Weer aan het schrijven!

Date 30 juli 2021

Het is soms hard werken in Strandvliet. Zeker met zo’n baantje als hij heeft. Mark besluit om even van de zon te gaan genieten en zet zijn verfkwast in de terpentine. Als de voortuin niet zo klein was geweest, had hij daar lekker in de open lucht kunnen werken in plaats van hier in de schuur. Hij zet de deuren wagenwijd open en zijgt neer in een strandstoel tussen het onkruid. Hij is verliefd op de verzengende zon op zijn blote lijf, die hem iets van zijn bestemming laat proeven. Af en toe komen er in de warme verstilde straat wat vrijwel naakte mensen langs. Dat is niet zo bijzonder in dit subtropische stadje, waar je niet amechtig geslachtsdelen en borsten hoeft te bedekken. Dat was in zijn vorige leven wel anders. Hoe lang is hij hier nu al? Een maand? En hoe lang zal hij hier nog zijn? Acht maanden? Hij weet het niet. Het interesseert hem niet zo, want liever geniet hij van de in zijn huid prikkende zon. Zijn metalen thong wordt gloeiend heet, maar dat kan ook moeilijk anders, gebreid als die is als een half doorzichtige maliënkolder. Maar toch trekt hij hem niet uit. Dat zou hij trouwens niet eens kunnen. De afgelopen weken lijkt dat ding zowat met zijn onderlijf versmolten te zijn. Op het getjiep van een ver vogeltje na is het doodstil. Het is bijna een kunstwerk waarmee hij bezig is. Nu maar hopen dat de houten onderdelen goed in elkaar passen en het mechaniek soepel loopt. Zijn voorganger zou trots op hem zijn, net zoals hij nu trots op zichzelf is dat hij na Peters vertrek in zijn huis mag wonen. De macabere slaapkamer, waarin hij zo’n heerlijke nacht met hem had, heeft hij helemaal gelaten zoals die was. Het gekke is dat hij Peter helemaal niet mist omdat hij zich nog steeds diep met hem verbonden voelt, waar hij ook is. Alsof al dat verleden nog steeds aanwezig is en de lucht om hem heen bezwangert.

‘Hoi Mark!’
Hij schrikt wakker. Opeens staat Marga voor het tuinhekje met haar lezer naar hem te zwaaien.
‘Hé Marga!’
‘Stoor ik?’
‘Jij stoort me nooit!’ laat hij haar weten met een guitige blik op haar mollige lichaam dat alleen met een sjaal van schelpjes over haar onderlijf is bedekt.
‘Nou ja, je lag hier zo lekker te braden …’
‘Dat is voor later. Kom erbij,’ en hij klapt snel een strandstoel voor haar open.
Ze omhelzen elkaar. Mark vindt het wel een mooie gewoonte in Strandvliet om elkaar bij het kruis te pakken, hoewel zij vanwege de strakke thong niet echt tot dat van hem kan doordringen.
‘Wat ben je toch lekker,’ stamelt ze desondanks.
‘Mmm. Daarbinnen ontstaat iets heel moois! Wil je het zien?’
‘Maar dat kan toch niet?’
‘Nee, ik bedoel wat ik aan het maken ben in de schuur, liefje,’ en hij leidt Marga met zijn arm om haar middel mee naar binnen.
Nadat haar ogen aan het donker gewend zijn ontwaart ze enkele houten constructies, nog glimmend en geurend van de verf.
‘Wat mooi!’ roept ze verwonderd. ‘Ik wist niet dat jij zo mooi kon knutselen. Knap hoor!’
‘Dank je.’
‘Maar … Wat is het eigenlijk?’
‘Wat denk je?’
‘Het lijken wel raamkozijnen,’ puzzelt ze. ‘Maar daarvoor zijn ze wel erg smal en hoog.’
‘Nee dus, liefje,’ en hij knijpt even in haar smeuïge bil. ‘Dat alles past in elkaar en …’
‘Een ladder!’
‘Het is wel uitschuifbaar maar geen ladder! Kijk eens naar de werkbank!’
Daar ligt tussen wieltjes, koorden, haspels en losse planken een glimmende metalen plaat waarvan een schuin afgesneden zijde scherp gepolijst is. Als Marga het nu nóg niet ziet … Ze weet toch welk baantje hij hier heeft?
‘Een guillotine!’ juicht ze opeens. ‘Ja?’
‘Zeker weten,’ bevestigt Mark om zich heen gebarend. ‘Kijk! Dit past hierin en dat past daarin en als je hem uitschuift wordt hij zes meter hoog!’
‘En die wieltjes zijn om hem te kunnen rijden?’
‘Precies! Ik kan hem als een soort rolkoffer overal heen meenemen!’
‘Knap hoor!’ en Marga geeft hem spontaan een dikke zoen.
‘Ja hè? Dan hoef ik niet steeds naar de executieplaats of naar De Doemsdag. Executie aan huis! Als dat geen service is …’
‘Wat ben je toch creatief,’ prijst ze de blozende Mark die ze dicht tegen zich aandrukt. ‘Maar je bent nog één ding vergeten.’
‘Huh?’
‘Het mandje.’
‘Oh eh … Dat mag jij voor me vlechten!’
‘Doe ik, lieverd.’

Eerste pagina’s van De Kinderen van Strandvliet.

Mijn nieuwe computer

Date 25 juli 2021

Mijn desktop was inmiddels negen jaar oud. Het werd dus de hoogste tijd voor een nieuwe. Omdat ik heel blij ben met een laptop van Acer, koos ik voor een desktop van hetzelfde merk. Het werd een Acer Aspire, en tot nog toe ben ik er heel tevreden over. De tweede dan, want de eerste wist ik al binnen twee dagen kapot te maken. Hoe ik dat presteerde? Er is tegenwoordig nog maar zelden een optische drive ingebouwd, want wie gebruikt er nog cd-roms of dvd’s in zijn computer? Ik had nog een oude speler liggen en die sloot ik aan op een usb-poort, wat kennelijk de doodslag was voor mijn gloednieuwe computer, die een ongezonde geur begon te verspreiden. Heb ik dat ook eens meegemaakt. Bellen met Coolblue, een bedrijf waarover ik ontzettend tevreden ben en waarvan je ook heel snel medewerkers aan de lijn kunt krijgen. Dezelfde dag heb ik hem naar een PostNL-punt gebracht, bij ons in de supermarkt. Op een steekwagentje, wat ook handig was om een pak keukenrollen mee terug naar huis te nemen. Drie werkdagen later werd keurig een nieuwe gebracht. Opnieuw welkom, computer!

