Zoek het zelf maar uit

Date 30 januari 2014

Eigenlijk vind ik nog steeds dat we de banken hadden moeten laten omvallen. Dat was niet leuk geweest voor onze portemonnee, maar dat is de huidige kredietcrisis ook niet. Wat steekt en boos maakt is dat veel veroorzakers van de crisis nog steeds op vrije voeten rondlopen en wij allemaal nu voor de kosten opdraaien. Het tast ons gevoel voor rechtvaardigheid aan, en daarmee ook ons vertrouwen in de overheid. Too big to fail leidt tot nog meer zelfverrijking en minder dienstbaarheid van de banken. In feite sluist de overheid veel geld naar de rijksten en je kunt je afvragen of dit moreel verantwoord is. En vervolgens tracht ze bezuinigingen te verkopen onder het eufemistische frame van participatie. Meer zelf doen. Maar wel evenveel belastingen blijven heffen? Gemeenten met extra taken belasten zonder een bijhorende extra zak geld. Zoek het zelf maar uit. Een excuus van de overheid – sorry, maar we hebben iets verkeerd gedaan en willen jullie ons nu helpen om ons uit de penarie te helpen? – ontbreekt, net als een ferme aanpak van de ware profiteurs. En dat zijn niet de uitkeringsgerechtigden en asielzoekers, maar de wolven die zich er te vaak zonder kleerscheuren uit weten te manoeuvreren.

In oktober vorig jaar was in Tegenlicht onder de titel Mensen van nu een portret te zien van een generatie postbabyboomers. Veel van hen hadden iets van: wij zoeken het zelf wel uit. Geen baan bij een werkgever – dat heeft net zo iets zieligs als een zanger die liedjes van anderen zingt – maar je eigen bedrijfje beginnen. Dat komt bij mij heel positief over. Maar toch mis ik iets. Boosheid. Dat hoeft geen emotie te zijn, want dat slaat snel om in destructieve haat en woede, en werkt meestal averechts. Emoties zijn vaak je eigen schaduw en voor je het weet zit je in een sociaalpsychologisch warnet van projecties en verwijten. Dat lost niks op. Boosheid als gevoel, als protest, als uiting van het feit dat je iets niet meer pikt, kan ook constructief zijn. Ludieke acties. Al dan niet zure of sarcastische humor. In bitcoins gaan handelen om de banken hun alleenrecht op geld te ontnemen. Ook tegen die overheid roepen dat ze het zelf maar moet uitzoeken. Je eigen weg gaan. Duidelijke signalen afgeven. Ze in de maling nemen. Genieten van openbaringen van WikiLeaks en Edward Snowden. Protestliederen zingen. Diplomatie bestrijden met de zo verheerlijkte transparantie. Dat is niet links of rechts, niet liberaal of sociaal, maar gewoon gezond verstand, humor.

Hoewel ze veel mooie initiatieven ontwikkelen, waar ook ik soms wel een puntje aan kan zuigen, mis ik vaak een gezonde boosheid bij jongeren. De wereld en de politiek zijn nu eenmaal zo. Je moet de dingen accepteren zoals ze zijn. Ga je eigen weg, laat je niet opjutten door politici en bankiers, want het ware geluk is alleen in jezelf te vinden. Dat is helemaal waar, maar hoort boosheid daar dan niet bij? Het klinkt zo spiritueel, maar is spiritualiteit niet leeg als gevoelens als boosheid ontkend worden en daar geen plek in krijgen? Natuurlijk is dat een beetje eng, want wie weet slaat het om in ongecontroleerde woede. Maar dat laatste gebeurt juist omdat we boosheid geen plek geven, het toch een beetje taboe vinden in een geciviliseerde samenleving, omdat we het onderdrukken zodat het op een zeker moment ontploft. Zoals het ware doen eigenlijk alleen kan oprijzen uit een nietsdoen, kan ware boosheid alleen gebeuren als je je niet boos maakt om je eigen boosheid. Acceptatie is de weg, en daar hoort ook bij het accepteren van protest, van grenzen trekken, van assertiviteit, van stevige woorden

Ik vind het moeilijk om anderen te haten want iedereen heeft zo zijn eigen geschiedenis en motieven. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet boos op hen kan zijn. Bijvoorbeeld op mensen die roepen dat iedereen het zelf maar moet uitzoeken na zelf een spoor van financiële vernieling te hebben achtergelaten.

