Spinoza in de sterren

Date 30 november 2025

De afgelopen maand las ik het dikke boek Sterrenstof zijn wij van sterrenkundige Margot Brouwer. Een heel persoonlijk verhaal over haar reis door de sterren in het licht van Spinoza wiens gedachten haar verlosten van haar angst voor de dood. Deze filosoof uit de zeventiende eeuw verbond religie zodanig met rationaliteit dat hij zijn ketterse Ethica niet tijdens zijn leven durfde te publiceren. Kerk en wetenschap konden het immers moeilijk met elkaar vinden, en dat is nog steeds zo. Onterecht, vond Spinoza, want als God oneindig en almachtig was, betekende dit dat God niets minder was dan de Natuur, het Alles, en daarom in alles aanwezig was. Geen God buiten de wereld, gescheiden van de mens, geen scheppende, geboden en rituelen opleggende God, maar God als de schepping zelf. Geen persoonlijke God maar een zonder doel of wil. Spinoza noemt dat de substantie waarvan er maar één is en die een oneindig aantal attributen heeft zoals extensie en denken, wat ik vergelijk met materie en geest. Deze nemen verschillende verschijningsvormen of modi aan, zoals bepaalde objecten of gedachten.

Wij zijn dus niet gescheiden van God, want elk mens is een wijze waarop die ondeelbare God verschijnt. In mijn jonge jaren noemde ik dat een ‘stukje God’, want ook de golf is een deel van de zee. In die tijd vatte ik de essentie van alle echte religies samen in drie woorden. Alles is één. En dat doe ik nog steeds. Margot Brouwer trekt daaruit wel een conclusie die ik nog niet had bedacht, namelijk dat God dan wel erg alleen is als zijnde de oneindigheid zelve waarnaast dus niets anders meer kan bestaan. Wellicht kende ze de mooie woorden van Godfried Bomans niet: “Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen.” Het is alsof zo de golven van de zee zijn ontstaan, modi van het water die zelf ook van water zijn en zo met andere golven kunnen dollen. Ik kan de verleiding niet weerstaan om dit als een goddelijk spel te zien zoals in oosterse tradities het geval is, maar bij Spinoza is de substantie volstrekt onpersoonlijk en dus niet speels. Jammer. Maar Einstein zou het daar wel mee eens zijn met zijn beroemde uitspraak “God dobbelt niet”. Voor Spinoza is God onpersoonlijk maar toch dringen associaties met oosterse tradities zoals die van de advaita zich aan mij op, dat ook nog langskomt in Brouwers boek. Atman is brahman, tat tvam asi, dat soort dingen.

Het ontzag en de verwondering voor het mysterie dat we aanschouwen als we naar de sterren kijken, komt omdat het voelt alsof we God in het gelaat zien. We zien niet alleen ons verre verleden waarin we uiteindelijk ontstaan zijn uit waterstof, koolstof, stikstof, zuurstof, fosfor en zwavel, maar ook onze toekomst waarin we uiteindelijk weer in sterrenstof zullen veranderen. We kunnen ook naar binnen kijken om te ontdekken dat we zelf ook een enorme uitgestrektheid in ons hebben. Brouwer herinnert ons eraan dat we 86 miljard neuronen in onze hersens hebben, volgens haar bijna zoveel als er sterren in onze Melkweg zijn. Ik kijk nog dieper en lees dat ons lichaam uit zo’n quintiljoen elementaire deeltjes bestaat, een getal met dertig nullen. Als elk ervan een ster was zijn we zelf ook een respectabel heelal. En wellicht kunnen we tot een oneindige diepte in ons eigen heelal duiken. Ook de relativiteitstheorie komt langs in Brouwers boek. Net zoals er vele ‘hiers’ zijn, bestaan er tegelijk vele ‘nu’s’. Ga maar eens heel snel rondjes om de aarde vliegen: wil het ware nu opstaan? Net zoals er in het heelal nergens een absoluut ‘hier’ is te vinden, bestaat er ook geen absoluut ‘nu’ dat overal tegelijk geldt.

Veel spirituele bewegingen zien het hier en nu als dat wat verlossing brengt. Maar Spinoza gaat voorbij aan de tijdbeleving, die voor hem niets anders is dan een beperkt menselijk perspectief op een werkelijkheid die ons overstijgt. Dat is noodzakelijk omdat we anders niet zouden overleven. Ook onze conatus – onze levensdrang die onze wereld verdeelt in goed en slecht, in pijn en genot, in verdriet en vreugde – is een waardering die bij onze natuur en het goddelijke hoort, zodat daar niks mis mee is. Als we ons dit realiseren zullen we geen overbodig kwaad berokkenen omdat we zorgvuldig met de natuur, met God omgaan. “Drink, maar geniet met mate” van het goddelijke en dan ontstaat er een vreugde die het alledaagse genot overstijgt omdat zij alles omvat. Het leven heeft geen doel, juist omdat alles al volmaakt is. Niks aan de hand! Dit weten doet alle angst voor de dood als sneeuw door de zon verdwijnen, en zo eindigt Brouwers boek dan ook.

Als ik verliefd ben, kan ik niet bang voor de dood zijn. Dan schuift mijn conatus naar de achtergrond. Dan kan ik mijn eigen perspectief relativeren. Dan is alles goed zoals het is. En als ik verliefd op de sterren ben, ben ik verliefd op het alles, op de natuur, op God.

Reageer

XHTML: Je kan deze tags gebruiken: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>