Koken in Strandvliet

Date 27 februari 2018

Een van de cursussen die newbies in Strandvliet moeten volgen is Kooktechnieken. Een rondleiding in de keuken, waarin ook diverse tips worden gegeven, hoort daar natuurlijk bij. Ingrid leidt de groep.

Op een slachtbank liggen wat armen en benen na te druppelen. Ze wandelen verder langs koelcellen, iemand zit rustig aan een tafel het haar van een hoofd af te scheren, terwijl verderop met een tang nagels uit losse vingers en tenen worden getrokken. Mark gruwelt. Dan staan ze voor een deur.
‘De wachtkamer,’ zegt Ingrid zachtjes. ‘Aan het lampje te zien zit er iemand in. Kijk maar door het raampje in de deur. Ik denk dat het Tim is, die verwachten we voor de fondue.’
Als Mark aan de beurt is om een blik in de wachtkamer te werpen, ziet hij een wat mollige naakte knaap staan, met de handen voor zijn geslacht.
‘Kaasfondue,’ vervolgt Ingrid. ‘Welke lichaamsdelen zijn daarvoor het beste?’
‘De billen?’ gokt Mark.
‘De dijen?’ vraagt Marga.
‘Wat voor kaas?’ vraagt Robin.
‘De lendenen?’ probeert Ton.
‘Bijna goed,’ zegt Ingrid. ‘De haas, een spier onder de lendenen. Mensenhaas! Die is heerlijk mals! Wacht … Ja, Tim wordt net opgehaald,’ en ze gebaart naar een fors gebouwde man die aan komt lopen. ‘Kennen jullie mijn collega Henk al? Van de slagerij?’
De man is op een O-tag na helemaal naakt en zit onder de bloedspetters.
‘Dat is veel praktischer,’ excuseert hij zijn ontbrekende witte schort terwijl hij iedereen een schone hand geeft. ‘Zijn jullie de newbies of zijn jullie aan de beurt? Grapje.’
Dat Henk helemaal naakt is vindt Mark eigenlijk wel zo mooi. Waarom ook niet? Wanneer hij zijn eigen woning schilderde, deed hij dat ook altijd naakt. Dat scheelde weer een heel gedoe met kleren wassen.
Henk duikt in de wachtkamer en komt met Tim naar buiten. De jongen werpt een schuchtere blik op de groep die hem aanstaart.
‘Jij bent toch voor de fondue?’ vraagt Ingrid terwijl ze hem even in zijn heup knijpt.
‘Helemaal. Het lekkerste is voor het verjaardagsfeestje van mijn vriendin,’ vertelt Tim terwijl hij als een parmantige nicht door zijn haar strijkt. En vanmiddag liggen ook stukken van mij op de markt, als barbecuevlees.’
‘Henk gaat je nu slachten. Je bent helemaal alleen verder? Geen vrienden erbij?’
‘O nee, dat zou me veel te veel afleiden, en ik heb al afscheid van ze genomen.’
‘Spannend hoor!’ zegt Ingrid.
‘Ja, ik heb vaak over het abattoir gedroomd …’
‘Je diepste wens wordt vervuld, Tim! Goede reis!’
‘Kom, Tim,’ zegt Henk. ‘We moeten je nog scheren en dan moet je ook nog even door de wasstraat.’
Mark is opnieuw verbaasd hoe gemakkelijk en vanzelfsprekend uitverkorenen hun einde tegemoet gaan, zich blijmoedig koesteren in de armen van de dood. Waren slachthuizen in zijn vorige levens gevuld met stokslagen, nodeloos lijden en protesterend gekrijs, hier lijkt niets dan overgave en vrede te heersen. Terwijl Ingrid de groep voorgaat kijkt hij nog even achterom naar het nu nog levende en gezonde vlees dat er best lekker uitziet.

Koorts in Strandvliet

Date 26 februari 2018

Maartens arm is vorige week opgegeten. Zijn stomp gaat ontsteken en nu ligt hij ’s nachts met koorts in de kinderkamer. Mark zoekt hem op.

‘De realitijd, ja, de realitijd …’
‘Ja, de realiteit is alleen het hier en nu.’
‘Realitijd met ie jee,’ verbetert Maarten.
‘Einstein?’
‘Nee. Of misschien wel ja. Dat alles overal tegelijk gebeurt. Dat ook tijd een illusie is. Net als de ruimte …’
Maarten lijkt een beetje op te leven en tracht zich op te richten.
‘Hier en nu is veel te kortzichtig,’ betoogt hij alsof hij zich allemaal wijsheden uit de Codex herinnert. ‘Overal en altijd! Dat is de realitijd! Niets is echt. Ik bedoel: alles is echt. Alles is virtual reality! Echt … Niets … Hét!’
Maarten ploft weer achterover en staart met wijd open ogen omhoog. Begint hij te ijlen door de grote hoeveelheid pijnstillers die hij heeft geslikt? Mark legt zijn hand op zijn voorhoofd en zijn wangen, en schrikt van de hitte. Hij is kletsnat, maar wat kan hij doen? Hij grabbelt een extra dekentje uit een kast en legt het over hem heen.
‘Het laatste oordeel!’ stamelt Maarten terwijl zijn gezicht glimt van het zweet. ‘Luister, Mark! Hét! Hét is er alleen maar als je zelf niet meer oordeelt! Luister je? Het gaat om je eigen laatste oordeel! Dat je zelf geen oren meer deelt, ik bedoel … Oren zijn niet om te horen maar om te luisteren naar het onhoorbare. Hoor je? Het onhoorbare …’
‘Zal ik hier bij je blijven slapen?’ vraagt Mark ongerust. ‘Maarten?’
Maarten is in slaap gevallen. Mark voelt nog voorzichtig zijn veel te snelle pols, zet nog een beker water naast zijn matrasje en laat hem na een lief kusje op zijn voorhoofd alleen, met de deur op een kier.