Eeuwig leven

Date 24 januari 2014

Misschien zijn wij babyboomers wel de laatsten die zullen sterven. Want het in vrijwel alle religies nagejaagde eeuwige leven ligt volgens diverse wetenschappers om de hoek. Prabhu wees me op een aflevering van Eeuwig jong van omroep MAX, waarin de Russische zakenman Dmitry Itskov vertelt over ambitieuze plannen en ontwikkelingen. Voor het realiseren van onsterfelijkheid heeft hij in 2011 2014 Initiative opgericht. ‘Dat heeft als doel een kunstmatig lichaam voor de mens te maken,’ vertelt hij emotieloos. ‘Een lichaam dat tot meer in staat is dan ons biologische lichaam. Daarnaast heeft het project tot doel het bereiken van een spirituele doorbraak om de spirituele transformatie te verwezenlijken waarvoor we de technologie voor onsterfelijkheid en levensverlenging gaan benutten.’ Daartoe zullen in dit project steeds meer geavanceerde avatars worden ontwikkeld: Avatar A (2020) is een robot die zijn ervaringen doorseint aan een ander die daardoor in de virtuele wereld van de robot verkeert, wat doet denken aan de gelijknamige prachtige film. Avatar B (2025) gaat een stapje verder: daarin is er niet meer sprake van een robot en een mens, maar is het lichaam van de robot samengevoegd met de hersenen van de mens. Avatar C (2035) heeft een kunstmatig brein waarin iemands persoonlijkheid en bewustzijn worden geprogrammeerd. En Avatar D (2045) wordt uiteindelijk een holografisch lichaam, een lichtlichaam waarmee we onszelf naar uithoeken van het heelal kunnen overstralen. Mooi als dat zou kunnen allemaal.

Maar het kan niet. En wel hierom. In de eerste plaats wordt ervan uitgegaan dat de persoonlijkheid in de hersenen zit, en daar kan je vette vraagtekens bij zetten. Past dat allemaal wel in onze schedel? In het programma van omroep MAX komt ook Max More van Alcor Life Extension Foundation aan het woord, een organisatie die hoofden van overleden mensen invriest om later de hersenen weer tot leven te brengen. Want ‘in de hersenen zit immers de geest.’ Maar wat er ook met ‘geest’ bedoeld mag zijn, die is meer dan herinneringen alleen, en zolang er mensen zijn met hyperthymesia – het zich herinneren van elke dag van het leven tot in de merkwaardigste details – is het heel onwaarschijnlijk dat dit alles in 100 miljard zenuwcellen past, in 100 G ofwel zo’n 20 films op dvd is te proppen. Natuurlijk is het lastig om herinneringen te kwantificeren – naast beeld en geluid komen er onder andere ook nog gevoel, emoties, geur en smaak bij – en kan elke afzonderlijke hersencel wellicht meer dan één byte geheugen bevatten. Bovendien hebben hersenen wel meer te doen dan alleen herinneringen opslaan. Wel moet ik toegeven het vroeger waarschijnlijk voor onmogelijk te hebben gehouden dat complete films op een klein schijfje opgeslagen konden worden: in de jaren tachtig vond ik de cd al een wonder. Het lijkt me veel meer voor de hand liggen dat al onze herinneringen in ‘the cloud’ zitten.

Waarom het in de tweede plaats niet kan is omdat er ook van wordt uitgegaan dat bewustzijn in de hersenen zit. Dat geeft problemen bij Avatar C en D. Bij de eerste wordt gesuggereerd dat een kunstmatig brein ook bewustzijn heeft, dus dat we het zelf kunnen creëren. Ik zeg niet dat dit niet zo is, maar het lijkt me een tikje hoogmoedig dit te beweren omdat we helemaal niet weten wat bewustzijn nu eigenlijk voor spul is. Dat het lijkt uit te vallen als ik een klap op mijn kop krijg kan ook bedrog zijn: als ik me later niets herinner zegt niet dat er geen bewustzijn was, zeker als we ons realiseren dat er verschillende stadia van bewustzijn bestaan. Tenslotte zouden we in 2045 als Avatar D – het einddoel van Dmitry Itskovs missie – zelfs aan ons materiële lichaam zijn ontsnapt omdat we dit verruild hebben voor een hologram, een lichtlichaam waarmee zelfs teleportatie mogelijk is. Dat laatste zou natuurlijk heel mooi zijn en goed voor het milieu omdat we alle vervoermiddelen aan de kant kunnen zetten, maar het blijft nog even een droom, zoals in de wereld van Harry Potter of die van Second Life. En de vraag blijft open of je dan in het kielzog van zo’n ruimtesprong je geest en bewustzijn kan meeslepen.

Zelfs als het mogelijk is, vraag ik me af of ik zo’n eeuwig leven wel zou willen, alleen met mijn brein, zonder hart en een lichaam van vlees en bloed. Iets dat perfect is, is per definitie dood, en eeuwig leven moet vandaag of morgen – dit of volgend millennium bedoel ik – tot ontiegelijke verveling leiden. Ik kan me niet van de indruk onttrekken dat mensen die eeuwig willen leven slecht contact hebben met het hier en nu. Het hier en nu dat trouwens altijd aanwezig is, dus eeuwig. Zodat ze zoeken naar iets dat er allang is, maar dat is weer een kwestie van bewustzijn.

Mijn Wetenschappelijke Tante

Date 18 januari 2014

Vandaag is ze vijftien jaar geleden overleden, mijn Wetenschappelijke Tante. En het grappige is dat ik eigenlijk via haar mijn Wijze Tante heb leren kennen. Want hoezeer de zuster van mijn vader niets moest hebben van wat Mellie Uyldert verkondigde, ze belde haar elk jaar op om haar met haar verjaardag te feliciteren. Zo hoort het ook: je kunt het totaal met elkaar oneens zijn maar toch respect voor elkaar hebben. Sterker nog: dat is de definitie van respect. Aan de ene kant dubieuze materialistische organisaties als de Vereniging tegen de kwakzalverij en de Stichting Skepsis steunen, maar toch mij als vage astroloog verbinden met iemand die alternatieve geneeswijzen en soortgelijke onzin een warm hart toedraagt. En hem af en toe een briefje van honderd gulden toestoppen.

