meer verder willen in deze verharde neoliberale samenleving waar je voortdurend bezig bent met overleven, zodat je aan het leven zelf misschien pas verder in een beloofde toekomst toekomt. Eigenlijk is Mark nu al klaar met het leven, maar hij moet doorvechten om er nog iets van te maken. Zijn gezin, zijn werk, zijn vrienden …
Zijn vader zwijgt, neemt een rustige trek van zijn sigaar, en kijkt zijn zoon aan waarbij hij bijna onzichtbaar meewarig zijn hoofd schudt.
‘Waar ben je bang voor, jongen?’ vraagt hij.
Mark schudt verward zijn hoofd, snapt even niet waar zijn vader naar toe wil en weet geen antwoord.
‘Het lijkt erop, jongen, dat je zelf het leven niet meer ziet zitten. En nu we het toch over de realiteit hebben: heb je niet stiekem een weloverwogen, duurzame wens om vrijwillig uit het leven te stappen?’
‘Vader!’ schreeuwt Mark. ‘Dat kán nog niet eens op mijn leeftijd!’
‘Dat is een maar al te duidelijk antwoord, jongen. Nee, dat kan nog niet, maar als echte liberaal vind ik wel dat het mogelijk zou moeten zijn,’ en hij nipt even moeizaam aan de Jägermeister in zijn trillende hand.
‘Maar vader?!’
‘Moet kunnen … Ja jongen, ik zou je missen, maar dat doe ik nu ook al …’
Gepost in Maatschappij en politiek
Geen reacties »
19 februari 2017
Rutger Bregman eet geen vlees meer. Ook niet een beetje. Intussen zijn er zeven keer zoveel consumptiedieren – koeien, schapen, varkens en kippen – op aarde dan wilde dieren, en het is toch een beetje raar dat de meeste dieren leven om door mensen opgegeten te worden. Het leed dat dieren daarvoor lijden is verschrikkelijk, zelfs voor dieren die wat vriendelijker behandeld worden. En het derde argument dat Bregman tot vegetariër maakt, zijn de ontdekkingen dat dieren veel meer zelfbewustzijn, intelligentie en gevoel hebben dan door de vleeseters wordt aangenomen. Varkens zijn slimmer dan baby’s, en toch eten we geen baby’s. Ik lees vaker dat dieren waarschijnlijk veel meer op mensen lijken dan we willen weten. Als ik een hond op straat tegenkom vraag ik me af of dat dier wellicht een even helder bewustzijn heeft als ik, en wellicht het enige verschil tussen hem en mij is dat hij niet kan praten en ik wel. Of beter: dat we verschillende talen spreken. Het is dan ook een rare tegenstelling dat kattenfilmpjes op Facebook zo populair zijn, dat we het normaal vinden dat Bobbie met Kuifje probeert te praten en in Second Life veel mensen zich als dieren, ‘furries’ voordoen, zoals de nieuwe DJ die we sinds enkele weken in onze disco hebben.
Als kind snapte ik nooit wat er zo leuk was aan vissen, afgezien van het stomme gestaar naar een dobber. Dan werd me verteld dat vissen geen gevoel hadden zodat je het haakje rustig uit hun spartelende lijfje kon trekken. Of werd die hobby vergoelijkt met het weer terugwerpen van de gevangen dieren, alsof het zo leuk was om met een verscheurde bek en ingewanden verder te zwemmen. Honden-, stieren- en hanengevechten getuigden voor mij van een opperste decadentie, en ik vond en vind het dan ook helemaal oké als een stierenvechter op de horens wordt genomen. Gelukkig ben ik niet de enige die daarvan geniet. Maar ja, in sommige westerse landen hoort dat nu eenmaal bij hun cultuur en daar moet je van afblijven. ‘Wat u het kleinste mijner schepselen heeft aangedaan heeft u Mij aangedaan,’ zou Jezus eens gezegd hebben. Die uitspraak is me altijd bijgebleven en nog altijd bied ik een mug mijn excuses aan nadat ik hem heb doodgeslagen opdat ik eindelijk eens zou kunnen slapen, hoewel ook een stemmetje in me zegt dat het stomme dier er zelf om gevraagd heeft. Een hond die aan mijn broekspijp hangt geef ik het liefst een rotschop, maar dat is allemaal zelfverdediging.