Ik dacht indertijd slim te zijn door naast mijn desktop ook een laptop in gebruik te nemen. De eerste voor meer zakelijke dingen en de laatste voor het privéwerk. Maar ik vond dat toch een beetje onhandig, zeker nu ik minder zakelijke dingen doe en nog minder ga doen. Dus nu was het de kunst om alles van de oude desktop én de laptop in één nieuwe computer te zetten. Vooral voor de e-mail was het een heel geknutsel om de verschillende zakelijke en privé accounts over te hevelen zonder iets kwijt te raken. Maar ik ben slim, en het stoeien met computers heb ik altijd leuk gevonden – dat is mijn lievelingsuitdaging waar ik graag mijn hersens in zet. En ik schijn een gave te hebben waarmee ik relatief snel problemen oplos omdat ik de kunst versta om met computers mee te denken, wat me een nogal uitzonderlijk empathisch vermogen lijkt. Misschien komt het ook omdat ik gewoon van die dingen hou, en ze graag een dankbaar schouderklopje geef als ze weer een dag goed werk hebben gedaan.

Zeventien programma’s maken mijn computer compleet. Om te beginnen Firefox voor het surfen en Thunderbird voor de e-mail. Dat laatste draaide de laatste jaren op zowel mijn desktop als mijn laptop, en na wat geknutsel kan ik nu beide accounts gebruiken door tussen twee zogenaamde profielen te schakelen. Wat natuurlijk niet kan ontbreken is WinZip voor het uitpakken van bestanden, en Adobe Acrobat voor het bekijken van pdf’jes. Vervolgens Microsoft Office en LibreOffice, beide voor de gebruikelijke tekstverwerking, rekenbladen en meer. Voor het bekijken en bewerken van foto’s en plaatjes gebruik ik FastStone en Corel Paint Shop Pro, terwijl ik filmpjes kan maken met Adobe Premiere Elements. Verder heb ik Macromedia Dreamweaver voor het bewerken van websites, en WinSCP om het resultaat daarvan naar de server te sturen. Een hebbedingetje is Pixeur waarmee je de codes van kleuren op je documenten kunt bewaren. Mijn foto’s worden keurig door jAlbum systematisch in beeld gebracht. Ook heb ik het gratis Aldfaer voor het professioneel zien en bijwerken van mijn stamboom, en natuurlijk Firestorm om naar Second Life te kunnen reizen. Binnenkort komt Teams er nog bij voor vergaderingen met de gemeenteraad, de coalitie en de fractie. En last but not least Acronis True Image voor back-up en schijfherstel. Klaar.

Er staat nu een joekel van een beeldscherm voor mijn neus, een Acer Nitro van 27 inch. Daar zit ook geluid in, zodat ik niet aparte boxjes hoef te kopen die meestal op batterijen gaan. Super helder en levendig beeld, maar wel wat blikkerig geluid. Ik heb twee printers, een HP LaserJet en idem DeskJet waarvan de laatste draadloos met de computer is verbonden. Verder een externe harde schijf en een losse dvd-speler. Binnenkort komt er een webcam bij. Natuurlijk moest er nog wel het een en ander aan mijn persoonlijke voorkeuren worden aangepast. Zoals de anderhalve regel die Word toepast als je op enter drukt: weg ermee. Het is soms wel even zoeken naar waar dit soort instellingen ook alweer te vinden waren, want dit is typisch iets dat je alleen maar bij een nieuwe computer doet. Maar op internet is meestal wel snel te vinden hoe dat moet. En ik zal hier en daar nog wil dingen tegenkomen waar mijn voorkeur nog moet worden aangepast. Hoe dan ook, ik heb me vermaakt de afgelopen week en al dit geknutsel is best goed voor mijn hersenen. Die gebruiken een vijfde van je energie, maar dat zal de afgelopen week wel meer zijn geweest. Geen wonder dat ik afgelopen nacht wel een uur of tien moe maar voldaan heb geslapen.

Iets en Niets

Date 17 juli 2021

Iets en Niets kijken naar elkaar. Iets kan alleen door Niets, en Niets alleen door Iets worden gezien. Iets ziet Niets en Niets ziet Iets. Alleen het Niets kan zien, terwijl Iets Niets kan zien. Niets is de ziener, terwijl het Iets als een blinde is. Soms ben ik het Niets dat alles ziet, soms ben ik het Iets dat Niets ziet.

Iets en Niets luisteren naar elkaar. Iets kan alleen door Niets, en Niets kan alleen door Iets worden gehoord. Iets hoort Niets en Niets hoort Iets. Alleen het Niets kan horen, terwijl Iets Niets kan horen. Niets is de luisteraar, terwijl het Iets als een dove is. Soms ben ik het Niets dat alles hoort, soms ben ik het Iets dat Niets hoort.

Iets en Niets voelen elkaar. Iets kan alleen door Niets, en Niets kan alleen door Iets worden gevoeld. Iets voelt Niets en Niets voelt Iets. Alleen het Niets kan voelen, terwijl Iets Niets kan voelen. Niets is de voeler, terwijl het Iets als een verdoofde is. Soms ben ik het Niets dat alles voelt, soms ben ik het Iets dat Niets voelt.

Alleen door het Niets kan Iets worden waargenomen. Alleen het Niets kan Iets voor waar nemen, terwijl het Iets Niets voor waar neemt. Zolang ik denk Iets te zijn, blijven de deuren van de waarneming voor me gesloten. Ik kan alleen maar echt waarnemen als ik Niets ben. Ik besta alleen maar als ik Niets ben. Zolang ik Iets blijf is mijn bestaan een illusie.

