31 augustus 2013
Minister Ivo Opstelten van de VVD zal tevreden zijn. En de belastingdienst ook. Hoewel? Ze moesten de Big Brother award van de digitale burgerrechtenbeweging Bits of Freedom samen delen, en dat is niet echt een rechtse hobby. Ivo had liever de prijs alleen voor zichzelf gehad. Beetje sneu voor hem, want hij doet zo zijn best om ons land veilig te maken! Maar toch: ‘Opstelten mocht de Publieksprijs mee naar huis nemen vanwege zijn hackvoorstel, zijn plannen voor kentekenregistratie en een hele reeks andere voorstellen en uitspraken waaruit zijn desinteresse voor privacy blijkt.’ Ja, het liefst stopt Ivo achter elke lantaarnpaal een camera, en verbergt hij in elke boom een tros microfoons. Bij gebrek aan beter, want het liefst laat hij alle bomen kappen opdat zijn drones ons kunnen betrappen als we toch stiekem in onze tuin een kernbom aan het monteren zijn, een feestje van Al Qaeda organiseren of op onze iPad en weblogje schrijven dat hem niet bevalt.
Ivo doet zo ontzettend verschrikkelijk zijn best om ons land veilig te maken, en krijgt alleen stank voor dank! We moeten juist blij zijn met de veiligheid die hij ons schenkt! Straks gaat hij iedereen een gratis Google glass geven zodat hij echt van iedereen precies kan zien waar hij is, wat hij doet, waar hij naar kijkt, wat zijn hartslag is, wie hij ziet, wat hij leest. En omdat we straks alleen maar via de smartwatch onze boodschappen en belastingaangifte kunnen doen, kunnen we niet meer buiten deze uiterst praktische en comfortabele hulpmiddelen die ons leven veiliger en veiliger maken. Gelukkig maar.
De vraag is alleen of we deze veiligheid eigenlijk wel willen. In het verkeer vallen veel meer doden dan door terroristische aanslagen, dus het is de vraag hoe belangrijk het eigenlijk is om terrorisme te bestrijden. ‘Terrorisme is hier geen dreiging,’ vertelt Edwin Bakker, hoogleraar (contra)terrorisme aan de Universiteit van Leiden en directeur van het Centre for Terrorism & Counterterrorism in Den Haag, ons vandaag in NRC Handelsblad. Maar waarom zet Ivo dan zo’n buitenproportioneel en kosten verslindend apparaat op om ons allen te bespieden? Wat wil de VVD eigenlijk, die aan de ene kant een niet bestaande onveiligheid wil bestrijden, terwijl haar minister Schultz van Haegen vorig jaar juist een wel bestaande onveiligheid stimuleerde door de maximumsnelheid op snelwegen te verhogen?
Ik kan dus nauwelijks geloven dat onveiligheid wegens mogelijk terrorisme het hoofdmotief is om ons allemaal te bespioneren en onze privacy aan alle kanten te schenden. Het middel is veel en veel meer erger dan de kwaal. Door wat simpel en logisch denken kan ik niet anders dan tot de conclusie komen dat er een behoefte achter zit aan totalitaire controle ten dienste van macht en eigenbelang. Zo ken ik de VVD weer, die ik wat dit betreft – op een paar uitzonderingen na – nooit als echt liberaal heb ervaren. Daar kan Ivo wat luchtig en badinerend over doen in een speelse reactie, maar inmiddels stimuleert de bodyscan me niet echt om ooit nog in een vliegtuig te stappen, evenmin als ik door het elektronisch patiëntendossier nog graag naar de dokter ga, of de OV-chipkaart me het openbaar vervoer in lokt. Ja, meneer Opstelten, wij houden u ‘heel nauwlettend in de gaten.’
Als je iemand bespioneert wantrouw je die. Kun je zelfs een mogelijke terrorist in hem zien. Maar wantrouwen roept wantrouwen op, want al dit volgen en bespieden van burgers is niet anders dan een motie van wantrouwen jegens hen, een twijfel aan hun integriteit. Zeker nu ook al jaren een volstrekt immorele omgekeerde bewijslast in zwang is gekomen, waarbij je zelf moet aantonen dat je onschuldig bent – als dat al mogelijk is – in plaats van dat de overheid of haar vertegenwoordigers hun beschuldiging hard moet maken. Overheden vragen gewoon om acties van mensen als Assange en Snowden, en verdienen dat ook – zeker omdat ze zelf zo graag als transparant willen overkomen. Ik hou er niet van bespied te worden door iets of iemand die ik niet ken. Ik huiver om de telefoon op te nemen als er niets in de nummermelder staat, om een envelop te openen waarop geen afzender is vermeld, of een vrouw aan te spreken wiens gezicht ik niet kan zien. Als je elkaar niet met open vizier kan tegemoet reden is er iets goed mis.
Vroeger keek ik al naar mijn telefoon, zo’n plastic druktoetsding aan een snoer dat voor je het wist te kort was. Hoe wist ik eigenlijk zeker dat er niet door de hoorn meegeluisterd werd als die op de haak lag? In rumoerige tijden rond Osho heeft Nandan de BVD, sinds 2002 AIVD geheten, al eens stiekem op bezoek gehad, en wellicht was dat ook bij mij het geval. En nu zitten we als ratten in de val, verslaafd en afhankelijk als we zijn gemaakt van smartphones en internet, die door overheden heel stilletjes misbruikt worden om marionetten van ons te maken, die zich heel gehoorzaam neerleggen bij een voorgeprogrammeerd zombiebestaan waarin vrijheid een idealistische droom uit een ver verleden is. Gelukkig beginnen steeds meer mensen dat in de gaten te krijgen, en zolang er zelfs nog maar één iemand is die zijn nek uitsteekt is er nog hoop.
Gepost in Maatschappij en politiek
Geen reacties »
27 augustus 2013
Verantwoordelijkheid en opportunisme lijken hand in hand te gaan. Als het goed gaat met ons is het onze eigen verdienste, en alleen door eigen verdienste kan het goed gaan met ons. Als het slecht gaat met ons leggen we de schuld bij anderen, en alleen die anderen zijn de oorzaak ervan dat het slecht gaat met ons. Vraag het maar aan autorijders, die vinden zichzelf altijd beter rijden dan hun medeweggebruikers. Als de ander een fout maakt is die gewoon een hufter, maar als ze zelf in de fout gaan hebben ze duizend redenen die ze een ander niet gunnen als die zich op de weg misdraagt. Excuses gelden alleen voor jezelf en de anderen zijn dan intrinsiek fout. We pleiten meestal onszelf vrij van schuld, dan kunnen we het niet helpen, maar de ander moet zwaar gestraft worden. Dat geldt niet alleen voor ons individuele leven, maar ook in de verwarrende relatie tussen de overheid en burgers. De eerste zegt dat we ‘met z’n allen’ voor iets hebben gekozen en wijst daarom alle verantwoordelijkheid voor eigen doen en laten af. En de burgers voelen zich belazerd en geven de overheid de schuld van misstanden waarvoor zij zichzelf niet verantwoordelijk voelen. Die patstelling wordt van beide kanten almaar versterkt zodat ze steeds verder van elkaar verwijderd raken.
