28 september 2015
Samsung is bezig met een nieuwe besturing van de smartphone. Met de tong! Raar dat ze dat niet eerder hebben bedacht. Want het eerste dat een koe doet als ze van een kalfje bevallen is, is het likken. En zelf heb ik ook de neiging om een nieuwe smartphone te gaan likken. Een beter welkomstgeschenk kan je zo’n apparaatje toch niet geven? Dat kan zonder gevaar, want ze zijn steeds meer waterproof. Likken schept een innige band van vertrouwen, alsof speeksel een plakmiddel is waarmee je met je geliefde versmelt. We zijn meer verliefd op onze smartphones dan op onze partners, iets wat steeds duidelijker wordt als je om je heen kijkt in straten en op stranden, op terrasjes en in restaurants, en wellicht straks ook in slaapkamers.
Als babyboomer hoor ik bij de generatie die niet zoveel van al dat smarte gedoe moet hebben. Voor veel van mijn vrienden is een telefoon een telefoon gebleven, en is het versturen en ontvangen van een sms’je wel een beetje het maximale dat ze ermee willen doen. Ze kunnen zich dan ook weinig voorstellen bij mijn verliefdheid waarbij ik steeds meer mogelijkheden krijg aangeboden. Eerst was het contact alleen nog spreken, luisteren en tikken met je vingers, maar tegenwoordig liefkoos ik mijn telefoon door hem te aaien, waarmee ik hem vliegensvlug mijn tekst laat weten. De liefde is wederzijds, want hij vindt het ook leuk om foto’s van mij te maken. En ik kan zelfs met hem praten, hij kan mijn lieve woordjes verstaan!
Het likken is echter nog buiten beeld gebleven en ik zal er graag gebruik van maken. In Facebook wordt liken likken. En als de buienradar zegt dat het regent terwijl de zon schijnt kan ik lekker mijn tong uitsteken! Maar ook foto’s van leuke bijna blote knapen kan ik lekker likken. Zo wordt de smartphone steeds sensueler en raken we er meer en meer versmolten mee. Hij meet mijn hartslag, weet mijn gemoedstoestand, vertelt me altijd datgene wat ik leuk vind om te horen en laat me datgene zien waar ik het meest van hou. Hij weet me altijd te vinden. En ik hem. De gelikte smartphone, wat wil ik nog meer?
Gepost in Computer en internet
Geen reacties »
21 september 2015
In SoftwareBus staat niet alleen de eerste aflevering van een serie over Second Life, maar ook een bespreking van het boek Android: apps programmeren, stap voor stap. Nee, afgezien van het feit dat het nu al niet meer verkrijgbaar is, zal ik het toch niet kopen. Omdat er gewoon teveel leuke dingen zijn te doen in het leven en ik denk daar niet meer aan toe te komen. Dat lukt alleen als ik mezelf een maand lang in een berghutje ergens in een uithoek van Amerika opsluit, en dat zie ik niet zo snel gebeuren. Als ik ergens mee bezig ben, wil ik er ook mee bezig blijven. Flow. Die hobby moet ik maar tot een volgend leven uitstellen. Toch nog een incarnatie dus.
Programmeren is leuk. Dat begon al in 1980 op de TRS-80 van huisarts Piet, met wie ik in Poona veel had opgetrokken. Het eerste wat ik ermee ging doen was mijn avonturen bij Bhagwan schrijven, wat later resulteerde in Terug naar huis. Voor mijn scriptie had ik een correlatiecoëfficiënt nodig en ik vond het een uitdaging om dat al te weten voordat de resultaten uit de universiteitscomputer kwamen. Computertijd was toen nog heel duur, en MS-DOS en GW-BASIC bestonden nog niet eens. De eerste spreadsheet die ik zag, VisiCalc, ervoer ik als een fantastisch ei van Columbus. En ik herinner me dat ik een programma maakte waarmee ik aan de teller van een band- of cassetterecorder kon aflezen hoeveel speelduur er nog over was.
Na lang smachten kreeg ik in 1982 mijn eigen TRS-80. Begon astrologische programmaatjes te schrijven en dook wat in machinetaal, wat eigenlijk assembleertaal heet. Het leuke daarvan is dat je byte voor byte de processor bestuurt, de kern van de computer, in mijn geval de Z-80. Het werd een spelletje Mastermind, waarbij je zelf zowel het aantal kleuren als pionnen tot 26 kon uitbreiden. Achteraf gezien was dat heel leerzaam: als je eenmaal het hart van een computer hebt gezien en begrepen, geeft dat niet alleen een band maar heeft hij in principe ook geen geheimen meer voor je. Natuurlijk is dat tegenwoordig een beetje ingewikkelder allemaal, maar dat verandert niets aan het principe.
In 1984 ontmoette ik Nandan, en voor zijn bedrijf Aries Astro-Services ging ik programma’s schrijven op zijn Commodore 64. Dat was wel even wennen, maar hij had wel een echte diskdrive waarmee je al binnen een paar minuten een programma kon bewaren, wat toch veel sneller werkte dan met een cassetterecorder! Een jaar later stond er ook een Commodore 64 in mijn woonkamer in de Bijlmer, nu om programma’s te maken voor een organisatie voor gezinshulp, en waarmee ik deze computer in natura verdiende. Ook buurjongen Jaap had zo’n computer die eigenlijk heel bijzonder was omdat er kleur en muziek in het computerleven kwam, en we speelden er veel spelletjes op, zoals Frogger en Aztec Challenge.
