Mijn generatie

Date 7 juli 2013

Wat is er toch met ons babyboomers aan de hand? Steeds vaker wordt er op ons gemopperd. Soms best terecht, maar op 8 juni maakte NRC-columniste Rosanne Hertzberger het wel erg bont. Zij vindt het onverteerbaar dat we zoveel protesteerden in de jaren zestig en zeventig waarin we het eigenlijk heel makkelijk hadden. Vooral als je het vergelijkt met de situatie en perspectieven van de jongeren van nu, waartoe Rosanne behoort, zodat we eigenlijk geen recht hadden op het protest dat we indertijd de vrije loop gaven. ‘Alles was reden voor een rel:’ schrijft ze, ‘een koninklijk huwelijk, of toen er een metrolijn werd aangelegd onder de Nieuwmarkt en daarbij een paar huizen werd verwijderd. (…) Er was iets grondig mis met dat stelletje hooligans die in de jaren zeventig en tachtig hun agressie vrij lieten vloeien. Eindeloos mochten ze studeren, en als er na de studie niets te vinden was bij het arbeidsbureau mochten ze linea recta doorlopen richting sociale dienst. En toch werd er aan de lopende band geprotesteerd.’

Hier en daar schrijft Rosanne best goede columns waarmee ik het van harte eens ben, maar hier laat ze zich wel erg kennen. Ik kan haar moeilijk kwalijk nemen dat ze nog nat achter de oren is, en eigenlijk kan je mensen ook niet kwalijk nemen dat ze dom zijn, zelfs als ze moleculaire biologen zijn zoals zij. Onlangs hoorde ik haar praten, en ook haar stem is dat van een puberaal meisje dat je alleen al daarom moeilijk serieus kunt nemen. Ze is stereotypisch rechts, waarvan ook gebrek aan historisch besef en framing van wat haar niet bevalt getuigen. Dus laat dit protest, dat culmineerde in haar uitspraak ‘Met ons is niks mis’ er maar zijn! Maar Rosanne, je hebt wel geprotesteerd terwijl je er zo trots op bent dat jouw generatie dat niet doet! En dat wordt door jouw leeftijdsgenoten niet gedaan: ‘We kijken niet meer zo makkelijk naar de overheid voor redding. We eisen geen gratis woonruimte, geen uitkeringen, geen werk. De staat, het koningshuis, de politie zijn onze vijanden niet meer. Wij hebben niet zoveel zin meer in geweld.’

Alsof geweld iets was waar wij indertijd wel zin in hadden. Alsof we toen maar, net als zij kennelijk nu, alles maar moesten accepteren zoals het was. Ik ben er blij mee dat mijn generatie niet alles pikte zoals het was. Toegegeven: wij waren wellicht een beetje narcistisch en ook ik ben misschien een beetje te trots op My generation. Maar als wij babyboomers geleefd hadden zoals Rosanne dat nu in haar eigen generatie waardeert, zaten we nog altijd in een verzuilde samenleving onder het juk van de kerk, was homoseksualiteit nog steeds iets waarover je nauwelijks kon praten, was er nog steeds oorlog in Vietnam, waren universiteiten autoritaire bolwerken gebleven, liepen we nog in grijze pakken rond, werkten we onder wolken van tabaksrook en rookten we weed in het strengste geniep. Dan was er nooit iets als duurzaamheid en milieubewustzijn gekomen. Ja, dan had de hele vrouwenemancipatie niet plaatsgevonden, zodat we geen columns van mensen als Rosanne Hertzberger in de krant zouden lezen. Ze mag ons eigenlijk wel dankbaar zijn!

‘Ik hoorde laatst iemand hardop de mogelijkheid overwegen dat we de woede voorbij zijn, dat we defaitistisch zijn, berusten in ons lot,’ schrijft ze. Alsof ze mij gehoord heeft. Vergeleken met ons babyboomers plaatst zij zich in een verwende generatie die het nauwelijks aandurft om volwassen te worden. Een crisis als de huidige had nooit kunnen gebeuren in de tijd dat wij nog jong waren. Misschien hadden we indertijd de wereld maar niet moeten verbeteren? Want daar komen alleen maar slappe verwende kinderen van die bij de eerste de beste uitdaging al bij de pakken gaan neerzitten. Ze denken dat ze individualistisch zijn en goed voor zichzelf moeten en kunnen zorgen, maar in hun apathische praktijk is dat juist het laatste wat ze doen! Alles wordt geaccepteerd, niemand gaat meer de straat op, Goldman Sachs staat nog steeds overeind, gedwee laten ze zich bespioneren en zich destructief geloof over geld en Europa aanpraten.