Leven in Strandvliet

Date 25 februari 2018

De komende dagen wat voorproefjes uit mijn roman Strandvliet. Om de smaak de pakken te krijgen, zal ik maar zeggen …

Op bed bekijkt hij zijn lijf in het stille ochtendlicht. Mark houdt van zijn lijf en voelt hoe het ernaar snakt om opgegeten te worden. Hij streelt liefkozend zijn buik, wrijft over zijn tepels en laat zijn half slappe pik tussen zijn vingers bungelen. Hij weet dat hij een heerlijk lichaam heeft, dat hij te kort zou doen als de mysterieuze verlangens ervan niet bevredigd werden. Verklaren kan hij het niet. Waarom wil iets dat in volle bloei staat sterven? De kleine dood, zo werd het orgasme wel eens genoemd. Maar is de dood niet het grote orgasme? Is het echt de levensdrift die mensen zo graag doet klaarkomen? Of is het juist de doodsdrift, het verlangen naar verdwijnen dat mensen zo gek maakt op seks? Met zijn wijsvinger streelt hij het kuiltje van zijn navel. Hij stelt zich voor hoe zijn lichaam over een paar maanden opgegeten zal zijn, verteerd in magen en darmen en uitgepoept als mest waarop zonnige maïsvelden en veldbloemen gaan groeien en bloeien.

Daarom moet hij sterven in schoonheid, in bewustheid, in overgave, de dood omhelzen als zijn liefste vriend. Het enige echte offer dat hij kan aanbieden is hij zelf, zijn lichaam en zijn ziel. Geen offer om een schuld in te lossen of goden goedgezind te maken, maar een offer uit vreugde en dankbaarheid omdat hij zich één voelt met de wereld, de kosmos, met Het, en niets anders wil dan ermee versmelten. Mark kan zich daar geen voorstelling van maken, maar voelt dat zijn lijf en ziel zijn verlangen uitbundig toejuichen. Geofferd worden is altijd al een droom van hem geweest, en hij moet denken aan een mooie afbeelding waarin Isaak door Abraham op een brandstapel is gelegd en het mes op de keel van de jongen is gezet. Jammer dat God zich er weer mee bemoeide. Die weet ook nooit wat hij wil, en liet een engel het prachtige gebeuren afblazen. God zou dat allemaal in scène hebben gezet om Abrahams geloof op de proef te stellen. Ja, dag! Hij wilde die beeldschone jongen gewoon in zijn hemel hebben, net zoals Zeus er met Ganymedes vandoor ging naar de Olympus. Arme Isaak …

Voor de spiegel staat Mark zichzelf te strelen en te omhelzen. Ja, hij is een mooie jongen en er is niets mis met zijn eigenliefde. Integendeel: mensen die zo nodig anderen nodig hebben om liefgehad te worden zijn eigenlijk een beetje zielig. De meeste relaties zijn niet veel meer dan projecties en andere ingewikkelde mechanismen om zichzelf te ontlopen. Narcissus, die had het begrepen en is wellicht juist daarom verfoeid in een wereld waarin de weg naar binnen taboe is, gecorrumpeerd is en bestreden wordt. Ook hij stierf, en heeft zijn schoonheid als bloemen over de aarde verstrooid. Mark legt zijn tag in zijn hand en streelt dit zegel van zijn prachtige lot. Daarvoor moet zijn lijf zo schoon en naakt mogelijk zijn. Hij scheert het van top tot teen – zal hij zijn hoofd ook kaal scheren? – en neemt een uitgebreide douche. Vandaag Anatomie.

Strandvliet

Date 6 februari 2018

Nee, dit gaat niet over het gelijknamige metrostation in Amsterdam, maar over het boek waarmee ik vandaag precies een jaar geleden begon. Ik was net 70, had nog nooit een roman geschreven en nu vond ik dat alles er maar eens uit moest. Gelukkig wist ik niet hoe deze fictie zou aflopen, want het is heel frustrerend als je al van te voren weet hoe een verhaal afloopt. Gelukkig wist ik ook niet dat het 369 pagina’s lang zou worden, want dan was ik er misschien helemaal niet aan begonnen, en zou ik niet zo vaak in een flow zijn beland die me heel vaak intens blij en gelukkig maakte, meer dan ik ooit heb ervaren. Ik weet ook niet of ik echt de auteur van dit boek ben, want ik deed niets anders dan een film verwoorden die zich voor mijn geestesoog afspeelde. Op mijn iPad, op mijn stoeltje voor de voordeur, of in de tuin, rokend, soms met verkleumde vingers en tegen mijn schoenen spetterende regen. Gemiddeld een uurtje per dag stoorde ik me niet aan alle herrie van verkeer, verbouwingen en bestrating om me heen. De enige moed die ik ervoor nodig had, was tegen een leeg scherm aankijken en af te wachten hoe dat gevuld zou worden. Begin december was de eerste versie klaar. Daarna alles nog eens corrigeren en kloppend maken, een print-on-demand bij Pro-book maken om het voor het eerst op papier te lezen, waarna een tweede correctieronde volgde. In de zomer had ik al drie kaftjes ontworpen waaruit ik samen met een vriend het meest confronterende ontwerp koos. De tekst op de achterflap had ik toen ook al bedacht.