Vlees eten is geen zelfverdediging, maar wat is het dan wel? Wat maakt het dat we zo inefficiënt werken door eerst dieren met maïs te voeden en dan die dieren op te eten in plaats van onszelf met dat maïs te voeden? Wat maakt vlees zo aantrekkelijk? Ik kan moeilijk tot een andere conclusie komen dan dat de meeste mensen bloeddorstige dieren zijn en het kennelijk verdommen om elkaar op te eten, wat veel eerlijker zou zijn, en beter voor het milieu en tegen de overbevolking. Maar ja, zoiets doe je niet, want wij mensen staan nu eenmaal veel hoger op de evolutionaire ladder dan dieren, hoewel sommige kannibalen gezegd hebben dat het juist dat was wat de mens tot een delicatesse maakte. Zo wordt de mens gekenmerkt door bloeddorst, Nietzsches Wille zur Macht, maar wat de mens echt tot mens maakt is dat hij daarvan af kan zien, de natuur niet meer als zijn vijand ziet. Mijn Wijze Tante heeft honderd jaar vegetarisch geleefd, dus vertel me niet dat het eten van vlees zo noodzakelijk is voor een goede gezondheid. Dat wordt ons allemaal aangepraat door de bio-industrie, en als er dan af en toe een stal afbrandt met enkele tienduizenden varkens erin, tja, dat hoort er nu eenmaal bij, en we gaan over tot de orde van de dag.
Als ik het voor het zeggen had – ja ook ik heb wel eens van die dromen – zouden vleeseters verplicht moeten worden excursies naar stallen te maken, tijdens veetransporten tussen de dieren mee te rijden, en natuurlijk de slachterij moeten bezoeken. En bij dit alles de dieren in de ogen kijken. Wat mij betreft kunnen er niet genoeg filmpjes op internet komen over het leed dat dieren wordt aangedaan om onnodige en irrationele behoeften te bevredigen. Niet dat dieren allemaal zo heilig en lief zijn, zoals katten die vogels verscheuren als zinloze hobby. Maar tot onmenselijke praktijken als onze ondierlijke bio-industrie zijn ze niet in staat. Misschien dat we ooit nog ontdekken dat ook planten bewustzijn hebben en gaat het sommigen moeite kosten om gewassen te eten. Maar we kunnen nu eenmaal niet overleven door iets van de natuur te verorberen. Spreek dan voor je bescheiden maaltijd een excuserend dankgebed uit, wat alleen kan als je echt houdt van wat je eet.
Gepost in Maatschappij en politiek
Geen reacties »
3 februari 2017
Soms zit ik helemaal niets te doen. Zoals nu. Zoals tot een minuut geleden bedoel ik, want nu zit ik alweer met mijn tablet op schoot te schrijven. Met de voordeur links van me, de schuurdeur rechts van me en een bergruimte boven me. Ik kijk uit op de straat waar af en toe rustig een auto rijdt, terwijl er soms een fietser voorbijkomt op het fietspad rechts van me, van achter de schuur. Wat geruis van de A27 ergens in de verte. Kwetterende vogels. Soms een kat die me beleefd negeert als hij langskomt, en nog somser een eekhoorn. Misschien is dat wel mijn voornaamste argument om te roken, als excuus om gewoon even niets te doen. Wat voor me uit te kijken. Het enige voor- en nadeel is dat mijn gedachten dan op hol slaan. Over wat Schopenhauer en Nietzsche van liefde en vriendschap vinden. Over een bestemmingsplan waarvan ik nog wat regels wil nalezen. Over een mailtje van de accountant die iets vraagt wat ik hem volgens mij al gegeven heb. Over PostNL die zijn tarieven weer eens flink verhoogd heeft. Free-floating thoughts, rondfladderende gedachten, zonder concentratie.