Pas in de jaren negentig leerde ik mijn Wetenschappelijke Tante goed kennen nadat mijn vader kort voor zijn overlijden, ondanks vele familiaire ruzies en onenigheden, op de valreep toch nog contact het haar had gezocht. Ja, als kind heeft ze me wel eens rondgeleid in het laboratorium aan de Polderweg waar ze werkte aan experimenten met ratten, en zelfs college gaf. Haar kinderloosheid compenseerde ze met onderzoek naar de pil, toen dat nog in een embryonaal stadium verkeerde. Zowat haar hele leven heeft ze gewoond in Het Nieuwe Huis, midden in de stad, en in mijn kinderjaren heb ik daar wel eens gelogeerd, en gegeten in het restaurant dat later een bibliotheek is geworden. Nu ik haar in 1992 weer opzocht was ze verhuisd naar een van de mooiste appartementjes op de zesde verdieping, met raampjes in de rondte die uitzicht gaven op de Van Baerlestraat met de Hemwegcentrale aan de horizon. Ze had haar laboratoriumjas aan. Gewoon omdat ze zich daar prettig in voelde, hoewel het volgens mij ook wel iets met status en zo te maken had.

Ja, in mijn ogen was ze ouderwets. Maar op een leuke manier ouderwets. Met een trotse glimlach was ze elitair en autoritair, en toch vond ik haar aardig en begreep ik eigenlijk weinig van de onenigheden die ze vrijwel continu met mijn ouders heeft gehad. Ze was nogal gezet omdat ze diabetes had. Al snel begeleidde ik haar regelmatig naar het AMC. Daar reed ik haar in een rolstoeltje rond, en moesten we soms eindeloos wachten omdat de tijd van specialisten nu eenmaal belangrijker was dan die van patiënten. Maar de oogarts liet me wel meekijken naar het laserbombardement op haar netvlies. Vaak at ik met haar in La Falote om de hoek, dat een uitstekende recensie had gehad van de in september overleden Johannes van Dam. Vriend en ik hebben haar ook een keer meegenomen naar de uitvoering van de Mattheuspassion in Naarden, hoewel we daar niets konden zien omdat we ergens achter het koor zaten zodat ik me afvroeg wat daar het nut van was, behalve dan dat we zouden kunnen zeggen dat we daar ooit eens geweest waren. Mijn Wetenschappelijke Tante was er ook bij toen ik met vrienden mijn vijftigste verjaardag vierde in de Bombay Inn, waar Vriend en ik regelmatig aten.

Ze had één verslaving: kijken naar The Bold and the Beautiful. Ik keek dus maar mee, of ging intussen wat in de keuken rommelen of haar administratie bijwerken. Dat laatste betekende hoofdzakelijk het op orde brengen van haar effectenportefeuille, zodat ik haar kon verblijden met de mededeling dat zij zich miljonair mocht noemen, wat zij helemaal niet wist. Het interesseerde haar geloof ik ook niet zo, in elk geval minder dan de familiestamboom waarbij ze me geholpen heeft die wat te ontrafelen. Eigenlijk hád ik niet zoveel met familie, maar nu vond ik het toch wel leuk om te ontdekken dat mensen als de scheikundige Leopold Gmelin tot mijn voorgeslacht behoren, samen met andere natuurwetenschappers die in de achttiende en negentiende eeuw in Tübingen, Göttingen en Heidelberg leefden. En dat is dan nog maar één tak van mijn familie. Een rare familie waarin eigenlijk van alles voorkomt, maar waarin voor mij teveel mensen met elkaar overhoop lagen om überhaupt in families te geloven. Mijn vrienden, dat is mijn familie, heb ik vaak als een echte Waterman geroepen.

Een wonderbaarlijke vrouw was ze, mijn Wetenschappelijke Tante. En het is bij tijd en wijle heel goed om op een prettige manier samen te zijn met mensen waarmee je het totaal oneens bent. Misschien zelfs beter dan altijd met je soortgenoten op te blijven trekken. Respect. Nogmaals dank, tante!

1 + 1 = 1

Date 8 januari 2014

Rekenen is leuk, maar soms zet ik grote vraagtekens bij het realiteitsgehalte ervan. En dan bedoel ik niet zozeer het dubieuze gebruik om zaken zoals geluidsoverlast liever te berekenen dan te meten, maar vooral dat het eigenlijk om abstracte bedenksels gaat die weinig met de werkelijkheid hebben uit te staan. Ik ben de laatste om te ontkennen dat wiskunde niet leuk is. Op de middelbare school genoot ik ervan om problemen op te lossen, zelfs al wist ik van tevoren dat ik de enige zou zijn die zich met noeste arbeid door wiskundige formules had geworsteld. En toen ik astrologische programma’s voor de computer ging maken verdiepte ik me graag in boldriehoeksmeting, die driedimensionale wereld waarin de som van de hoeken van een driehoek 270 graden kan zijn. Want ik had er een hekel aan om dingen te leren die ik niet begreep en tot vandaag de dag heb ik diverse bewijsvoeringen daarvan in een schriftje bewaard. Natuurlijk heb ik ook dingen moeten leren waarvan ik tot vandaag de dag geen enkel nut heb ondervonden, zoals de formule van een vierkantsvergelijking. Maar het gaat niet om het nut omdat probleemoplossing an sich leuk kan zijn. Leuker dan sudoku’s oplossen.