Rond 1986 kwam eindelijk de personal computer in mijn leven. Met een harde schijf van maar liefst 20 MB. Eerst die van Nandan om er de astrologieprogramma’s op over te zetten. Ik knutselde met Microsofts QuickBASIC. Versie 4.5 om precies te zijn, die stond op 3 floppy’s à 360 K. Eén van die 5,25-inchfloppy’s was corrupt en ik stapte in de trein naar Hoofddorp waar Microsoft er snel een nieuwe versie op zette. Zo ging dat in die tijd. Om horoscooptekeningen te maken kwam er ook een plotter, een Epson HI-80. Toen ik een jaar later naar Buitenveldert verhuisde kon ik mijzelf ook een pc en een plotter permitteren. Tot vandaag de dag herinner ik me de geluiden die de plotter ding maakte als er een horoscooptekening door vier pennetjes op het papier werd getekend.
In de zomer van 1988 begon ik, samen met Nandan, met veel vrijwilligerswerk in de Osho-commune op het Cornelis Troostplein in Amsterdam. Daar stonden dus tamelijk snel veel computers, deze keer om teksten van onze meester te inventariseren. Ik schreef The Quest, een programma om aan Osho gestelde vragen mee terug te vinden, en waarvan later een voor Windows toegankelijke versie is gemaakt waarbij je je best kunt voorstellen hoe het er op een DOS-scherm heeft uitgezien. Een zwart scherm met ruimte voor 25 regels waarop 80 tekens pasten. Want de letters waren nog steeds groen of amber, meer keuze was er niet.
Rond 1990 raakte ik in desktop publishing geïnteresseerd omdat we met het programma Ventura, dat later door Corel werd overgenomen, een Nederlandstalige Osho Magazine maakten. Inmiddels verscheen Windows, maar dat interesseerde me niet, ook niet toen twee jaar later de eerste populaire versie 3.1 uitkwam. Ik hield niet zo van muizen. Alles zag er zo voorgeprogrammeerd uit, alsof de computer niet meer van jezelf was. Zo kwam er ooit een boek uit met de titel Windows voor kinderen, en ik vond dat een rare titel omdat Windows per definitie iets voor kinderen was.
In 1992 verscheen Visual Basic voor DOS, en later hetzelfde voor Windows, en die heb ik allebei nog steeds in mijn computer, de versies 1.0 en 4.0. Omdat alles in de daarop volgende jaren verwindowd werd, moest ik weer mijn astrologieprogramma’s aanpassen. De matrixprinter werd een HP LaserJet IIP, de plotter een HP DeskJet 1600c. In de loop der jaren zijn die door nieuwe printers vervangen. En doe ik weinig meer aan programmeren. Ja soms, als een nieuwe printer van de horoscoopcirkel weer eens een ei maakt, dan moet ik even in die oude programmatuur duiken. En sommige oude DOS-programma’s gebruik ik nog steeds, zoals die voor astrologische geboorteregeling en bioritmen. En mijn bestand met cliënten en bestellingen maakt nog steeds gebruik van Paradox voor DOS, waarvoor ik indertijd veel scripts heb geschreven, die ik vandaag de dag alleen met veel moeite nog kan ontcijferen.
Wat er zo leuk is aan programmeren? Gewoon puzzelen en net zolang bezig zijn totdat de computer doet wat jij wil. De uitdaging om door dikke handleidingen te ploegen. Uren, zo niet dagen zoeken waarom iets niet werkt omdat je één teken verkeerd hebt getypt. Logisch denken, je loopjes keurig nesten, je variabelen overzichtelijk houden, kortom: iets moois maken, hoe abstract het ook mag overkomen. Net zo’n soort bevrediging als je zelf kan bewijzen dat formules uit de boldriehoeksmeetkunde kloppen. Wat ik dus ook niet kon laten. Leuk!
Gepost in Computer en internet, Uit mijn leven
Geen reacties »
18 september 2015
KPN heeft een deel van mijn zomervakantie vergald door me zonder internet te laten zitten. Dat begon op woensdagochtend 29 juli, toen ik geen internetverbinding bleek te hebben. In eerste instantie weet ik dat aan de uitrol van Windows 10. Die zou op deze dag plaatsvinden en wellicht iets teveel van het internet opeisen. Maar vanaf mijn mobieltje kon ik ook niet naar mijn vaste telefoon bellen. ‘Buiten dienst’.
Omdat ik niet moeilijk wil doen over een dagje zonder internet, belde ik de volgende dag. Naar 0800-0402 en/of 0800-0403. De ene medewerker zegt dat mijn abonnement zakelijk is, en de andere zegt dat het particulier is. Dat schijnen ze bij KPN niet te weten, en als ik hun facturen bekijk kan ik het daar ook niet uit opmaken. Afijn, die avond nog komt een monteur langs. Die constateert oxidatie in een verdeelkastje ergens verderop in de wijk en verwisselt zowel daar als bij mij thuis enkele draden. Probleem ligt volgens hem in de centrale, het zou een kaartje zijn dat vervangen moet worden en in de loop van de volgende dag zou ik weer internet hebben.
Nee dus. Dat lukt dus niet meer voor het weekend. Robbie gevraagd om het management van onze zondagavondparty in Second Life over te nemen en op dinsdag 4 augustus weer eens gebeld. Het is even door menu’s laveren, maar ze laten je nooit lang wachten daar, dus dat valt mee. Lieten ze me ook maar minder wachten op internet en telefoon! De particuliere afdeling verbindt me door met de zakelijke afdeling, waar me toegezegd wordt dat ik vrijdag weer verbinding zal hebben.
Nee dus. Opnieuw gebeld, en op deze zomerse vrijdagavond komt een aardige monteur langs, die na veel meten bekent er zelf ook helemaal niets van te snappen. Wel DSL-verbinding, maar geen internet. Ook geprobeerd met een ander modem en een andere splitter. Maakt niets uit. Wel werkt mijn telefoon opeens weer. Hij kan verder niets doen, zal melden dat het probleem nog niet is opgelost en een andere expert inschakelen. Omdat het duidelijk is dat het probleem niet bij mij thuis is, zal ik waarschijnlijk niet thuis hoeven te zijn. Dit omdat ik een klein weekje weg ben en hoop dat het internet weer werkt als ik op zaterdag 15 augustus weer terugkom.
