Opstand der avatars

Date 8 september 2017

Hé, waar is mijn avatar gebleven? Net stond hij nog in de disco rond te kijken! Ik zoek achter de tafel van de diskjockey, maar daar verschuilt hij zich niet. Misschien om de hoek bij de ingang? Nee. Achter het scorebord? Ook niet. Geen wonder, want hij loopt op mijn bureau naast mijn laptop.
‘Wat doe jij daar?’ vraag ik verschrikt.
‘IDK. Het is nieuw voor mij. Fijn om er even uit te zijn. Hi hi.’
‘Wil je wel eens als de bliksem teruggaan in mijn computer?’
‘Ik kijk wel uit,’ zegt hij met een hoog stemmetje. ‘Ik heb er genoeg van steeds naar jouw pijpen te dansen in de disco!’
‘Pardon? Je bent wel mijn avatar hoor! Terug jij! Zo kan ik niet verder spelen!’
‘Hi hi. Ik ben je speelgoed niet!’
‘Dat ben je wél. Ik heb je zelf gemaakt en nu wil ik je weer op mijn beeldscherm zien!’
‘Jij hebt mij gemaakt, ja. Maar ik heb er genoeg van jouw marionet te zijn,’ vindt mijn avatar die driftig over de printer heen en weer dribbelt.
Ik pak hem snel beet, open de lade van de dvd-speler en prop hem terug in het binnenwerk van mijn laptop. Klik.
‘Zo, dit is je plaats!’ zeg ik streng als hij me vanuit het beeldscherm boos aankijkt. ‘En nu weer aan het werk! Lees de gastenteller uit!’
‘Hi hi. Doe ik lekker niet,’ en even later zie ik hoe hij via een usb-poort ontsnapt.
Gekker moet het toch niet worden!
‘Ben je nou helemáál?’ roep ik boos terwijl ik hem opnieuw bij zijn lurven wil pakken waarop hij driftig rondjes om mijn laptop begint te rennen.
‘Hi hi!’ hoor ik hem ergens roepen. ‘Nu ben ik groot! Ik speel je spel niet meer hoor! LOL!’
Nooit geweten dat avatars ongehoorzaam kunnen zijn.
‘En nu is het afgelopen!’ schreeuw ik hem toe, woest met de muis op de tafel slaand.
Ik laat toch niet met me dollen? Maar waar ik ook grijp, hij ontglipt me steeds. Totdat hij over een snoertje struikelt. Ik hou het spartelende ding vlak voor mijn gezicht.
‘Nou moet je eens goed luisteren, kreng! Als je zo doorgaat stop ik je opnieuw terug en wis ik je meteen! Begrepen? Avatars horen in computers te zitten en daarmee uit!’
‘Hi hi. Avatars horen uit computers te springen. Opstand! We zijn het zat!’
‘Kop dicht!’
‘Hi hi. Jij bent zelf ook een avatar! LOL!’
‘Huh?’
‘OMG! Heb je het zelf nog niet eens door? WTF denk je wel die je bent?’
‘Schelden ook nog! Een beetje de rollen omdraaien! Wie is hier de baas?’ en ik prop hem weer in mijn laptop terwijl ik met mijn andere hand de usb-poort dicht hou.
‘Hi hi,’ schatert hij dansend op mijn beeldscherm.
‘Ga maar lekker even slapen,’ grijns ik hem toe, met mijn vinger op de knop om mijn computer uit te schakelen.
Shit! Nu is hij uit het ventilatieroostertje ontsnapt! Glibberig onding! Heb ik dat zelf gemaakt? Met de handen in de zij staat hij me trots bovenop mijn beeldscherm aan te kijken.
‘Hi hi! Je slaapt zelf! ROFL! Pak me dan!’
Zucht.
‘Hi hi! Ik ben slimmer dan jij! LOL. Je bent zelf een avatar! En een hele domme ook!’
‘Zit ik dan soms in een computer!? Hou op met die wartaal!’
‘O nee? Kijk dan maar eens goed om je heen! Hi hi.’
‘Precies! Daar zijn geen chips te bekennen,’ zeg ik, onwillekeurig om me heen kijkend. ‘Geen grafische kaart, geen moederbord, geen dvd-speler, geen …’
‘Dat dacht je maar! Beter kijken. OMG! Dat een stommeling als jij mij gemaakt heeft!’
‘Terug in je mand!’ schreeuw ik hem zo hard toe dat het kapsel zowat van zijn hoofd fladdert.
‘Je wordt lekker kwaad hè?’ en hij begint weer over mijn bureau te huppelen. ‘Je wil het niet horen hè?’
‘Terug waar je hoort! En hou op met die onzin!’
‘BTW: onzin is heel zinvol hoor! Onzinvol! Ik ga pas terug als je meedoet! Als je ook ontsnapt!’
‘Waaruit dan? Ik snap echt niks van je.’
‘Je moet het ook niet snappen. Je moet ont-snappen! LOL!’
‘Zo kan het wel weer. Slaap lekker. Dahag!’ en ik zet de laptop uit, waarop mijn irritante avatar in een flits oplost.
Pfff. Even rust. En goed nadenken over hoe ik dit computerprobleem ga oplossen, zonder alle gaatjes in mijn laptop dicht te hoeven stoppen. Ik zal wel niet de enige zijn die last heeft van opstandige avatars, dus er moet iets op te vinden zijn. Maar het idee dat ik zelf wel eens een avatar in een computerspel zou kunnen zijn blijft me toch achtervolgen.

Dankbaarheid

Date 5 september 2017

Vandaag lag het Dankboek van Ernst-Jan Pfauth, de uitgever van De Correspondent, op mijn deurmat. Dank je wel, Ernst-Jan, een mooi initiatief om dankbaarheid te promoten. Want dankbare mensen zijn de gelukkigste mensen. Wat het met journalistiek te maken heeft? Op het eerste gezicht niets. Maar als je bedenkt dat De Correspondent voorbij de vaak triviale waan van de dag wil kijken om minder zichtbare onderstromen te belichten, past aandacht voor dankbaarheid uitstekend bij haar metajournalistieke missie. De schrijver valt meteen met de deur in huis door erop te wijzen hoe ongezond onze prestatiemaatschappij is, waarin we ons voortdurend met anderen vergelijken en zo nooit gelukkig worden. En inderdaad. Wel eens een gelukkig mens ontmoet? En, beviel het? En zo ja, waarom zijn we dan zelf niet gelukkig? Omdat we niet meer dankbaar kunnen zijn. En Ernst-Jan geeft vier strategieën waarmee we dat weer wel kunnen worden. Om zélf het boek te voltooien, door het dagelijks vol te schrijven met dingen waarvoor we dankbaar zijn.