Het water waarmee beide partijen in onschuld hun handen wassen lijkt voorlopig niet op te raken, maar het is wel verspilling. Terwijl beide gelijk hebben. Maar ook de zaak slechts vanuit hun eigen stellingen belichten. Laat ik er even van uitgaan dat er misstanden zijn, dat er een crisis is. Wederzijds wantrouwen die onze verzorgingsstaat aan alle kanten ondermijnt en afbreekt. Een overheid die niets te immoreel vindt om ons te bespioneren, en burgers die het heerlijk vinden om overheden te bespioneren. Hoewel ik vind dat de overheid de eerste zou moeten zijn om deze patstelling te doorbreken en zij schromelijk tekortschiet, wil ik daarmee niet zeggen dat burgers lieverdjes zijn. Als we alleen maar kijken naar de manier waarop de laatsten zich in het verkeer gedragen zegt dat al genoeg over de mentaliteit van ‘het volk’: als je maar één dag alle verkeersovertredingen zou beboeten waren we, inclusief de kosten van die maatregel zelf, meteen uit de staatsschuld!
Staatsschuld! Laten we eerlijk zijn: we hebben decennia lang op te grote voet geleefd. Vroeger spaarde je nog wel eens voor iets dat je wilde hebben. Maar we zijn ons in een luxe gaan baden die we ons helemaal niet konden permitteren zodat we geld moesten lenen. ‘Vlieg nu, betaal later,’ schreeuwde een reisbureau in de Bijlmer in de jaren tachtig. En we tuinden erin. Een van de toppunten was wel de aflossingsvrije hypotheek. Ook daar vlogen we in. Zo maakten we het geld van generaties na ons op, raakten pensioenkassen leeg, en nu zitten we met de brokken. Hoelang kan je het schuldenplafond blijven opschroeven? Hoe hoger het boven ons hoofd groeit, hoe wankeler het wordt. Natuurlijk hebben velen daar niet aan meegedaan, en die worden nu meegezogen in de cycloon van bezuinigingen. Die vinden helemaal niet dat we ‘met z’n allen’ gekozen hebben voor de neoliberale destructie van onze samenleving. Dat is het nadeel van democratie, en zolang De Telegraaf de grootste krant van Nederland is verwacht ik daar ook niet al te veel van. Het wakker schudden en bewustmaken van mensen gebeurt altijd maar door een kleine groep. Dat is altijd zo geweest, en zal altijd zo blijven.
De enige weg om uit de crisis te komen en een samenleving te maken waarin men in vertrouwen weer een beetje aardig voor elkaar is, is een spirituele weg. Wat ik daarmee bedoel? Dat we onszelf en onze groep eens moeten gaan overstijgen, want spiritualiteit is altijd verbindend, helend, polariteiten overstijgend. Daarin vinden we onszelf niet beter dan de ‘slechte’ ander, die ook zijn redenen en motivaties heeft om te zijn zoals hij is. Dan is er plaats om het een en ander ook vanuit het standpunt van die andere ‘slechte’ te zien, ja zelfs te re-specteren, hem opnieuw te bekijken. Dan slaan we ons niet meer op de spirituele borst omdat we vroeger al zo vaak gewaarschuwd hadden, maar niemand geluisterd heeft. Alsof dát spiritueel is, want dan komt opnieuw een ikje met zijn eigen status als een duiveltje uit een doosje. Dan realiseren we ons dat we uiteindelijk toch ‘met z’n allen’ voor deze wereld hebben gekozen. Wellicht niet in dit leven zelf, maar door te kiezen hierin geboren te worden. Respect voor het Grote Gebeuren, het Raadsel waarin we een rol spelen, als machthebber of slachtoffer. Pas dan zijn we geen machtswellusteling of slachtoffer meer. Spiritualiteit betekent bewustzijn en alleen als we een sprong hebben gemaakt die het ikje, het individuele overstijgt, voorbij goed en slecht, realiseren we ons dat alle behoefte om te verbeteren, inclusief onszelf, arrogantie is. En dat er eigenlijk helemaal geen probleem is.
Dan accepteren wij de wereld zoals hij is. Inclusief ons lijden. Dan klagen wij er niet meer over dat de goeden onder de slechten moeten lijden, omdat dit juist de definitie van goedheid is. Dan is ons lijden geen lijden meer, maar ervaren we het als een geschenk dat we aan anderen geven. Ja, de onschuld, het lam Gods lijkt te worden geslacht, maar dat is nu juist zijn overwinning en kracht. Voor de buitenstaander lijkt dit op masochisme, maar voor hem is de vrijheid en ruimte van overgave grootser dan de pijn. En wie lijdt er nu eigenlijk? Qui tollis?
Gepost in Maatschappij en politiek, Spiritualiteit
1 reactie »
14 augustus 2013
Drie platvissen in de pan. Met de neuzen naar elkaar toe. Met tussen hen drie andere platvissen, met hun staarten naar elkaar toe, vullen ze keurig de pan. Hoewel? De pan is groter dan ik dacht, dus om die zes vissen leg ik nog een ring van twaalf kleinere vissen. Alles sluit mooi op elkaar aan. En nog is mijn pan groter dan ik dacht, dus maak ik nog een ring van 24 nog kleinere vissen eromheen. En nu heb ik nog steeds een heleboel nog kleinere platvisjes over. Nog een mooie rand van 48 kleintjes dan. Lastig, maar het lukt. Zo kan ik wel even doorgaan. Omdat de visjes van elke nieuwe ring half zo groot zijn, lijkt het alsof ik de pan maar niet vol krijg, netjes tot de rand. Een ring van 96 visjes, dan een van 192 visjes, dan 384, dan 768, 1536, 3072… Tot ik besef dat ik eindeloos zo door kan gaan omdat de pan nooit echt helemaal gevuld zal zijn.
Ik weet niet of de graficus M.C. Escher op deze manier in de keuken zijn inspiratie heeft opgedaan voor zijn Cirkellimiet, maar het is wel een plaat waarnaar ik eindeloos kan kijken. Wat ik dan ook deed toen mijn vader begin jaren zestig met een boek over zijn wonderbaarlijke werk thuiskwam. En nog steeds kijk ik er graag naar, omdat een begrensd oppervlak de oneindigheid lijkt te bevatten. De visjes in elke nieuwe ring, vanuit het centrum bekeken, zijn steeds half zo groot en 1+1/2+1/4+1/8+1/16+1/32 enzovoorts zal nooit 2 worden. Zodat de straal van de cirkel maar 2 van de grootste vissen lang is. En stel nu eens dat de visjes in elke omringende cirkel niet 2 keer zo klein zijn, maar bijvoorbeeld 1,0000001 keer zo klein. Dan nog zou alles binnen één – zij het veel grotere – cirkel passen – en zouden de visjes wellicht niet eens zien dat hun buren een pietsie kleiner of groter waren dan zij zelf. Ze zouden dan in een onbeperkte ruimte zwemmen, zodat mijn pan voor hen de oneindige kosmos was!
Sommige mensen geloven niet in oneindigheid, en het is inderdaad niet voor te stellen dat het heelal eindeloos is, dat je steeds verder kunt reizen in de zwarte stille diepte tussen sterrenstelsels. Maar volgens de 23-jarige enthousiaste astronomiestudent Luc Hendriks geloven sterrenkundigen niet in oneindigheid, zo schrijft hij op zijn website Heel.al. Het bevestigt mijn indruk dat veel astronomen tamelijk rationeel zijn ingesteld en weinig oog hebben voor zaken waar het verstand niet bij kan. Zoals oneindigheid. Dan heet het bijvoorbeeld dat de ruimte gewoon ophoudt te bestaan, dat de ruimte zelf zijn grenzen heeft, zodat de vraag wat zich erachter bevindt gewoon illegitiem is. Maar dat betekent dan wel dat ik, net zoals een vis in de oceaan op een zeker moment op het land zal stranden, uiteindelijk op het einde van het heelal zal botsen. Want zelfs als ik in een ruimte als die van de cirkellimiet reis, betekent dat nog niet dat zich niets buiten die wereld kan bevinden, zoals vissen die uit de pan gesprongen zijn of in de pan van een naburig restaurant liggen. Ook als de ruimte gekromd is, en je daardoor een beperkte actieradius hebt, kan je af en toe wat bijsturen om toch rechtdoor te gaan.