Nu hebben virtuele of abstracte werelden voor mij niet minder realiteitsgehalte dan de concrete werkelijkheid, maar als je die twee niet uit elkaar kan houden heb je toch een probleem. Zo hebben we geleerd dat één plus één twee is, maar wat bedoelen we er eigenlijk mee? Dat een koe in de wei met een soortgenootje erbij in totaal twee koeien in de wei oplevert. Maar de ene koe is de andere niet en volgens mij mag je geen ongelijke dingen bij elkaar optellen. Dus kan je niet anders concluderen dan dat er iets nieuws, iets anders is ontstaan en dat er daarvan weer één in de wei staat: een koppel koeien. Waar ik eigenlijk weer niet van koeien mag spreken omdat zo’n meervoud ook weer een veelvoud van twee gelijke dieren impliceert, terwijl feitelijk geen twee dingen, planten, dieren, mensen of wat dan ook gelijk zijn. Soorten of categorieën bestaan uit gedeelde kenmerken, maar toch zijn geen twee koeien aan elkaar gelijk. Je kan alleen maar zeggen dat er een nieuwe eenheid ontstaat, een kudde, roedel of school van dieren. Kortom: 1 + 1 = 1. Alleen in abstracte werelden, bijvoorbeeld die van het denken in categorieën of in virtuele werelden als die van geld en wiskunde, geldt dat één plus één twee is.

Negatieve koeien bestaan niet. Ik heb er indertijd veel voorstellingsvermogen op losgelaten. Zit zij dan binnenstebuiten in elkaar? Het ging mijn voorstellingsvermogen, waaraan ik toch echt geen gebrek heb, te boven. Net als de wortel van min één, hoewel je bij het worteltrekken op zich – tenzij het een agrarisch volksvermaak of een tandheelkundige behandeling betreft – ook al vraagtekens kunt stellen. Net als bij het getal 0, waarvan de ontdekking niet voor niets lang op zich heeft laten wachten omdat je je er moeilijk iets bij kunt voorstellen. Al het gereken, van optellen en aftrekken, van vermenigvuldigen en delen, van machtsverheffen en worteltrekken is uiteindelijk gebaseerd op tellen, de wereld waarin één plus één twee is. Maar als ik om me heen kijk zie ik dat nergens en lijkt al dat gereken niet veel meer dan een denktrucje om de wereld een beetje overzichtelijk en hanteerbaar te maken. Leugentjes om bestwil, die ons echter van binnen zo diep hebben aangegrepen dat we ze als werkelijkheid zijn gaan beschouwen. Omdat we door het bos de bomen niet meer zien, zien we door de bomen het bos niet meer.

1 + 1 = 1: als non-dualist zou ik moeilijk iets anders kunnen verdedigen dan dat alles één is, in welke betekenis dan ook. Of ik niets beters te doen heb dan dit soort abstract gemijmer? Nee, vandaag even niet. Soms doe ik dingen alleen maar omdat ik ze leuk vind. Hersenen gebruiken een kwart van je totale energie zodat ook gepieker en gepuzzel kan helpen om overgewicht te bestrijden. Niet dat ik daar echt last van heb, maar het staat me nu wel toe een extra koekje te nemen, en ik hoef vandaag ook de hond niet uit te laten om overgewicht tegen te gaan. Ik heb trouwens niet eens een hond.

Tijd

Date 31 december 2013

Vroeger was een jaar nog een jaar, maar in de loop van de tijd is daar nog maar een dag van overgebleven. Als kind voelde een jaar als een oneindige tijdzee, maar nu ik ouder ben herinner ik me de vorige jaarwende als de dag van gisteren. Misschien is dat een optische illusie, lijkt het afgelopen jaar zo kort omdat het leven ervoor zo lang was, en leek als kind het jaar zo lang omdat het verleden nog zo kort was. Hoe jonger je bent, hoe ouder oud is: iemand van veertig is voor je gevoel al heel oud. En eigenlijk tellen in je jeugd mensen ouder dan een jaar of vijfentwintig al niet meer mee, want dan ben je gesetteld, heb je een baan en kinderen, draag je een das en heb je netjes leren eten, kortom je leeft eigenlijk niet meer als je zogenaamd volwassen bent, vergeet het maar.

Het is alsof de tijd toch iets met je doet wat je niet wilt. Slijtage, aftakeling, geleidelijk wordt je lichaam een rammelkast met allerlei kleine gebrekjes waarmee je, ondanks de eerste schrik bij het constateren ervan, toch in de loop van de tijd leert leven. Net als die kies die afbreekt waardoor je mond van binnen raar aanvoelt maar waar je toch aan went. Veel mensen gaan al die gebrekjes camoufleren, zijn vaak bezig hun lichaam op te lappen opdat het mooi en jong zal blijven. Ik denk dat je daarmee voorzichtig moet zijn, en hier en daar een gebrek gewoon een gebrek moet laten, want uiteindelijk ga je toch dood aan dit soort dingen en het lijkt me verstandig daar alvast aan te wennen. Gewoon een beetje leren sterven is nooit weg.