Het Niets omhelst het Iets zoals de leegte van de kosmos de sterren omhelst. Het Niets is de baarmoeder waaruit we zijn geboren, ons thuis waarnaar we weer terug zullen keren. Iets en Niets dansen, vrijen en versmelten met elkaar, en hun kinderen zijn zowel Iets als Niets. Want het Iets is niets anders dan het in tijd en ruimte gestolde Niets. Alleen Niets is waar omdat ze de drager, de oergrond van het Iets is.

Blootgewoon

Date 2 juli 2021

Blootgewoon! Dat is de titel het lijfblad van de Naturisten Federatie Nederland Open en Bloot. Gisteren stond in de nrc een interview met directeur Christine Kouman, als aankondiging van de landelijke reclameactie ‘Voel je vrij, geef je bloot’. Niks mis mee. De vereniging wil ‘een completer beeld van bloot’ geven. ‘Jongeren zien heel weinig blote lichamen. En wát ze zien op televisie of sociale media is “perfect” of heel seksueel. Terwijl lichamen er zijn in alle soorten en maten en bloot ontspannen heel gewoon is.’ Helemaal mee eens. Juist door die beeldvorming van ideaal bloot durven we steeds minder naar ons eigen lijf te kijken. Je ziet nooit gewone blote mensen in reclames. En toegegeven, in Second Life ben ik, net als mijn vriendjes, veel mooier dan in real life. We worden volgepropt met schoonheidsidealen die ons amechtig op de weegschaal doen staan, terwijl we ons lichaam aan alle kanten bijschaven en -schuren omdat we onszelf anders lelijk vinden. We durven steeds minder onze natuurlijke blootheid te laten zien. ‘Doe maar gewoon bloot, dan doe je al gek genoeg’ is nog niet tot het Nederlandse vocabulaire doorgedrongen.

In openbare ruimtes – daar herinnert Kouman ons aan – is het verboden om naakt te recreëren. Daar kan je een boete voor krijgen. Op andere plekken, zoals in het bos of op het strand, kan het alleen strafbaar zijn als anderen er aanstoot aan nemen. Omdat de auteur ons er ook aan herinnert dat agenten een strandtent bezochten omdat er grote blote poppen met geslachtsdelen aan de muur hingen en mensen daar aanstoot aan namen, rijst de vraag hoe subjectief en rekbaar het begrip ‘aanstoot’ is. Iets wat op de Veluwe aanstootgevend is, hoeft dat in Amsterdam niet te zijn. Eigenlijk bestaan er geen aanstootgevers, maar alleen aanstootnemers. Eigenlijk vind ik dat naakt zijn een grondrecht zou moeten zijn, want aanstoot nemen doe je zelf. Eigenlijk is naakt zijn iets heel natuurlijks terwijl gekleed zijn iets heel onnatuurlijks is. Iets waartoe we soms gedwongen worden wegens het koude of natte weer of om ons lijf tegen vervuilende omstandigheden te beschermen. Schoenen en sokken tegen brandnetels, een helm als we hard fietsen, een mondkapje om virussen te belemmeren. In de oertijd liepen mensen veel bloter rond, en omdat ik betwijfel of we nu gelukkiger leven dan toen, vraag ik me weleens af wat er in de loop van millennia is misgegaan.

Bloot zijn associëren we te vaak met seks. Alsof we allemaal elkaar gaan bespringen als we naakt rondlopen. Kouman denkt daar anders over. ‘Hoe meer je van het lichaam bedekt, hoe seksueler het juist wordt.’ Daarmee heeft ze een sterk punt. Juist door bepaalde delen te bedekken trekken ze de aandacht. Wat gaat daar onder of daar achter schuil? Zelfs als dat niets bijzonders is heeft het een zuigende kracht voor onze ogen. Juist omdat het afwijkt van het natuurlijke. Maar ik ben het niet eens met dat ‘hoe meer’ van de schrijfster. Want heren in strakke pakken zouden dan optimaal seksueel overkomen, terwijl ze op mij juist áseksueel overkomen, zodanig dat ik me vaak moeilijk kan voorstellen dat ze een gezond seksleven hebben. Maar mijn ervaring is wel logisch, want ook hier wordt geen extra aandacht voor bepaalde lichaamsdelen gevraagd. Behalve dan als die heren keurig rechtop gaan staan met hun handen eerbiedig voor hun onzichtbare gulp. Het nadeel van zo veel lichaambedekkende kledij is echter wel dat mannen dan niet meer hun best hoeven te doen om er een beetje appetijtelijk uit te zien, met als gevolg dat het voor anderen een zegen is dat ze hun pakken aan houden.

Maar zelfs áls! Ik bedoel: bij blote mannen wil hun opwinding wel eens zichtbaar zijn, maar wat is daar mis mee? Wat zou er verkeerd mee zijn als mensen, zelfs al komt het niet vaak voor, wél seks met elkaar zouden gaan bedrijven? Net zoals homo’s die in de natuur gaan cruisen? Hoe kan iets natuurlijks aanstootgevend zijn? Ik lag op het Zandvoortse naaktstrand te zonnen toen een knaap in een kuil verderop me lag te bespieden. Geniet ervan, jongen! Aanstoot is iets wat je neemt, niet wat je geeft. Naast het recht op naakt zijn, zou er ook het recht moeten zijn op seks in de openbare ruimte, maar ik vrees weer eens mijn tijd te ver vooruit te zijn. Een van mijn liedjes uit de jaren zestig heette ‘Fucking in the shop’. Ik zou wel raar opkijken in de super, maar zou ik er aanstoot aan nemen? Vrijheid, blijheid. ‘Het ideaal, vindt Kouman, is dat iedereen naast elkaar kan recreëren zoals hij dat wil, zonder elkaar te veroordelen. De één bloot, de ander in bikini of zwembroek, weer een ander topless.’ Helemaal mee eens. Maar seks is ook recreatie. Ja toch?