Wij babyboomers zijn nauwelijks verwend in onze jeugd. Wij moesten op de fiets naar scholen die vaak niet veel meer waren dan houten noodlokaaltjes, veegden onze konten af met ruw grijs toiletpapier, moesten sparen voor een nieuwe Suske en Wiske, en waren al heel blij als ons schoolreisje naar het verre buitenlandse België ging. We droegen door onze moeders gestopte sokken en verkeerden in levensgevaarlijke omstandigheden zoals onbeschermde stopcontacten, flessen bleekwater in keukenkastjes, en de donkere dreiging van een wereldomvattende atoomoorlog. Hoe somber de toekomstperspectieven van Rosannes leeftijdsgenoten ook zijn, hebben ze het ook niet een beetje aan zichzelf te denken? De straat op, Rosanne, de straat op jij!

Het laatste oordeel

Date 27 juni 2013

Van jongs af aan heb ik er nooit in geloofd. Dat je ergens na je sterven voor een soort tribunaal zou verschijnen om uiteindelijk in de hemel of de hel te belanden. Voor eeuwig. In de hemel zou ik me na verloop van tijd suf gaan vervelen. En de hel vond ik maar een bedenksel van perverse godgeleerden, die me met veel kunst- en vliegwerk trachtten wijs te maken dat de almachtige God zo’n sadistische tegenstrever als Satan niet baas kon. Hoe kan God, die liefde is, toestaan dat zijn eigen schepselen in de hel belanden? En hoe kan er in het rijk van God, die alomtegenwoordig is, überhaupt nog plek zijn voor een hete, kokende hel? Een raar iets, dat laatste oordeel. Ik zou bloednerveus zijn als ik voor Gods troon stond en daarmee de zaak meteen verknallen – gewone aardse examens zijn al erg genoeg om je de stuipen op het lijf te jagen.

Maar in de afgelopen halve eeuw is er veel veranderd. Men begon dominees en pastoors steeds minder serieus te nemen, en de kerken liepen leeg. Ook in het religieuze domein heeft individualisme toegeslagen. Wat ik geloof, dat maak ik zelf wel uit. Dat werd natuurlijk een ratjetoe, dat wellicht het beste gestalte kreeg in de kleurige hippiewereld van de jaren zestig, waar men Oosterse wijsheden en goeroes ging ontdekken en in eigen psychedelische werelden ging trippen. Maar toen de rookwolken van de hasj en weed waren opgetrokken werden de eerste contouren zichtbaar van wat later als de new age-beweging zou gaan bloeien. Daar zaten veel gnostische elementen in, want meestal kon je God of de ultieme vrede en het hoogste geluk uiteindelijk alleen in jezelf vinden, iets wat de hippies natuurlijk allang wisten.

Maar ook die new age lijkt niet het eeuwige leven te hebben. In de chaos en wirwar van klankschalen, wierook, meditatiekussentjes, horoscopen, etherische oliën, kristallen, boeddhabeeldjes, tarotkaarten en nog héél veel meer raakte de essentie van religie, van spiritualiteit ondergesneeuwd. Die begint vooral in de laatste jaren gelukkig steeds meer aan de oppervlakte te komen, en wel in de vorm van het non-dualisme of advaita. Dat is niets nieuws, want als je goed oplet zie je hoe deze ‘leer’ van eenheid en heelheid aan de wortels van vrijwel alle religie en mystiek ligt. Van Lao-tse tot en met Eckhart Tolle wordt daarin verteld over het Onzegbare, de Stilte, de Leegte, het Niets dat we uiteindelijk zelf zijn. En dat we alleen kunnen ‘bereiken’ als we al onze oordelen en opvattingen over de werkelijkheid durven laten vallen en alles laten zijn zoals het is. Pas in de wolk van niet-weten, pas na ons eigen laatste oordeel, zijn we vrij.