Over de doodsdrift van Freud, thanatos. Die volgens mij echt bestaat, hoewel ik hem liever verdwijndrift zou willen noemen. De behoefte om er gewoon even niet te zijn. Zoals de behoefte aan slaap, die toch iedereen moet kennen. Even niet denken, van de wereld zijn. Even niets te hoeven en te moeten, een korte vakantie in je eigen hoofd. Dat moet iedereen toch herkennen, zeker als je inbox meteen weer volloopt als je blij bent dat hij eindelijk weer eens helemaal leeg is. De beste manier om in slaap te komen is die mentale inbox in je hoofd, al dat gecommuniceer even te laten voor wat het is. Niet door er niet naar te luisteren, maar door de achterliggende stilte meer aandacht te geven. Aandacht voor wat Osho vaak noemt ‘the gap between the words’. Je kan niet in de wereld zijn als je er niet af en toe even uitstapt. Dan zou je helemaal doldraaien. Ook dat zou toch iedereen moeten herkennen? Nou nee, want ik vrees dat de meeste mensen wel degelijk aan het doldraaien zijn door niet af en toe even te genieten van een poosje niets. Op de vlucht zijn voor dat niets dat juist zo heerlijk kan zijn, als het liggen in een strandstoel zonder meteen weer een boek of telefoon te pakken.
Ik denk dat dit bedoeld wordt met het zijn in het helende hier en nu. Ik ben blij dat ik dat ken en verwonder mij om het treurniswekkende voortdurend met iets bezig zijn dat velen zo kenmerkt. Maar misschien is dat hun wijze om te verdwijnen, door ergens helemaal in op te gaan. Hoewel ik vaak het gevoel heb dat ze op de vlucht zijn, juist omdat ze niet stil kunnen zitten en zijn. Als er een test zou zijn om spiritualiteit te meten zou dat een zwaarwegende factor zijn: zit je wel eens stil te zijn, gewoon niets te doen? Kan je je mond houden, hoef je de leegte om je heen niet meteen te vullen met achtergrondmuziek? En niet meteen overal een blog over te schrijven, te facebooken, instagrammen of te twitteren? Of heb je allemaal hulpmiddelen nodig, zoals alcohol en drugs, om jezelf even op een laag pitje te zetten? Kan je jezelf en de belangrijkheid daarvan vergeten? Zo is elke verslaving uiteindelijk een spirituele behoefte aan het opheffen van jezelf. Ik ben er even niet.
Geen wonder dat in een hectische wereld als de onze zoveel verslavingen zijn. Dat wanneer doen belangrijker is dan zijn mensen toch altijd middelen vinden om te ontsnappen naar een andere wereld, en dat mag je van mij best doodsdrift noemen. Geen wonder dat seks en drugs steeds extremer worden, dat mensen steeds sterkere sensaties nodig hebben, want levensdrift kan niet zonder doodsdrift die je trouwens beter stervensdrift of verdwijndrift zou kunnen noemen. Ook ik voel die behoeften steeds sterker worden. Want niet alleen leef ook ik in een steeds hectischer wereld waarin je geacht wordt om nooit tevreden te zijn met wat je hebt, ook komt met mijn ouder worden het sterven steeds dichterbij en merk ik hoe belangrijk het is om te leren sterven. Als laatste uitdaging, als laatste experiment. Want sterven is, zoals Osho eens heeft gezegd, de culminatie van het leven. Leren verdwijnen, loslaten. Niet reïncarneren of in een alternatieve wereld zoals een hemel of een parallel universum belanden, want dan begint alles weer van voren af aan, moet je opnieuw de tafel van zeven leren, je veters leren strikken en een hersenschudding oplopen omdat je te wild fietst. Dat schiet niet op.
Het enige dat ik wens is bewustzijn waarin ik meemaak dat ik eigenlijk alles ben. Waarin alle dualiteit is opgeheven omdat ik besta als sprankelend en scherp bewustzijn, en niet besta als dat vermoeiende en vechtende ik. In het Tibetaanse Dodenboek wordt geleerd om alle identificaties los te laten, zodat alleen maar overblijft wat je eigenlijk bent: bewustzijn. Misschien is dit alles te veel gevraagd en te hoog gegrepen, maar ik zal toch ergens moeten beginnen?