Nee dus. Wat hebben ze in hemelsnaam al die dagen dan gedaan? Maandag opnieuw gebeld, 36 minuten. Ook dinsdag een lang gesprek, en op dinsdagavond 18 augustus rond 18:00 uur heb ik dus eindelijk weer internet! Het DSL-lampje op mijn modem brandde! Ongelooflijk! Precies drie weken zonder internet overleefd. Mede dank zij mijn mobieltje dat ik als draagbare hotspot had ingericht, wat wel tot gevolg had dat ik drie keer een databundel moest bijkopen. Maar drie, want ik zag maar even af van YouTube en andere dataverslindende apps. Dat ga ik natuurlijk aan KPN declareren, maar zullen ze dat ook vergoeden?
Op donderdag 20 augustus nog eens gebeld met KPN. Wat blijkt? Mijn ISDN-telefoon is zakelijk en mijn internetabonnement dat ik later heb afgesloten, is particulier! Dat zou de oorzaak van veel verwarring zijn. Je moet het maar bedenken! Ik word heel vriendelijk verbonden met een jongen die voor me gaat uitzoeken wat nou eigenlijk de oorzaak van de storing is. Maar terwijl hij even weg is wordt opeens de verbinding verbroken. Ik wil niet opnieuw bellen omdat ik niet zou weten hoe ik weer met die knaap contact krijg. En kennelijk kwam hij niet op het idee om mij terug te bellen. Maar misschien weten ze bij KPN niet eens wat mijn telefoonnummer is.
Ik weet dus nog steeds niet wat er nou eigenlijk aan de hand is geweest. Want de een zei dat er een foutje in de centrale was, en de ander hield het bij een ondergrondse kabelbreuk. Dat wil ik toch nog wel weten. Volgens een sms’je dat ik op 18 augustus ontving kon ik nog een week reageren door naar de storingsmeldingsdienst te bellen, met code 4121. Dat doe ik dus, zes dagen later, op 24 augustus waar me geautomatiseerd verteld wordt dat de code niet correct is. Dus gebeld naar 0800-0402 en vragen wat er eigenlijk aan de hand was. Mij wordt meegedeeld dat het dossier gesloten is, en het wordt me niet duidelijk waarom ze dat dossier dan niet meer kunnen openen. Wat moet je er anders mee? Het gesprek eindigt wat onvriendelijk, met doodshoofdjes en bliksemschichten boven me.
Echt Kafka. Niemand weet wat er aan de hand is. Je hebt geen vast aanspreekpunt en niemand is verantwoordelijk. Ik heb dan ook nog geen excuus gehoord, of een aanbod om extra kosten – denk aan mijn databundels – of een deel van het abonnement te vergoeden. Om niet te spreken van mogelijk gederfde inkomsten, maar bewijs dat maar eens. Hoe klantonvriendelijk kan een bedrijf zijn! Het gaat maar om kleine bedragen, maar ik zal toch geld terugvragen. En een bloemetje, aan huis bezorgd! Dat laatste vind ik eigenlijk nog het belangrijkste. Sommige bedrijven moet je nog basale omgangvormen leren. Trouwens: ik heb al jaren lang XS4ALL op het oog, dus wie weet…
Gepost in Uit mijn leven
2 reacties »
12 september 2015
Zoals oplettende lezertjes hebben opgemerkt ben ik veel bezig met de dood. Of beter gezegd: met het sterven. Al tijdens mijn jonge jaren was dat zo, maar wellicht doet het ouder worden daar nog een schepje bovenop. Niet dat ik depressief of zwaar ziek ben of zo. De dokter ziet me niet zo vaak en hoewel ik regelmatig eigenlijk niet meer in dit Nederland en dit Europa wil leven – ook omdat ik me ervoor schaam – zie ik maar al te graag en vaak lichtpuntjes in de duisternis die anderen weer een realiteit noemen die ik niet onder ogen wil zien. Natuurlijk heb ik soms depressieve buien, zij het niet meer zo vaak als tijdens mijn puberteit, maar dat kan bijna niet anders in een wereld die hard bezig is zichzelf om zeep te helpen. Soms denk ik dat depressie een spirituele ziekte is, omdat het een keihard einde maakt aan zingeving en verwachtingen, en lijkt op the dark night of the soul, de doodsnood van het ik. Er is nog niemand verlicht geraakt zonder door een zware depressie heen te zijn gegaan. En het zijn juist de ongevoelige, botte mensen die altijd blijven lachen.
Juist als ik niet depressief ben kan ik wel eens naar het sterven verlangen. Volgens Freud is dat heel normaal, want de mens heeft niet alleen een levensdrift, eros, maar ook een doodsdrift, thanatos. Die twee lopen bij mij wel eens door elkaar, geef ik toe. Misschien is dat wel goed, want het lijkt of ik Osho hoor spreken als ik zeg dat het leven eigenlijk in het sterven zou moeten culmineren. De lente is mooi met zijn ontluikend leven. De zomer bruist van activiteit en genieten. De herfst neemt afscheid en verlangt verstild naar een verdwijnen in mist en nevel. De winter is als de dood die de wereld doet stilstaan onder een schitterend heldere sterrenhemel. En nu ben ik blij dat de herfst aanbreekt. Eindelijk rust na de herrie van grasmaaiers, heggescharen en bladblazers, eindelijk verliest de ketel zijn druk om uit te gaan, te feesten, te reizen, te winkelen en wat niet al. Tijd voor het blauwe uurtje, waar mijn moeder ook zo van hield. Ja, met de wens om te sterven hoeft niks mis te zijn.