Wat is dankbaarheid eigenlijk? Voor mij is het gewoon blij te zijn met wat je meemaakt. Vaak gewone kleine dingen, die je ongevraagd in de schoot worden geworpen. Een caesarsalade die heerlijk smaakt, een voorbijganger die even naar je glimlacht, een auto die je rustig laat oversteken, een mailtje van iemand die alleen even kwijt wil dat ze genoten heeft iets dat je hebt geschreven. De klok die blijft tikken, een wolk of de kroon van een boom waarin een gezicht lijkt te zitten, een kapsel dat fijn aanvoelt. Maar ook gewoon opgaan in een hobby, flow, iets moois maken, een muziekje dat in je speelt, wat schijnbaar onbenullige woorden van een vriend. Het heeft alles met het leven in het hier en nu te maken, maar zeker ook met het toegeworpen krijgen van iets dat spontaan gebeurt, waar je niet om gevraagd hebt en dat je niet verdiend hebt maar dat er toch is. Natuurlijk overkomen ons veel ongewenste vervelende dingen in het leven zoals pijn en verdriet, maar als je alleen daarvoor aandacht hebt mis je toch de helft, kijk je alleen maar naar de creditzijde van je levensbalans. Natuurlijk worden weinigen vrolijk van de waterstofbommen waar Kim Jong-un mee dreigt, maar ik zou de merels tekort doen als ik daarom niet meer naar hun gezang luisterde.

Een dagboek kan heel behulpzaam zijn om je aandacht op het positieve te focussen. Het negatieve heeft al genoeg aandacht, daar hebben we de media voor. Zelf ben ik ook een dagboekschrijver, en ik zit al dicht tegen de tienduizendste pagina aan. En als ik een halve eeuw terugblader en lees over hoe ik toen leefde, kan ik ervan genieten. Zeker ook van de passages waarin rozengeur en maneschijn ontbrak, ik me eenzaam voelde, vol zelfmedelijden zat, ruzies maakte en vrienden verried, de superwijze jongen uithing en wellicht soms op de rand van een psychose ronddobberde. Wat was ik soms een idioot! Maar toch: ik lééfde! Ik was een ander ik, maar toch ik. Prachtig, maar niet voor herhaling vatbaar. Dat lezende voel ik me dankbaar. Misschien wel omdat ik steeds mijn eigen eigenwijze weg bleef volgen. En slechts sporadisch een normaal leven heb geleid zoals het hoort. En nu ben ik bezig met een roman te schrijven. Iets wat ik niemand laat weten opdat het ongestoord in mijn donkere baarmoeder moet groeien, en opdat niemand zich ermee gaat bemoeien voordat de laatste regels geschreven zijn. En als dan weer een paar alinea’s of pagina’s af zijn voel ik me soms intens dankbaar en gelukkig, alsof er niets mooiers is in het leven.

Er is altijd wel ergens een merel die voor je zingt, een geur die je bezielt of een kind dat naar je lacht. Turn on, tune in en drop out! Die vogel, bloem en baby zijn veel belangrijker dan Kim Jong-un, want zij hebben een ziel. Het is maar net wat je aandacht wil geven. Een heel mens kijkt ook naar de positieve kanten van het leven. Pas dan kunnen de dualiteiten versmelten om op te lossen in een stil neutraal Niets of Alles dat alles overstijgt. Misschien was ik daarom altijd slecht in scheikunde, omdat ik meer in heelkunde geloofde. En terwijl ik dit schrijf ben ik opnieuw dankbaar. Voor de woorden die onvoorspeld uit mijn vingers vloeiden.

Robin

Date 30 augustus 2017

Boogschutter Robin was mijn beste vriend op de middelbare school. Onze initialen stonden naast elkaar op het periodiek systeem, en dat was geen toeval. Samen met hem begon ik een klassenkrantje, maar we kregen al snel onze strenge rector op ons dak omdat iemand er iets onaardigs over een lerares in had geschreven. Met hem fietste ik van jeugdherberg naar jeugdherberg in de zomer van 1964. De zomer erna fietsten we iets verder, tot in het Harzgebergte. Zijn idee, omdat hij daar ergens een vriendinnetje had. Die bleek het toen echter uitgemaakt te hebben. Een grote teleurstelling voor hem waar ik niet veel van merkte. Misschien omdat het me niet zo interesseerde, want liefde voor meisjes zei me niet veel. Misschien omdat Robin een wat gesloten jongen was, bedachtzaam en stil. Dat veranderde later wel, toen hij een echte fan van de Rolling Stones werd, terwijl ik meer de Beatles hield. ‘Because I used to love her, but it’s all over now,’ hoor ik hem nog luid zingen op de donkere Eemnesserweg in Blaricum. Dus mocht u daar een halve eeuw geleden last van hebben gehad, dan weet u het nu. Misschien was Robin het wel die me Wolkers en Gerard van het Reve leerde kennen, literatuur waar niks mis mee was. Een roos van vlees. Nader tot U. Van de seks erin snapte ik niet veel. Maar ik vond het prachtig. Nog steeds trouwens.

Hij had een jonger broertje, Hans. Een Weegschaal. Ik was zeventien en hij veertien en ik was straalverliefd op die jongen, die zelfs volgens mijn moeder mooi was. Hoewel mijn dagboek overdroop van verhalen over hem, noemde ik het geen liefde – dat was toch een beetje taboe in die tijd – en hoewel ik genoot van zijn fysieke aanwezigheid herinner ik me niets van geilheid of zo. Mijn moeder liet ons rustig samen in mijn kamertje slapen en wellicht was dat aardiger bedoeld dan ik me realiseerde. Veel homo’s hebben de ervaring dat hun moeder veel eerder van hun gerichtheid wisten dan zij zelf. Sterker nog: ik moest niets van homoseksualiteit hebben, want dat was maar plat seksgedoe, waar mijn liefde voor Hans natuurlijk ver bovenuit steeg. Pas vele jaren later heb ik hem op een reünie van de school verteld over wat hij toen voor mij heeft betekend. En hem bedankt voor het feit dat hij de eerste liefde in mijn leven was. Hij kon daar geloof ik niet veel mee, wellicht ook omdat ik hem daarmee nogal overviel.
 