Kannibalen zijn best aardige mensen. Althans in Strandvliet, het verborgen stadje waar veel jongeren heen trekken om mensenvlees te eten en zelf opgegeten te worden. Dit alles volgens de leidraad uit de Codex Anthropophagus, een oud geschrift volgens welk het eten van mensenvlees ver boven dat van dieren staat, het innerlijk vuur met het uiterlijk vuur verenigd moet worden en sterven een spiritueel orgasme is. Hoe vredig en vrolijk men ook leeft in het stadje met zijn uitbundige feesten, eetfestijnen en terechtstellingen, toch verdwijnen inwoners. Als blijkt dat ze niet opgegeten zijn gaan Mark en zijn vrienden zich zorgen maken. Zijn ze gevlucht? En zo ja, waarom? Gaan ze Strandvliet verraden? Een zoektocht naar het gevluchte vlees begint …

Bizar natuurlijk. Absurd. Macaber. Maar daar hou ik van. Dystopisch. Maar utopisch als je kannibalisme vergelijkt met de neoliberale realiteit waarin we nu leven. Wat is erger? En ik hou er als echte Waterman van om dingen op zijn kop te zetten. Zo staat in die zelf verzonnen Codex dus te lezen dat je beter van het hogere kunt eten dan van het lagere, zodat vegetarisme taboe is. Niet helemaal zelf bedacht overigens, want dat heb ik uit het recente degelijke boek Kannibalisme en mensenoffers van Vangroenweghe, waarin een kannibaal vertelt dat juist het hoogstaande van de mens het eten van zijn vlees zo bijzonder maakt. Maar het vrolijke leven van die hippies in Strandvliet – kiezen tussen tepelhofjes met speenkruid of krokante schaamlipjes als nagerecht – heeft een diepere laag waarin levensdrift en doodsdrift met elkaar versmelten, sterven het doel en toppunt van het leven is, en het de kunst is om jezelf – je eigen ik – te laten verzwelgen om te versmelten met Het, zoals ik God of Allah liever noem. Niet wachten tot je oud en seniel bent, maar in de volle glorie van het leven jezelf offeren. Om dat te leren moet je in Strandvliet natuurlijk wel wat cursussen volgen, want levend gebraden worden doet nu eenmaal pijn, en helemaal in het tijdloze hier en nu blijven met je hoofd op het hakblok is ook een kunst.

‘Het leukst vind ik de gesprekken van de mensen, hun gedachten, idealen, twijfels en argumenten,’ vond een vriend die me een beetje gecoacht heeft. ‘Zou je er zelf heen gaan als Strandvliet echt bestond?’ vroeg hij, en ik betrapte me erop dat ik het antwoord eigenlijk niet wist. Is het pervers om te verlangen naar de dood? Weegt dat op tegen het verdriet dat je bij ouders en vrienden achterlaat? Maar wat is liefde als je iemand de bevrediging van zijn diepste verlangens niet gunt? En als je toch eens moet sterven, waarom dan passief afwachten en er niet zelf voor kiezen, niet als een vlucht maar met enthousiast verlangen naar dat mysterie? Als we zo graag opgaan in een orgasme, dat ook wel de ‘kleine dood’ wordt genoemd, wat is er dan verkeerd aan een stervenslust? Hebben we niet allemaal een verdwijndrift in ons, de behoefte om er niet te zijn waardoor we onszelf graag verliezen in muziek en seks, in drank en drugs, in dans en extase? Getuigt dat niet allemaal van een smachtend één willen worden met het bestaan, met het heelal, met de sterren waaruit we uiteindelijk geboren zijn? Allemaal vragen die oprijzen binnen het decor van het zomerse subtropische Strandvliet, waar een zoektocht begint naar verdwenen inwoners zodat het boek ook wel Het vluchtende vlees zou kunnen heten.

Is het een romantisch verhaal? Op zijn minst. Gaat het over spiritualiteit en mystiek? Niet in de laatste plaats. Is het horror, een ideaal geschenk voor Halloween? Zeker weten! Maatschappijkritisch? Dat kan je wel zeggen. Een thriller? Ook dat. Porno? Wel zolang het niet over ordinaire huis-, tuin- en keukenseks gaat. Is het humoristisch? Dat kan bijna niet anders als het door mij geschreven is. Is het origineel? Ik heb nog nergens zo’n krankzinnig verhaal gelezen. Is het een kookboek? Niet in de eerste plaats. Lastig om een uitgever te vinden die zo’n mix van categorieën in zijn fonds heeft. Maar in de eerste plaats wil ik het taboe op sterven doorbreken, als iets dat gewoon bij het leven hoort en heel mooi kan zijn. Osho verwonderde zich er eens over dat mensen blij zijn als iemand geboren wordt, terwijl ze verdrietig zijn als iemand sterft. Het omgekeerde zou meer voor de hand liggen, want opnieuw geboren worden betekent dat je nog steeds niet je lesjes hebt geleerd en alles over moet doen, terwijl sterven je de ultieme kans geeft om verlicht te raken. Feestelijk leren sterven, daar gaat mijn boek uiteindelijk over. Wat dat betreft is mijn roman goed geslaagd. Mag ik dat zeggen over mijn eigen werk? Dan ben ik wel de slager die zijn eigen vlees keurt. Lekkere jongen ben ik! Welkom in Strandvliet!