Flippie

Date 30 juni 2021

The dealer is the man with the love grass in his hand. But the pusher don’t care if you live or if you die. Aldus Steppenwolf in de cultfilm Easy Rider. De boodschap? Je hebt drugs en drugs, softdrugs en harddrugs, en dat verschil werd een halve eeuw geleden in dit lied duidelijk gemaakt. Toen kende ik ook een dealer die op mijn kamer in Uilenstede wel eens langs kwam. Flip kwam rustig aanzeilen met een grote homp hasj om dat keurig in kleine blokjes te snijden en in plastic zakjes te verpakken. Hij had ook altijd wel wat pillen zoals lsd op zak. Ik vond hem een aardige en aantrekkelijke jongen. Nee, hij ging niet met mij naar bed, maar er zijn nog wel een paar seconden 8mm-film overgebleven waarop ik zijn blote buik lig te strelen. Mmm, moest kunnen. Ik heb ook wel eens wat kleren met hem geruild. Nee, hij was geen pusher. Ik kocht wel eens weed of hasj van hem, en dat was het dan. Hij had mooi glanzend lang haar.

Het was de tijd dat Timothy Leary de bak in moest. Het grappige is dat er de laatste jaren wat eerherstel voor deze professor en lsd-profeet lijkt te komen. Na de eeuwwisseling werd het mogelijk om weer onderzoek te doen naar psychedelica, bijvoorbeeld als therapie voor depressies. Ik heb jaren gepuzzeld hoe het toch kan dat een chemisch middel psychische hulp kan bieden en zelfs momenten van satori, verlichting kan bewerkstelligen. Dat blijkt te kunnen, maar toch vond ik dat verdacht, zeker in een wereld waar al het psychische gereduceerd wordt tot hersenactiviteiten zodat je je afvraagt waarom ze de psychologische faculteiten niet laten opgaan in medische faculteiten. Toch ligt de logica daarvan voor de hand als je stelt dat het juist de hersenen met zijn gedachten zijn die psychische gezondheid en verlichting in de weg kunnen staan. Zodat het kan helpen om even die zaak in je bovenkamer in de war te sturen, de hersenen te resetten.

Indertijd vroeg ik me af hoe die psychedelische wereld er zou uitzien als ik oud was. Daar schreef ik een liedje over. Melodie à la smartlap. Gezongen door twee opaatjes.

Oh ouwe dealer, waar ben je gebleven
Waarom heeft de tijd jou nou verdreven
Oh ouwe dealer, waarom zien we jou nooit meer
Omdat jij nooit terugkomt doet ons hart zo zeer

Flippie die kwam vroeger zo vaak langs
Met in zijn tassie een mooie vangst
Zijn trippies en stuff die waren niet duur
En ze zetten je kop helemaal in het vuur

Dan zaten we samen een jointje te bouwen
En op het balkon gezellig te blowen
Een trip in de kop en een stick in de mond
Zo dartelde Flippie heel Amsterdam rond

Nou komt ons Flippie nooit meer langs
Wat zou die nou doen, horend ons gezang
Zoek ons eens op, we willen je zien
Dan praten we samen over de goeie ouwe scene

Vergeleken met tegenwoordig was het indertijd zo fel bestreden drugsgebruik eigenlijk heel onschuldig. Ja, je hoorde wel eens over cocaïne en heroïne en zo, maar dat was toch echt een heel andere wereld. Maar misschien verkocht Flippie die ook wel als hij me een zakje met allemaal pillen liet zien. Een keer bracht hij me daarmee echt in verlegenheid. Ik had een vakantiebaantje als fiatteur bij de toen nog bestaande Gemeentegiro. In de pauze zat ik in het raam toen hij op de Singel langs kwam wandelen en me enthousiast vanaf de stoep een zakje koopwaar in mijn hand stopte. Alsof ik dat dan beter kon bekijken. Omdat ik bang was dat de chef langskwam brandde het als vuur in mijn handen en heb ik het maar snel aan hem teruggegeven. Wat een vertrouwen van Flippie! Snel terug en weer met koptelefoon achter het veilige beeldscherm duiken. U600: 50 gulden. Shift-Enter. Akkoord. En dat dan uren achter elkaar.

In een nu door mij afgekeurd couplet zing ik dat Flip wel eens ’s nachts om twee uur op mijn kamerdeur bonsde omdat hij een slaapplek zocht. Vond ik niet leuk. Niet dat hij dakloos was, want hij woonde ergens in Oud-West. Afijn, hij bouwde weer een joint – zo noemde je dat indertijd – en alles was weer oké. Ik had een kleurige studentenkamer. De tekst van Within you without you van The Beatles – lees George Harrison – reisde tegen het plafond op stroken etalagekarton twee keer de kamer rond. Voor het raam liet ik nederwiet groeien en na een vakantie belemmerde me dat mijn uitzicht. Nooit iets van gerookt, waarom weet ik niet. Tegen het bovenraam plakte ik met grote letters ‘LEARY OK” waarmee ik mijn tijd dus een halve eeuw vooruit was. Op de muur verfde ik een grote wandschildering. Met één lijn tekende ik een jongen en een meisje die elkaar zoenden, waarbij de jongen geen schedel had en de omringende kleurige psychedelische structuren rechtstreeks zijn hoofd inzweefden. Zo voelde ik me kennelijk soms.

Een beetje trippy allemaal, wat Flip natuurlijk best leuk vond. Hoe zou het nu met Flip gaan, als hij nog leeft? Is hij helemaal op het verkeerde pad beland of heeft hij net als ik een kantoorbaantje genomen, moe van al het psychedelische gedoe? Het ware leuke bonte kleurige tijden waaraan ik leuke herinneringen heb, maar tegelijk verlang ik niet echt terug naar de goeie ouwe scene. Want zoals The Byrds zongen: alles heeft zijn eigen tijd.

Cryptoschaamte

Date 28 juni 2021

Ik was bezig slapend rijk te worden. Helemaal terecht overigens, want slapen is bijna het meest gezonde dat een mens kan doen. En ook nog eens goed voor het milieu. Dus is het welverdiend als ik slapend rijk word. Lekker lang slapen dus, wat me gelukkig van nature al makkelijk afgaat. Maar de laatste weken word ik slapend armer! Zodat ik wat minder ben gaan slapen en het nog ochtend is als ik mijn ogen uitwrijf. Mijn voorraad appeltjes voor de dorst is na een verdubbeling nu weer gehalveerd. Heb ik voor niks uitgeslapen en ben ik voor niks vroeg opgestaan! Maar ik mag niet klagen, en wat niet mag doe ik ook niet. Want de bitcoins zijn nog altijd vijftig keer zoveel waard als wat ze waren toen ik ze zevenenhalf jaar geleden kocht. Mensen die op de beurs beleggen? Losers! Ik kocht ze gewoon uit nieuwsgierigheid, en kennelijk loont nieuwsgierigheid. Wat is leuker dan een dikke middelvinger naar de banken uit te steken en collectief een eigen betaalsysteem te beginnen? En waarom zouden cryptomunten minder waard zijn dan officieel geld op de bank? Ook dat is toch niets anders dan enen en nullen op computers?