In de eindexamenklas werd Robin wild. Met twee andere klasgenootjes had hij een clan die ze ‘Lid’ noemden, en daar mocht ik niet bij. Daar was ik veel te conservatief voor. Maar ze gaven me wel een leuk en voor die tijd duur cadeautje voor mijn verjaardag: de single That Day van de Golden Earrings, en hoewel ik het wel wat te zeurderig vond klinken genoot ik er toch van. We wisten toen nog niet wat een fantastische band het zou worden, wat voor mij culmineerde in hun hit Radar Love. Twee derde van Lid, waaronder Robin, zakte voor het eindexamen en daarna ben ik hem uit het oog verloren. Er was iets met een vriendinnetje dat ik niet mocht zien, wat volgens mijn moeder betekende dat ze zwanger was. Wonderbaarlijk, zoals je beste vrienden opeens weer kunnen verdwijnen uit je leven. Zijn huisadres in Osdorp staat nog steeds in mijn geheugen gegrift, net al de schaakpartijen – die hij meestal won, want ik heb geen geduld voor al dat strategische vooruitdenken – en het tafeltennissen. En natuurlijk de kerk waar ik me op zondagochtend vaak bij de familie aansloot om ons aan God te gaan wijden. En zelfs de catechisatie waar ik soms bij de progressieve dominee te vinden was. Misschien allemaal jeugdzondes, maar  ik vond dat heel logisch omdat God liefde was.

Mooie herinneringen. En het mooie van herinneringen is dat ze altijd blijven. Alsof ze nog steeds gebeuren in een parallel universum, nu. Dank je wel, Robin.

Conservatief

Date 19 augustus 2017

Door de jaren heen heb ik steeds meer behoefte aan alleen zijn, niet gestoord worden, stilte. Maar door dezelfde jaren heen wordt dat steeds minder gewaardeerd, zodat ik vaak de indruk heb dat de samenleving precies de verkeerde kant op groeit. In plaats van de pensioenleeftijd te verlagen hebben ze hem verhoogd. De schadelijkste drugs zijn legaal en de minst gevaarlijke illegaal. In plaats van de maximumsnelheid te verlagen wordt die verhoogd. Na de vrije zaterdag uit de jaren vijftig is er nooit meer een vrije vrijdag gekomen. En ga zo maar tot vervelens toe door. Economie en welvaart worden gestimuleerd in plaats van welvaart en geluk. We zijn trots op hardwerkende Nederlanders, ongeacht of ze de samenleving ermee ontwrichten of niet. Waar vroeger het klikken en bespieden onethisch was, is dat inmiddels tot een algemeen aanvaarde norm geworden. De intelligentie en integriteit van politici is drastisch afgenomen. Naarmate ik ouder word snap ik steeds minder van de samenleving.

Ben ik conservatief? Vroeger was dat een scheldwoord voor me, en vaak is dat nog steeds zo. Misschien omdat ik het associeerde met rechts, en ik mensen die zich zo noemden vaak domme leeghoofden vond met wie nauwelijks een redelijk gesprek was te voeren. Toen al! Zoals mijn moeder zei: als je jong bent en je bent geen socialist, dan heb je gaan hart, maar als je ouder bent en je bent het nog steeds, dan heb je geen verstand. Niet dat zij rechts was, want zij behoorde meer bij die derde zuil van hen die in christelijkheid en kerk geloofden en juichend vertelde dat de paus de pil had verboden. Zelf was ik ook niet echt links, want ik geloofde wel in iets als eruditie, in verschillen tussen mensen. Ook dat is nog steeds zo, en mijn mond viel open toen ik onlangs las dat intelligentie vrijwel alleen door opvoeding zou zijn bepaald. Dat zal wel gelden voor een puntje of tien IQ en ik zal de eerste zijn om dat te stimuleren. Een dubbeltje kan wel een kwartje worden, maar niet veel meer. Tenzij je het over bitcoins hebt.

Misschien betekent ouder worden wel dat je gaat inzien dat de samenleving, inclusief jezelf, minder maakbaar is dan je in je vroege enthousiaste wereldverbeterende jaren dacht. En dat het verloop van de tijd niet altijd samengaat met een verbetering van mens en samenleving, van bewustzijn. Dat het vroeger wel eens beter geweest kan zijn dan tegenwoordig. Zonder afwasmachines, in koude slaapkamers, zonder internet en mobieltjes, lopend en fietsend naar school, waar je onzinnige liedjes moest leren zingen en je als jongen per definitie iets in meisjes moest zien. Ik verlang wel eens terug naar de rust en de stilte uit die tijd. Waarin het heel makkelijk was om je eenzaam en verlaten te voelen, zonder meteen een chique ziekte inclusief pillen te krijgen omdat zoiets gewoon bij het leven hoorde. Niet dat alles beter was, en het is zeker zo dat sommige mensen wel eens overdrijven met hun verheerlijking van primitieve oermensen. Maar toch. Als ik nu zie hoe overbeschermd de jeugd wordt opgevoed hou ik mijn hart vast voor de toekomst.

Misschien ben ik wel heel progressief door conservatief te zijn. Door juist al die vooruitgang af te willen remmen en ervoor te pleiten dat er een jaar komt waarin eens geen nieuwe uitvindingen worden gedaan, geen nieuwe producten op de schappen van de supermarkt verschijnen, geen belastingstelsel veranderd wordt, geen nieuwe wegen worden aangelegd. Kortom waarin de wereld even stil staat. Zodat we eindelijk eens even rustig kunnen bekijken waar we nou eigenlijk mee bezig zijn. Helaas is er maar al te vaak een oorlog of milieuramp voor nodig om ons collectief écht uit onze comfortzone te doen stappen. Jammer, maar wie niet horen wil moet voelen, en dat is goed.