We willen allemaal de eeuwige jeugd, en dat is niet voor niets. Omdat het leven daarin culmineert zoals een bloem dat doet als hij zijn bladeren opent voor de zon en de bijen, en hij zijn geuren welig verspreidt. Sommige mensen vinden de tijd dan ook wreed omdat ze uiteindelijk aan alles een einde maakt. Misschien wel om ons te leren dat het helemaal niet gaat om al die uiterlijkheden, om ons te leren dat we in ons diepste binnen, in ons wezen uit niets dan schoonheid, waarheid en goedheid bestaan. Want uit dat onzichtbare binnenste wellen ideeën en idealen op, uit inspiratie is mijn avatar Ganymedes geboren, hoewel ook die slechts een vergankelijk beeld is van schoonheid waarvan de kern een raadsel is, maar die je wel degelijk waarneemt.

Net als tijd. Niemand weet wat het is, niemand heeft die concreet gezien en toch wordt die door iedereen waargenomen. Soms gaat hij snel, soms langzaam. Soms hebben we het niet, soms wel. En niet alleen in de psychologische wereld maar ook in die van de natuurkunde blijkt hij zich soms vreemd te gedragen. En juist omdat hij zich zo ongenadig manifesteert, aan alles steeds een einde maakt, wordt hij vaak afgebeeld als een man met een zeis, als de dood, als de harde concrete niets ontzeggende Saturnus, de wachter op de drempel Maar nu ik er dieper over nadenk vraag ik me af of hij eigenlijk wel bestaat. Want als hij zélf de tijd is, hoe kan hij dan zelf iets doen, zich bewegen? Wat blijft er dan meer van hem over dan een illusie?

Waarmee mijn oudejaarsmijmering eindigt met dat wat ik al vreesde: de conclusie dat tijd helemaal niet bestaat, een droom is. Waarbij ik me dan weer afvraag hoe ik me iets kan verbeelden als daar geen tijd voor is. Dat de wereld tijdloos is en alles eigenlijk tegelijkertijd gebeurt. Wat misschien verklaart waarom ik vroeger slecht was in geschiedenis. Nu ook nog trouwens. Mijn wens voor iedereen mag duidelijk zijn: een tijdloos 2014!

De magie van de stilte

Date 26 december 2013

De magie van stilte is dat ze eigenlijk altijd aanwezig is. Je moet alleen heel goed luisteren, het is maar net waar je je aandacht op richt. Dan merk je dat die zich verstopt heeft achter alle geluiden waarmee je dagelijks wordt omringd. Van het geruis van een computer tot denderend verkeerslawaai, van een tikkende verwarmingsbuis tot rammelende winkelwagentjes, van een krakende stoel tot schreeuwende reclames. En ook innerlijke geluiden beletten ons vaak de stilte te horen. Zoals gedachten die niets anders zijn dan gepraat van binnen, of muziek die blijft rondzingen en die je niet uit je hoofd kan zetten. Waar we ook gaan of staan, overal is geluid om ons heen. Geluid waar we van houden en dat we opzoeken in muziek en de natuur. Geluid waar we een hekel aan hebben zodat we herrie en geschreeuw uit de weg gaan, of in meditatie onze gedachten even stopzetten.

Hoe meer beschaving, hoe meer lawaai, zo lijkt het. Alsof we steeds sterker de stilte vermijden. Nu de stilte in de wintermaanden sterker dan ooit aanwezig is, dompelen we haar graag onder een zoete wollige jas van samenzijn en feesten. Sluiten we de stilte buiten, in de koude donkere nacht, terwijl we ons warm aan het haardvuur koesteren, ons lavend in een knusse droom van gezelligheid en lekker eten en drinken, en een paar dagen vrede spelend. Bestrijden we de stilte met vuurwerk, rotjes en bommetjes, alsof zij de boze geest is die verjaagd moet worden. Het lijkt erop dat we alles, maar dan ook alles doen om de stilte te ontvluchten, terwijl zij zich juist in de winter met zijn heldere flonkerende sterren aan het firmament aan ons wil openbaren.

Wat hebben we toch tegen de stilte? Wat gebeurt er als er niets meer te luisteren en te zeggen valt? Dan stoppen onze gedachten en komen we in contact met een diepe leegte – niet alleen om ons heen, maar ook in onszelf. Dan raken we overweldigd door een zwijgende onzichtbare kracht die overal om ons heen is. Dan blijft er van de wereld niet veel meer over dan dat wat zij is, stralend in pure naaktheid, zonder oorsprong, betekenis of doel. Dat is heel confronterend, want het gooit alles wat we geloofden in duigen, laat daar niet veel meer van over dan een droom. Dan blijft alleen de werkelijkheid, real life, over waarin alles eindelijk zichzelf mag zijn, gewoon in het hier en nu. Zinloos, en juist daarom spontaan zijn spel spelend. Doelloos, en juist daarom rustend in zichzelf. ‘A rose is a rose is a rose,’ zei Fritz Perls. Alleen zwijgend kunnen wij de realiteit aanschouwen.