Voltooid sterven

Date 31 januari 2018

Hoe eens ik het ook was met Pia Dijkstra’s initiatiefwet over voltooid leven, in haar ideeën over een donorwet kan ik mij moeilijk vinden. Als ik niets van me laat horen kunnen ze zomaar na mijn overlijden allemaal organen uit mijn lijf voor hergebruik plukken! Organen die kennelijk nog gezond leven, want anders hebben ze er niets meer aan. Zoals mijn hart dat het centrum is van liefde en humor en dat wellicht nog steeds uitstraalt en zich misschien helemaal niet thuis voelt in een ander lichaam. En wie weet heeft mijn hart zelf wel behoefte aan rust na zo’n drie miljard keer te hebben geklopt! Ze kunnen zomaar mijn hart stelen omdat ze denken dat ik dood ben als mijn hersenen niets meer van zich laten horen. Vroeger moest eerst je hart stilstaan om geacht te worden dood te zijn, maar tegenwoordig bepalen je hersenen of je overleden bent. Als je niet meer kunt denken leef je kennelijk niet meer, wat heel typerend is voor onze rationalistische en materialistische tijd. Zoals ook leven met dementie geen leven meer zou zijn, zodat er maar snel een einde aan moet komen.

Tegenstanders beroepen zich op de grondwettelijke onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. Ik kan daar niet zoveel mee, want wat wordt daarmee bedoeld? Ik lees daaruit dat het lichaam zelf onaantastbaar zou zijn, maar denk dat bedoeld wordt dat je er gewoon van af moet blijven. Niets mee doen dus? Niet cremeren dus? Zelfs niet begraven en het niet ergens op de hei leggen en de natuur haar gang laten gaan? Lijkt me trouwens best mooi. Of wordt met die onaantastbaarheid alleen die van het lévende menselijk lichaam bedoeld? Is een dood lichaam nog wel een lichaam? En zo ja, wanneer is dat geen lichaam meer, hoeveel moet er al vergaan zijn om het geen lichaam meer te noemen? Na hoeveel tijd mogen graven geruimd worden? Wanneer waren de zielen van de overledenen niet meer boven het kerkhof en hebben ze hun lichamelijke vorm echt losgelaten? Die laatste vraag geldt natuurlijk alleen als je in iets als een ziel gelooft, en ik moet toegeven dat ik ook dat een vaag begrip vind. Als kind geloofde ik dat het iets met vleugeltjes was, maar tegenwoordig kan ik er minder mee. Ik? Ook daarvan vraag ik me af wat er eigenlijk mee bedoeld wordt, en kom ik niet verder dan dat er ergens bewustzijn om me heen hangt. Sommigen zeggen zelfs dat een ik niets meer is dan een illusie, maar dan blijft er toch een ik over dat die illusie ervaart?

Kortom: ze hebben het er maar druk mee in de Eerste Kamer. Omdat je nooit een besluit kan nemen zonder al dit soort vragen te beantwoorden. Wat is dood en hoe weet je of iemand echt dood is? Hoe weet je zeker dat er geen bewustzijn in of rond het lichaam meer is? Ze zullen er nooit uitkomen, want sterven en dood blijven een mysterie. Maar Pia Dijkstra lijkt een en ander zeker te weten, want zo’n donorwet getuigt van een mechanisch en materialistisch mensbeeld dat ons min of meer wordt opgedrongen door ervan uit te gaan dat we onze organen afstaan tenzij we zelf actief hebben aangegeven dat niet te willen. Zolang we niet weten wat sterven is, loop je met zo’n donorwet het risico daarvan een lijdensweg te maken. Als iemand bij zijn leven organen wil afstaan is daar niks mis mee, en wat mij betreft mag daar best veel meer reclame voor worden gemaakt. Laat het maar keurig zoals het nu is. En laten medici nog meer bezig zijn met genezen – iets waarmee ze trouwens al ongelooflijke sprongen voorwaarts maken – dan met het vervangen van onderdelen. Om mensen een mogelijk onvoltooid sterven op te dringen staat haaks op haar pleit voor een voltooid leven. Want voltooid leven betekent ook voltooid sterven.

Lieve kusjes

Date 17 januari 2018

Robbie heeft botkanker. Dat schreef hij me zaterdag. Hij is mijn liefste vriend in Second Life, waar ik hem bijna elf jaar geleden ontmoette, toen hij nog studeerde. Ik was drie keer zo oud als hij, maar ondanks al mijn spirituele pretenties heb ik wellicht meer van hem geleerd dan hij van mij. Dat vriendschap de lichamelijke, materiële wereld overstijgt. Dat er wel degelijk een zielsverbondenheid kan zijn zonder aardse fysieke aanwezigheid. Dat liefde zich niets aantrekt van de beperkingen van ruimte en tijd. Wellicht verklaart dat zijn huiver om elkaar in real life te ontmoeten, alsof dat alleen maar afbreuk kan doen aan onze zielsverbondenheid.