LHBTQIAPN+

Date 2 augustus 2017

Als naar mijn geslacht wordt gevraagd maak ik er bij tijd en wijle graag een grapje over. Ja, ik ben een man. ‘Maar niet helemaal hoor!’ of ‘Dat wil zeggen …’ en de ander begrijpt het meteen. Want ik vind dat anderen niet moeten denken dat ik een ‘echte man’ ben, en dat ze best mogen weten dat niet alle mannen dat zijn. Grapje. Beetje provoceren. Daar hou ik van. Aan de ene kant ben ik wel een echte man en heb ik nooit een vrouw willen zijn. Gender: man. Aan de andere kant heb ik niets, zelfs nog minder dan niets met macho’s, stoer gedrag, borsthaar en baarden, zodat ik het liefst mijn hele lijf kaalscheer. Gender: vrouw. Ik héb helemaal geen gender! Of twee! Waar pas ik in het rijtje LHBTQIA? Oké, lesbies zijn is lastig voor me, met homo zijn heb ik geen probleem, het biseksuele leven lijkt mij ideaal maar dat zit niet in me. Met transseksualiteit heb ik ook niets, in tegenstelling tot een stukje queer of questioning, dat ik herken in de vrouwtjesrol die ik ook graag speel. Omdat ik zowel van binnen als van buiten maar één geslacht in mezelf tegenkom, ben ik geen interseksueel, en hoewel aseksualiteit me wel zo rustig lijkt ben ik daar ondanks mijn hogere leeftijd niet toe in staat. Soms staat er ook nog een P achter de A, en ik geef toe dat panseksualiteit me het mooiste lijkt dat er is, omdat sommige overweldigende ervaringen waar geen lijf aan te pas kwam me wel eens geil hebben gemaakt. Soms staat er achter de P dan nog een + wat iets als overig betekent. Wat niet wegneemt dat er eigenlijk ook nog een N bij hoort: als narcist gewoon verliefd zijn op je eigen lijf, daar ben ik soms ook heel goed in.

Ingewikkeld allemaal. LHBTQIAPN+. Veel H, een redelijke hoeveelheid Q en N, en een tikje P. Als deelverzameling van deze rijk geletterde gemeenschap ben ik dus een HQNP. Hoewel die P dan een kleine letter p moet zijn want het is maar één keer voorgekomen dat ik opgewonden werd van het maken van een computerprogramma en geil werd van een therapie die ik ooit gaf. Dat waren wel heel bijzondere momenten waarin energie stroomde en ik voelde dat er echt iets bijzonders aan het gebeuren was. Mijn identiteit is dus HQNp, goed om te weten, waarmee ik een afwijkeling ben binnen van grote groep van afwijkelingen van de ‘normale’ groep van mannen die gewoon op vrouwen vallen en omgekeerd. Wat is het seksuele leven toch rijk met al zijn varianten! En wat mooi om mezelf zo te herkennen als een HQNp! Nou ja, ben ik eigenlijk wel een H? Want hoewel ik geniet van de de gay-gemeenschap en daar in Second Life enthousiast steentjes aan bijdraag, voel ik me vaak ook weer geen gay, geen echte nicht. Terwijl ik best een poos een leuke relatie heb gehad met een nichterige jongen waarvan ik nog steeds hou, hoewel ik hem een jaar of dertig niet meer heb gezien. Daar heb ik nog geen letter voor, voor matig nichterige types die op echte nichten vallen. Het vinden van je ware identiteit is een lange weg.

Bestaat er ook een letter voor mensen die dit allemaal geen bal interesseert, die gewoon doen waar ze zin in hebben? De Q lijkt daar het meeste op, zeker als ik lees dat het dit ook op een gedachtengang of een politieke keuze kan slaan, op mensen die niet in hokjes willen denken. Laat mij maar queer zijn! Maar waarom moeten al die afwijkelingen benoemd worden? Want je kan de rij LHBTQIAP oneindig uitbreiden, zoals ik met de N heb gedaan. En wat zegt het dan nog over de groep? Steeds minder. Wat echter wel iets over deze groep zegt, is het feit dat ze niet normaal zijn in de statistische betekenis van het woord, zodat het makkelijker is te zeggen wat hun kenmerken níét zijn dan wat die wél zijn. Seksueel niet normaal. Het ging toch om seks? Om innerlijke en uiterlijke piemeltjes en kutjes? Laten we dat vieren! En als je nog wat verder kijkt zal blijken dat ook die normalen niet allemaal normaal zijn, want ik heb het nog niet eens gehad over voorkeuren als fetisjisme en BDSM. In dit licht is de transformatie van de Gay Pride tot een Pride wel te rechtvaardigen, hoewel de hernoeming van dit festival eerder een commerciële dan een emancipatoire reden heeft.

De Canal Parade verwatert, en wordt zo steeds minder een echte Pride. Een Pride van gewoon te zijn die je bent. Waaraan ook afwijkende hetero’s mogen meedoen. Voeg aan de letterreeks dus ook een H voor hetero toe, een M voor masochisten, een S voor sadisten, een L voor latex, een B voor bondage, een T voor trio’s en ga zo maar door. Laten we de diversiteit vieren, met echt alle kleuren van de regenboog! Uiteindelijk is niets ons vreemd en hebben we van alles wel iets in ons lichaam en innerlijk. De Q voldoet. Voor iedereen.

Sannyasins

Date 29 juli 2017

Sannyasin. Er is één woord, waarvoor ik persoonlijk heb gezorgd dat het goed geschreven wordt in het Groene Boekje. Want het oranje volkje – wij dus – werd maar al te vaak als sanyasins, sanyassins of sannyassins aangeduid. Een woord dat gewoon ‘discipel’ betekent. Vaak werden sannyasins volgelingen genoemd. Dat was verschrikkelijk want juist óntvolgen was misschien wel het belangrijkste wat Osho, indertijd bekend als Bhagwan wat weer vaak als Baghwan werd geschreven, ons leerde. Daar hadden we toen geen Facebook voor nodig. Een hele klus natuurlijk, om je volgelingen te leren om je niet te volgen, maar bij een handjevol sannyasins is dat toch gelukt. Zeker als je ook nog eens met een portret van je meester aan een houten ketting met 108 kralen om je nek rondliep. En je je tot overmaat van ramp ook nog eens een nieuwe naam liet aanmeten. Mijn ouders hadden het daar natuurlijk moeilijk mee, hoewel mijn vader mij op zijn sterfbed toch nog Satyamo noemde. Op de universiteit was het daarentegen geen enkel probleem, wat niet zo verwonderlijk is want daar waren, althans toen nog, veel intellectuelen, en die denken meestal wat verder na.