De Kaarsvlam, juli/augustus 2013

Advaita’s val

Date 21 juni 2013

Het lastige van non-dualisme is dat er eigenlijk niets over te zeggen valt. Woorden horen bij dingen die allemaal verschillend zijn, of bij acties die allemaal weer anders zijn, en suggereren zo een wereld van onderscheid, verdeeldheid, gescheidenheid die volgens het non-dualisme puur illusie is. Daar is immers alles één omdat het niet-twee, a-dwaita is. Wat niet helemaal logisch is, want naast één is er méér dat niet-twee is, zoals de heilige drie-eenheid, de vier elementen, het pentagram en ga zo maar door. Omdat alles ten diepste één is, berust elk verschil en onderscheid tussen wat en wat dan ook op een illusie. In de spirituele stroming van het non-dualisme, die de laatste jaren een steeds groter publiek bereikt, staat vooral de ontkenning van het verschil tussen ik en de ander, tussen ik en de wereld centraal. Om te overleven hebben we bij tijd en wijle dat ik of ego nodig, maar we vergeten vaak dat dit een, zij het noodzakelijke, illusie is. Niet alleen het ik en de ander of de buitenwereld worden als tegenpolen ervaren, maar ook het verschil tussen goed en slecht, waarheid en leugen, schoonheid en lelijkheid om maar de klassieke drie-eenheid van Plato te noemen. Ook dit oordelen berust dus op een illusie, die eigenlijk door ons denken wordt veroorzaakt. Want niet alleen computers maar ook onze hersens kunnen niet anders dan digitaal functioneren. Kortom: zolang je niet ervaart, voelt en leeft dat alles één is, leef je in een wereld van virtual reality, in het oude India ook wel maya genoemd.

Met het plaatsen van schijn tegenover werkelijkheid, van dualisme tegenover non-dualisme, is echter opnieuw een dualiteit geschapen, wat moeilijk te rijmen is met het grondbeginsel van non-dualiteit. Zo begrijpen onze hersenen het wel, maar begrijpen we het zelf niet meer. Dan zijn wij het die in een staat van verlichting, en de anderen in een staat van illusie verkeren. Of omgekeerd. Of zijn wij het die niet verlicht zijn en er daarom naar gaan zoeken. Of zijn wij degenen die het spel van maya doorzien terwijl de anderen niet doorhebben hoe ze door illusies in de luren worden gelegd. Discipelen scharen zich rond de meester, we laten God ver boven de mensheid uitstijgen en velen menen niet te kunnen tippen aan heilige boekenwijsheden. Wij hebben uiteindelijk de enige ware spirituele leer gevonden, die van non-dualiteit, en verheffen die tot ons uiteindelijke levensdoel. We zijn immers nog niet verlicht, dus er is nog steeds werk aan de winkel, we moeten nog heel wat doen om het niet-doen, het wu-wei te realiseren. Ja, we weten wel dat we eigenlijk niet bestaan omdat alles één is – en we weten ook wel dat er daarom ook niet iets als een vrije wil of verantwoordelijkheid bestaat – maar dat neemt niet weg dat we blijven verlangen naar die verlichting, naar dat bewustzijn waarin tijd en ruimte lijken te verdwijnen in een zee van ontspannen overgave in diepe leegte en weidse stilte.

Kennelijk hebben we er dan nog steeds niets van begrepen. In het dualisme stellen we, net als in het politieke dualisme, twee partijen tegenover elkaar. En geloven dan dat dit een beter resultaat oplevert dan dat we ze laten samenwerken waarbij we de eenheid ervan laten prevaleren door heelheid van beide kanten na te streven in plaats van hun gescheidenheid te benadrukken. Of het nu het ik tegenover de ander, het parlement of gemeenteraad tegenover kabinet of college is, het dualisme is tot diep in ons persoonlijk en maatschappelijk leven doorgedrongen. Terwijl eigenlijk het ene het andere overstijgt en insluit, zoals Ken Wilber zo mooi weet uit te leggen, en het non-dualisme het dualisme insluit. ‘Alles hoort erbij,’ hoor je vaak in advaitakringen zeggen. ‘Alles mag er zijn zoals het is,’ en dat is het ook als je alle oordelen met zijn voorkeuren hebt losgelaten. Zo ook staat dualisme niet tegenover het non-dualisme, maar maakt er deel van uit.