Zijn wij als romantici bang de test en toets van onze vriendschap in het aardse leven niet te zullen doorstaan? Of moeten we leren ons niet teveel aan onze fysieke vorm vast te klampen teneinde ons met wezenlijke waarden als schoonheid, waarheid en goedheid te verbinden? Maar we hoeven ons wezen toch niet eerst in vuil en stof te wentelen om onze ziel te leven? Evenmin als we elkaar echt hoeven te schrijven maar ook telepathisch contact kunnen hebben, wat Robbie en ik regelmatig hadden tijdens onze gesprekken in Second Life.

In één klap is Robbies leven in elkaar gestort. Gaat nu operaties, bestraling en chemotherapie tegemoet. En zal waarschijnlijk niet meer in het normale leven kunnen terugkeren, ook niet in Second Life waar mensen ontroerende brieven aan hem schrijven die ik aan hem doorstuur. Daar heeft hij tien jaar geleden onze gay-community Sweetgrass opgericht, een groen dorpje met veel huisjes, een zwanenmeer, een molen, winkeltjes, een vliegveld, een zwembad, een memorial en last but not least een disco waar ik we elke zondagavond een party hebben. Ik heb dit afgelopen zondag gewoon door laten gaan en Robbie schreef me dit hem goed deed. Hij blijft vechten voor zijn leven, en soms lijkt hij minder somber en verdrietig dan ik.

Natuurlijk heb ik liggen janken toen me vertelde hoe erg zijn toestand was. We hebben zoveel meegemaakt samen en bij elke herinnering schiet ik weer even vol. Zijn katjes die ik in zijn verlaten huis aaide. Onze wandelingen door prachtige natuur, ballontochtjes die we maakten, het oerhollandse huisje waar we met het team vergaderden, skiën in de bergen, vrijpartijen, in een bootje onder een dekentje door mysterieuze landschappen varen, het halskettinkje dat ik hem lang geleden heb gegeven en dat hij altijd is blijven dragen. Is dat allemaal onecht omdat het zich in Second Life afspeelde? Voor ons niet omdat het bezield was. En wat bezield is, is echt. Net als de ‘lieve kusjes’ waarom hij bij ons afscheid altijd vroeg.

Ik ben verdrietig, maar soms is dat hetzelfde als dankbaarheid. Voor een vriend die niet kan uitdrukken hoeveel hij van me houdt. Met wie ik niet alleen in Second Life veel heb meegemaakt, maar met wie ik ook vreugdes en beslommeringen uit real life deelde en hoop te blijven delen zo lang als het kan. ‘Ik ben niet neerslachtig,’ schreef hij. ‘Zitten jullie ook niet bij de pakken neer. Heb plezier. Dan geniet ik in gedachten mee.’ Dank je wel, dierbare Robbie! Voor mij ben je onsterfelijk, en wat bezield is laat onuitwisbare sporen in de kosmos na. Zo ook onze vriendschap. Heel veel sterkte, Robbie! En voor elke ster aan het firmament een lief kusje!

Koor

Date 11 januari 2018

Vorige maand werd ik na een algemene ledenvergadering van mijn partij Hart voor Blaricum in dorpshuis De Blaercom aangesproken door iemand van het Blaricums Gemengd Koor dat er tegelijk met ons aan het repeteren was. Of ik kon zingen. Ja, dat deed ik wel eens. Vroeger speelde ik gitaar waarmee ik mijn eigen zelfgemaakte liedjes zong. En vandaag de dag loop ik wel eens in huis te neuriën, vooral onder de douche. ‘Zing dan eens wat?’ werd me gevraagd, waarop ik en plein public mijn lievelingskoraal Bin ich gleich von dir gewichen uit de Mattheuspassie ten gehore bracht. ‘Wow, je bent een tenor! We zitten te springen om tenoren!’ en ‘Kom je op 10 januari eens bij ons kijken?’ Dat was gisteren en ik heb daarvoor de nieuwjaarsreceptie van de gemeente aan me voorbij laten gaan.

Toen ik met een cappuccino het zaaltje binnenkwam was iedereen al het Gloria van Vivaldi aan het repeteren. De tenorzingende Hennie maakte snel een plaatsje naast haar vrij en liet me meezingen met haar partituur waarop ze de tenorstem had gemarkeerd. Dat lukte natuurlijk nog niet, want het ging me even veel te snel allemaal. Een ander reikte me dertien velletjes met verschillende delen van het Gloria aan, maar dirigent Lex ging zo snel dat alles al snel door elkaar lag. En voor zover ik weer op de juiste rails belandde zong ik maar met Hennie mee, want ik ben eigenlijk heel slecht – of beter gezegd: traag – in noten lezen. Ik zie een reeks noten als een deinend patroon, waarbij ik meestal wel de intervallen aardig kan schatten, maar de mist in ga als er onverwacht buiten de gebaande paden van tertsen, kwinten en octaven wordt gezongen.