Gepost in Psychologie, Spiritualiteit
Geen reacties »
30 januari 2017
70 jaar! Dat lijkt oud, maar het voelt zo jong! Is het dan toch waar dat het ware leven pas laat in je leven begint, dat veel soortgelijke beweringen geen troost- of wensdroom zijn maar gewoon realiteit? Dat het ouder worden na de helft van je leven gevolgd wordt door een jonger worden zodat je uiteindelijk als baby weer in de baarmoeder van het universum verdwijnt? Als de ervaring belangrijker is dan de realiteit zit er zeker een kern van waarheid in. Misschien niet lichamelijk, maar wel psychologisch, mentaal, geestelijk, spiritueel of hoe je datgene zou willen noemen waar het lichaam uiteindelijk een neerslag van is. En nu ben ik bezig met de terugtocht en elk lustrum daarvan is weer een mijlpaal. En nu was het ook nog Nieuwe Maan, een ideaal moment om thuis te komen in mijn watermanzelf.
Gebakjes bij de koffie op bed. Vriend had er vlaggetjes in gezet. Van hem drie mooie boeken. Van filosoof Jan Drost, die ik kende van zijn boek Denken helpt, het doorwrochte Het romantisch misverstand om mijn ideeën over romantiek wat bij te slijpen. Van Daan Dekker De betonnen droom over de geschiedenis van de Bijlmer die bij mij veel sentimenten oproept. En last but not least van Japke-d. Bouma, die we kennen van haar kostelijke columns in nrc.next, Uitrollen is het nieuwe doorpakken over het gebruik van jeukwoorden waarmee ik vooral in bestuurlijke en ambtelijke kringen veel word geconfronteerd. In de loop van de dag kwamen er ook veel felicitaties via sms, Facebook en e-mail binnen, met Robbie als eerste. Heel bijzonder dat je zoveel vrienden hebt die je nog nooit in real life bent tegengekomen!
Net als vijf jaar geleden heb ik een zaaltje gehuurd in het Blaricumse Bellevue. Dat was inclusief Berend die de koffie met gebak en drankjes en hapjes verzorgde. Twintig vrienden waren er, waarvan sommigen zelfs de ontberingen van het openbaar vervoer voor lief hadden genomen. Ik hield een toespraakje naar aanleiding van het boekje Ik kom in opstand dus wij zijn van Eva Rovers dat ik in mijn vorige weblog besprak. En ook nu weer mooie cadeautjes. Gelukkig had ik dit jaar wél een ‘wishlist’. Nog ontbrekende delen van Het transgalactisch liftershandboek. Enkele seizoenen van Breaking Bad. Ook kreeg ik Robert Mulders fotoboek Groeten uit Amsterdam. En van Sjoerd – ik noem hem bij naam omdat hij mijn ‘oudste’ vriend is want ik ken hem sinds kort vijftig jaar – het boek Waar verzet jij je tegen? waarin 101 wetenschappers, ondernemers en kunstenaars antwoord geven op deze vraag van Anton Corbijn. Voorlopig dus nog genoeg te lezen en te kijken, terwijl ik ook nog flessen wijn kreeg, een potje mango chutney, en geld en cadeaubonnen.
Ik vond het wel wat eng om vrienden uit te nodigen die elkaar soms nauwelijks of niet kenden, maar gelukkig verveelde niemand zich. Iemand zei: ‘We zijn allemaal een stukje van jou,’ en wellicht was het daarom dat het een leuke en klassiek gezellige avond was, ondanks of dankzij het hoofdthema ‘opstand’ of ‘verzet’. Wat eigenlijk best past bij een jaren zestig-freak zoals ik. Een mooie dag, waarna ik me voor het slapen gaan gewoon gelukkig voelde. Wat heb ik een mooie vrienden – dat is de échte rijkdom! Dank jullie wel allemaal!
Gepost in Uit mijn leven
Geen reacties »
26 januari 2017
In de filosofische reeks Nieuw Licht verscheen onlangs Ik kom in opstand, dus wij zijn van Eva Rovers. Na een bespreking ervan in nrc.next lag het boekje binnen enkele dagen in mijn brievenbus. Want ik herkende opzettend veel van wat hier allemaal kort en bondig verteld werd over verzet, en waarom daar ondanks sociale media zo weinig van terechtkomt. De auteur baseert zich op het essay Ik kom in opstand uit 1951 van Nobelprijswinnaar Albert Camus, een filosoof, journalist en schrijver van wie ik niet veel meer wist dan dat hij bestaan heeft. De mens leeft in een absurde en zinloze wereld, en is het enige schepsel dat weigert te zijn wat het is – sterfelijk – en daartegen in opstand komt. Echter niet door ideologische of religieuze idealen na te streven, want uiteindelijk perverteren deze tot machtsblokken die de mens in slaap moeten houden, zoals met het communisme en het christendom is gebeurd. Nee, tegenover vormen van fysieke en mentale zelfmoord, is volgens Camus de ware opstand de absurditeit onder ogen zien.