Naakt ben ik geboren en naakt wil ik sterven. Logisch toch? Zo voelde ik me een paar maanden geleden tijdens een massage. Klaar om te sterven. Alles was goed. Eigenlijk zou iedereen moeten kunnen sterven in de glorie van zijn leven. Voordat de aftakeling en ziekten toeslaan en je onder de medicijnen grote moeite hebt om nog bewust te genieten van je eigen verdwijnen. Gezond sterven moet kunnen. Waarom lichamelijk of geestelijk ziek zijn voordat je een eind aan je leven wilt maken? Uiteraard moet het natuurlijk weloverwogen en niet in een opwelling gebeuren. Zoals Osho in een lezing uit 1986 zegt: ‘Hen zou de vrijheid moeten worden gegeven, maar niet alleen om te sterven; hen zou de vrijheid moeten worden gegeven om een maand te oefenen hoe te sterven. In die training moet meditatie een basisbestanddeel zijn; en lichamelijke zorg moet een basisbestanddeel zijn. Ze moeten gezond sterven, heel, rustig, vredig – langzaam diep in slaap glijdend. En als meditatie zich met slaap heeft verenigd, sterven ze misschien verlicht.’
Evenmin als iedereen meteen aan de drugs gaat als je die legaliseert, zullen velen euthanasie plegen als dat is toegestaan. Integendeel: met taboes hou je juist datgene in stand waartegen je vecht.
Gepost in Spiritualiteit
1 reactie »
29 augustus 2015
Vrijwel alle religies vertellen dat er een leven na de dood is. Waarmee ze bedoelen dat jouw bestaan niet eindigt met het sterven, maar dat daarna nog veel te beleven valt. In een hemel, vagevuur of hel, in een geestenwereld, al dan niet gevuld met engelen, je gestorven familieleden en vrienden, dan wel andere entiteiten die je het leven, of beter: je dood, zoet of zuur maken. Het dreigen met hel en verdoemenis, dan wel de belofte van eeuwige gelukzaligheid, gaven priesters dan ook een uitstekend machtsmiddel om, althans hier op aarde, talrijke generaties onder de duim te houden. Hierin bracht de Verlichting verlichting, en haar rationaliteit lijkt heden ten dage een hoogte-, of beter een dieptepunt te bereiken dat zich uit in een YOLO – you only live once – dat zelfs in sommige spirituele kringen opgeld doet. Bewustzijn is niets anders dan hersenactiviteit en BDE’s zijn verdacht omdat het om bijna doodervaringen gaat.
Van Lommel versus Swaab. Beiden baseren zich op onderzoek en betrekken hun eigen stellingen. Toch heeft de auteur van Eindeloos bewustzijn voor mij het voordeel van de twijfel omdat er bij hem slechts één axioma – het bestaan van een on- of fijnstoffelijke ziel – nodig is om BDE’s te verklaren, terwijl die van Wij zijn ons brein voor de verklaring ervan allemaal kunst- en vliegwerk uit de kast moet halen. En het is onder wetenschappers een goed gebruik om de meest eenvoudige verklaring voor verschijnselen voorrang te geven. En hoeveel onderzoek naar BDE’s ook mag rammelen, zolang er nog maar één studie aantoont dat het bestaat, zelfs als is het maar één enkel geval, hebben de materialisten nog iets uit te leggen.
Als je stelt dat de ervaring tijdens een hersendood een hallucinatie is, dan kan ook deze materialistische opvatting zélf een constructie van de hersenen zijn. Waarmee ik niet zeg dat Swaab het bij het verkeerde eind heeft, maar hooguit dat ik zijn ideeën onwaarschijnlijk vind. Maar wie weet breidt, terwijl de laatste hersenneuronen in hun doodsstrijd opflakkeren, de beleving van tijd zich uit tot het oneindige, net zoals dromen veel langer kunnen duren dan de rem-slaap. Dan heeft iedereen zijn zin, hoewel het nog niet de ‘bijverschijnselen’ van een BDE verklaart, zoals waarnemingen die, materialistisch beschouwd, onmogelijk zijn. Wat mij tegen de borst stuit is dat gevoel en verstand gedegradeerd worden tot fysieke verschijnselen. Kortom: echt weten doen we het nog niet. En zolang dat het geval is vertrouw ik meer op mijn intuïtie dat er méér is tussen hemel en aarde, en op oeroude wijsheden zoals die uit het Tibetaans Dodenboek.
De Kaarsvlam, september/oktober 2015
Gepost in Spiritualiteit, Wetenschap
Geen reacties »
24 augustus 2015
Verwonderd keek ik naar de dunne draadjes toen de monteur het kastje in de muur had geopend. Kon me niet voorstellen dat het hele internet daardoor mijn huis binnenkwam. Dan stroomt er zo’n megabyte per seconde doorheen, acht miljoen enen en nullen. Vind ik best veel. En omdat hier nog geen glasvezel is heb ik niet eens het snelste internet. Nog verwonderlijker wordt het als ik met het programma Speedtest zie hoeveel data er draadloos via 4G mijn telefoontje binnenkomen, want daar gaat het enkele tientallen malen sneller. Hoe zo’n mast dat verwerkt kan ik me niet voorstellen, zeker omdat ik bepaald niet de enige ben die er op een bepaald moment gebruik van maakt. En dan heb ik het niet eens over de snelheid waarmee de hele infrastructuur van het internet werkt. Je hebt bij een zoekopdracht nauwelijks de entertoets ingedrukt of het antwoord staat al op je scherm, geplukt van servers die bepaald niet naast je deur staan en die, met onmogelijk slimme en snelle algoritmes, uit hun bestanden verzamelen wat je weten.
