26 juni 2018
Ik blijf een eigenwijze puber, want ik vind die verhalen over de oerknal gewoon onzin. Althans voor zover men verkondigt dat daarmee tijd en ruimte geschapen zijn. Want scheppen is een actie, en voor actie is tijd nodig, net als een plek waar deze plaatsvindt en daar is ruimte voor nodig. Elk werkwoord maakt gebruik van tijd, dat is bijna de definitie ervan. Er gebeurt iets, en daarin onderscheiden werkwoorden zich van zelfstandige naamwoorden die alleen een toestand aangeven. Melk is gewoon melk, statisch. Koken is een proces, dynamisch. Zelfstandige naamwoorden geven iets aan dat stil staat, terwijl bij werkwoorden er altijd iets is dat beweegt. Zelfstandige naamwoorden beschrijven een bepaald zijn in de ruimte, werkwoorden voegen er dynamiek aan toe en kunnen dan ook niet zonder tijd.
Hoe kan dan de tijd gecreëerd zijn? Want daar is tijd voor nodig! De tijd is dus nooit geschapen. Toch is zij er. Dat betekent dat tijd óf een illusie is óf altijd heeft bestaan. Het eerste hoor je wel eens beweren: tijd is een product van onze hersenen, maar dat trap je in dezelfde val als die van de oerknal omdat de hersenen tijd nodig hebben om die illusie te genereren. Het enige wat overblijft is dat tijd altijd bestaan heeft en dus nooit geschapen is. Wat ook geldt voor de ruimte, want hoe kan uit een niet-ruimte, hoe minuscuul klein ze ook is, ruimte ontstaan? Dit klinkt allemaal logisch, maar leidt tegelijk tot irrationele conclusies die we niet kunnen bevatten, dat tijd en ruimte nooit geschapen zijn en toch bestaan. Dat oneindigheid bestaat omdat er nooit een einde van tijd en ruimte te vinden is. Zo kan een beetje helder denken behulpzaam zijn bij het verkrijgen van spirituele inzichten, hoe verfoeid het verstand ook moge zijn in mystieke en spirituele kringen. Ja, onze hersenen kunnen ons ook op het pad naar verlichting helpen, maar we moeten ze wel goed gebruiken.
Dit alles neemt niet weg dat ons brein tijd en ruimte kunnen vervormen. Dat ze niet overal altijd even compact zijn. Dan kom je terecht bij verschijnselen als de kromming van tijd en ruimte. In niet elke kubieke meter hoeft zich evenveel ruimte te bevinden, en het ene uur hoeft niet even lang te duren als het andere uur. Daar kunnen natuurkundigen best over meepraten, zeker als het gaat over de verwevenheid van tijd en ruimte. Tijd kan niet zonder ruimte als werkplek, en het is de beweging door de ruimte waar we de tijd aan afmeten. Tijd en ruimte versmelten met elkaar. Werkwoorden en zelfstandige naamwoorden verschillen minder van elkaar dan we denken. Zoals Tony Parsons eens zei: gordijnen bestaan niet, er is alleen het gordijnen. Zijn is een vorm van worden, en worden is een vorm van zijn, dus verschillen ze echt van elkaar?
Alles is relatief, en dat kan ook niet anders omdat alles met alles verweven is. En van het bestaan blijft niet veel meer over dan een is-heid waarin de tijdruimte kan inkrimpen en uitdijen. Waarin in een stilstaand nu de oneindigheid aanwezig kan zijn, en waarin in een klein stukje ruimte alles aanwezig is. De mystici weten daar alles van. ‘There is nothing mystical in mystics,’ zei George Harrison eens. Het ervaren ervan heeft niets met jubelende extase, overweldigende psychedelische ervaringen of smachtende romantiek te maken, maar gewoon met goed opletten. Niets bijzonders. Alles gebeurt gewoon overal tegelijkertijd. En alles is met alles verweven, zodat zelfstandigheid en objectiviteit een illusie zijn. En omdat je van alles alleen maar dan zeggen dat het is zoals het is, zijn geen oordelen meer. Er is gewoon dat Alles – of Niets, of Het, en sommigen noemen dat God – en dat is het dan. De ware intelligentie relativeert en overstijgt zichzelf, ontdekt dat er eigenlijk niets te weten valt. Die rust in de wolk van niet-weten waarin je alles weet wat er te weten valt. Niet veel dus.
Ik denk dat dit soort woorden de Codex Anthropophagus inleiden, het mystieke geschrift uit mijn boek waaruit ik maar met mondjesmaat citeer, hoewel het ‘Eeuwigheid in nu, nu in eeuwigheid’ vaak gescandeerd wordt in Strandvliet.
Gepost in Spiritualiteit
Geen reacties »
20 juni 2018
Voor mij is mijn roman Strandvliet een soort levenswerk, een samenvatting van alles wat me bezield heeft. Nu ik alles wat in een flow geschreven is in de openbaarheid laat opdoemen, kan ik een stuk rustiger sterven. Maar de eerste fan moet zich nog aandienen. Want ik ben een rare die wellicht een beetje teveel grenzen tegelijk te ver legt. Tot nog toe heeft slechts één iemand mijn boek helemaal uitgelezen, om tot de conclusie te komen dat het niet bepaald zijn ding is. Anderen hebben het na enkele tientallen pagina’s wel bekeken omdat mijn wereld ver van hen afstaat en ze er moeilijk iets bij kunnen voelen. Het vrolijke jasje van kannibalisme is kennelijk te zwaar of juist te licht, te serieus of juist te oppervlakkig voor de spirituele inhoud. De dood is immers een serieuze aangelegenheid waarmee je niet oppervlakkig, speels en humoristisch hoort om te gaan. Kannibalen horen nu eenmaal geen aardige mensen te zijn, sterven is niet iets om van te genieten en de hemel hoort niet op deze aarde in het hier en nu te zijn! Persoonlijk vind ik het christendom met zijn verheerlijking van een man aan een kruis, waarvan in een viering het vlees en bloed gegeten en gedronken wordt en wiens bloed in een graal naar Europa reist, minstens even decadent als mijn verhaal. Het is maar in wat voor cultuur je bent opgegroeid, en ik wil dus niet horen dat ik pervers of decadent ben!