Maar nu krijg ik op De Correspondent op mijn kop van Rutger Bregman, van een van mijn idolen! ‘Wie in bitcoin investeert, mag nooit meer iets zeggen over klimaatverandering,’ kopt een artikel in De Correspondent. Jammer, want het was toch leuk om erover te schrijven. Bitcoins zijn slecht voor het klimaat, want ze vreten energie. En niet zo’n beetje ook. Eén transactie gebruikt 1.600 KWh aan elektriciteit. Volgens hem kun je daarvoor 10.000 kilometer op elektrische stroom rijden. Een kwart daarvan op benzine, heb ik zitten uitrekenen, ofwel even naar Zuid-Frankrijk op en neer. Dat snoep ik even op als ik wat met bitcoins betaal of ontvang. Ik doe alleen niets met die bitcoins. Heb ze alleen gekocht, en ze staan rustig ergens in de blockchain te wachten tot ze van mij weer uit die digitale trein mogen stappen. Maar ook als ik ze wil verkopen kan ik in plaats daarvan 200 ledlampen een heel jaar laten branden. Had ik moeten doen, want dan was ik zeker verlicht! Daarvoor had ik ook 25 gloeilampen een jaar aan kunnen laten staan, waardoor ik er ook nog wat warmpjes bij zou hebben gezeten.

Al met al toch veel energie, zestig procent van het jaarlijkse stroomverbruik van een gemiddeld huishouden. En dan te bedenken dat je straks je hamburger met bitcoins kunt betalen! Omgerekend naar elektriciteit, inclusief belastingen en zo, kost zo’n transactie met bitcoins zo’n 350 euro, wat je dus eigenlijk zou moeten toeleggen op de prijs van die hamburger. Zodat het milieuvriendelijker is om dan maar meteen tien quarterpounders te eten. Wellicht een idee voor mensen die milieuvriendelijk met hun bitcoins om willen gaan? Leuk rekenwerk allemaal, maar ik geef toe dat het een beetje een slag in de lucht is, want energietarieven zijn niet altijd even transparant en stabiel. En dan hebben we nog niet eens gekeken naar hoe schoon die energie is. Wat ik trouwens mis in die kritiek is hoeveel energie reguliere banken eigenlijk gebruiken. Ik heb begrepen dat ook daar computers staan, en dat de medewerkers daar niet in de kou zitten te werken. Maar goed. China sluit de bitcoinfabrieken, zogenaamd omdat daarvoor fossiele brandstoffen worden gebruikt. Hetzelfde elders in de wereld.

Daar zit ik dus met mijn klimaatvriendelijke zonnepanelen. Nooit auto gereden en hooguit tien keer in een vliegtuig gezeten. Bitcoins keurig opgegeven voor box 3 van de belastingen. En toch mag ik van Rutger niet meer over het milieu zeuren. Terwijl ik een mooi ideaal had: gratis omgaan met geld voor iedereen. Dat is toch een prachtig burgerinitiatief? Hoe kunnen wij als burgers beter participeren en onze eigen verantwoordelijkheid nemen? Want waar bemoeien de banken zich mee? Moet ik straks ook mijn monopolygeld aangeven? De muntjes op de kermis? Mijn ‘Linden dollars’ in Second Life? Gespaarde Douwe Egbertspunten? Want als er ergens geld te halen is, is de overheid er als de kippen bij! Maar Rutger vind die gedecentraliseerde bitcoins maar niks. Wees blij dat er banken zijn die geld kunnen bijdrukken als de economie groeit. Alsof je blij moet zijn met die groei, alsof die niet de wortel is van veel kwaad in de wereld! Maar Rutger zegt wél terecht dat we blij mogen zijn met de banken, omdat die ons verzekeren tegen verlies door oplichting, wat met cryptomunten niet lukt. En we mogen blij zijn dat dankzij de banken geld lastig op de zwarte markt verdwijnt, want ook hierom zijn bitcoins berucht.

Toch heb ik niet zoveel op met de banken. Die hebben heel slim al hun werk aan hun rekeninghouders uitbesteed die nu zelf alles in hun computers moeten invoeren. En die er steeds – ‘goed voor het milieu’ – over zitten te zeiken als je papieren dagafschriften wil. En als ze dat al tegen betaling doen, bezuinigen ze zelfs op inkt door er geen dagafschriftnummer op te zetten. En staan de mutaties er van achter naar voren op, en rond de jaarwisseling staan die van december en januari op hetzelfde papier wat niet handig voor je boekhouding is. En sturen ze die dagafschriften ook nog twee weken te laat ook. Ze vangen wel negatieve rente, maar berekenen positieve rente voor je hypotheek. En als ik oude koeien uit de sloot wil halen kan ik ook nog over de kredietcrisis beginnen. Too big to fail en zo. Oké, met je pinpas alles betalen is wel makkelijk en er zwerft nog zelden papiergeld in huis, wat wel zo veilig is. Maar banken zijn me toch te machtig, en als we zo hoog opgeven van privacy moeten we daar niet zijn. Het is maar wat je belangrijker vindt.

In een artikel van LekkerCryptisch, met veel technische informatie over bitcoins en het minen ervan, wordt de vraag gesteld of het überhaupt zo erg is dat voor de bitcoin evenveel energie als heel Nederland nodig is. Het gaat inderdaad om een wereldwijd verbruik van zo’n 100 TWh aan elektriciteit per jaar, vergelijkbaar met die van een klein land zoals Nederland. Immers wereldwijd gaat al zo’n acht procent van alle elektriciteit verloren aan het transport ervan, dat is 2.000 TWh. In China hebben ze zoveel waterkrachtcentrales gebouwd dat ze veel te veel energie overhouden, dus wat is er mis mee als die voor het minen van bitcoins wordt gebruikt? Ook in de Skandinavische landen wordt een stroomoverschot verwacht, zo’n 140 TWh. Ook is de aanslag op energie niet gekoppeld aan het aantal transacties of het aantal mensen dat gebruik maakt van bitcoin. En de miners, die niet allemaal op fossiele brandstof draaien, krijgen steeds minder beloning naarmate de waarde van de bitcoin stijgt, dus ook dat houdt zichzelf in evenwicht.