Telefoontjes zijn intussen veel krachtiger en hebben meer in huis dan onze logge desktops en notebooks. Ik denk dat die laatste dan ook in de loop der jaren van het toneel zullen verdwijnen. Dat we onze beeldschermen, toetsenborden en randapparatuur zoals printers op onze mobieltjes zullen aansluiten. Bekabelde verbindingen zullen verdwijnen en alle informatie zal in de grote zee van lucht tot ons komen. De hemel overkoepelt ons als één groot astraal veld waarin in principe alle informatie te vinden is. Ik heb schokkende boeken en verhalen over elektrosmog gelezen, maar kan niet uit eigen ervaring zeggen dat ik er last van heb, wat niet uitsluit dat anderen er wel last van hebben. Maar erger dan die elektrosmog vind ik de infosmog, want ik voel me bij tijd en wijle meer een informatieverwerkende machine dan dat ik aan het essentiële werk toekom. Soms droom ik van een lege inbox, dat niemand me op een dag een mailtje stuurt. Dagen waarop er niet zoiets is dat ‘nieuws’ genoemd wordt. Dagen waarop er geen updates zijn waarin ik formeel akkoord moet gaan met in 53 pagina’s vermelde gewijzigde voorwaarden.
Juist omdat er teveel informatie is belanden we in een kafkaëske wereld waarin niemand meer weet wat waarover gaat, en kunnen we niet anders dan blind klikken en klikken omdat we anders niet meer toekomen aan dat waarvoor we de computer hadden opgestart. In de mail stond een linkje naar Facebook en daarin stond een bericht waarop we reageerden, en daarbij verwezen we naar een website waarop ook reclame stond voor iets dat we leuk vinden en dat we gingen bestellen, waarvoor we eerst een gebruikersaccount moesten aanmaken. Kortom: als je niet enige zelfdiscipline hebt kom je in Hengelo terecht terwijl je naar Zandvoort wilde gaan. Bij de minder sterken onder ons versnippert het internet het denken. Ik vind dit, samen met onze afhankelijkheid ervan, een veel groter gevaar dan elektrosmog!
Maar het internet heeft niet alleen een donkere kant. Want het luidt tegelijk een nieuw tijdperk in, met nog meer sociale en culturele gevolgen dan de uitvinding van de boekdrukkunst. Dank zij het internet raakt de hele wereld in rep en roer, wordt de crisis totaal. Het is nu wakker worden of ten onder gaan, want alles komt in het licht dank zij mensen als Chelsea Manning, Julian Assange en Edward Snowden. Kunnen wij dit licht verdragen? Het kan niet anders dan dat vandaag of morgen de hel losbarst, dat niet alleen heel Europa maar heel de wereld op haar fundamenten gaat trillen. Ja, ik ga bijna geloven in een Eind der Tijden, een Laatste Oordeel waarin het kaf van het koren wordt gescheiden, een Armageddon, een Grote Opruiming waardoor mensen eindelijk weer eens een beetje normaal worden. Dank zij het internet, waardoor alles in een enorme versnelling is geraakt. Er moet eens een revolutie komen, dat kan niet anders. Echter niet zij die in opstand komen zijn daar debet aan, maar de neoliberalen die de wereld met materialisme en commercie, hun aanbidding van het Gouden Kalf dat nu ‘euro’ en ‘dollar’ heet, steeds meer kapotmaken.
En God blijft zien dat het goed is. Zelfs als de mens als grootste roofdier op aarde een mislukking blijkt. Omdat hij zich niet meer kan verwonderen, geen oog meer heeft voor het wonder. Of dat nu het internet betreft of hoe de pootjes van een insect in elkaar zitten: de mens of een mensheid die zich niet meer kan verwonderen is ten dode opgeschreven.
Gepost in Computer en internet, Maatschappij en politiek
Geen reacties »
18 augustus 2015
Tweede Kerstdag 1979. Onder de warme zon lopen we een rondje rond de ashram, en we moeten onze partner steeds vertellen waarvan we ons bewust zijn. ‘Hij is zich bewust van de bomen, hij is zich bewust van de koekoek, hij is zich bewust van de bedelaar…’ ratel ik in de derde persoon enkelvoud want we mogen het woordje ‘ik’ niet gebruiken. We doen de Awareness Walk in Poona. En die lijkt veel op wat in dat zelfde jaar door microbioloog Jon Kabat-Zinn in Massachusetts werd bedacht: het Mindfulness Based Stress Reduction-programma (MBSR). Geïnspireerd door het boeddhisme en het werk van de Vietnamese monnik Thich Nhat Hanh, had hij het vermoeden dat aandachtsgerichte meditatie – ook bekend als vipassana – zou kunnen helpen tegen pijn, verdriet, zorgen. En dat was ook zo: wat later de wereld zou veroveren onder de naam mindfulness bleek positieve effecten te hebben op onder andere chronische pijn, hartklachten, maagdarmproblemen, angststoornissen, depressies en slaapproblemen.
Aandacht en acceptatie. In deze twee woorden is de kern van mindfulness samengevat. ‘In de eerste plaats is het een training om meer in het hier en nu te zijn,’ schrijft Janneke Gieles in Psychologie Magazine van januari 2005. ‘In het dagelijks leven zijn we met onze gedachten vaak in het verleden of de toekomst. Veel dingen doen we automatisch: tandenpoetsen, traplopen, in de bus zitten, douchen. (…) Mindfulness leert om er echt te zijn tijdens het fietsen, eten en ramenlappen. (…) U houdt bijvoorbeeld minder ruimte over voor piekeren. Stressvolle gedachten malen vaak maar door, zonder dat dat tot een oplossing leidt. Door u te concentreren op alles wat er gebeurt in het nu, onderbreekt u die gedachtenstroom en geeft u uw hersenen wat anders te doen. (…) Wie aandachtig leeft heeft meer oog voor het kleine geluk.’ In de tweede plaats ‘gaat het er ook om alle gewaarwordingen te accepteren zoals ze zijn, zonder ze te willen veranderen. (…) De kunst van mindfulness is om niet voortdurend te vechten tegen wat u niet wilt, maar het strijdtoneel te verlaten en er van een afstandje naar te kijken. (…) Voor veel mensen blijkt dit een van de meest bevrijdende inzichten te zijn van mindfulness: dat onze gedachten niet “de werkelijkheid” zijn, en dat we ons er niet mee hoeven te identificeren. Het zijn maar gedachten.’