In mijn eigen woorden: het getuigt juist van moed om te accepteren dat de dingen nu eenmaal zijn wat ze zijn: absurd, zonder betekenis, zinloos. En ik zou eraan willen toevoegen: pas dán komt de ware opstand tot leven, niet geleid door oordelen maar door spontane intuïtie, het hart dat beter voelt en weet wat nodig is dan het verstand. De mens komt dan tot wat Camus het ‘klaarlichte denken’ noemt, ‘dat vrij is van verstarde kaders en door religie of ideologie voorgeschotelde illusies.’ De mens in opstand, schrijft Rovers, ‘beseft bovendien dat hij niet de enige is die worstelt met de absurditeit, maar dat hij deze deelt met ieder ander mens. Daarom komt hij niet alleen voor zichzelf in opstand, maar ook voor anderen.’ Dan wordt verbondenheid mogelijk, en juist het gebrek daaraan heeft veel revoluties met behulp van digitale media, zoals de Arabische Lente en Occupy, doen stranden. Een groot netwerk is nog geen hecht netwerk, en verbondenheid kan alleen maar ontstaan als het doel zowel individueel als collectief is.
Onder de kop Pronken met de veren van de onschuld rekent Rovers vlijmscherp af met het alom gepropageerde idee dat het neoliberalisme, zoals dat vooral sinds de val van de Muur de westerse wereld domineert, géén ideologie zou zijn. ‘De ideologie van tegenwoordig heeft alleen een ander gezicht. Of beter gezegd: zij heeft geen gezicht. De huidige ideologie ligt als een onzichtbare deken over het dagelijks leven.’ Want de vrije markt, verheerlijkt als een soort mechanische natuurwet, bestaat helemaal niet zolang er gunstige belastingmaatregelen, uitzonderingen op milieuwetgeving en andere voordeeltjes te behalen zijn, en betekent uiteindelijk ‘vrijgesteld zijn van democratie.’ Geciteerd wordt Goebbels beroemde uitspraak: ‘Het geheim van propaganda is mensen zodanig doordringen van de gewenste ideeën, dat zij niet beseffen dat zij er überhaupt van doordrongen zijn.’ Zo vinden we het vanzelfsprekend dat de economie moet groeien, toenemende consumptie goed voor ons is, dat rendement ons hoogste goed is en dat alles meetbaar moet zijn. Om maar niet wakker te worden uit onze roes en de absurditeit onder ogen te zien.
Heel mooi vind ik wat Rovers over kunst schrijft. Kunst is volgens Camus de ‘opstand in zijn meest zuivere vorm: de kunstenaar wijst de wereld zoals die is af, hij neemt geen genoegen met de onbevattelijkheid van het leven en schept daarom een alternatief voor de werkelijkheid (…) vertelt geen afgerond verhaal, verdeelt de wereld niet in goed en kwaad. Hij wil geen moreel oordeel vellen, net zomin als hij uitsluitend vermaak wil bieden. Zijn kunst onderzoekt, werpt vragen op, schuurt en kan buitengewoon ongemakkelijk zijn omdat zij toont wat we liever niet zien: onzekerheid over de betekenis van het leven, twijfel in plaats van overtuiging en de afgrond in onszelf (…) De opstandige kunstenaar wil die angsten onderzoeken, want alleen door ze te ervaren kan hij ze bedwingen.’ Kunst is daarom geen vlucht uit de werkelijkheid maar een confrontatie ermee. In mijn eigen woorden: kunst is zowel realistisch als surrealistisch. Kunst kan per definitie nooit correct zijn, en dat wordt niet altijd gewaardeerd. Zelfs een gerenommeerd kunstfestival als de Groningse Noorderzon ging de mist in door Toys in the Attic te verwijderen.