‘Een veelvoorkomende drogredenering is dat bitcoin dús een klimaatramp is, als ware het in zijn eentje verantwoordelijk voor het overschrijden van de koolstofdioxide-grenzen,’ concludeert Peter Slagter in zijn artikel. Bitcoin is een druppel op een gloeiende plaat van het klimaat, zeker in vergelijking met vliegen en vlees eten is bitcoinschaamte maar een heel klein schaamtetje waar ik weinig last van heb. Soms ben ik een beetje een wappie, want ik vraag me af wie er belang bij hebben de bitcoin zo zwart te maken. De banken natuurlijk, die het alleenrecht op het maken en verhandelen van geld niet kwijt willen. En de overheden die toch graag alles onder controle willen houden. Cherrypicking. Pak de kleine probleempjes aan zodat je de aandacht van de grote problemen afleidt. Van Rutger had ik meer verwacht dan hier in te tuinen. En waar zijn zijn idealen gebleven? Hij moet hier maar eens een goed boek over gaan schrijven als hij me wil overtuigen.

Maar goed. Als opeens je computer ermee ophoudt en je in het donker en de kou zit, of als het opnieuw zo verschrikkelijk heet wordt buiten, weet dan dat ik mijn bitcoins heb verkocht.

Horror vacui

Date 16 juni 2021

The soul is the nothingness. The body is something, the soul is nothing. The body is filled, the soul is empty.

Aldus Osho in 1975 over het verschil tussen lichaam en ziel (in Tao: the three treasures deel 2, hoofdstuk 2). Het lichaam dat iets is, en de ziel die niets is. Ik denk dat weinig mensen het met hem eens zijn. Alsof de ziel niet bestaat, ons diepste wezen niets anders dan leegte is. Ziel. Het is niet altijd duidelijk wat met dat woord bedoeld wordt. Er wordt aangenomen dat we zoiets hebben. Als kind begreep ik dat het iets met vleugeltjes in je hoofd was, en dat buiten je lichaam kon wegvliegen. Later begreep ik dat het iets was dat na je sterven naar de hemel of de hel kon gaan, of wat kon reïncarneren. Ik kon daar weinig mee. Het was mijn allerdiepste wezen, maar echt gevonden heb ik hem nooit. Ook niet toen ik psychologie studeerde, want dat ging over gedachten, gevoelens en gedrag, maar niet over mijn echte ziel of zelf.

Op zoek naar jezelf. Jezelf zijn. Voor jezelf opkomen. Jezelf geven. Zelf beslissen. Jezelf verbeteren. Jezelf verliezen. Op de keper beschouwd is dat allemaal misschien wel de vaagste vaagtaal. Je kan er maar beter niet naar vragen als je wil weten wat iemand ermee bedoelt. Dat gaat allemaal over de ziel van de psychologie, maar zelden over de ziel van ons wezen. We ervaren het allemaal, maar niemand kan zeggen wat dat nou eigenlijk is. Terwijl niets méér over onszelf gaat dan juist dat. In de tweede helft van mijn leven werd mij meer en meer duidelijk dat mijn ziel, mijn echte ik, het bewustzijn was van al mijn indrukken en doen. Dan worden gedachten, gevoelens en gedrag minder belangrijk omdat die weinig vertelden over mijn wezenlijke zelf. Ik bleef the watcher on the hill, zoals Osho dat vaak noemde. Nou ja, laatst niet, toen ik samen met mijn fysiotherapeut de mantra ‘Ik ben hier, de pijn is daar’ herhaalde.

Maar een ziel, bewustzijn, die niets is, die leegte is? Stel je voor: in wezen ben je helemaal niets! En kan een niets, een leegte dan bewustzijn hebben? Aan de andere kant lijkt het me wel zo rustig om gewoon niets te zijn. Net zoals het de grootste vrijheid is om geen keuzes te hoeven maken, want daar worden we, zeker de laatste tijd, heel moe van. ‘Nergens is vrede. Wees nergens,’ vertelde Freek de Jonge in De Openbaring, waarin het niets een centrale rol kreeg. En stel je eens voor dat onze ziel, ons bewustzijn niets anders dan niets is. Dan is de hele kosmos één grote bewuste ziel. Wat wil je nog meer? Ik vind het een fantastisch idee, maar de meeste mensen zijn toch liever iets dan niets. Iets tegenover niets. Maar als je echt nonduaal denkt, en gelooft dat alles één is zodat er eigenlijk geen tegenstellingen meer kunnen bestaan, dan is iets hetzelfde als niets. Dan kun je hooguit zeggen dat het iets een gestold niets is.

We zijn meestal bang voor leegte, voor het niets. Als we iets denken gaan we meteen daarna iets anders denken. Een muur moet met posters en schilderijen behangen worden. Glazen moeten vol zijn, net als onze magen. Stilte vullen we met een praatje of muziek. We zien liever grazige weiden dan kale akkers. Van alles moet versierd worden. We moeten in beweging zijn en niet stilzitten. In het donker zijn we bang, zo zonder licht. Nietsdoen is ongewenst. We vrezen de leegte omdat we ons wezen vrezen. De meest wezenlijke ziekte? Horror vacui!