Ook met tijd kunnen astronomen nogal speels omgaan. Zo hoor ik vaak dat de vraag naar wat er vóór de oerknal was ook illegitiem is, omdat er toen nog geen tijd bestond. De oerknal schiep, naast de ruimte, dan ook de tijd. Maar hoe kan je tijd creëren zonder daarvoor de tijd te hebben? Wat voor verklaringen mensen ook aandragen voor waar tijd vandaan komt, er is altijd iets voor nodig dat gebeurt, een werkwoord. Zo zeggen sommigen dat tijd een product is van het denken, maar hoe kan je denken zonder tijd? Al met al vind ik het dus veel aannemelijker dat tijd en ruimte gewoon oneindig zijn, zonder begin of eind. Daarvoor is slechts één axioma nodig, namelijk dat oneindigheid bestaat, en hoef je geen ingewikkelde constructies te bedenken om van alles en nog wat te verklaren. De consequentie is dan wel dat alle mogelijke werelden wel ergens bestaan, en dat er overal kopieën van mezelf rondwaren die andere keuzes hebben gemaakt in hun leven, met alle gevolgen van dien. Want het aantal keuzes dat ik in mijn leven maak is beperkt, hoeveel het er ook zijn. En in de oneindigheid past nu eenmaal met het grootste gemak een beperkt aantal manifestaties van mezelf. Ergens is mijn geest uit zijn superpositie gevallen zodat er ontelbare ikken rondwaren, als stamcellen die zich in alle richtingen ontwikkelen.
De cirkellimiet is een mooi voorbeeld van hoe we door illusie misleid kunnen worden. Want in dat mooie boek van Escher staan nog meer cirkellimieten, zodat het niet zo is dat zich buiten die ene cirkellimiet niets meer bevindt. Heerlijk is het zoals zo’n pan met visjes je op reis neemt door het mysterie van oneindigheid, net zoals bijvoorbeeld de Boom van Pythagoras, die ook een oneindig aantal takken heeft maar toch niet tot in de hemel kan groeien. Gelukkig kunnen haar vruchten aan de boom ontsnappen. En gelukkig kunnen vissen uit de pan springen. En dat vind ik eigenlijk niet zo erg, want ik hou eigenlijk helemaal niet van vis.
Gepost in Wetenschap
Geen reacties »
9 augustus 2013
Homo! Zolang dat nog een scheldwoord is, is er nog veel te doen aan homo-emancipatie. Want ondanks alle geboekte vooruitgang heb ik er nog steeds een beetje moeite mee mijn vriend bij de bushalte een afscheidszoen te geven. En ik wantrouw niet alleen aanhangers van primitieve godsdiensten, want ook leuke Hollandse knapen kunnen discrimineren dat het een lieve lust is. Mietje! Oké, Nederland was het eerste land om het homohuwelijk in te voeren en daar mogen we best trots op zijn, zeker nu dit in steeds meer landen navolging vindt. Jammer alleen dat de sportwereld niet echt enthousiast meedoet. ‘Ik ben homo, en ik ben uit het profvoetbal gevlucht,’ zegt Arnold Smit in nrc.next van vandaag. Dit als reactie op nogal stompzinnige uitspraken van voetbalanalist René van der Gijp in het tv-programma Holland International: ‘Er zijn gewoon weinig homofiele voetballers. Er zullen er wel een of twee zijn, maar voetbal is geen sport voor homo’s.’ Hij ziet ze dan ook nooit in de kleedkamers, wat niet zo verwonderlijk is omdat ze nog in de kastjes zitten waarin hij niet wil of durft te kijken. Mietje! Volgens René moeten homo’s maar ‘gewoon in een kapperszaak werken’, waarmee hij tegelijk zegt dat ze maar uit de buurt van het voetbalveld moeten blijven. Soms denk ik dat voetbal juist een sport voor homo’s is. Die heerlijke geur van jongenslijven in de kleedkamers, om over al die glimmende lijven onder de douches nog maar niet te spreken. De omhelzingen na een doelpunt, het uittrekken van de shirtjes na afloop, jongens die met jongens stoeien…
Nu dreigen de Olympische winterspelen in Sotsji ook een heikel gebeuren te worden. Want ook Rusland schaart zich bij de primitieve randgebieden van Europa waar men het niet zo nauw neemt met de mensenrechten. Aandacht voor homo-, bi- en transseksualiteit in het bijzijn van jongeren onder de 18 of het dragen van uiterlijke kenmerken die verwijzen naar deze geaardheid, zoals een regenboogvlag, zijn strafbaar. Ook voor buitenlanders. Dus ook voor deelnemers aan de winterspelen, laat Poetin weten. Dat roept protest op, en het was dan ook heel mooi om vorige week zaterdag het portret van de Russische president te zien op een van de eerste boten van de Canal Parade. En Stephen Fry, Brits schrijver, acteur en tv-maker, riep in een open brief aan David Cameron op tot een algemene boycot van de winterspelen. ‘Poetin deed wat Hitler deed,’ schrijft hij recht voor zijn raap. Poetin ‘maakt zondebokken van homoseksuelen, net zoals Hitler dat met de Joden heeft gedaan.’ En: ‘Iedere keer dat er in Rusland (en dat gebeurt aan de lopende band) een homoseksuele tiener tot zelfmoord wordt gedreven, een lesbische vrouw ‘correctief’ wordt verkracht, homoseksuele mannen en vrouwen dood worden geslagen door neonazistische knokploegen, terwijl de Russische politie werkeloos toekijkt, wordt de wereld ietsje kleiner.’ Terwijl ik dit lees moet ik inderdaad denken aan de donkere jaren van voor de Tweede Wereldoorlog, en zie ik in gedachten stille voorlopers van de Kristallnacht. Dat lijkt overdreven maar ik moet helaas constateren dat dit toch heel geleidelijk dichterbij komt. Zelfs in ons eigen land als we niet oppassen. Dat Amsterdam een week in het jaar roze gekleurd is, is hartstikke nodig, want het gaat toch om minstens vijf procent van de bevolking.
Niemand kiest er zelf voor om homo of lesbisch te zijn. Zo ben je nu eenmaal geboren, maar het wordt al te vaak afgeschilderd als een vrije keuze, een modieuze gril terwijl het gewoon een biologisch verschijnsel is dat ook bij veel andere diersoorten voorkomt. Voor een homo is heteroseksualiteit even vreemd als voor een hetero homoseksualiteit is. Zoals een heteroman er niet aan moet denken het met een andere man te doen, moet een homoman er niet aan denken om het met een vrouw te doen. Vroeger geloofden psychiaters dat het een ontwikkelingsstoornis was die bij een bepaalde leeftijd hoorde, maar dat zou je natuurlijk ook van heteroseksualiteit kunnen zeggen. Waarom in dat laatste blijven steken als je kinderen op de aarde hebt gezet? Dan heeft het toch nut meer? Ja, voortplanting is niet de beste kant van homo’s en lesbo’s, en ik heb een donkerroze vermoeden dat niet zozeer het vallen op het eigen geslacht de aanleiding van homohaat is, maar het feit dat ze zo weinig kinderen maken, wat niet echt past in een maatschappij die gebaseerd is op productie en groei. Gek genoeg zijn homo’s wél door hetero’s gemaakt! Ik denk dat veel haat ook voortkomt uit jaloezie op mensen die gewoon van elkaar genieten zonder zich zorgen over zwangerschap en kinderen te hoeven maken, mensen die gewoon speels en vrolijk, gay zijn. Waarin de mannen niet allemaal macho’s hoeven te zijn die zichzelf zo nodig moeten waarmaken, en wat meer openstaan voor hun zachte vrouwelijke kant. Die dat van nature hebben meegekregen. En als er iets is dat bestreden moet worden, is het wel het ontsnappen uit de rat race van voortplanten en presteren, en last but not least de confrontatie van mannen met hun eigen zachte kant, met de vrouw in hen zelf. Die durven veel macho’s niet onder ogen te zien, daar zijn ze gewoon te laf voor. En wat roep je zo’n stoere jongen toe? Mietje!