Onvoorwaardelijke acceptatie van ‘dat wat is’, iets wat we ook tegenkomen in bijvoorbeeld de humanistische psychotherapie van Carl Rogers, betekent dat de dualistische gescheidenheid wel de non-dualistische heelheid uitsluit, maar non-dualistische eenheid niet de dualistische veelheid uitsluit. In het non-dualisme is een plek voor alles, dus ook voor illusie, maya, schijn, virtual reality, dromen en soortgelijke manifestaties van het dualisme. Alles is even werkelijk, waar en echt, en daar zijn geen uitzonderingen op. Zo mogen voor de non-dualist alle tegenstellingen er zijn zoals ook alle kleuren van de regenboog er zijn, ondanks het feit dat ook die eigenlijk illusies zijn. Uiteindelijk is er maar één kwaliteit die Wilber ‘one taste’ noemt, en het is juist de kunst om daarin de eenheid van al wat is te proeven. Alle getallen zijn een veelvoud van 1 en het is alleen een kwestie van bewustzijn, van goed opletten, om niet in de val van vergetelheid te trappen. En als dat toch gebeurt, dan hoort ook dat erbij. Het is niet voor niets dat mensen die van de verlichte staat getuigen deze vaak herkennen als iets dat ze eigenlijk altijd al hebben gekend. Namelijk dat er ten diepste niets en niemand is, wat gelijk is aan alles en iedereen. Wat alleen bereikt kan worden door niet te trappen in advaita’s val, die lijkt te suggereren dat verlichting gerealiseerd zou kunnen worden door ernaar te zoeken.

‘Life is not a problem to be solved, but a mystery to be lived,’ zei Osho vaak. Denken genereert per definitie problemen, maar het leven van het mysterie lost die allemaal op. Omdat ze helemaal niet bestaan. Dat is ultieme humor, de Grote Grap waarvan we alleen in bewustzijn, in het hier en nu kunnen genieten. Een hier en nu dat alles omvat: verleden en toekomst, de hele wereld, de hele kosmos vanaf je eigen lichaam tot en met de verste sterrenstelsels. Voorbij goed en slecht, waarheid en leugen, schoonheid en lelijkheid. Waar alleen bewustzijn is, als bewust Zijn.

Liefde

Date 14 juni 2013

Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ (Lucas 23:34)

Je kan over de Bijbel zeggen wat je wil, maar er staan toch mooie dingen in. Het is duidelijk dat er veel valsheid in geschrifte heeft plaatsgevonden, maar dat neemt niet weg dat Jezus – als hij echt heeft bestaan – een verlichte is geweest. Waar of niet waar, echt gebeurd of niet echt gebeurd, eerlijke journalistiek of uit de duim gezogen, die discussie is eigenlijk het sop uit de al dan niet apekool niet waard. Van mij mag de Bijbel een sprookje zijn. Met de annotatie dat ik in sprookjes geloof, dat wel.

Ik moest aan bovenstaande uitspraak van Jezus aan het kruis denken – die overigens alleen maar in Lucas wordt vermeld – omdat ik op Facebook een verhaal las in Nog even dit. ‘Rondom de Aarde en de menselijke geest bevinden zich onzichtbare, goddeloze krachten die constant druk uitoefenen op de mens,’ lees ik. En even verderop ‘Continu en zonder enige onderbreking proberen deze krachten ons bewustzijn omlaag te halen door dit te verbinden met een of andere polariteit’ en nu ‘zijn zij nog eens extra vraatzuchtig bezig in hun pogingen om de mensheid te misleiden waardoor steeds meer psychische energie wordt voortgebracht.’ En ‘Het is daarom duidelijk dat een serieuze spirituele aspirant zich bewust moet worden van dergelijke krachten als hij met succes het pad wil vinden dat leidt tot bevrijding van alle illusies en onzichtbaar vampirisme (…)’ Maar het kan best goed aflopen want… ‘de kracht van liefde overwint alles.’

Waarom kan ik daar nou niet tegen? Ik moet denken aan Marcel Messings Wij worden wakker, van het boek Worden wij wakker? dat ik indertijd met rode oortjes heb gelezen. Ook daarin wordt verteld over duistere krachten die ons naar de verdoemenis willen helpen. Best spannend allemaal, en wellicht ook nog waar, maar is al dat geprofeteer nou echt spiritueel? De wereld, al dan niet etherisch, astraal, mentaal en in wat voor verfijnde verschijningsvormen dan ook, wordt verdeeld in goed en kwaad, in vrienden en vijanden, en dat is moeilijk te rijmen met het non-dualisme waarin alles ten diepste al heel, één is. Vijanden bestaan niet, die zijn bedachte interpretaties van anderen die dingen doen die jij niet wil. Kwaad is niet anders dan onbewustheid, want iemand die echt heel is met zijn omringende wereld is die ander ook, die heeft niet de pretentie goed te zijn en oordeelt niet over anderen.