Seksuele sport

Date 9 juni 2021

Seks en sport blijven een probleem voor elkaar. Zo lees ik in een artikel in nu.nl dat het merendeel van de voetbalprofs de lbthi-acceptatie in hun kringen een onvoldoende geven. Zo is er tot vandaag de dag geen enkele homo- of biseksuele voetballer in de competitie. De spelers zelf wijzen op homo-onvriendelijke spreekkoren, de machocultuur in de voetbalwereld en de rol van de media. Stephan Hakkers van de Alliantie Gelijkspelen ziet echter toch bij de spelers zelf een groot draagvlak. En tegelijk legt hij de verantwoordelijkheid bij de spelers zelf, zoals in Duitsland waar achthonderd spelers in het betaald voetbal aangaven iemand te zullen steunen als hij uit de kast komt. Kortom er is nog ontzettend veel te winnen. Homo’s in een machowereld, waar intussen wel graag ‘We are the champions’ van Queen gezongen wordt – niet echt een popgroep van heterojongens. Ik vind het moeilijk om de echte schuldigen aan te wijzen van de gebrekkige emancipatie. Want de spelers zelf, de jongens op de tribunes, de machocultuur en de media lijken elkaar te bevestigen en te versterken. En voor zover er homohaat is, kun je die prachtig kwijt in deze wereld. Alleen aan het eind van een wedstrijd is er een beetje plek voor iets homoachtigs als de shirtjes uit gaan en de jongens elkaar omhelzen en knuffelen.

Maar niet alleen in de voetbalwereld is seks een lastig iets. ‘Dat sexy pakje, is dat nou nodig?’ kopt een recent artikel in het AD over de outfits van vrouwelijke sporters. ‘Die nauwsluitende topjes. Dat blote middenrif. Maar bovenal die krappe bikinibroekjes,’ moppert Inge Claringbould, onderzoeker gender en diversiteit aan de Universiteit Utrecht. ‘Ik vind het zó stereotiep. Dat vrouwen er zo uit moeten zien om hun sport aan de man te brengen en dat hun kleding afleidt van waar het om gaat: de prestatie.’ Kijk naar Dafne Schippers, beachvolleybal, tennisspeelsters of turnsters. In de mediawereld maken fotografen graag foto’s waar hun borsten en billen suggestief in beeld zijn. Daar zit natuurlijk ook een hele commerciële wereld achter. Waarom moeten vrouwelijke sprinters wél blote buiken hebben en de Usain Bolts niet, vraagt sportpsycholoog Karin de Bruin zich af. Het gaat niet meer om de sportprestaties, maar om de seks. Bij mij ook wel een beetje, moet ik toegeven, want ik droom ervan dat voetballers zich ook eens in topjes met blote navels gaan hullen. En een paar decennia geleden hadden ze nog échte korte broeken aan! Misschien zijn sport en seks wel moeilijker te scheiden dan je zou willen, want het gaat bij beide om het lichaam.

In de sportgeschiedenis belanden we al snel bij de oude Grieken. Jonge Grieken dan, en dan meestal de mannen. In tegenstelling tot vandaag de dag werd sport daar naakt beoefend. Ons woord ‘Gymnasium’ stamt daarvan af, en het betekent letterlijk ‘naaktschool’. Maar toen we gingen gymmen trokken we daar altijd wat lichte kleren voor aan. En gympjes, welk woord een contradictio in terminis is. Als je naakt gaat sporten is je hele lichaam zichtbaar, dus zie je ook hoe alle spieren al dat prachtige werk doen. Niks op tegen, zou je zeggen, ware het niet dat wij tegenwoordig alle naaktheid met seks associëren. Wellicht was dat in de Griekse cultuur, waar mannelijke schoonheid hoog in het vaandel stond en jongensliefde heel gewoon was, ook in zekere mate het geval. Maar dan nog, want je kunt je ook afvragen of dat dan zo erg is. Nee, wij zelf zijn het probleem door alle naaktheid te onderdrukken en het juist daardoor met seks te associëren. Alsof je een mooi lijf niet gewoon mooi of leuk kan vinden zonder er meteen op te willen springen. Ik ben geen gevaar voor Frenkie de Jong.

Hoe minder krampachtig we met seksualiteit omgaan, hoe makkelijker we ons blootgeven. Het is juist de vrouwenkleding die seksualiseert en de mannenkleding die het omgekeerde doet, en dat geldt niet alleen in de sportwereld. Als je echt gelijkwaardigheid van de geslachten wilt, zou alle kleding uniseks moeten zijn. En die homo’s in de sportwereld? Die moeten natuurlijk allemaal uit de kast komen, en er eventueel voor bedanken een rol in die machocultuur te spelen. Dan maar naar de Gay Games, maar het is jammer dat die nodig zijn.

Kosmologisch bewustzijn

Date 29 mei 2021

We zijn ontheemd. Dat is het gevoel dat ik overhoud van het lezen van In lichtjaren heeft niemand haast van Marjolijn van Heemstra, dat afgelopen week bij De Correspondent verscheen. Het is ‘een zoektocht naar meer ruimte in ons leven’ en dan heel letterlijk. De ruimte in. De rode draad van het boek is het overzichtseffect, de verpletterende en levensveranderende ervaring van veel ruimtevaarders toen ze de aarde zagen, zwevend als een blauwwitte bol in de oneindige leegte. Een gevoel van nabijheid dat juist door afstand ontstaat. Alsof je pas dan van de aarde kan houden. Ik voel me verwant met de schrijfster die naar een overweldigende verwondering zoekt die ze pas tussen de sterren kan vinden.

Ze zag de Hubble Ultra Deep Field in de Space Expo in Noordwijk, een samenstelling van observaties die door de beroemde telescoop was opgevangen en die haar deed denken aan een joodse scheppingsmythe waarin een vat vol licht in miljarden stukken breekt. Volgens mij is dat niet een mythe maar gewoon de realiteit, want we zijn uiteindelijk uit sterrenstof geboren. Ze citeert de theoloog Wil van den Bercken die de term ‘kosmologisch bewustzijn’ muntte: ‘Sinds ik me heb laten verpletteren door waar we ons bevinden sta ik anders in het leven. Het relativeert. En dan vooral de politieke waanzin. Alle grenzen die we trekken tussen onszelf en anderen zijn lachwekkend in het licht van onze aanwezigheid in de grenzeloze kosmos.’