Voor de dood kan je niet bang zijn, want die is per definitie onkenbaar. En met het al dan niet bestaande leven na de dood – een contradictio in terminis – bedoelt men dan ook leven na het sterven. Doodsangst is stervensangst, en over sterven kunnen we wel wat weten. Bijvoorbeeld dat de hersenen langer blijven functioneren dan meestal gedacht werd. We weten ook dat ze nogal ongebruikelijk met tijd omgaan omdat ze ons tijdens een korte slaap lange avonturen kunnen laten beleven. Dit combinerend zou het zo kunnen zijn dat je tijdens het sterven lange reizen maakt, te vergelijken met de reis langs de zeven hemel- of planeetsferen zoals die in Het evangelie van Maria uit de Berlijnse Codex en Poimandres uit het Corpus Hermeticum verteld worden. ‘Eeuwigheid in nu. Nu in eeuwigheid,’ is dan ook het credo dat in het kannibalenstadje Strandvliet beleden wordt. Alleen in het hier en nu kun je overgaan in een overal en altijd, terechtkomen in de tiende hemelsfeer, het pleroma waar alles geest en één is. Dat staat allemaal te lezen in de zelfverzonnen Codex Anthropophagus, het boek van de menseneter waaruit ik weinig citeer omdat de boodschap ervan in de praktijk duidelijk wordt geïllustreerd.
Mijn fantasiewereld is niet alledaags, dat is duidelijk. Maar als ik het internet afschuim vind ik toch zat mensen met soortgelijke gevoelens en verlangens. De psychologische en spirituele achtergrond van hun uitzonderlijke smaak proeven ze misschien niet altijd, maar dat wil niet zeggen dat die er niet is. Zo chatte ik een jaar geleden met een jongen die ervan droomde om opgegeten te worden, en vond hij het wellicht heel bevrijdend om daarover te kunnen praten. Hij zou wellicht naar Strandvliet zijn gegaan als het echt bestond. Ik verloor op gegeven moment contact met hem, zodat ik me toch wat zorgen over zijn real life ging maken. Alhoewel? Wie ben ik om dat te veroordelen? Net als bij die Duitse jongen die zich graag liet opeten, wat toch weer niet schijnt te mogen? Wat ik ter discussie stel is het recht om te sterven, zij het niet voor pubers met liefdesverdriet. Wat ik ter discussie stel is dat sterven niet per definitie iets slechts is maar ook iets heel moois kan zijn om van te genieten. En ik weet dat heel aardig psychologisch, spiritueel en mystiek te onderbouwen. Vind ik. We doen veel te moeilijk over dit soort onderwerpen, en omdat spiritualiteit niet zonder relativerende humor kan, leek het me gepast om de heerlijkste maaltijden te verzinnen zoals tepelhofjes en speenkruid, krokante schaamlipjes en lulkoekjes.
Tot nog toe ben ik de enige die het een mooi speels en romantisch boek vindt. Maar ik heb het voor de zekerheid toch maar te koop gezet. Bij Pumbo, een self publishing platform waarvan de bevlogen medewerkers je met van alles en nog wat helpen, en waarvan de website overstroomt van artikelen over hoe de uitgeverswereld in elkaar zit, vol met adviezen over hoe je alles het beste aan kan pakken – vanaf het schrijven zelf tot de promotie van je boek. Bijvoorbeeld via je blog en Facebook. Zoals hier bekijken en bestellen. Een blog. Een knop op je eigen website. Bij deze dus. Eet smakelijk!
Gepost in Diversen
Geen reacties »
1 juni 2018
Die leerlingen van groep acht van de Anninkschool bedachten het zelf! Laten we voor een liefdespaar in onze musical nu eens niet een jongen en een meisje nemen, maar twee jongens! En die twee jongens waren al snel gevonden voor die rollen. Hartverwarmend initiatief! Emancipatie geslaagd. Althans op die school in Hengelo. Totdat. Totdat er wel eens mensen zouden kunnen zijn die hier mogelijk aanstoot aan zouden kunnen nemen. Jehova’s Getuigen die misschien geen getuige willen zijn van Jehova’s spel met de schepping. Dat ging dus mooi niet door! Vond directeur Ben de Vlugt. Je dient anderen niet te kwetsen, zelfs al is het er maar een. Homorollen geschrapt. Ouders terecht in opstand. Kamervragen. En Hengelo weer op de kaart.
Aanstoot. Mensen nemen aanstoot. Dus ze doen dat zelf, zou je zeggen. Hier in het Gooi ook heisa deze week. Homo’s die elkaar op een stukje hei bij Laren ontmoeten om in de open lucht de liefde te bedrijven. Nou ja, seks dan. Verschrikkelijk! Je zal maar je hond uitlaten en met die vrolijke boel geconfronteerd worden! Dat schijnt heel erg te zijn. Ik weet niet waarom. Ik weet wel waarom. Omdat mensen er aanstoot aan kunnen nemen. Er wordt gefluisterd – maar niet in mijn oren – dat dit soort enge ontmoetingen ook hier in de omgeving van het Stichtse Strandje plaatsvinden. Ook tot ergernis van mensen die hun hond uitlaten. Waarbij ze hun eigenbelang zwaarder laten weten dan dat van hun honden. Want ik denk niet dat honden er aanstoot aan nemen. Daar zijn ze veel te speels voor. Net als veel homo’s.
Persoonlijk heb ik niks met dit soort ontmoetingsplekken. Max heeft me ooit eens meegenomen naar zo’n parkje ergens bij de Gaasperplas, want hij liet me graag alle aspecten van de gaywereld zien. Het deed me niks. Gelukkig maar, want Max leeft intussen niet meer. Net als porno of sauna’s word ik er koud noch warm van, en zeker niet heet. Kennelijk ben ik geen echte homo. Ben ik veel te romantisch aangelegd voor al die vluggertjes. Maar dat neemt niet weg dat ik die cruisers hun pleziertjes gun, en nog steeds niet begrijp wat daar nou zo verkeerd aan is. Puur natuur! Zou ik er aanstoot aan nemen als ik over een neukend heteropaartje struikelde? Welnee, ik zou hen veel plezier toewensen! Dat is me trouwens nog nooit overkomen. Hetero’s doen zoiets minder of niet om de een of andere reden.