Als het verhaal dan eindigt met ‘liefde overwint alles’ – Marcel Messing geeft een alternatief van gelijke strekking – word ik echt een beetje niet goed. Liefde is er niet om te vechten en te overwinnen, maar om te verbinden. En dat verbinden is eigenlijk het grootste gevecht omdat het in jezelf plaatsvindt met een onvoorwaardelijke acceptatie van je totaliteit waarin je zowel goed als slecht bent, en alles laat zijn zoals het is. Niet-vechten is moeilijker dan vechten. Liefhebben is moeilijker dan haten en kan nooit een wapen in de strijd zijn, want dan verwondt de liefde zichzelf. Paulus, van wie ik overigens moet toegeven niet echt alles te begrijpen, zei ook mooie dingen over de liefde.

Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan. (1 Korintiërs 13:4)

Leeghoofd

Date 10 juni 2013

‘Ik zie dat alle verslavingen voortkomen uit een gehechtheid aan het “ik”. Omdat we vastzitten in de illusie een “ik” te zijn, is er een onbedwingbaar verlangen naar ervaringen waarin het “ik” wegvalt. Gebruik van een (genots)middel is een manier om tijdelijk vrij te kunnen zijn van het “ik”.’ Aldus Arold Langeveld, die in verschillende verslavingsklinieken heeft gewerkt, in Alles over niets, een fantastisch boek om kennis te maken met non-dualiteit en waarin zich ook dvd’s met een film en interviews bevinden. Non-dualiteit verschilt voor mij niet veel van zen en taoïsme, waarin religie tot haar ultieme bloei komt. Misschien mag je het niet een religie noemen want dat ‘re’ suggereert dat je terugkomt van weggeweest terwijl de verbinding eigenlijk nooit verbroken is geweest. Maar ‘ligie’ klinkt een beetje raar. ‘Verslaving is niet de vijand,’ vertelt Langeveld een paar pagina’s verderop, ‘maar een heel directe uitnodiging om te ontdekken wie of wat je wél bent!’ Als je het zo bekijkt kun je veel druggebruik ook zien als een intense behoefte aan spiritualiteit.  Even een rookwolk over je gedachten om te leren hoe het is om daar even verlost van te zijn. Maar het zou wel leuk zijn als je daarvan achteraf, als de rook is opgetrokken,  iets blijkt te hebben opgestoken, bijvoorbeeld dat je niet je gedachten bent.

Laat ik toegeven: ik heb iets met drugs en verslavingen. Een grootvader die aan de drank was, een moeder die rookte als een ketter en zich volstopte met Valium en Bromural. En zelf wist ik er eind jaren zestig ook wel raad mee. En als er iets is dat de verslaving in stand houdt, dan is dat wel het te veroordelen, er vanaf te willen, wat eigenlijk niets anders is dan een oordeel van een ikje dat heel goed meent te weten wat goed en slecht voor je is. Maar je kan verslaving ook, zoals Langeveld, zien als een behoefte om even van dat ikje bevrijd te zijn, om even te leven in het hier en nu, zonder oordelen, verlangens en verwachtingen waarmee het alledaagse leven zo vol zit. En zijn het vaak niet juist de meest begaafde en gevoelige mensen die bijvoorbeeld naar een jointje grijpen? Dat ze soms gewoon even rust willen hebben omdat ze anders gek worden van al hun gedachten en gevoelens? Artiesten die ook wel eens gewoon lui in de zon willen liggen bakken zonder lastiggevallen te worden door nieuwe ideeën en inspiratie? Laat het bestaan nu maar even iemand anders uitzoeken om zich te manifesteren! Even weg met die hoogbegaafdheid en hooggevoeligheid!