Alsof we pas vanuit de diepe duisternis het licht kunnen zien. Heemstra vertelt over culturen waarin het duister een tijd is voor genezing, waar het juist aangemoedigd wordt om ’s nachts malend wakker te liggen, want pas dan kun je de volle omvang zien van pijn, twijfel en verdriet. Ze zoekt de donkerte op, wandelend over de nachtelijke Utrechts Heuvelrug of in het Vliegenbos vlak bij haar huis in Amsterdam-Noord. Ze vindt het verschrikkelijk dat er door lichtvervuiling steeds minder sterren te zien zijn, alsof we daarmee de band met onze oorsprong verliezen. ‘De ontdekking van het donker geeft me in de dagen en nachten die volgen een aangenaam gevoel van ruimte. Het is alsof er in mijn hoofd een luik is geopend dat wegleidt van dagen vol licht en haast.’ Sinds ik dat las denk ik in bed wel eens het plafond weg, en daarna het dak en de wolken, zodat ik de sterren weer zie.

Het boek staat vol wetenschappelijke ditjes en datjes. Dat we door de rotatie van de aarde op onze breedtegraad per uur een dikke duizend kilometer in de rondte draaien. Klopt, heb ik nagerekend. Maar door de baan die we jaarlijks om de zon draaien is dit zo’n honderd keer zoveel. Om niet te spreken over de verplaatsing van de zon in ons melkwegstelsel die nog eens zeven keer zo snel gaat. De schrijfster vertelt over reizen naar Mars en hoe reizigers zelfvoorzienend kunnen zijn door gebruikt voedsel en zuurstof te hergebruiken met behulp van algen. Over hoe het aardoppervlak onder onze voeten dertig centimeter op en neer deint door de aantrekkingskracht van de maan. Over de Voyagers I en II die in 1977 Golden Records meenamen opdat die ooit in een onmetelijk verre toekomst door een andere beschaving ontdekt en begrepen kunnen worden. Over de manier waarop naar tweelingplaneten van onze aarde wordt gezocht. Over een juridisch vacuüm: van wie is de ruimte eigenlijk?

Van reizen in de ruimte kan je een ‘astrofobie’ oplopen, want je raakt elk gevoel voor oriëntatie kwijt. Daar is geen boven en beneden, en kan je je aardig verloren en eenzaam voelen in de peilloze zwarte diepte of hoogte. ‘To boldly go where no one has gone before’ is een niet te onderschatten uitdaging. Maar voor mij persoonlijk hoeven we niet zo nodig de ruimte in. Het liefst laat ik andere werelden zoveel mogelijk met rust, en besmet ik ze niet met onze aardse troep. Tenzij we van onze ruimtereizen iets kunnen leren dat veel astronauten is overkomen: kosmologisch bewustzijn.

Tweede prik

Date 22 mei 2021

Voor de tweede keer laten we ons door een taxi naar de priklocatie in Huizen brengen, die met het openbaar vervoer niet echt goed te bereiken is. Die witte tent is zo groot dat je er wel een paar dozijn gezinnen in zou kunnen huisvesten. Een wereld op zich onder de doeken die met veel kabaal de rukwinden makkelijk doorstaan. Het valt me op hoe vriendelijk we overal worden ontvangen en geholpen. Nadat een gastvrouw ons heeft gevraagd of we onze ‘aaidies’ bij ons hadden, moesten we een paar minuten wachten om aan een balie in te checken. Daar wordt gevraagd naar onze vorige vaccinatiekaart van vijf weken geleden – keurig op een A4’tje afgedrukt – en uit de printer achter de medewerker rolt al snel een nieuwe kaart op papier. We hebben het bewijs van de tweede vaccinatie al in handen voordat we geprikt waren. Nu niet meteen weglopen.

Dan doorlopen naar een rij prikhokjes en daar tegenover een paar minuten wachten op een stoeltje. Dan naar binnen, jas uit, en de prik is bijna voordat ik het merk gezet. Net als de vorige keer vrijwel niets van te voelen. Vervolgens naar de ruimte voor het nazitten, want de GGD wil wel dat je een kwartiertje even rustig bent voor het geval je onverwachte bijwerkingen krijgt. Plastic schotten tussen de stoelen, maar Vriend en ik gaan gewoon naast elkaar zitten op stoelen waar dat niet het geval is. Nergens kom je zo uit de kast als hier. Ook dit allemaal onder het toeziend oog van een medewerker die iedereen goed in de gaten houdt. Opnieuw die vriendelijkheid zodat het lijkt alsof ze ontzettend blij zijn met iedereen die zich laat vaccineren. Ik bel alvast de taxi en ga nog even naar het toilet. Intussen blijft de bulderende wind trekken aan het fladderende dak, waaronder verse lucht via grote dikke pijpen in het rond wordt geventileerd.

Voor zover ik het kan zien wordt hier alleen Pfizer geprikt. AstraZeneca is intussen een beetje op de achtergrond geraakt wegens de combinatie van een lagere beschermingsfactor, haperende leveringen, grotere pauzes tussen de twee prikken en heel soms problemen met mogelijke bloedstolling. Ik ben blij en voel me op een ongemakkelijke manier bevoorrecht. In India vallen er duizenden doden per dag en wordt gevochten voor zuurstof. Om over andere delen van de wereld zoals Afrika en Brazilië nog maar te zwijgen. Maar het is geen optie om me uit solidariteit met andere landen dan maar niet te laten vaccineren. Kan ik het helpen dat ik in Europa geboren ben? We staan te weinig stil bij de stinkende best die laboratoria hebben gedaan om vaccins te ontwikkelen en te testen, en dat allemaal binnen een dik jaar. En wat kost zo’n dosis Pfizer eigenlijk, waarvan ik er twee à 3 cc heb gekregen? Om nog maar te zwijgen over het bouwen van de priklocaties en de immense logistiek eromheen. Een grote pluim voor de GGD!

Wel mondkapjes blijven dragen. En die anderhalve meter en zo. Want hoewel je zelf veel minder kwetsbaar bent, en eventueel niet naar het ziekenhuis hoeft omdat corona dan minder hard toeslaat, kan je nog anderen besmetten omdat het virus nog rustig op je lijf kan blijven rondscharrelen. Ik voel me een stuk veiliger nu. Hoewel het natuurlijk ook kan zijn dat mijn lijf nu vol zit met microchips die via ingenieuze wegen mijn hersenen gaan overnemen zodat ik straks een keurige dociele burger word of zal gaan snakken naar babybloed. Maar als ik hierover ga puzzelen blijf ik steken bij de vraag wie ik zelf eigenlijk ben, en dan blijft er uiteindelijk niets van me over.