Gepost in Maatschappij en politiek
1 reactie »
7 augustus 2013
Diplomatie hoort bij het leven. Maar is ook juist dat wat het leven onleefbaar maakt. Onze dagelijkse omgang, en last but not least de politiek en het zakenleven, is ermee doorspekt. Het is de tegenhanger van eerlijkheid en openheid, en daardoor niet te combineren met transparantie en duidelijkheid. Diplomatie is dealen. Voor wat hoort wat. Diplomatie is van het zakelijke verstand dat een leugentje om bestwil goedkeurt om een ander doel te bereiken. Door diplomatie weten we nooit of iemand meent wat hij zegt en blijven zijn ware bedoelingen voor ons verborgen. Diplomatie offert het heden aan de toekomst, en zal dat ook in die toekomst weer blijven doen. Zo creëert diplomatie wantrouwen, terwijl het bedoeld was als een indirecte weg om iets te bereiken, wat via de directe weg niet lijkt te lukken. Met diplomatie belazeren we elkaar en weten we nooit de achterliggende motivaties en bedoelingen van de ander of de andere partij. Als diplomaten laten we ons niet kennen en hullen we onze ware bedoelingen in het duister.
We zijn ermee opgegroeid en stellen nooit meer vragen naar de legitimiteit van diplomatie. Wil je wat bereiken in de wereld, dan moet je aardig gevonden willen worden, aan de verwachtingen van anderen voldoen. Kinderen leren al heel snel hoe ze anderen kunnen manipuleren en dit is zo vanzelfsprekend geworden dat we ons er nauwelijks van bewust zijn hoe verziekt onze omgangsvormen zijn. Bij sollicitaties worden we gedwongen om oneerlijk te zijn, niet onszelf bloot te geven. Ook heel letterlijk door keurige kleding aan te trekken alsof dat iets zegt over onze vaardigheden en capaciteiten. We hebben niet meer door dat een das ons de strop omdoet. We vinden het heel gewoon om af te dingen op de prijs en laten het achterste van onze tong niet vertellen wat iets ons werkelijk waard is. We sluiten onafgesproken deals met ongewenste verplichtingen: als ik aardig ben voor jou zal jij ook aardig voor mij zijn. En zo blijven we onze zondagen doorbrengen met onze schoonmoeders opdat er geen spanningen en ruzies in de familie ontstaan.
Raar woord eigenlijk, want wat heeft dat met diploma’s te maken? Op de Etymologiebank lees ik dat het van het Griekse δίπλωμα komt, ‘dubbelgevouwen (van brief), namelijk twee houten wastafeltjes met elk een verzonken waslaag met ingekraste tekst, met de schrijfkant op elkaar geplaatst, zodat de houten achterkanten het schrift beschermden (…)’ Een soort dichtgeslagen boekje dus, en wie weet wat er in staat… Een soort verborgen agenda. Vooral in de politiek is het gebruik ervan zo toegenomen dat niemand meer weet waar hij met een ander aan toe is. En politiek wordt niet alleen in bestuursland bedreven, maar ook in huiskamers en op straat. Voor wat hoort wat, dus als jij nu met mij naar de film gaat, zal ik morgen de afwas doen. En als ik jou te eten uitnodig verwacht ik wel dat je een bloemetje of een fles wijn meebrengt, want anders vind ik je een onbeschofte profiteur. En als jullie meedoen aan het leggen van een vrije busbaan krijg er een mooi ecoduct voor terug.
Wat er mis is met dit onderhandelen? Dat je niet meer weet waar iemand echt voor staat, zoals nu bij regerende politieke partijen het geval is. Dat je niet meer weet wat de echte prijs is van iets dat je wilt kopen. Dat je niet meer weet of de gasten het eten écht lekker vonden. Zo is diplomatie de voedingsbodem van wantrouwen en staat het elk spontaan initiatief in de weg. Ik heb respect voor mensen als ze van iets zeggen dat er niet over te onderhandelen is – als ze zich daar in de praktijk aan houden tenminste, want dat blijkt achteraf niet altijd het geval. Maar al te vaak wordt hen rigiditeit en gebrek aan samenwerking verweten, alsof het aangaan van compromissen een deugd is, terwijl het resultaat vlees noch vis is, en werkelijke keuzes uit de weg worden gegaan. Ja, sommige onderhandelaars bereiken hun doel maar de vraag is hoe lang dit stand houdt, gebaseerd als het is op zelfverraad. Nee, geef mij maar het koppige – volgens velen puberale – vasthouden aan je eigen normen en waarden.
Diplomatie is natuurlijk ook een spel, maar het blijft de vraag hoe nuttig het is om dit mee te spelen. Ik ben realistisch genoeg om te weten dat je diplomatie niet van de ene dag op de andere om zeep kan en moet helpen, maar wel om te zien dat hierin de oorzaak ligt van het onbetrouwbare imago van politici en zakenmensen. Want je weet nooit wat je aan ze hebt. Een imago dat we ook over en voor onszelf oproepen zolang we het, zelfs al is het maar op beperkte huiselijke schaal, meespelen. Eerlijk duurt het langst, maar daar hebben we tegenwoordig veel te weinig tijd en geduld voor. Misschien is het wel juist die diplomatie die politiek een onbetrouwbaar imago geeft en zo ongeliefd maakt. En misschien is het wel juist het gebrek aan diplomatie waardoor mensen als Pim Fortuyn en Geert Wilders zo gewild waren en zijn. Want wat je ook van ze vindt, ze zeggen waar het op staat en daar zouden velen een voorbeeld aan kunnen nemen. Dat is moed.
Gepost in Maatschappij en politiek, Psychologie
1 reactie »
31 juli 2013
Midden in de nacht gebonk op de muur naast mijn bed. Was dat buurjongen Joost-Jan? Als ik hem ernaar vroeg wist hij van niks. En het bleef aanhouden, terwijl het zeker geen klopgeest was. Iemand van de achtste of zesde verdieping dan? Ik begreep er niets van. Totdat het gebonk plaatsmaakte voor getik tegen mijn ruit. Het moest dus toch Joost-Jan zijn, die via het balkon op mijn raam wist te tikken. Wat wilde hij nou toch, en waarom hield hij zich overdag van de domme als ik ernaar vroeg? We waren niet echt geestgenoten en van homoseksualiteit moest hij ook niet zoveel hebben. Ik vond hem wel aardig, maar lichamelijk was hij nogal neutraal voor me. Bovendien behoorde hij tot de rechtse flank van onze afdeling, dus het zou nooit echt kunnen klikken tussen ons, hoezeer we ook allemaal bevriend waren met elkaar. Ja, hij had wel een vriend en studiegenootje op onze afdeling – de namen van hen beiden werden vaak in één adem genoemd – maar dat was puur platonisch. Hoewel Plato lang niet zo platonisch was als we wel eens willen denken, en we heus wel eens vraagtekens stelden bij hun relatie. Overigens vond ik die vriend van hem veel aantrekkelijker dan Joost-Jan, daar was ik duidelijk over. Maar homoseksualiteit was nog lang niet zo normaal als het tegenwoordig is, zodat ik me best kan voorstellen dat Joost-Jan niet de eerste was om uit de kast te komen.