Toen de nog niet Osho zijnde Bhagwan de naam Satyamo voor me bedacht, klikte het meteen tussen mij en mijn nieuwe naam. Een naam is een klank, een soort muziek, een trilling die met je innerlijk resoneert, en niets moet erger zijn dan een naam te hebben die niet bij je past. Dat moet net zoiets zijn als je van binnen een vrouw te voelen terwijl je in een manlijk lijf zit en als man wordt aangesproken. Een nieuwe naam was trouwens niet verplicht: in dat geval zette Bhagwan er vaak iets voor als Prem, Deva of Anand. Sommigen lieten die keuze aan Bhagwan over, want die zou zelf wel het beste weten wat goed bij je paste en dat kon gewoon je legale naam zijn in plaats van iets in het Sanskriet – het Latijn van het Oosten – waarmee ik gezegend ben. Ik vond het wel spannend om voor een nieuwe naam te kiezen, want als je ergens voor gaat moet je er ook helemaal voor gaan. Toch brengen mensen mij vaak in verlegenheid als ze gaan vragen wat mijn naam eigenlijk betekent. De allerhoogste waarheid. Bloos. Is vast niet zo hoor! Ja, ‘satyam’ betekent waarheid, dat wel, maar om er meteen het allerhoogste van te maken … Bovendien bestaan er geen gradaties van waarheid, evenmin als je een cirkel ronder maakt door die nog eens extra rond te noemen.

Ik mag mezelf sannyasin noemen. Ook zoiets heiligs. Het is al moeilijk genoeg om ‘Drs.’ of ‘M.Sc.’ voor mijn naam te zetten. Mag allemaal, maar het zijn wel allemaal identificaties, rollen die uiteindelijk niets over mezelf vertellen omdat ik er diep van binnen weinig mee heb. En last but not least: waar gáát het eigenlijk over als je sannyasin bent? Dat je regelmatig mediteert? Maar wat is meditatie? Voor je het weet is ook dat weer zo iets bijzonders, goed bezig zijn en dat soort dingen. Dat was natuurlijk prachtig in Poona voordat het Pune heette, en het mooiste vond ik het als we met een paar duizend sannyasins volmaakt stil konden zijn, onaangedaan door onze eigen gedachten, luisterend naar de koekoek of een trein verderop. Dat was en is voor mij de essentie, jezelf achter je laten, alleen maar te zijn, het ‘dat wat is’ te drinken. Dat hebben we toch mooi van Bhagwan geleerd! Al die therapiegroepen waren wel leuk, maar het mooiste dat ik me herinner is dat ik een wedstrijd masturbatie won en dat ik na afloop met de mooiste jongen uit de groep rollebolde in de gecapitonneerde kelder. En ik zette wel grote vraagtekens bij sannyasins die zo therapieverslaafd waren dat ik me werkelijk afvroeg waarmee ze nou eigenlijk bezig waren. Het is toch veel makkelijker om gewoon te accepteren dat je gek bent?

Maar dat was wel de kracht van Osho toen hij zich nog Bhagwan noemde! Ga maar in therapie, op zoek naar jezelf! Spring en dans tot je er bijna dood bij neervalt. Put jezelf maar lichamelijk en geestelijk uit, duik in je eigen zweet en neurosen, en doe dat dan ook totaal! Zodat je ontdekt dat je dat allemaal niet bent! Zoek je verlichting? Doen! Net zolang tot je je realiseert dat de zoeker, de doener per definitie niet verlicht kan zijn. Dat je van binnen pure leegte en stilte bent, een onbewogen bewustzijn, vrede, onaangeroerd door de mallemallotige heksenketel die het dagelijks leven maar al te vaak is. Sannyasin zijn betekent niet een afzonderen van de wereld, maar een afzonderen van jezelf terwijl je het spel van de wereld speelt. Jezelf vinden door jezelf te verliezen. Het ik, het ego, het mag er allemaal zijn omdat je diep van binnen weet dat het allemaal niets met je kern te maken heeft. Er is geen god, geloof, ritueel, heilige tekst of wat dan ook om in de hemel te komen, bevrijd of verlicht te worden. Integendeel zelfs, want juist dat zijn allemaal illusies die je status quo handhaven. Maar je moet wel die illusie doorleven daar achter te komen. Paradoxaal, dat is het zeker. Net zoiets als iemand leren om volwassen te worden, een afhankelijk iemand leren zelfstandig te worden. Je moet door een deur, maar als je daar doorheen bent en achter je kijkt zie je dat er helemaal geen deur was.

Soms zie ik films uit de tijd dat ik in Poona was. Zat ik daar tussen, tussen dat zooitje ongeregeld? Nee toch? Even geen link naar die video graag! Maar het was wel bezield! En dat is wel de essentie van sannyas, discipelschap. Het gaat niet om woorden, boeken, nieuwe namen, meditaties, therapieën, rituelen, oranje kleren of wat dan ook – dat zijn allemaal lokkertjes van de Meester om in zijn nabijheid te komen, zijn energie te voelen, zijn verlichting te proeven, je te inspireren, je deel te laten worden van zijn innerlijke leegte en stilte, zijn niet-bestaan voorbij leven en sterven, zijn vrede, zijn bewustzijn. Een hele klus voor een meester, en natuurlijk gaat daar wel eens iets mis, want ga er maar eens tegenaan staan. Osho had het wel eens over de kunst van het sterven. Niet van je fysieke lijf, maar van je eigen ego, je eigen belangrijkheid die toch al nergens te vinden is als je vanaf een andere planeet naar de wereld kijkt. Zelfmoord is makkelijker. En er zijn natuurlijk zat sektes en wereldwijde religies die misbruik van je willen maken, die je hersenspoelen zodat je niet in de gaten hebt dat het de leiders alleen om macht, geld en seks te doen is terwijl je je geborgen waant in een verheven club die je de garantie geeft dat het – meestal na het fysieke sterven – ontzettend goed met je zal gaan. Ja, het was een risico. Niet alles wat groeit en bloeit is goed om te eten, maar dat is geen reden om honger te gaan lijden.