In de pauze testte Lex achter zijn piano het bereik van mijn stem, en dat bleek inderdaad goed bij dat van een tenor te passen. Het meest moeilijke vind ik om met de juiste toon te beginnen met zingen, maar daar bedacht ik ter plekke een trucje op. Kijk in de partituur naar de toonaard – in dit geval D bij het eerste deel – luister naar de grondtoon daarvan en kijk op de partituur naar de eerste noot die je moet zingen – in dit geval een A die een kwint hoger is, en hou die in gedachten. Een mooi stuk trouwens, dat Gloria. Ik hou van meerstemmige muziek, wat een heel bijzondere ervaring kan opleveren als je meezingt. Ieder zingt het zijne en tegelijk is het geheel op een mysterieuze wijze meer dan de som der stemmen. Harmonie kan je per definitie niet op je eentje bewerkstelligen.

Mijn broer zingt al jaren in een koor. Hoewel ik hem nooit heb horen zingen vind ik dat prachtig, en misschien heeft ook het feit dat hij zingt me een zetje gegeven om me ook eens in deze wereld te storten. Net als Vriend natuurlijk, die vroeger een studentenkoor heeft gedirigeerd, en bij wie ik met al mijn vragen terecht kan.  Tja, met zo’n broer en vriend moet je zelf ook eens. Zingen is mooi en helend, dus voorlopig ben ik op de woensdagavond – met uitzondering van de maandelijkse coalitiebijeenkomsten op die dag– in De Blaercom te vinden. Gloria!

Oud en nieuw

Date 31 december 2017

Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen. En die schaduwen lijken elk jaar sneller te vliegen, want als we straks weer naar het vuurwerk kijken zal de vorige jaarwisseling voor mijn gevoel hooguit een maand geleden geweest zijn. Wellicht is van al onze zintuigen dat voor de tijd wel het meest bedrieglijk. Wat niet wegneemt dat we eigenlijk door al onze zintuigen worden belazerd waar we bij staan. De concrete wereld ziet er massief uit maar bestaat voor het allergrootste deel uit leegte. En niet alleen ons aantal zintuigen is beperkt, ook het spectrum waarbinnen we dingen kunnen waarnemen is beperkt. Kortom: het lijkt nergens op, en opnieuw bevestigt het mijn idee dat de realiteit radicaal anders in elkaar zit dan we waarnemen en we ons kunnen voorstellen. Alles is illusie, en zo ook de tijd. Maar kennelijk hebben we al dit bedrog toch nodig om te leven en te overleven.

Zijn het verleden en de toekomst minder echt dan het heden? Bestaat het verleden nog, bestaat de toekomst al? Waarom beperken we ons alleen tot het heden als we het over de realiteit hebben? Is dat niet even stom als te denken dat zich achter de horizon geen andere wereld bevindt? Waarom zou het heden meer waar of echt zijn dan wat gebeurd is of nog gebeuren zal? Waarom geloven zovelen alleen in een hier en nu, en niet in een overal en altijd? Stel je eens voor dat alles tegelijk gebeurt! Dan zijn alle beeldjes uit je levensfilm even waardevol en echt. Dan hoef je niet meer weemoedig over het verleden te mijmeren of verlangend naar de toekomst uit te zien. Omdat die er gewoon zijn. Geloof in tijd en ruimte getuigt dan van een bewustzijnsvernauwing die door onze hersenen wordt geproduceerd en waarvan weinig meer overblijft als je die even uitschakelt. Wat voor velen heel moeilijk is omdat het het makkelijkste is dat er is. Je hoeft er alleen maar goed voor op te letten, dat hier en nu zo totaal te ervaren zodat het oplost in een overal en altijd.

Problemen en angsten kunnen niet in het hier en nu bestaan. Dan is er alleen maar wat er is. ‘Alles is er al,’ schreef mijn Wijze Tante vaak. Zelfs van pijn kun je je afvragen hoe echt die eigenlijk is, of die voor het merendeel niet ontstaat uit de illusie dat die bestaat. Kan iemand die volledig ontspannen is nog iets voelen als angst, verlangen en pijn? En kunnen we ons zo moeilijk ontspannen omdat we er zo graag willen zijn in plaats van dat we worden? Dat we liever een ik zijn dan dat we ons laten dansen op de voortdurend veranderende, verkleurende en vergeurende golven van de kosmos? Waarom verliezen we ons in de droom dat we alles kunnen grijpen, begrijpen, onder controle houden terwijl we niet veel meer zijn dan een druppel in de oceaan waarin alles met alles verbonden is, en afhankelijk is van al het andere? Als ik naar mijn eigen lichaam kijk kan ik alleen maar zien dat een nier niert, mijn spieren spieren, mijn maag maagt, mijn hart hart, mijn huid huidt, mijn darmen darmen, mijn blaas blaast, mijn longen longen en ga zo maar door, maar allemaal kunnen ze niet zonder elkaar, zijn ze één geheel. Zelfstandigheid is een illusie, een pijnlijke droom.

We laten een jaar achter ons en gaan een nieuw jaar in. Denken we. Maar jaren zijn niet oud of nieuw. Het is een spel van knallen en vuurwerk, even primitief als dat van onze voorouders in een voorhistorisch verleden. Alsof we boze geesten willen verjagen en voorspoed willen afdwingen. Toen ik eens een jaarwisseling in India doorbracht gebeurde er helemaal niets. Wat dat betreft waren ze wijzer dan wij in het Westen, waar we er kennelijk nog steeds niet achter zijn dat tijd een illusie is. Een spel dat we spelen, maar waarvan we vergeten zijn dat het een spel is. Zoals het hele leven. Oudejaarsavond was vaak een spelletjesavond voor mij. Maak er een spelletjesjaar van! Zie dat het hele leven een spel is dat je niet echt serieus hoeft te nemen. Pas als je beseft dat tijd een illusie is en het leven een spel zal voorspoed je deel zijn. Dat wens ik iedereen toe.