Omdat ik altijd heilig geloofde in openheid en kwetsbaarheid vond ik dat ik er altijd zo bloot mogelijk bij moest lopen. Naakt zijn geeft een heerlijk lichamelijk gevoel. En al helemaal in een gezelschap van geklede mensen, alsof ik me door dat contrast nog meer bewust werd van dat heerlijke lijf van me. Dat is dan ook iets dat ik duidelijk mis in de herenmode, zodat ik mannen eigenlijk grote lafbekken vind. Ze genieten van elk vrouwelijk bloot maar bekleden hun eigen lichaam van top tot teen met veel te lange korte broeken en veel te hoge boorden met – het kan bijna niet erger – knellende stropdassen die ik moeilijk anders kan zien dan als hun toegeven aan slaafse burgerlijkheid. Geef mij maar een leuke knaap in topje en speedo! ‘Ajakkes, dan zie je alles!’ riep mijn neefje ooit toen ik fulmineerde tegen veel te wijde kleding zoals die fladderende vierkwadraats zwembroeken waarmee jongens hun halve onderlijf tot onder de knieën tooien. Verplichte blootheid zou trouwens ook een goede stimulans zijn om ervoor te zorgen dat mensen voor een appetijtelijk lijf zorgen dat gezien mag worden. Want ik zou vandaag de dag niet echt iedereen bloot willen zien, en het kost me vaak moeite om me van commentaar te onthouden als ik met dikke mensen word geconfronteerd. Met een ‘Heeft u nu ook voor twee zitplaatsen betaald?’ of ‘Moet u nu ook meer wegenbelasting betalen?’ vraag ik waarschijnlijk om een dreun voor mijn kop.
Ik zie Joost-Jan nog naar me staren toen ik hem eens opendeed in mijn korte sexy kimono, maar kon me toch niet voorstellen dat hij iets wilde met dat uitdagende lijf van mij. Ja, ik moet toegeven dat ik vaak een ongenaakbare narcistische verleider was. Ik gedroeg me net als een vrouw die er heel verleidelijk bij loopt maar niet te versieren is. Ook zij voelt zich dan gediscrimineerd als je avances doet, en een ‘Je vráágt erom als je er zo bij loopt’ schijnt vandaag de dag niet echt een geldig excuus te zijn. Ik zet daar vraagtekens bij, net als bij mezelf toen ik me uitdagend kleedde. Een man die me een lift gaf zette me ooit in Duitsland in the middle of nowhere aan de kant omdat ik geen zin had in seks met hem. En eigenlijk vind het achteraf best onaardig van mezelf dat ik hem niet dat pleziertje heb gegund. Want het nadeel van klaarkomen blijft toch dat je die erotiserende tintelende opwinding kwijtraakt, en dat wilde ik niet altijd. Ja, te vaak was ik iemand die het hoofd en veel meer van anderen op hol bracht, maar als puntje bij paaltje kwam – of hoe zeg je dat – niet te versieren was. Een zekere mate van narcisme was en is me niet vreemd. Niet aardig van mezelf dus. Een ongrijpbare verleider. Soms denk ik dat ik in een vorig leven een beroep had dat hier veel mee te maken heeft.
Gepost in Uit mijn leven
1 reactie »
25 juli 2013
Vorige week met Vriend mijn nieuwe bril afgehaald bij De Valk Hensbergen in Laren. Het werd er echt tijd voor, want de vorige heb ik eind vorige eeuw van mijn Wetenschappelijke Tante cadeau gehad, en daarmee begon ik inmiddels steeds waziger te zien. Het glas van het rechteroog bleek dan ook twee punten te sterk te zijn. Ja, te stérk, want van bijziende mensen zoals ik worden de ogen in de loop der jaren steeds beter! De laatste maanden zette ik hem steeds vaker af als ik iets wilde lezen, en dat hoeft nu niet meer. Even wennen is het wel, want de wereld blijkt opeens een veel hogere resolutie te hebben dan ik dacht. Een beetje wazigheid past wel bij mij – alles is immers toch één – maar is toch wat onhandig als je iets goed wil lezen of in de raad de oppositie scherp in de gaten wil houden. Het lijkt ook alsof het lezen er wat makkelijker mee gaat, want tot mijn schrik las ik zaterdag opeens met het grootste gemak en tamelijk snel twee nogal lange artikelen in de krant. Het was mooi weer, en na afloop trakteerde ik niet alleen op een drankje in de Prinsemarij, maar ook op poffertjes op de beroemde Larense Brink.
Daarheen wandelend leek de wereld door al die extra details wat meer driedimensionaal te worden, wat ook nooit weg is. Wellicht heeft het met mijn uitstekende ruimtelijke inzicht te maken dat ik meestal weinig moeite heb met iets in 3D te zien. In de jaren negentig ontdekte ik trouwens een mooi trucje om platte beelden, zoals bij televisie, meer diepte te geven. Knip een klein framepje in dezelfde verhouding als het scherm waar je naar gaat kijken uit een vel papier of karton, en dat hoeft maar enkele millimeters groot te zijn. Hou dit zodanig tussen een oog en het beeld dat je de randen van het scherm net niet meer ziet, en kijk! Geen 3D-bril meer nodig en de diepte floept eruit. Net als met zo’n plaatje waaruit plotseling iets driedimensionaals naar voren komt als je er ontspannen en zonder concentratie naar kijkt. En een enkele keer lukt het me zelfs om zonder wat dan ook foto’s of beeldschermen een extra dimensie te geven. Maar dat komt misschien omdat ik aan beeldend vermogen ook geen gebrek heb. Gecombineerd met een beetje fantasie – ook daarmee ben ik rijkelijk beschonken, maar wellicht hangt dat allemaal met elkaar samen – kan dat ook wel eens onhandig zijn, zodat ik als kind vaak andere dingen zag die er helemaal niet waren. Ik denk dat dit een van de redenen was waarom ik in mijn vroege jeugd best een angstig kind was.
Ik ben trouwens tamelijk laat aan de bril gegaan en mijn ouders verwonderden zich erover hoe ik zo’n lange tijd zonder bril heb kunnen functioneren. Misschien paste ik allemaal trucjes toe om er toch achter te komen wat op het groene schoolbord was geschreven. En het kan ook goed zijn dat dit alles te maken heeft met mijn voorkeur voor alles wat met licht te maken heeft in de natuurkunde es. Brekingsindexen – misschien moet ik ‘brekingsindices’ schrijven, maar dat staat zo raar – en kleurenspectra waren mijn favorieten, samen met de lichtsnelheid en zo. Toen droeg ik nog brillen in echte hoornen montuurs en later had ik brillen met hele grote glazen, terwijl het nu gewoon vederlicht titanium is dat mijn multifocale glazen draagt. Ja, ik heb een tijd staan puzzelen in de winkel, en hoewel je in Laren eigenlijk iets modieus op je neus zou moeten zetten, heb ik toch voor een model gekozen dat ik zelf het beste vind staan. Wat trouwens niet veel afwijkt van wat ik al had.
Een goede bril is meer dan alleen iets om scherper mee te zien omdat dit in van alles doorwerkt. Ik hoef mijn hoofd in minder onmogelijke bochten te wringen om het beeld scherp te krijgen, zodat ik wat minder vaak met een zwanehals achter de computer hoef te zitten, wat veel spanning in nek en schouders veroorzaakt. Maar ik ben toch van plan om binnenkort nog een speciale bril voor achter de computer aan te schaffen, wat nog beter helpt. Zo werkt het een in het ander door, dus wie weet of ik toch ooit nog eens rechtop door het leven zal wandelen. Hoewel het natuurlijk wel een beetje jammer is dat de wereld er nu minder wazig en dromerig uitziet.