Ik kom in opstand. Mijn woorden en schrijfsels zijn mijn barricaden. Ik hou van dromen, sciencefiction, fantasie en sprookjes. En van Second Life – wat zou Camus van deze herschapen wereld gevonden hebben?
Gepost in Maatschappij en politiek, Psychologie
Geen reacties »
15 januari 2017
Onlangs bestond de Bijlmermeer 50 jaar. Daarvan heb ik een dikke 13 jaar als bewoner meegemaakt. Op 20 november 1973 betrok ik met Pim een mooie flat in Eeftink dat net opgeleverd was. En als ik ‘mooie flat’ zeg bedoel ik ook echt een mooie flat. Vier kamers op een oppervlak van een kleine honderd vierkante meter, omringd door jong groen, in degelijk beton en goed geïsoleerd. Er was wat mij betreft echt helemaal niks mis mee. Met de hele Bijlmer was voor mij helemaal niks mis. Een ideale woonwijk. Verkeer op de dreven, wandelen, fietsen en recreatie op het maaiveld. Het waren grote betonkolossen die als honingraten in grote zeshoeken aan elkaar waren geschakeld, met in hun midden ruim groen waar zo’n 600 woningen op uitkeken. Grootschalig massief beton maar tegelijk veel ruimte, licht en lucht. Na vier jaar kwam de eerste metro zodat je snel in de stad was, en ’s nachts waren er de nachtbussen. De eerste jaren heb ik me er nooit onveilig gevoeld. Een voor de vakantie volgepakte auto kon je rustig ’s nachts in de parkeergarage achterlaten. In winkelcentrum Ganzenhoef waren veel winkels waaronder twee supermarkten en de vermaarde bakkerij Jongejans, Al snel was ik betrokken bij een stichting die de collectieve ruimtes exploiteerde. En was ik vaak te vinden in de kroeg, want nachtbraken was, voor zover ik dat met mijn reguliere baan bij de Amrobank kon combineren, wel een hobby van me. Vriendjes, seks, ruzies en huilpartijen, feestjes, drank en muziek, het hoorde er allemaal bij. Niks mis met de Bijlmer dus.
Tot de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, die grote gevolgen had voor de bevolkingssamenstelling van de wijk. Langzaam maar zeker stegen on-Hollandse geurtjes op uit de keukenramen als je over de galerijen liep. Die vond ik niet lekker, wat volgens mij niets met discriminatie te maken heeft maar gewoon met mijn biologie. Het getal zeven nestelde zich in mijn hoofd, als het percentage van cultuurvreemdheid dat een samenleving maximaal kan verdragen. Gecombineerd met werkloosheid werd de sfeer in de Bijlmer er niet beter op. Het nabijgelegen Gliphoeve werd berucht om zijn criminaliteit, en zo heeft een klein deel van de Surinamers het verpest voor iedereen. De jongens die hun muziek keihard op de galerij en de metrostations lieten spelen, types waarbij je bepaald niet het gevoel hebt dat het veilig is hen op hun gedrag aan te spreken. Asociaal gedrag en al dan niet zich rond drugs afspelende criminaliteit maakten de sfeer er niet vrolijker op. In de eerste jaren dat ik er woonde wandelde ik rustig in het donker rond, maar als snel werd dat oppassen geblazen en werd het ook enger om door de binnenstraten te wandelen. Men dacht de sfeer te verbeteren door flats een nieuw kleurtje te geven en Gliphoeve Geldershoofd te gaan noemen, maar dat werkte niet echt. Zelfs het verlagen van de huren en alles onder één woningcorporatie te brengen mocht niet baten. Maar ook de media deden hun best om het imago van de Bijlmer te verslechteren, zoals de gevangenis die helemaal niet in de Bijlmer stond ‘Bijlmerbajes’ te gaan noemen.