De Kaarsvlam, januari/februari 2014

Na dit leven

Date 18 december 2013

Op de donkerste dagen schijnt het licht in de duisternis. Dat werd getoond door de NCRV in het programma Schepper & co aan tafel, waarin de Amerikaanse neurochirurg Eben Alexander werd geïnterviewd over zijn bijna-doodervaring (BDE), waarover hij het boek Na dit leven schreef. Hij was zeven dagen in coma door een bacteriële hersenvliesontsteking. Opgegeven. Totdat zijn zoon hem letterlijk de ogen opende, waarmee een einde aan zijn mooie en openbarende reis kwam, die ‘veel te echt om echt te zijn’ was. Als wetenschapper had hij nooit zo geloofd in BDE’s, maar na deze ervaringen kon hij het bestaan ervan niet meer ontkennen. Daarin drong de waarde en de realiteit van onvoorwaardelijke liefde, compassie, vergeving, acceptatie en zorg tot hem door. Kwam hij tot het besef dat je eigenlijk niets slechts kunt doen, dat tijd niet bestaat en we uiteindelijk toch de pijn zullen voelen van wat we anderen hebben aangedaan.

Herkenbaar. Volgens Alexander hebben tienduizenden dit soort ervaringen waar niet iedereen even makkelijk over praat, bang om voor fantast uitgemaakt te worden of een eng psychiatrisch etiket opgeplakt te krijgen. Herkenbaar ook omdat er zoveel overeenkomsten zijn met wat in sommige religies wordt beschreven, zoals in het Tibetaanse Dodenboek, waar de stervende wordt begeleid om in vol bewustzijn zijn reis naar het licht te aanvaarden en voort te zetten, en zich niet te laten afleiden door mooie psychedelische taferelen. Herkenbaar omdat ook cardioloog Pim van Lommel in 2009 furore maakte met zijn boek Eindeloos bewustzijn. En niet in de laatste plaats herkenbaar omdat er, althans in mijn beleving, een heel diepe kern van waarheid in zit. ‘De laatste dagen van de materialistische wetenschap zijn geteld,’ zegt Alexander in het interview, en dat kan bijna niet anders nu steeds meer onwaarschijnlijke en volstrekt onbegrijpelijke ontdekkingen worden gedaan, zoals het Majorana-deeltje dat zijn eigen antideeltje is.

Maar wat is bewustzijn? Wie is de reiziger die dit alles meemaakt? Volgens Alexander wordt bewustzijn niet in de hersenen gecreëerd, en weten ook wetenschappers niet hoe dat überhaupt zou kunnen. Volgens sommigen, zoals hpwinkelman in Trouw, zou het ontstaan in complexe systemen met een hoge vorm van organisatie, zodat in de menselijke evolutie een kwantumsprong kan worden gemaakt naar een ‘collectief supra-bewustzijn’ dat het individuele zelfbewustzijn overstijgt. Maar is het dan niet logisch dat zo’n bewustzijnsspong ook in computers kan plaatsvinden? Dat zijn immers ook complexe systemen, en misschien is de gedachte dat HAL 9000 écht leeft zo gek nog niet.

Maar zelfs als dat allemaal waar en mogelijk is, zegt dat nog niet dat bewustzijn hetzelfde is als zo’n systeem, evenmin als een magnetisch veld hetzelfde is als de magneet. Wie weet zijn gedachten geen producten van de hersenen, maar hersenen de fysieke neerslag van gedachten. Niet alleen vanwege die BDE’s, maar ook omdat mensen soms met heel weinig hersenen in hun hoofd toch academische graden schijnen te kunnen halen, zet ik grote vraagtekens bij de noodzaak van hersenen om te kunnen denken en waarnemen. En last but not least blijft de ultieme vraag wie of wat zich uiteindelijk van dat bewustzijn bewust is. Dit laatste, de ziel, is iets waar wetenschappers nog nooit een antwoord op hebben gegeven, en waarop ze nooit een antwoord kunnen geven. En toch bestaat de ziel! Net als die andere wereld, waarvan Alexander zegt: ‘Dit is ons thuis!’

Gone with the wind

Date 10 december 2013

Precies vijf minuten na haar overlijden zei Michael: ‘Hoor eens. Moet je horen.’ De stormachtige wind was helemaal gaan liggen en de atmosfeer ademde een volledige rust uit.
Ook dit stond de volgende dag keurig in de kranten, tot op de minuut nauwkeurig. De ouden hebben een gezegde: ‘Als er een grote ziel sterft, slaan de winden op tilt.’ Hoe groter de ziel, hoe meer wind er nodig is om hem weg te dragen. Misschien was het allemaal toeval, maar ik moest ondanks mezelf steeds denken: een grote, grote ziel is gestorven en de winden gaven antwoord.