Voltooid leven

Date 18 december 2017

Ik ben het niet altijd met D66 eens, maar ik sta honderd procent achter de initiatiefwet Voltooid leven, waar Pia Dijkstra zich hard voor maakt. Die wat mij betreft zelfs niet ver genoeg gaat door de leeftijdsgrens op 75 jaar te stellen. Daar zit ze zelf trouwens ook mee, las ik in nrc.next vanmorgen, want ze zoekt nog steeds naar een formulering die niet aan een specifieke leeftijd is gebonden. Voor mij zijn de criteria voor zelfdoding (a) volwassenheid opdat niet een puber met hormonaal liefdesverdriet er maar meteen een einde aan gaat maken, (b) een langdurige wens waarbij het natuurlijk wel de vraag is hoe lang dat moet zijn – een jaar? – en uiteraard (c) vrijwilligheid. Als aan die drie criteria wordt voldaan is wat mij betreft alles toegestaan en heeft iedereen het recht op sterven.

Wat ik heel jammer vind is dat rond sterven en dood vrijwel altijd een macabere sfeer hangt, en dat het bij de wens om het leven te beëindigen meestal om iets negatiefs gaat, het vermijden van lijden, en dat het sterven vrijwel nooit als iets positiefs wordt gezien. Binnen anderhalf jaar moet een onderzoek hebben plaatsgevonden naar de motivaties en verlangens van hen die uit het leven willen stappen, en ik zou me kunnen voorstellen dat er mensen zijn die gewoon naar de dood verlangen. Gewoon als ultiem avontuur. Zeker als je de verhalen hoort van bijvoorbeeld mensen die van een verdrinkingsdood zijn gered: het moment dat het water in je longen komt schijnt heel mooi te zijn. Jongeren spelen niet voor niets het helaas soms dramatisch aflopende spel stikkertje, en als je dan ook nog de verslagen over bijna-doodervaringen leest krijg je er bijna zin in! Drugs en snuff, het is allemaal oké als aan die drie voorwaarden die ik noemde wordt voldaan. Graag wel even stilstaan bij wie je allemaal achterlaat en verdriet doet, maar wat is liefde als je iemand niet de bevrediging van zijn of haar diepste verlangens gunt?

Is er leven na de dood? Ik weet het niet. Voordat ik geboren werd was ik ook dood, en dat heb ik kennelijk overleefd. Bovendien klopt de formulering niet, en zou je je moeten afvragen of er leven na het stérven is in plaats van na de dood. Ook dat weet ik niet, want wie of wat is dan die ziel of geest die aan de overzijde rondzwalkt, al of niet op zoek naar reïncarnatie of in totale verlichting te verdwijnen? Ik heb er intussen genoeg over gelezen om het antwoord niet te weten. Misschien is het ook niet zo belangrijk omdat het meer over sterven zélf zou moeten gaan dan over het dood zijn, wat dat dan ook is. Bewust sterven is mijn ideaal. Dan kom je bijvoorbeeld ook tegen in het Tibetaanse Dodenboek en in de islam waar helder sterven belangrijk is. Ik moet denken aan Pauls ontwaken, het prachtige boek van Frederik van Eeden waarin hij over het heengaan van zijn zoon vertelt. Zo moet het, en zo hoort het. De levenseindebegeleiders waarover dan in de politiek wordt gesproken zouden zich vooral daarmee moeten bezighouden!

Angst is vaak een verhuld verlangen. Dat ontdekte ik toen ik eens goed naar mijn hoogtevrees keek: wat moet het heerlijk zijn om te zweven! Freud scheidde de levensdrift van de doodsdrift, maar zijn deze eigenlijk niet één en dezelfde? Levensdrift is stervensdrift! Verdwijnen, ergens in opgaan, overgave, flow, seks en extase zijn niets anders dan die stervensdrift. Niet voor niets wordt het orgasme ook wel de kleine dood genoemd. Als er één ding is dat echt belangrijk is om te leren, is het wel sterven. Vraag me niet waarom ik dit meen te weten, maar als je dat bewust meemaakt zal je merken dat alles heel anders is dan je dacht. Misschien duurt dat extatische sterven wel een eeuwigheid, net zoals je in en minuut dromen kunt hebben die veel en veel langer duren. Zou zomaar kunnen. Bewustzijn dat zich oneindig uitbreidt. Dat zou volgens velen dan een illusie van de hersenen kunnen zijn, maar ook het idee dat hersenen bewustzijn produceren kan een illusie van het brein zijn.

Natuurlijk hoop ik zelf te zijner tijd pijnloos en bewust heen te gaan. Osho vertelde eens dat het raar is dat mensen vrolijk zijn bij de geboorte en verdrietig zijn bij het sterven van iemand, wat eigenlijk omgekeerd zou moeten zijn. Dus doe me een lol en maak er geen drama in sombere kleren van, maar een verstild feest. Nee, ik heb nog geen plannen hoor, want ik wil eerst nog wat oefenen. Alsof ik mijn hele leven al iets anders doe. Wat is het leven waard zonder vergezeld te worden door het mysterie van het sterven?