Ik pieker me suf over wat ik er in de gemeenteraad van zal vinden in geval dit Larense probleem ook hier gaat spelen. Moet er gehandhaafd worden? Maar seks in de openbare ruimte is niet verboden. Althans zolang de ‘schennis van de eerbaarheid’ niet om de hoek komt kijken. Een vaag begrip, dat ik ook van toepassing vind als zo’n beest aan mijn kruis snuffelt. Wat die eerbaarheid ook mag zijn, klagende hondenbezitters zullen er niet blij mee zijn als er niets met hun probleem wordt gedaan. Dan toch maar verbieden, en afspreken dat er in veel gevallen gedoogd zal worden? Zodat de gemeente kan ingrijpen als de seksfestijnen iets uit de hand gaan lopen? Maar van gedogen heb ik nooit iets gesnapt: iets mag niet en tegelijkertijd mag het wel – dat gaat mijn simpele verstand een beetje te boven. De raadszaal even verlaten als erover gestemd moet worden? Beetje laf.
Idee! Denkend aan hoe ze acht jaar geleden dit probleem oplosten in het Kralingse Bos, zie ik een lichtpuntje. Gewoon een stukje natuur als speeltuin toewijzen, aangegeven met zogenaamde homopaaltjes. Zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Net zoals je ook speciale uitlaatplekken voor honden hebt. Wat voor honden kan moet ook voor homo’s kunnen. Overigens zwijgt Google over hoe het met die overigens nogal heteroseksueel gestileerde homopaaltjes daar in de Rotterdamse natuur is afgelopen, en het college zal zeker willen weten of die het probleem blijvend hebben opgelost of verminderd. Leuke opdracht voor het college om dat uit te zoeken als dit ooit ter sprake komt. Dat hoeft geen echt veldonderzoek te zijn.
Intussen ben ik natuurlijk wel benieuwd hoe het met die musical in Hengelo gaat aflopen. En weet ik voor het eerst in mijn leven iets over Hengelo. Schooldirecteur De Vlugt moet in de hoek. Strafwerk krijgen. Zijn huiswerk nog eens overdoen. Ik heb echt te doen met die jongens die niet openlijk homo’s mogen spelen of zijn. Doe je eens je best, is het weer niet goed. Sneu. Ja, sneu.
Gepost in Maatschappij en politiek, Uit mijn leven
Geen reacties »
30 mei 2018
Alles wat ik wilde schrijven was geschreven. Mijn vader maakte stiekem op zijn werk twee fotokopieën van het hele manuscript. Een hele klus voor hem, want kopiëren was traag, maar kennelijk vond hij het wel leuk dat zijn zoon ook aan het schrijven was geslagen. Wat mijn ouders van het boek vonden? Geen flauw idee, want ik herinner me alleen dat mijn moeder genoot van de avonturen in mijn witte pakje in de hemel, en hoe ik een diepzinnig gesprek met God aanging. ‘Het Koninkrijk komt!’ waren de laatste woorden van mijn vertrouwen in de toekomst. Een paar weken later werd het tijd om ook in het werkelijke leven op reis te gaan, het ouderlijk nest te verlaten. André hielp me daarbij, op 15 november, en stond met een bakfiets voor de deur in Slotervaart. Op naar Amstelveen, naar Uilenstede, waar allemaal nieuwe woontorens werden gebouwd.
Eenheid 198. Kamer 1377. Zevende verdieping. Een bed, een boekenkast en een bureau. Uitzicht op het westen. Balkon. Een eigen toilet en badcel – een luxe die bewoners van de bestaande laagbouw van het studentencentrum niet gegeven was. Draadomroep. Een nieuwe woontoren in aanbouw schuin tegenover me. De geur van vers beton en frisse en kale nieuwheid. In de lange gang een gezamenlijke telefoon boven de postvakjes. Een keuken die voor veertien studenten genoeg zou moeten zijn, met een koelkast en een elektrisch kookplaatje met twee pitten. Iedereen een eigen kastje voor voorraad en bestek. Niks nergens op slot. Nou ja, je eigen voordeur dan, met een simpele sleutel die ook op de kamers van een paar anderen bleek te passen. Wel zo makkelijk eigenlijk. Beneden was alles zand en puin. Ik moest helemaal achterom via de Kalfjeslaan omfietsen om bij mijn eigen woontoren B te komen.
De eerste avond ging ik meteen met mijn Gereformeerde Vriend (Niet Vrijgemaakt) naar Fantasio. Daar hoorde ik voor het eerst de witte dubbelelpee van The Beatles, die nog net niet uit was. Een paar dagen later liet Herman Stok die nummers horen, en ik vond het een afgang dat hij met het matige korte nummer Wild Honey Pie begon. Natuurlijk kocht ik dat album meteen toen het uit was. Met een nummer erop gestempeld, en een poster die ik aan de muur hing. Later zou ik met liefde het nummer Rocky Raccoon met mijn gitaar gaan zingen. Al snel konden we op onze eenheid goed met elkaar optrekken en tot vandaag de dag hebben elke zoveel jaar wel een reünie. Linkse en rechtse jongens, een leuke verzameling van allerlei studierichtingen. Ja, we waren allemaal jongens, want de seksen waren nog steeds sterk gescheiden. Zelf had ik het daar niet moeilijk mee, hoewel ik nog steeds niet wist of ik homo was en me eruit lulde door te zeggen en te zingen dat ik eigenlijk van alles en iedereen hield.