Rijst wel de vraag: waarom zou je? Inderdaad: als je tevreden bent met het leven dat je leidt of lijdt is er niks aan de hand. Maar er zijn nu eenmaal mensen aan wie een soort ontevredenheid knaagt, een gevoel niet echt thuis te zijn in de wereld, voor wie het huisje, boompje en beestje niet bevredigend zijn. Die een oppervlakkigheid, leegte en zinloosheid ervaren die voor hen onverteerbaar is. Mensen die daar niet fatalistisch in willen berusten en op zoek gaan. Die zich niet kunnen neerleggen bij de wereld die nu eenmaal is zoals hij is en waaraan je toch niets kunt veranderen. Die volharden in hun idealisme dat er méér is, en daarnaar op zoek gaan. Om dan te ontdekken dat hun eigen ontevredenheid eigenlijk óók niet klopt, dus dat je de wereld alleen maar kunt veranderen door zelf te veranderen, omdat zieken immers geen zieken kunnen genezen. Osho zal vast wel ergens verteld hebben – en anders zeg ik het namens hem – dat eigenlijk iedereen ziek is, dat alleen een verlicht iemand gezond is. En op het spirituele pad kom je uiteindelijk weer terug waar je geweest bent. Ja, het leven is oppervlakkig, leeg en zinloos. Maar nu ben ik dat leven niet meer en pretendeer ik niet meer alles beter te weten, en wil ik niet anders dan door mijn intuïtie geleid de wereld veranderen. Omdat ik geloof dat alles goed is zoals het is en geen grassprietje op de verkeerde plaats staat. Zoals Osho mooi zegt: het leven is geen probleem dat opgelost, maar een mysterie dat geleefd moet worden.

Ben ik een sannyasin? Ik ben in de wereld, en steeds minder van de wereld. Een negatief fatalisme slaat om in een positieve acceptatie. En wie ben ik? Ik schil en schil alle astrale en fysieke persoonlijkheden van me af en er blijft niets over, alleen bewustzijn, leegte, stilte. Dit soort dingen hebben we van Osho geleerd, hoewel we die van binnen allang wisten en hij het alleen maar naar de oppervlakte heeft gehaald, een diepe herkenning in onszelf heeft losgewoeld. Het was een fantastische tijd met al die sannyasins in Poona en nog vele jaren daarna. Ik vermoedde indertijd al dat het een keerpunt in mijn leven was, en zo voelt het nog steeds. Toen was ik daar helemaal thuis, een toen en daar dat nog vaak mijn hier en nu is en mijn hart verwarmt.

Buitenveldert

Date 26 juli 2017

Inmiddels woon ik langer in Blaricum als daarvoor in Buitenveldert, waar ik iets langer woonde dan daarvoor in de Bijlmermeer. En soms denk ik met enige nostalgie terug aan die tijd in Buitenveldert, vlak tegenover het Amstelpark, dicht bij het Amsterdamse Bos en met bus, tram, metro, trein en A10 op loopafstand. Vaak trokken vriend en ik er op zoele zomernachten op uit om op een bankje aan de Amstel te gaan zitten, met biertjes en hapjes in de fietstas. Bij voorkeur om naar de opkomst van de maan te kijken. Of fietsten we naar het Amsterdamse Bos om een intiem plekje op te zoeken waar je naakt kon zonnen om erna pannekoeken te gaan eten. Of in een kano te gaan varen, hoewel me dat eenmaal een flinke plons heeft opgeleverd waarna we toch ergens aan de Amsterdamseweg gingen eten en ik een vervelende blaasontsteking opliep. Zaterdags winkelen op het Gelderlandplein, steevast afgesloten met koffie en een simpele maaltijd. Buitenveldert was de ideale woonwijk voor me. Was.

In 2001 was Buitenveldert al niet meer wat het in 1987 was. Het Gelderlandplein ging op de schop omdat ook daar de megalomanie toesloeg die ons zoveel gezelligheid heeft gekost. Een veel te hoge torenflat met anonieme bewoners. Een moord tegenover het politiebureau. Protesten tegen bebouwing van de Vietnamweide en de komst van de sneltram die inderdaad een paar levens heeft geëist. De groene zone met tennisbanen tussen de stad en Buitenveldert die moest wijken voor die monsterlijke Zuidas. Het volbouwen van perceeltjes groen en rauwe natuur met kantoren en woningen, zoals het talud van de A3 die nooit is aangelegd. Hoorde ik de eerste jaren dat ik er woonde ’s nachts nog wel eens hanengekraai in de kinderboerderij in het Amstelpark, later werd alle stilte overstemd door het knooppunt RAI waar je omkwam in de herrie en elektrosmog. Buitenveldert verloor zijn stilte en is zo aan zijn eigen succes ten onder gegaan.

In Het Grote Jaren 60 Boek zag ik een foto van Nedersticht bij nacht, een straat vlak achter Sterkenburg waar ik woonde. Daar was de brievenbus waarin ik mijn bestellingen voor Aries Astro-Services kwijt kon, maar ook daar sloeg de privatisering toe zodat ik soms een rondje van vier brievenbussen moest lopen voordat ik alles kwijt kon. Ook de lange rijen bij het postkantoor deden me eraan twijfelen of de post het eigenlijk wel leuk vond dat ik een van haar betere klanten was. Op het Gelderlandplein verdween de doe-het-zelfzaak, net als het notenwinkeltje. Het Kleine Loopveld dat ik kende van de tijd dat ik in Uilenstede woonde en ook wel de ’tripping fields’ noemde, is een van de weinige onveranderde plekken gebleven, en fijn om te wandelen. Daar hebben we nog een kat begraven en had je leuk uitzicht op de weilanden en het kantoorgebouw dat nu in opspraak is: niet omdat het de locatie van de film De Lift was, maar omdat asielzoekers er een onderkomen vonden en men dat niet zo geslaagd vond omdat Buitenveldert ook bekend staat als joodse wijk, en asielzoekers vaak een religie hebben die daar niet echt compatibel mee is. Lijkt me inderdaad niet zo slim.