Gepost in Uit mijn leven
1 reactie »
21 juli 2013
Het leuke van komkommertijd is dat artikelen en programma’s weer ergens over gaan, dat er meer tijd en ruimte is voor diepte. Bij gebrek aan nieuws moeten de media hun content zelf maken en is er meer tijd voor creativiteit en alternatieve ideeën. Zo is nrc.next met een zomerserie ‘Advocaat van de duivel’ begonnen. Waarin taboes worden gekraakt. Floor Rusman bijt de spits af met een beschouwing over wat volgens Freud het grootste taboe is onder de titel Er is niks mis met een hapje mensenvlees.
Verhalen over kannibalisme worden vaak tot in het absurde en lachwekkende overtrokken, zodat ze moeilijk serieus zijn te nemen, maar dat neemt niet weg dat het een gebruik is dat door de hele geschiedenis van de mensheid een merkwaardige rol speelt. Want er zijn best dingen echt gebeurd, zoals stammen in Afrika die elkaar bevochten waarna de verliezers werden opgegeten, in de Nieuwe Wereld waar die zelfs eerst werden vetgemest, in Papoea-Nieuw-Guinea dat ooit een stukje Nederland was, en in Fiji waar ze er zelfs speciaal bestek voor maakten. In het recente verleden hebben in de sneeuw van de Andes gestrande rugbyspelers uit hongersnood van een teamgenoot gegeten, en was er in Duitsland een jongen die zich graag liet opeten door een vriend, wat zelfs de grenzen van ons liberale gedachtengoed te ver ging. En laten we de kerk niet vergeten, waar het heel normaal is om tijdens de mis van het lichaam van Christus te eten, zij het tamelijk onherkenbaar maar toch écht het echte lichaam, zo verzekert Rome ons. ‘Als alle betrokkenen het graag willen en ze er niemand mee schaden, wat is dan het probleem?’ vraagt Rusman zich aan het eind van haar betoog af. Ja, wat eigenlijk?
Het gekke is dat ik me daar best iets bij kan voorstellen. In mijn wilde jaren schreef ik al een humoristisch verhaal met dezelfde strekking, en ook mij lijkt het heerlijk om na mijn sterven opgegeten te worden, en wel zo lekker mogelijk. Dat is eigenlijk de enige gerechtvaardigde manier van vlees eten – daar moet je geen dieren mee lastigvallen. Ik vrees alleen weinig mensen rond de dis te vinden, hoe smakelijk ik ook bereid word. En zelf zou ik ook wel wat huiveren als ik een uitnodiging kreeg voor zo’n culinaire uitvaart van een familielid of vriend. Want het is makkelijk schrijven over dit soort dingen, maar in de praktijk gaan dan allerlei emoties meespelen omdat we toch met een diep ingewortelde culturele erfenis zitten die niet een twee drie is opgeruimd, waardoor alleen al het schrijven erover zelfs wat moeilijk gaat. Maar ik volg mijn ideeën – onzin of niet – want daar begint uiteindelijk alles mee. Het vlees is nog nooit woord geworden, maar het woord wel vlees, dus wie weet kunnen we hier ooit nog wat mee.
Maar wat maakt kannibalisme tot zo’n ultiem taboe? Rusman geeft daar niet echt een antwoord op. Ik denk dat dit komt omdat het een van de meest confronterende manieren is om met de dood om te gaan. We zijn niet gewend om iemands lichaam te zien vergaan, willen ons niet voorstellen wat zich allemaal in die kisten onder de kerkhofgrond afspeelt en kijken meestal niet naar wat er in de oven van het crematorium gebeurt. In oosterse landen gaan ze wat gezonder met de dood om: daar zie je gewoon op straat hoe de gestorvene naar de verbrandingsplaats wordt gereden en kun je rustig gaan zitten kijken naar hoe het lichaam door de vlammen wordt verteerd. In sommige kloosters worden overleden monniken buiten de muren gelegd om door de gieren te worden verorberd. In de oosterse wereld hoort de dood veel meer bij het leven dan bij ons, en daar is niks mis mee, integendeel. Maar zelfs daar is kannibalisme een brug te ver omdat je niet alleen ziet hoe het lichaam wordt verteerd, maar er ook nog met mes en vork actief aan deelneemt. Knauwen aan de handen van je overleden verliefde, dezelfde handen die je zo vaak zo teder hebben gestreeld, lijkt me niet makkelijk, maar aan de andere kant is kannibalisme wel de ultieme vorm van de lichamelijke eenwording die je zo vaak samen hebt gevierd.
Taboes zijn er om doorbroken te worden en eigenlijk niet meer van deze tijd. Vandaar mijn pleit voor dit zogeheten endokannibalisme, uiteraard dan wel op basis van vrijwilligheid. En dan niet de vrijwilligheid waarmee tegenwoordig werklozen geacht worden zwaar onderbetaald aan het werk te gaan, om iets terug te doen voor de samenleving of zo. Nee, het moet echt de wens van beide partijen zijn, anders worden werklozen voor je het weet naar de slager gebracht. Ook moeten alle betrokkenen het eens zijn over de wijze van bereiding en de aankleding van de maaltijd zelf. In dat geval is er helemaal niks mis mee, zoals Rusman concludeert, en wie weet zal menigeen op zijn sterfbed blij zijn nog het laatste te kunnen geven wat ze kunnen schenken aan hun vrienden en geliefden: hun lichaam. En wat mij betreft: het zal in de praktijk wel niet zo ver komen, maar voor het geval dat: eet smakelijk van deze lekkere jongen!
Gepost in Diversen, Gezondheid en welzijn
Geen reacties »
17 juli 2013
‘De fietsers zullen er vooral zelf wat aan moeten doen,’ concludeert de redactie van nrc.next vandaag in haar commentaar op het relatief grote aantal verkeersdoden onder fietsers. ‘In veel steden huldigen fietsers de opvatting dat verkeersregels niet voor hen bestemd zijn.’ Verkeersregels bestemd voor fietsers? Dat is nieuw voor me!
Met Vriend sta ik in Huizen op het groene fietserslicht te wachten. Links achter me hoor ik het rechts afslaande autoverkeer optrekken. Als dat voor onze neuzen uitgeraasd is, is het links afslaande verkeer van de overkant eerst aan de beurt. Als dat allemaal is voorbijgekomen zijn wij aan de beurt. O nee, de auto’s op de weg die we willen oversteken moeten eerst ook nog. En als die eindelijk weer stilstaan krijgen wij groen licht. Nee dus, want linksachter ons klinkt opnieuw het gebrom van rechts afslaand autoverkeer dat ons de pas afsnijdt. Voor Vriend is het nu welletjes geweest en hij flitst snel door de eerste de beste gaatjes in de autostroom naar de overkant. Ik wacht gezagsgetrouw, want als gemeenteraadslid moet je toch een beetje het goede voorbeeld geven. Hij is boos, Vriend, en gaat wat woest wild fietsen, wat ik eigenlijk best eng vind. Ik maak me er niet zo druk over, maar hij haat stoplichten en rijdt liever een halve kilometer om als hij daarmee een stoplicht kan vermijden. Nee, verkeersregels zijn niet voor fietsers bestemd, dat is duidelijk. En juist daarom zijn fietsers een gevaar op de weg. Omdat ze boos zijn, te vaak getergd zijn. Niet een slachtofferrol spelen, maar slachtoffer zijn!