De wereld van seks, drugs en rock and roll was voor mij geopend. Mijn ouders hielden hun hart vast, niet geheel onterecht. Mijn nachten werden lang. Toen ik ging slapen brandden er in de koude winternacht alweer lampen bij de flat aan de overkant waar arbeiders de woontoren aan het opstapelen waren. Soms viel de verwarming uit. Seks: ik experimenteerde met een huiverig studiegenootje op de eerste verdieping. Drugs: een andere psychologiestudent, Wouter in woontoren A, vertelde me dat een Duits studiegenootje een psychedelische gids zocht. Zo leerde ik Alex kennen, die al snel in de woontoren tegenover me kwam wonen. En naast Alex woonde Bert op wie ik meteen verliefd werd. En via hem leerde ik weer Hein kennen die een paar weken geleden met zijn vrouw nog langskwam tijdens een fietstochtje door het Gooi. Rock and roll: soms had mijn buurman last van me. Na een poosje kon ik me een Sony TC-366 veroorloven en sindsdien groeide mijn bandencollectie gestaag. Eind december bezocht ik met mijn Gereformeerde Vriend (Niet Vrijgemaakt) een Flight to Lowlands Paradise in Utrecht.
Ik wist nog niet dat ik een heel chaotisch 1969 tegemoet ging. Maar dat kon natuurlijk niet anders. Het ouderlijk huis verlaten is niet zomaar een stap. Natuurlijk deed ik rare en gevaarlijke dingen, zoals uitproberen of je met kamfer high kan worden. De ponskaarten voor de volkstelling gooide je zoals gebruikelijk in de prullenmand. Een dealer die soms langs kwam had veel te veel spulletjes bij zich. Nog voordat je je ergens in had verdiept wist je wat goed en slecht was. Ik kreeg veel ruzie met mijn moeder. Maar heb ik ergens spijt van? Welnee! Alles moest gebeuren zoals het ging. Niet alleen in de wereld maar ook voor mij was 1968 een kanteljaar. Maar, lieve ouders in de hemel, ik ben toch nog goed terechtgekomen! Dankzij en ondanks 1968!
Gepost in Uit mijn leven
Geen reacties »
23 mei 2018
Ik kom uit een familie die het schrijven niet laten kan. Dat begon met verhaaltjes in de schoolkrant, waarvoor ik me een beetje schaam omdat ze te vroegwijs en belerend waren, en bovendien een iets te zwaar en serieus romantisch gehalte hadden. Over vriendschap en sterven en zo. ‘Want in wezen verlangen we allemaal naar de Dood’ schrijf ik op 18 augustus in mijn dagboek, waarin ik regelmatig schrijf over de verhalenbundel waarmee ik na de vakantie begon. Ja! Dat was de titel die ik aan het geheel gaf waarin na een enkele witregel de verhalen in elkaar overlopen. In tegenstelling tot mijn vorige schrijfsels wordt alles opeens heel speels en vrolijk en weet ik zelfs zelf niet of ik dit alles nu serieus moet nemen of niet. Maar dat hoef ik eigenlijk niet te weten. Ook omdat ik zelf weinig invloed heb op wat geschreven wil worden. Ik schreef in een flow, zoals ik dat pas een halve eeuw later opnieuw zou meemaken. Zo’n flow kan kennelijk ook op een ouderwetse schrijfmachine. Sinds een jaar of tien is Ja! bij internetuitgeverij lulu.com te koop.
Het meest serieus is de Brief over het Ware Geloof waarmee Ja! begint en eindigt. Want ik geloofde dat er een echte objectieve werkelijkheid bestond, en daarover filosofeer ik wat af in deze brieven, die ik daadwerkelijk schreef aan een vriend die een paar maanden in Amerika was. Ik citeer mijn Gereformeerde Vriend (Niet Vrijgemaakt) die zich onlangs in de tent afvroeg wat de definitie van bewustzijn is. Vertel dat het subjectivisme de meest objectieve manier is om de Waarheid te bereiken. ‘Catch your dreams before they slip away,’ citeer ik de Stones. De Eenheidsfilosofie staat voor het eerst op papier terwijl ik van leer trek tegen het dualisme. Maar wel gelardeerd en omhelsd met van alles en nog wat uit mijn leven toen, van Flight to Lowlands Paradise en Olofspoort tot diverse films, colleges, een regenachtig strand en een congres van psychologen. Tja. Veel leeftijdsgenootjes deden heel andere dingen toen ze 21 waren …
Omdat ik altijd een gloeiende hekel aan voetnoten had, besloot ik iets te schrijven waarvan die voetnoten langer waren dan het verhaal zelf. Dat werd Evolutie, waarin ik na de vernietiging van de aarde de enige overlevende ben. Kan zo de prullenmand in, met uitzondering van die voetnoten waarin ik met behulp van onder andere statistiek, complexiteit van materie, ruimtelijnen en wat niet al beschrijf hoe de wetenschap eindelijk voltooid is. Alles wat ontdekt kan worden is ontdekt, terwijl we ook weten wat er niet meer ontdekt kan worden en daar dus geen moeite meer voor doen. Achteraf denk ik dat ik de wereld misschien liet vergaan juist omdát alles af was.
Opvallend is het derde verhaal Mensenvlees, waarin ik voorstel om onze doden niet te begraven of te cremeren, maar ze op te eten. Een voorzichtige voorloper van wat ik recent schreef onder de naam Strandvliet en waarvoor ik nog steeds – wellicht tevergeefs want te cult – een uitgever zoek. Een lesgevende vriendin van een eenheidsgenoot op Uilenstede liet Mensenvlees stencilen, deelde het in een klas uit en ik moest opdraven om het toe te lichten. Het leukste verhaal is Huize Nachtlust, een parodie op Jagtlust hier in Blaricum, bekend om de dolle artistieke bende. Als je het begin leest denk je dat de schrijver knetterstoned moet zijn geweest maar die – ik dus – had nog nooit wat gerookt, zelfs geen gewone sigaret. Geen goed teken. In het vijfde verhaal Lucy in the Sky with Diamonds, zweeft Lucy boven Amsterdam waar ze in het Vondelpark een Peter leert hoe hij moet vliegen. Aardig.
In het verhaal De zevende hemel (niet zomaar een sprookje) blijkt de hemel lang niet zo leuk te zijn als ons voorgespiegeld wordt. Gewoon omdat ik me na een tig aantal jaren dood verveel, wat echter niet kan omdat ik al dood ben zodat niet kan ontsnappen en de hemel een hel wordt. Met enige huiver klop ik aan bij God – in goed pak, sigaartjes rokend – die me bij de open haard duidelijk maakt dat we allemaal een stukje God zijn en me adviseert om rustig dood te gaan om later weer wakker te worden om dan nog meer bij elkaar, bij Alles, bij God te zijn. Dit sluit aan bij het zevende verhaal Gebed waarin ik God dankbaar ben, ‘dat Alles, dat God heet, en dat jij bent.’