Zelf heb ik 28 jaar stevig gerookt. Toen was het mooi geweest en in 1997 stopte ik ermee van de ene op de andere dag. Was wel even afzien, en ik moest even streng zijn voor mijn lijf door het te zeggen dat niet hij, maar ik de baas was. Een paar jaar geleden deden sigaartjes hun intrede. Die konden immers minder kwaad omdat ik de rook niet inhaleerde en ze alleen lekker vond om aan een lekker smaakje te lurken. En nieuwsgierig als ik altijd ben naar nieuwe ontwikkelingen werd onlangs een Joyetech eRoll bezorgd, een elektronische sigaret. Mijn vader zou het eens moeten weten, dat we tegenwoordig onze sigaret aan de lader moeten leggen, wat in zijn oren even raar zou klinken als vergeten je telefoon mee te nemen. In die elektronische sigaret zit geen tabak, alleen nicotine in warme lucht met een smaakje naar keuze. Geen aansteker en asbak meer nodig. Het inhaleren heb ik verleerd, maar zover het me lukt kan ik er niet die heerlijke bedwelming aan beleven van de eerste sigaretten die ik rookte, wat eigenlijk wel zou moeten na zestien jaar ‘clean’ te zijn geweest. Maar misschien ben ik wat bewuster gaan leven en heeft het minder vat op me. Met alcohol is het me zelden gelukt om mijn bewustzijn of geheugen te verliezen. Wat op zich een uitnodiging is om nog sterkere drank te gaan gebruiken en het nicotinegehalte te verhogen van ‘normaal’ naar ‘sterk’.

Maar hoezeer Gurdjieff drank gebruikte om zijn bewustzijn te toetsen, zelf heb ik daar nou net weer geen behoefte aan. En ook dat is oké. ‘Wat werd gezocht middels gebruik,’ schrijft Langeveld, ‘blijkt zo dichtbij! Voor overgave heb je niets nodig. Het “ik” waar je vanaf wilde, bestond sowieso al niet.’ De rust, de ontspanning, de stilte, de eenheid die ik zoek kan ik uiteindelijk alleen tussen mijn oren vinden en niets is heerlijker dan me letterlijk een leeghoofd te voelen.

De ontdekking van de pijn

Date 3 juni 2013

Het bestaan is veel slimmer dan we denken en is stilletjes al heel druk bezig met ons uit de crisis te helpen. Op een wijze die geen politicus of wetenschapper kan bedenken, laat staan een wereldreddende spirituele goeroe. Die crisis in immers ontstaan uit de verheerlijking van het eigenbelang en de daaruit voortvloeiende controlezucht. Dat kan je bevechten, maar alles wat je bestrijdt lijkt daarmee alleen maar sterker te worden. Goldman Sachs, waarvan de baas er vandaag de dag nog steeds met miljoenen vandoor gaat, krijgt er alleen maar nieuwe energie van. Protesteren doet polariseren en dat is juist wat de crisis alleen maar erger maakt. Je kan met ego’s geen ego’s bestrijden. Want laten we eerlijk zijn: het is juist onze eigen machteloosheid die we zo moeilijk kunnen accepteren. We willen geen muppets zijn, over ons heen laten lopen, het zomaar laten gebeuren dat een handjevol graaiers de wereld en de mensheid naar de knoppen helpt, en menen dat wij hen met hun eigen wapens moeten bestrijden. Waarmee we onszelf hebben laten verleiden om terug te vechten, en ons verlaagd hebben tot datgene dat we juist willen verheffen. Het bestaan weet wel beter, en heeft zo zijn eigen middelen om ons uit de crisis te helpen.

The environment strikes back. Maar dan wel uit een totaal onverwachte hoek. De zweep erover! Maar dan heel letterlijk. Want om te beginnen moeten we gezonder en gelukkiger worden, uit de holen van ons miskend en misbruikt zijn kruipen om met positieve moed het lef te hebben om te ervaren hoe macht en overgave ook in onszelf leven. De confrontatie met onszelf aangaan. Ons eigen ego en zelfbeeld vergeten om op te gaan in het spel van onderwerping en onderworpen worden. Ons verliezen in een schemerachtige wereld waarin we in halfdonkere kelders en op spookachtige zolders ons door duistere krachten in vervoering laten brengen. Daar wordt in trance alles één en is alles grijs, zijn we heiligen noch zondaars, goed noch slecht, en laten we in ons spel de diepere wezens in ons zien die we vele jaren, vele levens, vele millennia onderdrukt hebben. De deksels van de krochten van ons collectief onderbewustzijn gaan open en in de eerste lichtstralen blijken de gevreesde monsters en duivels een lichtvoetig en vrolijk spel te spelen dat uitstijgt boven het kwaad waarvoor we zo bang waren. God en satan omhelzen elkaar en blijken altijd de beste vrienden te zijn geweest. Er zijn zelfs veel meer dan vijftig tinten grijs omdat alles grijs is! Dat noem ik praktisch non-dualisme!