Hoe natuurlijker je je voortbeweegt, hoe minder rechten je hebt. Voetgangers moeten op fietsers wachten, fietsers op auto’s, auto’s op treinen en treinen op vliegtuigen. Techniek en snelheid zijn belangrijker dan natuurlijkheid en kalmte. Uiteraard is het lastig als je de voorrangsregels natuurlijker maakt. Dan zou je als fietser moeten stoppen voor voetgangers, als automobilist voor fietsers, moet de trein bij elke overgang stoppen, en moeten vliegtuigen even in de lucht blijven hangen als er auto’s, fietsers of voetgangers in de weg rijden of lopen. Lijkt me moeilijk te implementeren vandaag de dag, daarvoor heeft het prevaleren van techniek over natuur al te lang geduurd. Zoals ook blijkt uit het feit dat het moeilijk is om aan natuurlijke geneesmiddelen te komen of in de sportwereld zonder doping te scoren, zit onze adoratie voor techniek ons zo in het bloed dat onnatuurlijkheid ons op allerlei wijzen door de strot wordt geduwd. Maar een beginnetje van wat meer rechtsgelijkheid lijkt er toch wel te zijn. Bij afslaand verkeer bijvoorbeeld, waar het natuurlijke voorrang heeft op het onnatuurlijke. En bij een vergrote aansprakelijkheid van automobilisten voor ongelukken met fietsers. Maar zoals vaker zijn dit oplossingen die het probleem niet structureel aanpakken. Daarvoor zijn échte veranderingen nodig en dat is iets waarvoor veel politici huiveren. Soms is er een oorlog nodig om een maatschappij weer op zijn beschaafde pootjes terug te zetten.
Verkeer is ook een beetje oorlog. Auto’s moeten snel kunnen doorstromen en daarvoor wordt van alles opgeofferd. Als er kabels moeten worden aangelegd of vernieuwd, gaat dat bij voorkeur onder het fietspad, want o wee als er geen auto’s meer over de weg kunnen rijden! Een bordje Fietsers afstappen is makkelijk geplaatst, en ik heb nog nooit een bordje Automobilisten uitstappen gezien. Als ze meer dan twintig meter zouden moeten lopen, parkeren automobilisten hun wagen op de stoep. ‘Je kan er toch omheen lopen?’ Soms met twee wielen, wat ik heel laf vind: als je verkeersregels overtreedt, doe het dan ook goed! Bovendien rijden ze bijna per definitie altijd te snel, zodat er op straat allemaal drempels moeten worden aangelegd waar je als fietser alleen maar last van hebt. Dat veel te hard rijden zou simpel te voorkomen zijn met het inbouwen van gps-bestuurde snelheidsbegrenzers in motorvoertuigen. Maar dat zal wel op teveel weerstand stuiten, want liberalen zullen dat ervaren als een aantasting van hun vrijheid. Die vrijheid moet er immers ook zijn om regels te overtreden.
Natuurlijk zijn fietsers ook geen lieverdjes. In winkelcentra rijden ze je voor je het weet van de sokken, en dat je het fietspad aan de rechterkant van de weg moet gebruiken weten de meesten zelfs niet eens. Gebrek aan voorlichting en borden is daar ook debet aan, maar ook de moeders die doodleuk met kind achterop over de stoep fietsend het slechte voorbeeld geven. Zelf woon ik aan een rustig fietspad, waar aan de ene kant is aangegeven dat het tweerichtingsverkeer is, en aan de andere kant niet, zodat je dan geen tegenliggers in de bocht verwacht. Brommers, vooral die met pizza’s, weten wellicht gewoon niet dat ze niet over elk fietspad mogen scheuren. Maar fietsers zijn ook vaak te beroerd om even tien meter om te fietsen. En helemaal erg wordt het als ze sportief worden! Dan word je opeens weggeschreeuwd door een colonne die helemaal nooit van verkeersregels heeft gehoord, maar te lui is om een bel op het stuur te monteren. Natuurlijk is fietsen hartstikke gezond, hoewel ik daar bij de topsport wel eens vraagtekens bij zet. Overigens moet autorijden slecht voor je ogen zijn, want te vaak zie ik zelfs op klaarlichte dag nog de koplampen van auto’s schitteren…
Al met al vind ik de conclusie in nrc.next een beetje dom en oppervlakkig. Zij heeft het over een ‘mentaliteitsverandering onder fietsers die nodig is’ maar die zal nooit plaatsvinden zolang fietsers veel te vaak het veld moeten ruimen voor snel gemotoriseerd vervoer. Als je je onnatuurlijk wil verplaatsen, val dan mensen die zich op eigen kracht, zoals het blad van de afdeling Amsterdam van de Fietsersbond heet, willen voortbewegen daar niet mee lastig. Dan vraag je om agressie en ongelukken.
Gepost in Maatschappij en politiek
3 reacties »
15 juli 2013
Op 3 juli werd ik geïnterviewd door Advaita Nederland, waarmee ik op Facebook bevriend ben. Echt de moeite waard om die eens te bezoeken. Naast het interview met mij, dat geheel per chat ging, zijn er in haar groep AN Interviews nog zestien andere interessante interviews te vinden. Als je geen Facebook hebt, tja, dan zul je je met alleen mijn verhaal hieronder tevreden moeten stellen…
AN: Wat is jouw link met Advaita?
Satyamo: Begon eigenlijk in de jaren zestig. Met het periodiek systeem. Daarin zag ik dat alle stoffen en materialen eigenlijk uit een beperkt aantal moleculen bestaan, en die zijn weer samengesteld uit een nog beperkter aantal elementen, en die bestaan weer uit een nog kleiner aantal elementaire deeltjes. Dat moest wel eindigen met dat alles uiteindelijk uit hetzelfde deeltje bestaat. Dat noemde ik vroeger in mijn middelbareschooltijd liefde. Ik kom een beetje uit een halve hippiewereld, en riep in mijn studententijd steeds dat alles één is…. Je ziet in die voorlopers van de new age ook al veel non-duale elementen.
AN: Waarom noemde je dat vroeger liefde?
Satyamo : Aantrekkingskracht, was synoniem voor mij met liefde. Protonen en elektronen zijn verliefd op elkaar. Probleem was wel dat sommige deeltjes elkaar ook konden afstoten… De enige manier om dat op te lossen was iets als ruimtedichtheid te bedenken, lol.
AN: Gebruik je nog steeds die omschrijving of (ook) andere?
Satyamo: Nee, ik vind liefde nog te sentimenteel klinken vaak. Soms kan ik daar helemaal niet tegen en vind ik het vaag worden. Maar anderen vonden/vinden mij ook weer vaag als ik zeg dat alles één is – daar kunnen ze dan niks mee, zeggen ze. (Alsof je er dus iets mee zou moeten kunnen, maar dat terzijde.) Ik was in mijn middelbareschooltijd bij de Hervormde kerk betrokken. In mijn studententijd bij o.a. Transcendente Meditatie en je (ik) ging natuurlijk ook eens op bezoek bij Hare Krishna, Unified Family, Scientology en zo… In 1979 naar Poona, Bhagwan. Daar herkende ik alles in. Zen en Tao spraken/spreken mij het meeste aan. Ik hou van paradoxen en zo. Later nog een poosje bij de Rozekruisers geweest, maar toen verteld werd dat Eckhart Tolle niet oké was (in andere woorden dan), ben ik daar weer weggegaan. Nu noem ik het gewoon ‘Het’….
AN: Wat zocht je daar (o.a. bij de Hare Krishna), die eenheid, die liefde?
Satyamo: Ja. Religie, spiritualiteit. Ik was/ben er altijd van overtuigd dat in de diepste grond alle integere religies uiteindelijk non-dualistisch en gnostisch zijn. Zie de mystici. De laatste 10 jaar herkende ik natuurlijk veel in non-dualisme. Ik denk dat dit het laatste is, een soort eindpunt van zoeken, hoewel ik nog wel zoek. Soms ook niet, trouwens.