Zo bracht ik dus het najaar door. Ik zal ook wel gestudeerd hebben, maar herinner me daar weinig van. Evenmin als van wat ik allemaal deed in de klas van de middelbare school. Er waren altijd belangrijkere dingen te doen. Zoals schrijven. En dat gevoel heb ik tot vandaag de dag. Alsof de wereld van fantasie, dromen en ideeën belangrijker is dan de alledaagse realiteit. In zekere zin is dat ook zo, want wat is de wereld anders dan de concretisering van dat alles? Zonder dat alles bestond er niets. God heeft de wereld geschapen en schept hem nog steeds. Je mag hem Allah noemen, het Alles, Het, de Bron, je diepste Zelf of wat dan ook, maar als je daar geen verbinding mee hebt, als je niet zelf een stukje God bent blijft er weinig over om voor te leven. Daarover schreef ik in de herfst, een halve eeuw geleden.
Maar 1968 was nog niet voorbij …
Gepost in Uit mijn leven
Geen reacties »
18 mei 2018
In verhalen noem ik hem Mijn Gereformeerde Vriend (Niet Vrijgemaakt). Omdat hij, met vader als dominee, uit een gereformeerd nest komt. In tegenstelling tot wat je zou verwachten was het een warm nest, ergens in een gat in Overijssel, waar ik als bonte hond altijd welkom was en soms een paar dagen logeerde. Misschien deed ik als tegenprestatie mee met het bidden voor het eten. Moeder herinnert zich tot vandaag de dag een winterse dag waarop ik veel te weinig kleren aanhad en tegelijk klaagde dat het te koud was. Maar ik had een hekel aan kleren, en de lage temperaturen ervoer ik niet als mijn eigen verantwoordelijkheid. Hij was mijn boezemvriend tijdens mijn studie, we gingen elke week naar de film en velen zullen over onze relatie veel meer hebben gedacht dan wij zelf. We gingen vaak samen met een tentje op vakantie, soms liftend – een mooie traditie die door Pim Fortuyn om het leven is gebracht – en soms op de fiets. Zoals in de zomer van 1968.
Hij kwam eind juni naar Slotervaart, vanwaar we na twee nachtjes vertrokken. Die laatste nacht was kort, want we stonden al om kwart over twee op om om vier uur te vertrekken. Op de fiets natuurlijk. Naar Hoek van Holland, 75 kilometer verderop. Om de boot te nemen naar Harwich, waar we rond zes uur ’s avonds weer op de fiets stapten. Ik herinner me niet veel meer van die fietstochten dan dat links rijden lastig was, zeker bij de roundabouts. Via Clacton-on-Sea, Maldon, de Dartfort-tunnel en Wrotham kwamen we een paar dagen in Brighton terecht. De pier. Lekker zonnen op het strand. Naar de musical Camelot. Naar de bioscoop met het volkslied als voorafje bij The Charge of the Light Brigade. Van die laatste film herinner ik mij niet veel meer dan zand, want ik was druk bezig me flink beroerd te voelen. Met een halve zonnesteek bereikte ik pijnlijk en misselijk weer de tent. Ik kon nauwelijks op mijn rug liggen, en tot overmaat van ramp hielden ook storm en regen me uit mijn slaap. Tja, dat komt ervan als je zo eigenwijs van naaktheid houdt, het masochisme zat toen al in mijn lijf.
Pas dagen later kon ik me een beetje bewegen en was ik in staat om verder te fietsen. Fareham in de regen. Whitchurch. Maidenhead in de regen. Londen. Camping Chigwell, met de underground vlakbij. Meteen naar de film. Yellow Submarine en Romeo and Juliet van Zeffirelli, waarover ik enthousiast in Hitweek schreef. Piccadilly Circus. Vriend werd 20 en we gingen naar 2001: A Space Odyssey, waarvan ik meteen ondersteboven was. Films die in Nederland nog lang niet draaiden. Net zoals Pink Floyds A Saucerful of Secrets thuis nog niet te krijgen was, en die ik daar in een winkel van His Masters Voice voor het eerst hoorde en meteen kocht. En mijn vriend kocht wierook! Madame Tussaud, de Tower, een planetarium, Westminster Abbey, Carnaby Street, een kantoor van Christian Science, de Post Office Tower. En dat Engelse bier dat voor mij niet te zuipen was. In Victoria Station was een automaat waar je je stem kon opnemen waar het slappe grammofoonplaatjes van maakte. Leuk om aan mijn ouders te sturen, dat was weer eens wat anders dan een ansichtkaart.
Misschien had mijn vriend ook hier verwacht dat we op vrouwenjacht zouden gaan, maar dat idee kwam niet eens in me op. Ik dacht trouwens ook niet aan jongensjacht. In de film keek ik meer naar Romeo dan naar Julia, maar van homoseksualiteit wilde ik nog niets weten. Net als dat rare Engeland trouwens, want daar moest je er toen minstens 21 voor zijn. Bij onze tent legde een knaap ons een en ander uit van de hippie-filosofie. You know? You know? You know? Tegen het eind van de maand fietsten we weer terug naar Harwich en uiteindelijk kwam we na één uur ’s nachts weer in Slotervaart aan. Een dag later ging mijn Gereformeerde Vriend (Niet Vrijgemaakt) weer naar huis. Wat heerlijk lang, zo’n hele maand wegwezen!
Maar 1968 was nog niet voorbij …
Gepost in Uit mijn leven
Geen reacties »
13 mei 2018
Wat gebeurde er veel in 1968! Een revolutionair jaar, merk ik achteraf. En dan bedoel ik niet wat in dit kanteljaar in de wereld gebeurde, maar wat ik zelf allemaal in dat jaar heb gedaan en meegemaakt. Zelfs als dat allemaal nu in tien jaar zou gebeuren, zou ik er al moe van worden.