Aldus Ken Wilber in zijn autobiografische Overgave en strijd, waar op pagina 497 zijn geliefde Treya overlijdt. Ik moet daar vaak aan denken als het hard waait of stormt. Is er ook een verband tussen de hevige storm op 5 december en het overlijden van Nelson Mandela? Ons land heeft wel iets met Zuid-Afrika, zij het niet vanuit een echt positieve achtergrond. Terwijl Mandela in een stadion herdacht wordt is het stil in ons land, en opeens wordt hij door vriend en vijand heilig verklaard, tot een god verheven. Niet helemaal onterecht, denk ik. Want er zijn weinig voorbeelden van mensen die de liefde kenden zoals hij. Liefde met een kleine k omdat zij, ondanks het feit dat we haar nauwelijks kennen, zo ontzettend gewoon is. ‘De liefde (…) laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan,’ schrijft Paulus aan de Korintiërs.

Leven zonder rancune, zonder haat, zonder behoefte aan vergelding en anderen te straffen, wie kan dat nog? Dat kan alleen maar als je heel bent, als je jezelf niet boven anderen verheven voelt omdat jij goed bent en de anderen slecht. Als je voor jezelf erkent dat ook in jou al dat slechte leeft dat je in anderen verafschuwt, en dat het enige verschil een dun cultureel vernisje is waardoor jij je netjes gedraagt en die ander niet. Als je niemand meer als je vijand ziet. Als je je eigen ikje relativeert, alsof het niet veel meer is dan een dansende zeepbel in een kosmisch spel. Als alles het licht mag zien, tot in de donkerste krochten van je ziel.  Pas dan, als je weer heel bent, kan je een voorbeeld leven.

Dan ben je stilte en vrede, en leef je in bescheidenheid. Is het goede iets dat zich boven goed en kwaad verheft. Dan is er overgave aan dat wat is. Dan is er realisme omdat de blik onbevangen is, zonder oordelen. Dat heb ik ook wel eens. Rond 1997 werd mijn korte zwartleren jackje gestolen in de Muziekschool in Utrecht, en ik verwonderde me erover dat ik niet kwaad was, dat er alleen de nuchtere constatering was dat er een leren jackje was gestolen en dat ik het wat koud had buiten. Als je bestolen wordt hoor je boos te worden en maatregelen te nemen, maar dat was totaal afwezig. Ik heb daar vaak aan moeten denken. Kennelijk is het mogelijk om dingen te accepteren zoals ze zijn. ‘Flow with the river,’ zei Osho vaak. Niet uit zwakte, maar uit kracht en vertrouwen. Of, zoals Freddy Mercury de Bohemian rhapsody berustend besluit: ‘Anyway the wind blows…’

Mijn eerste bitcoin

Date 29 november 2013

Na negen dagen heb ik nu een hele bitcoin bij elkaar gesprokkeld. En op het moment dat ik dit schrijf daarmee al € 138 winst gemaakt. Op dit moment, want de koers vliegt soms als een wilde vogel op en neer. Al een half jaar geleden had ik eigenlijk al bitcoins willen kopen. Had ik dat maar gedaan! Want de koers van die virtuele munt is sindsdien vertienvoudigd. En als ik ze een jaar geleden had gekocht, waren ze al honderd keer zoveel waard geweest, als ik de site van Blockchain mag geloven waarin alle transacties en de bitcoin worden bijgehouden. Een heel bijzondere hype! Hoezo een virtuele munt? Is niet eigenlijk al het geld virtueel? En is ook hier het virtuele niet eigenlijk heel echt? Want steeds meer mensen, ondernemingen en bedrijven accepteren de bitcoin als betaalmiddel. Je kan er bijvoorbeeld ook in WordPress en Second Life mee betalen, welke laatste trouwens ook zijn eigen virtuele munt, de Linden Dollar, gebruikt.

De bitcoin is een uitvinding van de mysterieuze Satoshi Nakamoto en bestaat sinds 2009. Een groot peer-to-peer netwerk houdt alles bij, zodat er is geen centrale bank is die de touwtjes in handen heeft. Bedragen vliegen tussen computers en smartphones heen en weer, waar ze bewaard worden in portemonnees in de vorm van bestandjes die je niet moet verliezen, want dan ben je alles kwijt. Zo’n wallet installeer je op je computer of smartphone door hem van bijvoorbeeld MultiBit te downloaden en je krijgt dan, net als bij e-mail, een eigen adres dat als rekeningnummer functioneert. Voor het kopen van bitcoins ga ik naar de duidelijke website Bitonic waar je ook met iDEAL kan betalen, maar je kunt natuurlijk ook naar Mt.Gox gaan waar je eerst geld op een rekening moet zetten. Uiteraard kan je bij dit soort wisselkantoren ook je bitcoins weer kwijt. Maar dat wil ik voorlopig niet, want de koers stijgt nog steeds en is eergisteren de magische grens van US$ 1.000 gepasseerd.

Hoe zeker is de toekomst van de bitcoin? Zal hij op een zeker moment als een zeepbel ontploffen? Zal het systeem ooit gekraakt worden zodat miljarden in rook opgaan? Wel staat vast dat er uiteindelijk maar 21 miljoen bitcoins gegenereerd zullen worden, waarvan er nu 12 miljoen gedolven zijn. Deze mining is te vergelijken met het oplossen van puzzels waarvoor enorm veel rekenkracht nodig is, maar wat beloond wordt met nieuwe bitcoins. Het leuke van het systeem is dat het beschermt tegen inflatie, dat niemand er absolute controle over heeft en dat betalingen helemaal anoniem plaatsvinden. Maar het meest leuke is misschien wel dat de banken, die menen het alleenrecht op geld te hebben, met de bitcoin een koekje van eigen deeg krijgen. Geld is vertrouwen, en omdat hij steeds meer geaccepteerd wordt geef ik de bitcoin een goede kans. Niet dat ik nu meteen mijn hele kapitaal erin zou durven stoppen, maar toch wel een deel ervan. Ook uit idealisme. Hoewel de € 4 die ik tijdens het schrijven van deze blog rijker ben geworden natuurlijk ook leuk is.