Uiteindelijk kwam het erop neer dat men het afbreken en opnieuw opbouwen van de Bijlmer prefereerde boven handhaving. Alsof dat goedkoper was. Maar handhaving is tot vandaag de dag niet echt een prioriteit van de politie. Ook tegenwoordig wordt het niet kunnen handhaven vaak aangevoerd als argument om regels niet in te voeren of te versoepelen, terwijl het volgens mij om een niet willen handhaven gaat. De Bijlmerramp in 1992 is wellicht ook een stimulans geweest om de wijk af te breken. Zo zijn veel plekken waar je leuke dingen hebt meegemaakt gewoon verdwenen. Moest ik Vriend tijdens een wandeling in de lucht wijzen naar de plek waar ik ooit door een vriendje lekker van achteren genomen was. Herinneringen die in de lucht hangen, net als de flat waarin ik woonde, waarvan ik de muren nog dankbaar had gekust toen ik naar Buitenveldert verhuisde. Eeftink 305, waar ik de zelfgemaakte wit geverfde boekenkasten tegen de muren schroefde om de vloer ruimer te laten ogen. Waar ik veel piano speelde totdat mijn benedenburen me plaagden door steeds mijn telefoon te laten rinkelen zodra ik weer aan de slag ging – dat schijnt humor te zijn. Waar ik een biels naar binnen sleepte om er een mooi martelpaaltje van te maken dat helaas weinig gebruikt is. Waar ik een blauwe maandag met Cor heb samengewoond, terwijl we ook na die tijd van elkaar zijn blijven houden. Maar tegelijk woonde ik in een verloederende wijk waar ik me halverwege de jaren tachtig niet meer thuis voelde. Het blijft voor mij een gotspe dat men dit prachtige project het heeft laten verliezen van de criminaliteit. Want er was niks mis met de Bijlmer, integendeel. Het was een prachtwijk.
Gepost in Uit mijn leven
Geen reacties »
6 januari 2017
Onder de titel ‘Er is alleen maar toon, geen debat’ sloot Bas Heijne het jaar af met een indringend essay in nrc.next waarin hij betoogt dat het debat weer heroverd moet worden op geschreeuw en gespin in de politiek. En terecht, want steeds meer mensen geven minder om feiten, en zelfs als vrijwel alle wetenschappers het over iets eens zijn weten grote massa’s het beter. Zoals Trump beter dan wie ook weet dat de klimaatverandering niet door de mens is veroorzaakt, zodat hij rustig verder kan gaan met stoken van kolen. Het lijkt een strijd tussen domheid en intelligentie waarbij de minder begaafden zich niet gehoord voelen en daarom boos zijn. Wellicht willen ze niet alleen het debat niet aangaan, maar kunnen ze dat ook niet. En natuurlijk is er altijd wel ergens een artikel op het internet te vinden waaruit zij hun gelijk putten. Dat is de intelligentsia te verwijten zolang zij niet in staat is om lager opgeleiden te overtuigen en hun frustraties en boosheid serieus te nemen om zo weer hun vertrouwen terug te winnen. Het idee van gelijkheid schuurt met het feit dat qua intelligentie mensen nu eenmaal verschillen en velen beter met hun handen en gevoelens aan de slag kunnen gaan in plaats van te gaan denken. Zoals de markies De Canteclaer in De Labberdaan stelt: ‘Als het janhagel gaat denken komt het tot de meest stuitende resultaten.’ Dat zien we nu gebeuren.
Maar omdat de samenleving steeds minder werkgelegenheid voor laag opgeleiden biedt, zitten die in het nauw, zodat de enige oplossing lijkt juist deze slachtoffers van robotisering en automatisering de vruchten van de technologische ontwikkelingen te laten plukken. Als er iets een niet meer te realiseren droom is, dan is dat wel de volledige werkgelegenheid, zodat juist voor de lager opgeleiden een gratis basisinkomen het meest voor de hand ligt. En was dat niet het oorspronkelijke doel van robotisering en automatisering? Dat we verlost zouden worden van werk en arbeid en we veel meer zouden gaan doen waar we echt voldoening in vinden? Gelukkig begint het steeds meer mensen, niet alleen aan de linkerkant maar ook aan de rechterkant van het politieke spectrum, te dagen dat we zo’n basisinkomen een kans moeten geven door ermee te gaan experimenteren. Je kunt domme mensen – en ik bedoel dit niet denigrerend – nu eenmaal niet kwalijk nemen dat ze dom zijn, net zoals je pubers niet kan verwijten dat hun denken zich niet echt op de lange termijn richt, en zoals je kinderen niet kwalijk kan nemen dat ze geen vierkantsvergelijkingen kunnen oplossen. Er zijn nu eenmaal lichaamsmensen, gevoelsmensen en denkmensen en die hebben allemaal recht op een eigen plek in de samenleving. Laat voetballers voetballen, kunstenaars kunst maken en denkers hun hersenen gebruiken, debatteren en problemen oplossen.