Ik begon met mediteren, en de beste ingang daartoe is er niets over gelezen te hebben. Ik woonde nog bij mijn ouders in Slotervaart, had wel wat over psychedelische toestanden en zo gelezen maar nog nooit drugs gebruikt. Dat zou volgens mij ook niet nodig zijn, want uiteindelijk komt het allemaal neer op het wijd openzetten van je zintuigen. Daar ging ik dan ook heel systematisch mijn best voor doen. Door gewoon op mijn rug op bed naar het plafond te liggen staren, zonder mijn ogen te bewegen. Met de eerste kant van Their Satanic Majesties Request van de Rolling Stones, wat niet bepaald bekend staat als meditatiemuziek. Maar wist ik veel. Als het maar werkt. Wierookje erbij. Staren, blijven staren naar hetzelfde punt op het plafond. Want waarnemen zou waar-nemen moeten zijn, de werkelijkheid zou ik alleen kunnen zien als ik erop geconcentreerd was. Een rare werkelijkheid trouwens, want na een poosje verdween alles in een stille en lichte bijna ruimteloze wereld. Zoals ik in mijn dagboek schreef: met mijn oren bleef ik bij de wereld – wat ik subjectief noemde – en met mijn ogen nam ik daar afstand van – wat ik objectief noemde. En zodra ik mijn ogen ook maar een heel klein beetje bewoog werd alles even heel psychedelisch, iets waarvan ik inmiddels wel glimpen had opgevangen, zoals tijdens een optreden van Ahora Mazda in Fantasio. Ik vond ook dat ik op mijn rug moest liggen. Nog steeds trouwens, want dat is de beste houding voor overgave, waar het tenslotte allemaal om draait.
Maar wat vermoeiend was dat ontspannen! Want ik maakte nogal ruzie met mijn lichaam en mijn hersenen! Mijn hartslag ging naar de 120 en na afloop goot ik mezelf vol met melk om weer bij te komen. Maar er moest godverdomme een objectieve realiteit zijn die gezien kon worden! Wat alleen bereikt kon worden met een eenpuntige gerichtheid, door niet af te dwalen, je lijf te blijven voelen voor zover mijn ledematen nog niet verdwenen waren. Voortaan moest ik maar een glas melk klaar zetten, ook tegen mijn droge lippen. En op de harde grond gaan liggen om mijn lichaam beter te voelen. Minder kleren aantrekken – kennelijk voelde ik aan dat blootheid er ook bij hoorde. Wat deed ik ontzettend mijn best! Hoewel ik er ergens over klaag een ‘bewustzijnscomplex’ te krijgen, schijn ik het nog leuk te hebben gevonden ook. Zo lees ik ergens in mijn dagboek dat ik mediteren leuker vind dan masturberen. Ik worstel met schijn en werkelijkheid, want dat de schijn bestaat betekent volgens mijn dagboek nog niet dat de schijn écht is. Maar verderop schrijf ik: ‘Elke scheiding is kunstmatig, ook die tussen leven en dood.’ Ik betoog zelfs dat de dood een geweldige gebeurtenis is.
Het valt me op dat ik aan de hand van diverse colleges – ik zat in mijn derde jaar psychologie – veel dingen op mijn eentje zelf zat uit te vinden. Waarover ik dan uitgebreid met studiegenoten in discussie ging. Wat een gedoe! Zeker als ik er een halve eeuw later aan terugdenk. Van goeroes en verlichte mensen wist ik nog weinig of niets. Wat bezielde me? Ik zocht iets als werkelijkheid of waarheid, bouwde in onhandige woorden ingewikkelde redenaties waarin de subjectieve wereld slechts een deel was van objectieve werkelijkheid, maar die tegelijkertijd oversteeg. Kortom: in de lente van 1968 laaide een brandende zoeker in mij op die voortdurend zat te knauwen op dualiteiten die hij tegelijkertijd ontkende. Maar elk pad begint met stuntelen en ik kreeg de smaak te pakken. Kennelijk pikte ik ook iets op van de tijdgeest, die sinds de Summer of Love een jaar daarvoor over de wereld uitwaaierde. Ik ben nog steeds dankbaar dat allemaal te hebben meegemaakt.
Maar 1968 was nog lang niet voorbij …
Gepost in Uit mijn leven
Geen reacties »
7 mei 2018
Een bas, tenor, alt en sopraan in een auto. Op weg naar Lutjegast, in the middle of nowhere. Gewoon de A27 volgen, die overgaat in de A6 en later in de A7 waar ik een verdwaalde bus 320 meende te ontwaren. Vlak over de provinciegrens met Groningen linksaf waar zich achter oneindige bomenlanen toch nog een gat met een kleine duizend inwoners blijkt te bevinden. Een bas uit ons Blaricums Gemengd Koor woont daar, die reist elke woensdag op en neer om mee te kunnen zingen. We verzamelden bij zijn huis, zodat ik in de tuin nog even wat kon roken. Binnen kleedde ik me om, had hulp nodig voor mijn strikje, want zo’n ding had ik nog nooit gedragen. En hoeveel decennia geleden had ik voor het laatst een zwart pak gedragen? Broodjes en koffie in de kantine van een kerk. Wandelen naar de Torenkerk verderop, een rijksmonument. Zouden we onder de stralende warme zon niet aangezien worden voor zwarte kerkgangers? Maar die dragen meestal geen strikjes.
Inzingen en nog wat repeteren. Koorleider Lex plaatste de drie tenoren helemaal vooraan, zodat ik vlak voor hem zat met vrij uitzicht op nog lege banken. Twee jongens aan het knutselen met videocamera’s: al mijn fouten zouden meedogenloos worden geregistreerd. Zal ik de opname straks een Vriend durven laten zien? Rustig toekijken bij de opname van Karina’s pianospel, een rustig middendeel van een sonate van Bach. Daarna een half uurtje pauze. Gedrentel voor de kerk. Even kennisgemaakt met Ingrids zoon Ole, die uit Portugal was overgekomen, waar hij heel alternatief en zelfvoorzienend bezig is, en die over mijn Wijze Tante begon. Een echt leuke knaap, maar ik moest helaas nog een plasje doen. Daarna aansluiten bij de rij voor de kerk tussen de grafstenen links en rechts van ons. Want wij moesten als laatsten naar binnen.