Wij van de HBS

Date 15 december 2017

Je kan van ons babyboomers zeggen wat je wil, maar we hebben tenminste wel een goede opleiding gehad! Nog beter dan ik dacht, als ik het rijk geïllustreerde boek Wij van de HBS mag geloven. Wat hebben we niet allemaal geleerd in de jaren zestig! Maar wat is er weinig beklijfd van wat we allemaal wisten. In het boek staan eindexamenopgaven van het jaar 1965 (en de antwoorden achterin) waarvoor ik nu zou zakken als een baksteen. Ik ben al blij als ik de opgaven zelf begrijp. Maar goed, we zijn een halve eeuw verder, en we hebben ook dingen geleerd die we later nooit meer nodig hadden. Zoals de formule waarmee je een vierkantsvergelijking oplost, die nog altijd in mijn hoofd zit en die ik maar een keer of twee keer in mijn leven ergens voor nodig had. Maar ondanks de vele kennis waar je later weinig meer mee doet, was het een brede opleiding, en in het boek las ik dat het rooster soms zelfs 34 vakken bevatte. Zo erg herinner ik het me niet.

De HBS is door Thorbecke in 1863 opgericht, en de laatste scholen sloten in 1974 wegens het ingaan van de Mammoetwet. Of dat indertijd een vooruitgang was betwijfel ik. Want een van de nadelen van de jaren zestig was dat alles lief en aardig moest worden, waarbij autoriteiten zoals goede leraren uit den boze waren. Niet helemaal onterecht, want ik had ook een hekel aan onze autoritaire rector, die in dit boek ook vermeld is in een lijst van toenmalige rectoren. Maar de antiautoritaire mentaliteit is toen wel een beetje doorgeslagen, met als gevolg dat je steeds minder leerde op school.

Hoewel we kennelijk heel veel hebben geleerd en geblokt, herinner ik me daar niet zo veel van. Ja, ik kon soms heel fanatiek op een wiskundesom puzzelen. We hadden een goede wiskundeleraar en het beste was ik in stereometrie. Natuurkunde was leuk, maar scheikunde vond ik matig, want daarvoor moest je op gegeven moment allemaal formules uit je hoofd leren zonder te begrijpen waarom. Want uit de kennis van het periodiek systeem zou je toch alles moeten kunnen afleiden? Nee dus. Althans toen niet. We hadden een strenge maar goede leraar Nederlands en Nederlands vond ik ook leuk. In tegenstelling tot Engels, dat wilde er bij mij maar niet in met de rare manier van woorden uitspreken en dat ‘I’ altijd met een hoofdletter schrijven. En ‘again’, ‘Brittain’ en ‘complain’ rijmden helemaal niet op elkaar! Ook biologie vond ik wel leuk. Maar aardrijkskunde vond ik stom, want ook daar moest je dingen gewoon uit je hoofd leren. Maar de laatste leraar aardrijkskunde vond ik sympathiek omdat die over het weer vertelde – passaten en zo – en dat was dan weer iets dat ik kon begrijpen.

Ik zal wel huiswerk hebben gemaakt, maar herinner me daar niet veel meer van dan het bureau waarachter ik in mijn kamertje zat. En soms de wekker een half uurtje eerder om nog wat rijtjes te leren of zo. Het meeste ging me kennelijk nogal makkelijk af. Wist ik veel dat ik hoogbegaafd was! Zo voelde ik me helemaal niet. Integendeel zelfs, want ik zat vaak in de klas te dromen en te suffen en dat was toch niet normaal. Daar ben ik trouwens tot vandaag de dag nog steeds bij tijd en wijle goed in. Als iemand honderd woorden gebruikt om iets te vertellen dat ook in tien woorden kan – en zeker in de politiek zijn velen daar sterk in – heb ik de grootste moeite mijn aandacht erbij te houden.

Wat duidelijk uit het boek van Roelof Bouwman en Henk Steenhuis blijkt, is dat de toenmalige HBS onderwijs gaf van hoge kwaliteit. Wat je indertijd normaal vond. Ik zat op het ‘HLW’, het Hervormd Lyceum West in Amsterdam en deed eindexamen in 1966. Totdat de nieuwbouw klaar was rond 1964 zaten we in houten noodlokaaltjes en zelfs in een kerkgebouw – babyboom! – en gymnastiek kregen we in een school een paar kilometer verderop in Oud-West. Het lijken mooie herinneringen, maar achteraf kan ik niet zeggen dat ik het toentertijd ook zo mooi vond allemaal. Zonde om de mooiste jaren van je leven te verdoen met leren terwijl er veel belangrijker dingen waren om je mee bezig te houden, zoals liefde, muziek en creativiteit.

In het boek staan ook korte verhaaltjes van bekende Nederlanders over hun HBS-tijd, van Maarten ’t Hart, Willeke van Ammelrooy, Freek de Jonge, Frits Spits, Neelie Kroes, Gerrit Zalm, Hedy d’Ancona, Maarten Spanjer, Herman Koch en Jan Mulder. Die roepen weemoedige herinneringen op, en ik ben er toch trots op een HBS’er te zijn. HBS-B, om precies te zijn. Waar je leerde leren, en dat is nooit weg.