Wij worden één

Date 21 november 2013

Hoeveel eikels zitten er in deze pot? We zijn allemaal wel eens tegen de uitdaging opgelopen om een mooie prijs te winnen door het goede aantal van iets te raden. Zoals knikkers of munten in een fles, of blikjes cola op een pallet. In NRC Weekend van 9 november vertelt Marcel aan de Brugh over een professor die 160 mensen liet raden hoeveel snoepjes zich in een pot bevonden. Als hij alle antwoorden door 160 deelde kwam hij op een gemiddelde van 4.514 terwijl er in werkelijkheid 4.510 snoepjes in de pot zaten. Wow! Een juf Lies uit Waalre herhaalde dat met 34 kinderen uit groep 8 die moesten raden hoeveel eikels er in een pot zaten. Het resultaat viel tegen: het gemiddelde was 511 terwijl de pot 739 eikels bevatte. Maar ze herhaalde het experiment met alle 150 leerlingen van groep 4 tot en met 7, en toen kwam het gemiddelde uit op 743 wat slechts 4 meer is dan het werkelijke aantal eikels! Hoe groter het aantal mensen, hoe meer hun collectieve gemiddelde bij de waarheid kwam!

Bestaat er dan toch iets als het zo door de nazi’s misbruikte gesundes Volksempfinden? Weet het collectief meer dan het individu? En als grotere groepen mensen meer over de waarheid kunnen vertellen, zou dat dan ook niet iets kunnen zeggen over die andere ideeën van Plato, over schoonheid en goedheid? Dat het collectief beter dan het individu weet wat mooi is, en hoe je goed kan doen? Dat klinkt bijna communistisch! Maar ik moet er niet aan denken dat de grote massa’s die zich door van alles laten meeslepen – voetbal, koppen in De Telegraaf en bier – het ideale voorbeeld van schoonheid, waarheid en goedheid zijn. Dat hoeft trouwens ook niet, want dat zijn specifieke groepen mensen die niet de hele mensheid vertegenwoordigen, en die wellicht een heel ander leven gingen leiden als ze met andere groepen werden verbonden. Want hoe groter de groep, hoe dichter bij de werkelijkheid. Het is alsof er dan een iedereen omvattend organisme ontstaat dat Plato’s ideeën benadert, terwijl de mensen die daarvan deel uitmaken dat helemaal nog niet hoeven te merken. Wat het collectief weet, weet het individu nog niet: dat raadt het aantal eikels of snoepjes nog steeds verkeerd.

Het lijkt erop dat we allemaal cellen zijn in een lichaam, cellen die ieder een eigen leven leiden maar zich wellicht niet bewust zijn van het totaal waarvan zij deel uitmaken. Nog niet. Want hoewel elke cel een klein individuutje is, zou er wel eens een moment kunnen komen dat het zich bewust wordt van – en zich identificeert met – het grotere geheel, het lichaam. En technologie kan daarbij behulpzaam zijn: ratten zijn in staat via het internet met elkaar communiceren, zoals de Braziliaanse onderzoeker Miguel Nicolelis aantoont. En wel van brein tot brein! Zou zo’n rat nog weten wat zijn eigen gedachtes zijn, en welke niet? En als wij mensen op zo’n manier met elkaar in verbinding worden gebracht, weet je dan nog wat je eigen gedachten, gevoelens en daden zijn? Dan heb je alleen maar die van de grote groep, en hoe meer mensen met elkaar communiceren, hoe dichter ze waarheid, schoonheid en goedheid benaderen. Het gevoel van een individu, een eigen persoonlijkheid te zijn verdwijnt.

Niks geen privacy meer, geen ikken en ego’s meer. Gewoon opgaan, versmelten met het grotere. Alle mensen worden vervlochten tot één wezen. Dat zich net zo bewust is van de mensen waaruit hij is samengesteld als wij dat nu zijn van de cellen die ons lichaam vormen. En raar idee. ‘Dat iemand op organische wijze versmolten kan zijn met de massa, doordesemd van haar waarden en feilloos bewust van haar veranderlijke smachten, neigt dan ook eerder naar mystiek dan naar politiek,’ schrijft David Van Reybrouck op pagina 24 van zijn boek Tegen verkiezingen. Maar het is wel vaker voorgekomen dat wetenschappers op mystieke aangelegenheden stuitten. Zo leidt verbinding tot de ideale democratie, meritocratie, aristocratie of wat voor cratie dan ook, gewoon omdat de beste keuzes worden gemaakt. Wij worden één. Groeien samen tot één organisme. Als cellen versmelten we met elkaar en vormen zo een hogere eenheid. Net als bij de bevruchting waarmee ons leven is begonnen.