Dat hebben we natuurlijk ook al allemaal bij Osho geleerd. Alleen is alles nu ontdaan van het religieuze kader. Daarover schreef Sanne Bloemink in De Groene Amsterdammer van 5 augustus. ‘Mindfulness wordt gebruikt om beter om te gaan met stress, maar vooral om ook uiteindelijk binnen het hypercompetitieve kapitalistische systeem beter te presteren,’ schrijft ze. De wetenschappelijk aangetoonde successen maakten mindfulness ‘volstrekt rationeel. En daarmee acceptabel. (…) Hier komt geen religie aan te pas. Dit is volledig seculier!’ Verderop in het artikel spreekt ze van ‘een religie voor ongelovigen’. ‘Maar zullen al die mediterende westerlingen uiteindelijk het “slimme denken” achter zich laten en vervangen door “bewuste, affectie aandacht”? Zullen ze de handen ineen slaan en de klimaatproblemen van de aarde oplossen zonder te vervallen in onderlinge concurrentie en zelfzuchtig ellebogenwerk?’ De schrijfster betwijfelt dat, maar heeft wel een punt. Het bedrijfsleven kan misbruik van mindfulness maken door het als een ‘geneesmiddel’ te gebruiken voor ziektes die het zelf veroorzaakt, zoals stress en burn-out, en dan is het dweilen met de kraan open.
Hoewel velen het erover eens zijn dat bewustzijn, de eerste pijler van mindfulness, bepaald geen kwaad kan – volgens mij is dat zelfs de beste panacee die er bestaat – kan ik mij voorstellen dat velen het moeilijk hebben me de tweede pijler: acceptatie, het niet willen veranderen van wat er is. Dat roept associaties op met passiviteit en lijdzaam toezien, waardoor het onverenigbaar lijkt met bijvoorbeeld politieke actie. Niets is minder waar, want het ‘goede handelen’ kan alleen maar ontstaan uit bewustzijn en een zekere kalmte en objectiviteit die alleen maar door acceptatie te beleven is. Het is niet zo dat klakkeloos accepteren tot passiviteit leidt, want ook actie wordt geaccepteerd – immers alles hoort erbij. Wat je wilt doen en wat je doet is nu – met minder vertroebelende gedachten en emoties – van zijn scherpe randjes ontdaan, zodat je eerder in een flow komt en ook met jezelf dingen laat gebeuren die uiteindelijk meestal niet verkeerd blijken te zijn. ‘Flow with the river’ is iets heel anders dan lui en lethargisch alles maar over je heen laten komen. Verantwoordelijkheid betekent antwoord geven, en het beste antwoord ligt in jezelf verscholen en kun je alleen maar ontdekken door jezelf te accepteren zoals je bent.
Gepost in Psychologie
Geen reacties »
7 augustus 2015
Al jong was ik ervan overtuigd dat waarneming niet hetzelfde is als iets voor waar nemen, daarvoor belazerden onze zintuigen ons teveel. Alleen al het gegeven dat het ons moeite kost om een paar minuten naar hetzelfde punt te kijken, vond ik al verdacht. Maar als je echt de werkelijkheid wil zien moet je dat volhouden, vond ik. Daar lag ik dan op bed in mijn kamertje in het ouderlijk huis, met onbeweeglijke ogen naar het plafond kijkend, gestimuleerd door de psychedelische muziek van Their Satanic Majesties Request van de Rolling Stones die vonden dat ze ook flower powermuziek konden maken en daar nog in slaagden ook. Misschien brandde ik er wierook bij. Het werd een uitputtingsslag: ik was zo hard bezig me te ontspannen dat mijn hartslag 120 werd en ik na afloop veel melk moest drinken. En wat had ik gezien? De wereld loste op in vreemde verstilde maanlandschappen waarin dimensies verdwenen. De les die ik leerde: als ik echt geconcentreerd naar iets keek bleef er niet veel van over. En ook iets van: wil de échte werkelijkheid opstaan? En last but not least: het enige dat overblijft is jezelf als waarnemer. Hoewel er een simpele biologische verklaring voor te vinden is – staafjes, kegeltjes en neuronen geven er de brui aan als je ze ononderbroken blijft prikkelen – is het een prachtige en simpele oefening om het relatieve van waarneming te ondergaan. ‘Staring at the light I disappear,’ zong Group 1850 een paar jaar later en er zijn diverse meditaties waarbij je in kaarslicht moet kijken.
Hoe we belazerd worden door onze eigen zintuigen werd een half jaar geleden weer duidelijk toen The Dress ‘viraal ging’ om het in goed Nederlands te zeggen. Die jurk die zwart en blauw is, maar door de helft van de mensen als wit en goud werd gezien. En hoe ik ook mij best doe: voor mij blijft hij wit en goud. De verklaring van dit verschijnsel is dat onze hersens voortdurend aan het fotoshoppen zijn en de ene helft van de mensen een andere grafische kaart onder zijn schedeldak herbergt dan de andere helft. Het is een extreme vorm van gezichtsbedrog, maar in Margriet stond op 16 juli een artikel waarin het een en ander nog gekker werd. Onder de titel ‘Als je blauw hoort en een driehoek proeft’ werd ingegaan op synesthesie, het verschijnsel waarbij zintuiglijke ervaringen door elkaar gaan lopen. Cijfers geven sensaties van kleuren, woorden krijgen een smaak, beelden worden gehoord, waardoor het leven van sommigen nogal moeilijk gemaakt kan worden. ‘Ik had jarenlang een buurvrouw met een achternaam die naar oorsmeer smaakte’ en ‘Het dragen van een lange broek bezorgt (…) een sterke chocoladesmaak in de mond’ en ‘Bij het aanschouwen van Picasso’s schilderij Inferno wordt ze bijkans doof van de scheurende elektrische gitaren.’ En dat is allemaal geen aanstellerij of fantasie, want die sensaties zijn zelfs in de hersenschors te meten.