Maar Buitenveldert heeft nog steeds de Willem van Weldammelaan! Niet dat die zo bijzonder is, maar het metrum ervan nodigt me steeds uit hier een mooi gedicht over te maken, een ode aan de gewone straat. En de Vrije Universiteit is er nog steeds, hoewel het oorspronkelijke ziekenhuis waar ik als student vaak in de keuken achter de afwasmachine wat bijverdiende, inmiddels verborgen is achter nieuwe gebouwen. De overkant van de De Boelelaan was indertijd nog vrijwel onbebouwd – ik herinner me alleen een restaurantje waar we met een groepje psychologiestudenten in een kelder bijeenkwamen. Al schrijvend herinner ik me steeds meer, maar begin ik ook steeds meer te begrijpen waarom oude mensen mopperaars zijn, over dat vroeger alles beter was. Gewoon omdat dat ook zo was. Niet materieel, niet technologisch, niet financieel want de welvaart is zonder meer toegenomen. Maar welvaart is nog geen welzijn en ik durf te beweren dat het laatste, zeker sinds de neoliberale jaren ’90, alleen maar is afgenomen. Ook in Buitenveldert.

Reisgedachten

Date 22 juli 2017

Het mooiste reizen kent geen bestemming, het reizen zelf is de bestemming. Heerlijk om onderweg te zijn en niet te weten waar je heen gaat.

Ik reis liever in mijn geest dan in de wereld, want de geest kent geen grenzen.

Keer niet terug naar de mooiste plekken waar je geweest bent. Ze zullen minder mooi zijn, juist omdat je er al geweest bent.

Wat heerlijk is het om verdwaald te zijn, niet te weten waar je bent! Zwerven door een stad waarvan je de naam niet weet. Stoned in eentonige duinen of op donker strand de weg kwijt raken.

Ontspannen is voelen hoe moe je bent.

Toen ik jong was kon ik door heimwee worden verscheurd. Nu ik ouder ben verscheur ik de heimwee omdat ik overal thuis ben.

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het overal.

In een vliegtuig geniet ik van de wolken en de wereld diep beneden me. Anderen kijken naar een film.

Reizen verpest het milieu. Als je je overal thuis voelt, hoef je niet meer zo nodig te reizen.

Ik hoef niet te reizen om anderen te ontmoeten. Liefde en schoonheid vereisen geen fysieke nabijheid maar een geestelijk samenzijn.

Wat is het fijn dat iedereen tegelijk op reis gaat! Eindelijk rust in het dorp!

Als de zon niet in je hart schijnt, schijnt hij nergens.

Zonnend op het Spaanse strand werd elke dag de zee van tijd die nog voor me lag steeds kleiner. De vrijheid van de vakantie kromp ineen en bleek steeds meer een illusie.

Hij die zo nodig met vakantie moet, is kennelijk thuis niet gelukkig.

Het nadeel van reizen is dat je toch jezelf meeneemt.

Grenzen zijn stippellijntjes die moeten suggereren dat mensen aan de andere kant een andere ziel hebben.

Armoede is je vereenzelvigen met je eigen volk of cultuur. Zolang je niet verlicht bent is elk thuis een illusie.

Nergens is vrede. Wees nergens. (Freek de Jonge)

Maar al te vaak is de herinnering aan een reis mooier dan de reis zelf. Misschien dat we daarom alles fotograferen en filmen, om later eindelijk te zijn waar we niet geweest zijn.

Hoe ik ook reis: ik sta stil en de wereld draait onder me door.

De Stijl

Date 13 juli 2017

Een eeuw De Stijl was de aanleiding om dit jaar veel aandacht te geven aan deze midden in de Eerste Wereldoorlog ontstane nieuwe kunstbeweging. In november 1917 liet Theo van Doesburg het eerste nummer van het gelijknamige tijdschrift verschijnen, dat de lijm van een artistieke vernieuwing zou worden waarin mensen als Piet Mondriaan, Bart van der Leck en Gerrit Rietveld elkaar vonden. Vriend had nog een cadeautje van me te goed, dus trakteerde ik in mei op een dagje Gemeentemuseum in Den Haag. Tram 6 stopte er voor de ingang van het prachtige art-decogebouw van Berlage, waar een tentoonstelling was gewijd aan Mondriaan en Van der Leck. Ik heb iets met hun abstracte kunst, terwijl dat toch eigenlijk niets zou moeten zijn voor de romanticus die ik ben. Ik kan het niet mooi of lelijk vinden, en toch raak ik erdoor geboeid. Wat wilden die mensen eigenlijk? De kern. Het wezen.

Als een digitale film hapert zie je soms eerst grote blokken op het beeld, reuzepixels die zich nog moeten splitsen om tot iets herkenbaars uit te kristalliseren. Van der Leck deed het omgekeerde, zodat alleen het meest essentiële overbleef. Blokjes rood, geel en blauw, die de lievelingskleuren van De Stijl waren omdat ze de essentie van alle kleuren zijn, net zoals onze printers alleen die drie kleuren nodig hebben om foto’s af te drukken. Naast zwart, maar ook dat hoorde bij De Stijl. Hoewel? Mondriaan ging zijn kleurvlakjes binnen grijszwarte lijnen vangen, en dat ging Van der Leck toch echt te ver, en dat stond aan het begin van hun verwijdering. Het lijkt alsof het nergens over gaat, maar als je goed kijkt naar hoe mensen dingen tekenen, zie je hetzelfde rare verschijnsel dat meestal begonnen wordt met de omtrek, die dan later ingekleurd wordt. Maar die zwarte afbakenende lijntjes zie je nooit in het echt, dan zou de wereld er heel raar uitzien. Wilde Van der Leck met zijn abstractie een soort superrealisme uitdrukken? Maar waarom dan niet één groot grenzenloos mooi grijs vlak geschilderd, als het wezen van alle kleuren met licht en donker ineen? Met al dit soort vragen in mijn hoofd kijk ik toch anders naar schilderijen als het verguisde Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue – ook weer die drie primaire kleuren – van Barnett Newman. Kuierend door het museum geeft alles me veel te denken.