Om drie uur was het dan zo ver. Toen we binnenkwamen bleek het kleine kerkje voller dan gedacht, zo’n veertig bezoekers. De gebruikelijke orde van dienst. Met een dominee die zondagser gekleed was dan wij. Met psalmen die ik niet kende maar toch trachtte mee te zingen omdat me dat wel gepast leek. Daar gingen we dan. Het Ave Maria van Caccini. Verleih uns Frieden gnädiglich van Mendelssohn, wat mijn lievelingslied is geworden de afgelopen maanden. Het moeilijke Alma Dei creatoris van Mozart, delen uit het Gloria van Vivaldi. Pianospel. Cantique de Jean Racine van Fauré, en For the beauty of the earth van Rutter. Mooi lied trouwens, dat laatste, want we zijn meestal zo gericht op wat er allemaal niet goed is in deze wereld, dat het geen kwaad kan om eens stil te staan en dankbaar te zijn bij wat er allemaal wél mooi is.
Applaus. Een afsluiting en de zegen van de dominee. Een handje van hem bij het verlaten van de kerk, en zo hoort het ook. Lex was tevreden, hoewel hij natuurlijk best gehoord heeft waar ik als beginneling de mist in ging, wat gelukkig niet direct opvalt als je met zo’n koor zingt. Hooguit die ene keer dat ik te vroeg inviel. Nou ja, het moet ook leuk blijven en de manier waarop je iets zingt is ook belangrijk. En voor een beginneling als ik zijn ze kennelijk nog niet zo streng. Iedereen lijkt – nog? – tevreden met me te zijn. En ik ook eigenlijk. Ik verheug me nu al op het kerstconcert in Laren en heb Lex gevraagd of we daar niet O holy night kunnen zingen, wat volgens hem eigenlijk een Frans lied is. Het zal wel not done zijn om dan Stille nacht te gaan zingen, maar een verstilde meerstemmige uitvoering zoals dat lied in mijn hoofd zit heb ik nog nergens op YouTube kunnen vinden.
Een bas, tenor, alt en sopraan in een auto. Door de prachtige vlakke groene landschappen van Friesland. Alsof de wereld daar maar twee dimensies heeft. Et in terra pax. Het weidse Tjeukemeer was tot de rand toe gevuld en leek bijna over te lopen. We hebben in Latijn, Duits, Frans en Engels gezongen en strofen van liederen zweefden nog altijd in onze hoofden. Domine fili, domine fili … Vroeger konden de mensen niet anders dan van muziek genieten op de manier waarop wij dat deden en blijven doen. Ook dit jaar ben ik weer met iets totaal anders en onvoorspelbaars bezig, want je had me een jaar geleden niet moeten vertellen dat ik in een hervormd kerkje zou gaan staan zingen over God en zo. Propter magnam gloriam! Soms is het heerlijk om net te doen alsof je in God gelooft, te genieten van het spel.
Gepost in Uit mijn leven
1 reactie »
5 mei 2018
Even heerlijk nietsdoen. Dat doe ik elke dag wel een kwartiertje. Dat zit ik voor het huis wat voor me uit te kijken, sabbelend aan een elektronische sigaret. Het is stil in het vogelhuisje, zodat ik vermoed dat binnenkort de koolmeesjes weer af en aan zullen fladderen om hun nieuwe kroost te voeden. Een grote iep tekent zich met zijn ragfijne jonge blaadjes af tegen de staalblauwe lucht. Straks gaat de sering weer bloeien en zal ik na een regenachtige dag mijn neus regelmatig tussen hun rijk geurende bloemenkolven steken. Laat de buren maar denken. Achter een kleine esdoorn is een broertje van een krentenboom bezig volwassen te worden. Bovenaan zijn kale dunne stam bloeien witte bladerbolletjes. Langzaam verend buigt hij deinend mee in zuchtjes zomerwind. Het is onmogelijk voor hem om stokstijf te blijven staan, maar hij moet ook niet al te veel meebuigen en lijkt een evenwicht gevonden te hebben tussen rechtop blijven staan en meewaaien met de wind.
Evenwicht. Onder het fluiten van merels vertelt de krent me over het evenwicht tussen jezelf zijn en buigen voor de omringende wereld. Over hoe aanpassen de beste manier is om te overleven, zoals we van Darwin hebben geleerd. Natuurlijk vond ik in mijn jeugd net als iedere puber je aanpassen het meest verraderlijke dat van je verlangd werd, maar de jonge krent lijkt ervan te genieten en wuift me toe hoe heerlijk het is om zijn spel met de wind te spelen. Ik moet denken aan hoe ik ervan kon genieten me door de golven van de branding in zee slap terug te laten spoelen op het modderige zand. Gewoon even helemaal niets doen en genieten van waar het bestaan je heen voert. Alsof ik juist door niet mezelf te zijn, door geen weerstand te bieden, mezelf word. Zoals ik me ook graag verloor in een wilde dans die gewoon gebeurde zonder dat ik er iets voor hoefde te doen. Ik werd gedanst, alles ging vanzelf en ik verdween in een innerlijke stilte die dat allemaal om zich heen zag gebeuren.
In onze duale wereld word je vaak geacht te kiezen. Ego of overgave. Ik of de ander. Buigen of barsten. Maar ze kunnen niet zonder elkaar. Een ik dat zich niet kan overgeven is gedoemd te sterven, hoezeer het ook pretendeert te leven. Een overgave zonder ik is zonder bewustzijn, hoe spiritueel het ook mag lijken om jezelf te laten versterven. Ze kunnen niet zonder elkaar. Sterker nog: ze zijn uiteindelijk een en dezelfde. Alleen dát kan leven wat moeiteloos sterft, alleen dát kan sterven wat moeiteloos leeft. Net als de bomen en de vogels, voor wie dat allemaal geen probleem is. Dat is natuurlijk leven.