Daar is de politiek nog niet rijp voor, getuige het feit dat in een democratie iedereen evenveel stemrecht heeft, dus geacht wordt evenveel verstand te hebben van complexe ontwikkelingen. Een arts moet gestudeerd hebben voordat hij in mensen gaat wroeten, een automobilist moet een rijbewijs hebben voordat hij de weg op mag, maar mensen mogen wel zonder stembewijs het stemhokje in. Je hoeft helemaal geen verstand te hebben van hoe de maatschappij en politiek in elkaar zitten om toch invloed te hebben. Politiek is het enige vak waarvoor geen opleiding is vereist, en dat is te merken ook. Zo is bij ons de halve wijk tegen het aanleggen van een vrije busbaan, maar heeft bij provinciale verkiezingen juist gestemd op degene die dat wil doordrukken. Ik vond dat heel frustrerend te zien bij het tellen van de stemmen, want waar doe je het dan nog voor? Iets soortgelijks zou je ook moeten eisen als mensen een politieke partij beginnen, want alles wat vanuit de onderbuik oprispt komen we straks bij de Tweede Kamerverkiezingen – ik schreef bijna ‘Tweede Kamerverziekingen’ – op veel te lange onhanteerbare stembiljetten tegen. En wij straks maar weer sorteren en tellen. Ik moet toegeven dat het vereisen van zo’n stembewijs voor velen een brug te ver zal zijn omdat het de democratische beginselen zou aantasten. Maar als je er zo over denkt moet je het ook gerechtvaardigd vinden dat mensen zonder rijbewijs in een auto mogen stappen.
Bas Heijne ziet de groeiende polarisatie in de samenleving als een ideologisch conflict: ‘universalisme tegenover nationalisme, gelijkheidsdenken tegenover groepsdenken, het streven naar gezamenlijkheid tegenover identitaire eigenheid.’ Iets verderop spreekt bij van de tegenstelling tussen de Verlichting en de Contraverlichting: ‘Richten we onze samenleving in naar de idealen van de Verlichting, waarbij gelijkheid of individuele vrijheid vooropstaat en waarin de verbondenheid van een individu met alle mensen ongeacht afkomst, kleur, en wat dan ook wordt onderstreept? Of vallen we terug op de verhalen van eigenheid die de zogeheten Contraverlichting ons voorhoudt, waarbij de nadruk op eigenheid wordt gelegd – culturele, historische en culturele eigenheid?’ Hier lijken de hoog opgeleiden aan de kant van de Verlichting te staan, en de laag opgeleiden aan die van de Contraverlichting die als reactie op de rationele Verlichting gekenmerkt wordt door romantiek en conservatisme. Als je er zo naar kijkt lijkt het bijna astrologie omdat je er de weerstand tegen de komst van het Watermantijdperk in kunt herkennen. De romantiek van het verdwijnende tijdperk van de Vissen, zwelgend van gevoel voor eigenheid en kleinschaligheid, die plaats moet maken voor de rationele Aquarius die alles graag op wereldschaal aanpakt en niets wil weten van burgerlijke kleine gevoelens. Stad tegenover dorp, grootschaligheid tegenover kleinschaligheid, verstand tegenover gevoel, hoog opgeleid tegenover laag opgeleid – het lijkt allemaal samen te hangen.
Als romanticus voel ik me met het ene been in het Vissentijdperk staan en ben ik een conservatieve aanhanger van de Contraverlichting die niks wil weten van de megalomanie die de eigenheid van zijn eigen dorp dreigt te overspoelen, en die in opstand komt als het verstand het gevoel gaat overvleugelen. Maar met het andere been sta ik in het Watermantijdperk, gelovend in de zegeningen die techniek zoals het internet kunnen brengen, in een wereld waarin alle mensen wereldburgers zijn, en in de vrijheid, gelijkheid en broederschap die Aquarius belooft. Zo leven de liberaal en de conservatief allebei in mij, ben ik in de overgang. En niet alleen ik, maar de hele westerse samenleving.
Gepost in Astrologie, Maatschappij en politiek
Geen reacties »