Volgens kinderpsychologe Daphne Mauree, zo lees ik verder, is volledige synesthesie de normale toestand bij pasgeboren kinderen. Leren we pas later horen, zien, smaak, reuk en tast te onderscheiden. Dat zou volgens mij kunnen verklaren waarom we ons zo weinig van ons eerste levensjaar herinneren, alsof dat meer een gevoel of sfeer is zoals ik me zelf de warme vredige zomer van 1947 herinner toen ik een half jaar oud was en nog in mijn bedje lag. Misschien had ik als baby de korenvelden al gezien. Of gehoord, geproefd, geroken en gevoeld. In het artikel wordt Peter Grossenbacher geciteerd, hoofd van het Bewustzijnslaboratorium van de Naropa Universiteit in Colorado. ‘Ik acht het waarschijnlijk dat hun breinchemie anders werkt. Informatie gaat van de zintuigen via gespecialiseerde hersenhelften naar zogenoemde multisensorische hersencentra. Die multisensorische centra husselen alle informatie door elkaar en maken er chocola van. De terugkoppeling naar de afzonderlijke gespecialiseerde centra voor kleur, geluid, tastzin, smaak, melodie, wordt geremd door de aan- of afwezigheid van allerlei boodschappersstoffen. Synestheten missen die remming deels of volledig, met meervoudige waarnemingen als gevolg. De meeste synesthetische ervaringen zijn ook bij niet-synestheten op te roepen met hallucinatie opwekkende stoffen, zoals lsd.’ Verderop in het artikel meent de Britse neuropsycholoog Jamie Ward dat het zien van aura’s ontstaat door zogenaamde ‘emotie-kleur synesthesie’.
Maar wie zijn de synestheten? Het komt opvallend veel onder kunstenaars voor. ‘Creativiteit is niets anders dan het waarnemen van niet voor de hand liggende verbanden,’ zegt psycholoog Vilayanur Ramachandran, terwijl hij leuk illustreert hoe het verschijnsel eigenlijk niemand echt vreemd is: ‘Als ik “Boeba” zeg, denk je dan aan een rond, mollig object of aan iets puntigs? En “Kiki”, is dat rond of puntig? Juist.’ Synesthesie komt relatief vaak onder artiesten voor, maar ook vrouwen hebben er meer profijt en/of last van. Wetenschappers van Rockefeller en Cambridge zijn een clustertje genen op het spoor, dat alleen aan het X-chromosoom zit, waarvan vrouwen er twee hebben en mannen maar een. Dat is goed te rijmen met het feit dat manlijke kunstenaars en creativelingen niet als de grootste macho’s bekendstaan. Ontstaat dan alle kunst uit synesthesie? Misschien wel. Want hoe vervelend de ervaring ervan voor sommigen ook mag zijn, het kan er wel een van heelheid zijn, een wegvallen van alledaagse grenzen, een herinnering aan de tijd waarin alles nog één was en logica nog geboren moest worden. Voor het verstand is het onzin om te spreken van een schreeuwende zon boven de woestijn, van een vlammend betoog dat iemand houdt, of te zeggen dat je vierkant tegen iets bent. Maar deze onzin geeft wel iets van een diepere werkelijkheid weer waarin alles uiteindelijk uit dezelfde energie is samengesteld.
Synesthesie, hoe dan ook tot stand gekomen, laat zien hoe relatief onze zintuiglijke ervaringen zijn. En wellicht past de échte werkelijkheid niet in de hokjes van onze keurig gescheiden zintuigen. Zolang de bomen zwijgen en muziek ons niet doet dansen leven we in een kleurloze wereld.
Gepost in Psychologie, Uit mijn leven
1 reactie »
30 juli 2015
Vandaag weet ik opeens weer wat verveling is. Ik hang maar wat rond een vraag me af hoe ik mijn eerste vijftig levensjaren doorbracht zonder internet. Het is opeens zo stil in huis. Hoe bracht ik vroeger de jaren door? Kennelijk heb ik me toen moeten behelpen met real life contacten, bij mensen op bezoek gaan, winkelen, wandelen, in bussen, trams en treinen zitten, lang telefoneren, brieven schrijven. In mijn flat met alleen maar een telefoon, mijn schrijfmachine, enveloppen en postzegels. Wat omslachtig was het leven vroeger! Dat zal wel even wennen zijn als het internet wereldwijd uitvalt in een cyberwar! Maar zover is het nog niet en vandaag of morgen zal mijn internet het wel weer gaan doen. Maar het scheelt niet veel of ik ga voor mijn modem zitten wachten tot het DSL-lampje weer oplicht.
Het begon gisterochtend. Om de vijf à tien minuten werd de verbinding verbroken en begon het modem zich als een stoplicht te gedragen. KPN gebeld. Voortdurend in gesprek. Totdat ik hen met mijn mobieltje belde, want toen had ik ze meteen aan de lijn. Waarmee bleek dat ook mijn vaste telefoon niet meer werkte. Kon bellen noch gebeld worden. Soms even wel verbinding zodat ik snel wat mailtjes kon binnenhalen. Tijdens het gesprek met KPN hebben ze de lijn doorgemeten en geconstateerd dat er iets niet klopte. Zodat vanmorgen vroeg een monteur voor mijn deur stond. Die maakte de wandcontactdoos open en ging zelf ook meten. Hij kreeg contact met een verdeelkasten 240 meter verderop. Waarna hij een apparaatje op de leiding aansloot dat signalen daarnaartoe stuurde om vervolgens ter plekke te gaan kijken. Belde me later op en vertelde niet alleen dat daar een contact geoxideerd was, maar ook dat hij vandaar ook geen contact met de centrale kreeg. Er bleek een kaartje in de centrale kapot te zijn en dat gaat nu vandaag of morgen vervangen worden. En ik was dus niet de enige bij wie internet en telefonie was gestoord.