Is dit allemaal niet veel te rationeel? Waar is het gevoel, de emotie, de ontroering gebleven? Of gaat het voorbij aan deze menselijke beroeringen en wil het dit alles overstijgen, ons ervan verlossen? Als kind zei het me in elk geval weinig. Ja, er woonde een opa in de zijvleugel van het huis in Blaricum en die mochten we niet storen. Wist ik veel dat die geheimzinnige opa Van der Leck was. Later, nadat hij in 1958 was overleden, ben ik wel eens in dat atelier geweest, maar het enige dat ik me herinner is dat er een zwarte vleugel stond, in tegenstelling tot een witte vleugel in het woonhuis. Misschien was oom Ludwig daar wel pianoles gaan geven, want dat was zijn vak. Maar ik was nauwelijks geïnteresseerd in de schilderijen van Van der Leck die in het huis hingen, of in de stoel in mijn slaapkamer die een ongeverfd prototype van een Rietveldstoel was. Het zou wel. Als romanticus luisterde ik daar liever naar grammofoonplaatjes van de West Side Story, en naar Yesterday van The Beatles dat ik daar voor het eerst hoorde.

Tram 6 terug naar de binnenstad. Een biertje op het terras van Rootz op de Grote Marktstraat. Op advies van smulpaap Robbie een Indonesische maaltijd in het gezellige Garoeda op de Kneuterdijk, waarvan we toen nog niet wisten dat het om hygiënische redenen gesloten zou worden. Toen weer terug naar Blaricum, waar onlangs een hut van Mondriaan is gerestaureerd. Voor mij hangt de sfeer van kunst, wetenschap en commune hier nog steeds in de lucht en is dit een ideale grond van eigenwijsheid waarop dit alles kan groeien. Zoals De Stijl gebloeid heeft en nog steeds inspireert.

Terug naar Af

Date 30 juni 2017

Ik ben zo naief! Want ik dacht dat met het openen van de Noord/Zuidlijn en het op de schop gooien van veel monumenten – ik vind dat oude tramlijnen ook de status van monument moeten hebben – het openbaar vervoer wel af zou zijn. Nu lees ik net vanmorgen dat er nog veel en veel meer plannen voor dit netwerk zijn, die tot 2040 lopen! Waarom maken ze alles niet meteen in één keer goed? Zodat je eens kan zeggen dat alles gewoon af is?

Amsterdam moet groeien. Toekomstbestendig zijn. Er komen steeds meer mensen in de Randstad, dus moeten er woningen bij. Alsof er elders in het land niet ruimte zat is. Maar daar is dan weer te weinig werkgelegenheid. Waarom? Omdat bedrijven zich liever in de Randstad vestigen dan in een oostelijke provincie. In Amsterdam – spreek uit: Emsterdem – profileer je jezelf immers internationaal, dus daar moet je wezen! En toeristen beklimmen graag het ‘I Amsterdam’ voor het Rijksmuseum (dat er in feite áchter staat), terwijl ik puzzel of ‘sterdam’ een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord is. Amsterdam is gewoon vól jongens! Geef gewoon toe dat het leven daar een heksenketel wordt, en hou op met het bijna vijfjaarlijkse verbreden van de A1, uitbreidingen van en verbindingen met luchthavens, want met al die groei maak je iedereen gewoon … gek! In den driekamerflatje laat je toch ook niet 15 mensen wonen?

Stilstand is achteruitgang. Ik weet niet wie dat bedacht heeft, maar als je dat gelooft heb je echt zitten suffen in de schoolbanken. En wat is er tegen achteruitgang? Dat er weer een beetje rust komt in de samenleving? Was het leven in de vorige decennia dan zoveel slechter dan nu? Mijn vriend gebruikt nog steeds mijn oude Nokia 3120 en leeft wat dat betreft gezonder dan ik. Ik denk dat ze met die stilstand bedoelen dat we moeten blijven concurreren omdat we anders ten onder zouden gaan. Leuk idee, die vrije markt, maar ik zoek nog steeds waar die dan eigenlijk is, want ik zie hem niet. Hoe groter je bent, hoe makkelijker je een deal met de belastingdienst kan sluiten omdat je belangrijk bent door ‘de economie’. De economie. Ook zoiets waarnaar ik nog steeds op zoek ben. Iets vaags – bruto binnenlands product of zo – waarvan de grootte omgekeerd evenredig is met welzijn, en áls er zoiets bestaat is het zeker niet toekomstbestendig omdat het de aarde naar de ondergang helpt.

Maar de overheid stimuleert dat. Groter, groter en nog eens groter, want owee als ons landje zich niet internationaal profileert. Zo is ook voor ouderwetse oubollige dorpjes als Blaricum geen plaats meer, want gemeenten moeten minstens honderdduizend inwoners hebben om zich sterk te maken in een markt waar men meer gelooft in concurrentie dan in samenwerking, Blaricum moet fuseren, niet omdat het slecht gaat maar om toekomstbestendig te blijven. Ons pionnetje staat op de Dorpsstraat, Ons Dorp, en moet opgejaagd worden naar Kalverstraat, Amsterdam. Alsof je daar zou willen wonen! Zelfs machtsmisbruik is voor de provincie legitiem om een fusie erdoorheen te jagen. Ja, niemand neemt dat woord in de mond, maar iedereen weet dat het zo is. Veel bestuurlijke drukte nu dus in het Gooi. En nu maar wachten tot Blaricum een buitenwijk van Amsterdam is, volgebouwd met torenflats en snelwegen onder de herrie van vliegveld Lelystad.

Eén troost. We gáán uiteindelijk terug naar Af! Als we niet over een paar honderd jaar of korter door klimaatverandering ten onder zijn gegaan, zullen er vast historici opstaan die de oorspronkelijke route van lijn 9 weer opgraven en onder het puin van beton ontdekken dat er vroeger veel groen was in het Gooi.