De Kaarsvlam, mei/juni 2018
Gepost in Spiritualiteit
Geen reacties »
29 april 2018
Een van de belangrijkste dingen waar Bhagwan ons voor waarschuwde was hem te volgen. Maar wat zochten we, wat zocht ik dan in Poona? Wat deed Rob dan aan de voeten van de meester die zijn duim op zijn derde oog legde en hem Satyamo ging noemen? Had hij zich toch onderworpen aan een esoterisch ritueel waarvan de gevolgen niet te overzien waren? Dat laatste bleek zeker waar, maar je gaat toch niet zomaar een wildvreemde vertrouwen en met zo’n ketting met een foto van hem rondlopen? De aanbidding straalt daar toch aan alle kanten vanaf? En dan ook nog die oranje kleren? Waar stort je je dan in? Doodeng toch? Het volgen van anderen, van heilige geschriften en politieke leiders heeft al zoveel ellende gebracht! Terug in Nederland was dan ook niet iedereen lovend over mijn nieuwe discipelschap. Mijn ouders hadden het best moeilijk met mijn nieuwe naam, iets wat ik me heel goed kan voorstellen. Pas op zijn sterfbed noemde mijn vader me heel spontaan Satyamo. Een vriend vergeleek Bhagwan met Hitler. Een vriendin bleef me maar waarschuwen, en het meest opvallende vond ik dat er met al die mensen niet te praten was. Omdat ze toch bleven geloven dat ik gehersenspoeld was of zou worden, dat Bhagwan op mij centen uit was – dingen die zo’n intelligente jongen als ik toch niet met zich moest laten gebeuren?
Maar ik wás helemaal niet naar Poona gegaan om een volgeling te worden! Ik wilde gewoon bij die man zijn in wie ik zoveel van mijn eigen ideeën over spiritualiteit herkende! Onder gelijkgestemden, die niet alle religies overboord wilden gooien omdat het zo vaak tot fanatieke volgelingen heeft geleid, tot verwoestende beeldenstormen en godsdienstoorlogen. Want ik vond dat je dan met het badwater dan ook het kind weggooide, kinderen die echt iets als bevrijding of verlichting hadden gerealiseerd zoals Jezus of Boeddha, maar wiens opvolgers er zo’n rotzooitje van hebben gemaakt. Ik was nu bij zo’n kind, anno 1980. Hij maakte van alles in me los, haalde dingen aan de oppervlakte die ik eigenlijk allang wist en bevestigde die. Ik her-kende de waarheid in mezelf. De waarheid dat alle pijn en ellende juist ontstaat als je jezelf scheidt van anderen, en je je niet meer met hen en de wereld kunt verbinden. Het ego waardoor je voortdurend onder spanning staat en dat afgebroken moest worden, het ik dat alles beter meent te weten en vol zit met ideeën over wat al dan niet goed of slecht, mooi of lelijk, waar of onwaar is. Het ego dat voortdurend oordeelt en nooit de dingen zal accepteren zoals ze nu eenmaal zijn, alsof het alles beter weet dan God of het bestaan zelf. Kennelijk hebben veel mensen het daar moeilijk mee, met een dergelijk niet-weten.
Volgens velen zou zo’n houding betekenen dat je, levend vanuit zo’n acceptatie, indolent wordt en niets meer doet, fatalistisch alles maar over je heen laat komen. Denk aan de zogenaamde heiligen die iemand rustig in een put laten verdrinken omdat dit nu eenmaal zijn karma is. Het tegengestelde is waar, want pas als je jezelf kan vergeten ga je openstaan voor inspiratie, intuïtie, voor het ware denken, voelen en handelen. Wees in de wereld, maar niet van de wereld! Gevangen blijven zitten in je eigen denken en voelen getuigt niet van moed maar van lafheid om het onbekende te betreden. Juist het gemakzuchtig volgen van heiligen, van bijbels en korans, van priesters en politici is lafheid. Een lafheid die ik helaas later ook bij sannyasins aantrof. Maar kennelijk is het inherent aan de ontwikkeling van religies dat er voor je het weet rituelen ontstaan, dat er een hiërarchie komt van mensen met verschillende gradaties van heiligheid. The chosen few. Een inner circle. En als het zover is weet je het wel. Ik zie nog steeds voor me hoe Hasya tijdens een bezoek aan de rookvrije commune een asbak werd aangeboden toen ze een sigaret tevoorschijn haalde. Op gegeven moment moesten we het instructieboekje van het Rajneeshisme verbranden, en dat heb ik lekker niet gedaan, zodat het nog steeds in mijn boekenkast staat. Maling aan Poona!
Vanaf het avontuur in Oregon werd alles me te netjes allemaal. Jasjes en dasjes en zo. Sannyasins die hun wilde haren verloren. Boeken die werden en worden herdrukt zonder de bron te vermelden met het risico dat teksten uit hun context werden getrokken. Zo kan ik zelf een boekje maken met citaten van wat Bhagwan allemaal zo afschuwelijk vond aan homoseksualiteit. Maar ook een boekje waarin hij dat juist verheerlijkt. Ik heb dat indertijd allemaal samengebundeld. Met bronvermeldingen, zodat je kan nagaan in welke context en tegen wie hij al die uitspraken heeft gedaan. En het leuke van Bhagwan is dat je het best met hem oneens mocht zijn. Ik ben fobisch voor gerotzooi met teksten. Denk aan de Bijbel die een totaal misvormd beeld geeft van wat er indertijd is gebeurd. Niks geen twaalf discipelen die met Jezus zaten te eten. Voor mij verdween geleidelijk de puurheid, het wezen van spiritualiteit, zodat ik weinig behoefte heb om nog eens naar Poona af te reizen.
Sannyasin zijn is iets tussen Bhagwan en mij. Niemand die daar tussen komt. Hij heeft iets in mij wakker gemaakt dat ik nooit zal vergeten omdat ik het eigenlijk altijd al wist. Niet met mijn verstand maar met mijn hart – nog dieper zelfs. Ben ik nu verlicht? Ik heb ervan geproefd, maar besef tegelijkertijd dat het niet iets is dat je bereiken kan door je best te doen. De enige weg ernaar is stoppen met zoeken, jezelf her-kennen en terugvinden in een sprankelend hier en nu waar je altijd al geweest bent.
Gepost in Spiritualiteit
Geen reacties »