AN: Had je ook ervaringen in die tijd, dat je alles zag als eenheid/liefde?
Satyamo: Dat zijn gewoon heel gewone momenten van stilte, waarin ik nog wel denk maar alle oordelen zijn weggevallen. Gewoon genieten van alles dat is zoals het is. Vaak in de tuin met een sigaartje, maar onlangs ook op Hoog Catharijne. Soms ook bij een klassiek concert: dan is er iets vreemds met mijn waarneming aan de hand. Heeft iets met non-lokaliteit te maken: wáár hoor ik eigenlijk die klanken? In mijn hoofd of dáár? Beide.
AN: Had je die ‘momenten van stilte’ al voordat je naar Bhagwan (Osho) ging?
Satyamo: Ja, toen ik nog bij mijn ouders thuis woonde. Zij draaiden ’s avonds wel eens klassieke muziek en luisterden daar dan ook echt naar. Dan ging ik wel eens bij hen zitten en staarde naar buiten waar in de stilte tramlijn 1 in de verte voorbijgleed. Maar na Osho is het wel toegenomen. Ik moet toegeven dat ik in mijn studententijd ook graag hasj rookte, met Pink Floyd-muziek en zo. Dat deed me wel beseffen dat datgene wat wij realiteit noemen toch héééél anders in elkaar zit dan we normaal denken. Ik voel daar ook iets van een grote grap in, humor. Humor is heel essentieel voor spiritualiteit.
AN: Waarom nam het na Osho toe?
Satyamo: Omdat ik ‘het’ had gevonden – eindelijk thuis bij gelijkgezinden (waar wij watermannen erg van houden ) Dat geeft rust. Nog zekerder weten dat ik niet gek was. Vergeet niet dat in die hippiecultuur al heel veel non-duale elementen zitten in hun ‘filosofie’. Timothy Leary over lsd en zo.
AN: Okee! En nu, waar sta je nu met je ervaring van non-dualiteit?
Satyamo: Nergens. Blij dat ik en af en toe iets ervan mee mag maken, iets van verlichting mag proeven. Ik begrijp je vraag niet echt: waar ik nu sta?
AN: Is er iets veranderd voor je, betreffende die ervaringen? Je noemt het nu ‘Het’, nietwaar?
Satyamo: Ja, ze zijn ‘gewoner’ geworden, minder sensationeel. Ja, vaak noem ik het ‘Het’, maar niet altijd.
AN: Hebben die ervaringen je ook veranderd, ben je er een ander mens door geworden?
Satyamo: Wat rustiger denk ik, meer zelfvertrouwen. Ik verlies wat interesse in psychologie, persoonlijkheidsleer, astrologie. (ik ben eigenlijk een MSc in persoonlijkheidsleer, UvA, 1981, lol.)
AN: Hoe uit zich dat, dat zelfvertrouwen?
Satyamo: Ik was goed in diagnostiek tijdens mijn studie. Maar ik geloof wel dat een goede diagnostiek al hetzelfde is als therapie. Gewoon goed kijken en dan: ‘The problem does not exist,’ zoals Osho zei. Het uitte zich in minder twijfel aan mijn eigen ideeën, creativiteit en zo. Voor zover je van ‘eigen’ kan spreken dan.
AN: Zoek je nog, ben je nog bijvoorbeeld bij Osho?
Satyamo: Nee, niet meer. Hier en daar werk ik mee aan project zoals een boek verzorgen en dat is het dan. Voel me überhaupt niet meer aangetrokken tot een spirituele beweging, alsof advaita dat tegenspreekt. Wat niet wegneemt dat ik Osho en Tolle en een meer radicale McKenna met rode oortjes lees en vele anderen hoor!
AN: En hoe zit het met jezelf, ben jij een ‘Osho’, een ‘Tolle’,… geworden?
Satyamo: Nee hoor. Ik ben niet verlicht, maar proef ervan, Ken Wilbers ‘One Taste’. Zolang ik nog niet echt ontspannen op de stoel bij de tandarts lig… Tja, de paradox van het zoeken naar het niet-zoeken. Eigenlijk weet ik niet eens of ik nu zoek of niet. Maar er zijn steeds vaker momenten dat ik niet zoek, en daar ben ik blij mee. ‘Wie ben ik?’, ‘Wat ben ik?’ en ‘Waar ben ik?’ blijven essentiële vragen voor me. Maar ook dat hoort er allemaal bij. Dat veroordeel ik niet meer.
AN: Soms zijn mensen overtuigd, dat ze het zullen worden, is dat ook voor jou zo of laat je dat open? Weet je het gewoon niet?…
Satyamo: Ja, eens zullen we allemaal verlicht zijn. Dank zij/ondanks onszelf. ‘Ich verleugne nicht die Schuld/Aber deine Gnad und Huld/Ist viel grösser als die Sünde/Die ich stets in mir befinde’ horen we in de Matteüspassie zingen. God/Het/Bewustzijn/The Force/Het Bestaan is altijd groter dan we denken. Klinkt wat gereformeerd hè?
AN: Hoe weet jij bijvoorbeeld dat Osho het wel had?
Satyamo: Toen ik sannyas kreeg en voor hem zat merkte ik dat hij leeg was, alsof hij van papier-maché was en zijn woorden uit een hol innerlijk daarachter kwamen. Ik voelde me opgelaten met die constatering, want leegheid is niet echt een compliment in onze Westerse cultuur. Terwijl Bhagwan zélf altijd zegt dat verlichten leeg zijn, een ‘empty boat’… En verder tja… intuïtie of zo, dat Bhagwan verlicht was, zijn uitstraling van absolute Stilte. En last but not least: humor!
AN: Je kon dat waarnemen bij Osho maar dat zegt dan eigenlijk ook alles over jezelf, niet waar?
Satyamo: Uiteraard. Velen herkennen dat niet. De vraag of je verlicht bent of niet is een hele lastige, alsof elk antwoord fout is.
AN: Bestaan er volgens jou valkuilen op deze weg naar de verlichting?
Satyamo: Ja. Niet zozeer het ego, maar het geloof dat je geen ego zou mogen hebben. Want ook ego hoort erbij. Non-dualisme omvat ook het dualisme, dus acceptatie daarvan. Welk vechten of zoeken je ook doet – het levert alleen iets op door uitputting, overgave, verliezen. Ik zit ook in de politiek als gemeenteraadslid – nou dat is een hele andere wereld. Maar wel goed om ook daarmee bezig te zijn. Het lastige van non-dualisme is dat er eigenlijk niets over te zeggen valt. Woorden horen bij dingen die allemaal verschillend zijn, of bij acties die allemaal weer anders zijn, en suggereren zo een wereld van onderscheid, verdeeldheid, gescheidenheid die volgens het non-dualisme puur illusie is.
AN: Wat versta jij trouwens onder het ego, Satyamo?
Satyamo: Onderscheid tussen jezelf en anderen. Een soort oppervlaktespanning. In tegenstelling tot bijvoorbeeld empathie. Het persoonlijke tegenover het transpersoonlijke. Geslotenheid. Niet kwetsbaar durven zijn. Jezelf belangrijk vinden – misschien is dat nog de beste definitie.
AN: Okee, allemaal duidelijk voor mij, dank je wel Satyamo! Heb jezelf nog iets toe te voegen aan dit interview?
Satyamo: Dat het me verwondert hoe ik graag lees en schrijf en praat over advaita, terwijl er eigenlijk Niets over te zeggen is, pure eenvoud. Life is not a problem to be solved, but a mystery to be lived (Osho).
AN: Ja, een mooie en bekende uitspraak, van hem!
(Satyamo betekent volgens Bhagwan: Allerhoogste Waarheid.)
Gepost in Spiritualiteit
1 reactie »