Ik wacht af. Maar intussen verveel ik me. Voel ik me onthand, als een schrijver zonder pen. Het gaf me gisteren wel de tijd om rustig naar de kapper te gaan, en vandaag heb ik mijn nagels geknipt. Nu ben ik helemaal afhankelijk van de 4G in mijn mobieltje, waarin ik gelukkig ook WordPress heb zitten zodat ik deze blog, die ik op mijn Nexus heb geschreven, kan publiceren. Maar wat een gedoe, zo’n leven zonder internet! Pas dan realiseer je je hoe vaak je het gebruikt! Tegelijk daagt het me uit te zoeken wat er nog wél mogelijk is zonder internet. En hoef ik me niet te vervelen, want als het droog blijft kan ik wat rotzooi gaan opruimen die de zomerstorm in de tuin heeft achtergelaten, of eindelijk weer eens wat gaan pianospelen. Misschien is zo’n internetloze dag wel goed voor je. En voor mij ook. Net als een ouderwetse zondagsrust waar ik een fanatieke voorstander van ben in onze – mede door het internet – hectische samenleving.
Gepost in Computer en internet, Uit mijn leven
Geen reacties »
21 juli 2015
Een van de meest indrukwekkende beelden uit de prachtige VPRO-serie De volmaakte mens vond ik dat van een menselijk embryo in een glazen buisje. Je kon al duidelijk armpjes en beentjes zien, maar daar was het stamcelonderzoeker Susana Chuva de Sousa Lopes van het Leids Universitair Medisch Centrum niet om te doen. Het ging om de eierstokjes. Die pulkte ze er uit, en sneed ze in plakjes om op die weefsels menselijke eitjes te laten groeien. Dat beeld werd steeds weer in de trailers van de zes afleveringen getoond en ik bleef het afstotelijk vinden. Waarom? Ik ben niet echt tegen abortus, maar dit beeld is meer confronterend omdat je het embryo echt ziet. Een van mijn beste vrienden is zelfs vroeger actief geweest in de beroemde Bloemenhovekliniek, en wel in de tijd dat ik zelf abortus helemaal niet zag zitten. Maakte zelfs een liedje dat ik in navolging van het Pink Floyd-nummer Embryo noemde en waarin ik me met dat nog ongeboren leven identificeerde.
Het klinkt zo christelijk, reactionair, conservatief als ik voor het ongeboren leven wil opkomen, maar soms heb ik toch die neiging. ‘Baas in eigen buik,’ klinkt lekker, maar gaat dat zo ver dat je nog ongeboren leven mag doodmaken? Wat natuurlijk de vraag oproept wat je ‘leven’ noemt en ik ben bepaald niet de enige die met deze vraag worstelt. Wat ik vaak in dit soort discussies mis, is de verwondering. Je kunt wel zeggen dat zo’n embryo nog niet veel voorstelt, maar wie weet? Je kunt makkelijk zeggen dat er nog geen bewustzijn, gewaarwording, liefde of wat dan ook in zo’n nog bijna transparant wezentje bevindt, maar dat kan je alleen maar volhouden als je er een materialistisch mensbeeld op nahoudt. Als bewustzijn niet meer is dan iets dat uit hersenactiviteit oprijst en als liefde niet meer is dan het werk van hormonen, kun je makkelijk stellen dat zo’n embryo niet veel voorstelt.
Als iemand een mug doodslaat vraag ik hem graag om dat beest weer te repareren, alleen al om aan te geven dat je eigenlijk niet weet wat je eigenlijk kapotmaakt. En als ik zoiets zelf doe bied ik het dode beestje alsnog mijn excuses aan. Pats! Sorry mugje, maar je irriteert me teveel. Krak! Sorry slakje, ik had je niet gezien. Ik wandel niet als een Mahavira gebukt door het leven om op alle beestjes te letten die onder mijn voeten vermorzeld dreigen te worden. Maar als het even kan sta ik er wel even bij stil. Want voor mij is alles leven en bewustzijn. En blijven mensen onvolmaakt zolang ze dat niet beseffen. Een leven zonder mysterie, zonder verwondering is nauwelijks leven te noemen. Volgens Osho leefde zelfs een rots, zij het een beetje trager dan de mens.
Zelfs in spirituele kringen hoor je wel eens materialistische geluiden. Alles is één en materie bestaat, dus alles is materie. Alsof de fijnstoffelijke wereld – het woord zegt het al – niet materieel zou zijn, zodat het bestaan ervan heel ‘nuchter’ ontkend kan worden. De aanwezigheid van een astrale wereld is voor mij dan ook niet in tegenspraak met dat van een materiële wereld. Het enige verschil zit in de grootte, de dichtheid, de frequentie. Zoals blauw een snel rood is, zoals wolken uit verdampt water bestaan, zo is het astrale een verdunde versie van materiële deeltjes die trouwens op subatomair niveau al rare onlogische verschijnselen gaan vertonen. Bewustzijn kan dus best materieel zijn, maar dat betekent nog niet dat het uit dezelfde soort materie bestaat waaruit de hersenen zijn opgebouwd.
De volmaakte mens is voor mij de mens die leeft vanuit het besef dat alles leven en bewustzijn heeft, en die van daaruit handelt. Als je dan een mug doodslaat of abortus pleegt doe je dat vanuit een heel andere intentie. Wat uit liefde en mededogen gebeurt is goed. Wat uit puur eigenbelang gebeurt is minder goed. De kunst van het leven is de kunst van de verwondering, van het open staan voor, zo niet het opgaan in het mysterie. De ware volmaaktheid is het voortdurende onvolmaakt zijn. Als we dat beseffen is alles goed, maar dat wisten we eigenlijk al.
Gepost in Spiritualiteit
Geen reacties »