En wat blijkt? Die zogenaamde dubieuze wereld van BDSM blijkt een heel gezonde wereld te zijn! En zij die het praktiseren blijken zelfs gelukkiger te zijn dan mensen die alleen maar huis-, tuin- en keukenseks bedrijven. Dat bleek onlangs uit een onderzoek van de Universiteit van Tilburg. Maar we hadden zonder zo’n onderzoek ook wel kunnen bedenken dat BDSM (bondage, discipline, sadisme, masochisme) eigenlijk seks in optima forma is. Want overgave is toch eigenlijk de essentie van seks? Jezelf in de ander en in jezelf verliezen? Verdwijnen? Opgaan in een trance waarin je je eigen lijf laat oplossen in dat van de ander, zo niet de hele wereld om je heen? Seks wordt toch niet voor niets door sommige religies gezien als een gouden weg naar bevrijding? Wat is spelen met pijn anders dan het ultieme voorspel van het sterven, dat vaak niet even gemakkelijk gebeurt als veel romantici ons willen voorspiegelen? Wat is vastgebonden worden anders dan een les in vertrouwen in machteloosheid van je strak geknevelde naakte lijf? Ga me niet vertellen dat die flagellanten, die zichzelf tot bloedens toe met de zweep aftuigden, er niet van genoten! En eindelijk, ja eindelijk gaan steeds meer mensen dit ontdekken, en het kan niet anders zijn dan dat dit voortkomt uit een diepe behoefte zichzelf te verliezen. En dat is iets waar spiritualiteit ten diepste over gaat.

Wees dus straks niet verwonderd als de dokter je geen pillen meer voorschrijft of verwijst naar een andere poli. Want de medicijnen die je bij de apotheek afhaalt zijn dan geen pillen of druppels meer, maar zwepen, boeien en touwen, en dildo’s, maskers en tepelklemmen. En schrik niet als de poli een speelhuis is geworden dat vol staat met kruisen, martelbanken en slings. Reken maar dat je van deze therapie echt opgelucht en gezond tintelend van energie thuiskomt. Want niets is meer helend dan het in overgave kwijtraken van je krampachtige ikje, je ego. Dan ben je gewoon gelukkig, en alleen gelukkige mensen kunnen de wereld verbeteren. Eindelijk eens een weg die echt alternatief is!

Taal

Date 26 mei 2013

Slecht taalgebruik zet me meteen op het verkeerde been. Ik vind het een ramp als mensen zo weinig moeite nemen om een beetje goed Nederlands te schrijven, en vind dat schofferend naar de lezer. En dan heb ik het niet alleen over spelling, maar ook het misbruik van en gebrek aan punten, komma’s en andere leestekens waardoor je zinnen soms meerdere malen moet lezen om ze te begrijpen. Het is maar goed dat ik niet in een sollicitatiecommissie zit, want ik zou alle brieven in slecht Nederlands meteen opzij leggen, autochtoon of niet. In plaats van dat ze zelf wat moeite doen om iets begrijpelijks op papier te zetten, moet je als lezer extra je best doen om te volgen wat er gezegd wil worden. Het type mensen dat hun auto op de stoep zet en met een ‘Ja maar je kan er toch omheen lopen?’ antwoordt als je er wat van zegt. Zelfs veel gelezen nieuwssites als nu.nl maken taalbrokken waar mijn verstand bij stilstaat. Wat laten die mensen zich toch kennen!

Waarom slecht taalgebruik me zo irriteert? Omdat taal een middel voor communicatie is, de drager van de boodschap, en daarom onopvallend op de achtergrond moet blijven. Slecht en afwijkend taalgebruik leidt af van de inhoud, en moet niet functioneren als een knetterende stoorzender. Als je niet behoorlijk kunt schrijven, doe ik het dan gewoon niet! Soms voel ik zelfs de neiging om mensen in Facebook te ontvrienden als ze het steeds meer hebben over hun als ze hen bedoelen, over welke als ze die bedoelen, over me als ze mijn bedoelen en ga zo maar voort. Niet dat je alles volgens het Groene Boekje hoeft te schrijven maar dan moet een alternatieve spelling of neologisme wel een funksie hebben! En sommige officiële schrijfwijzen stuiten ook mij tegen de borst, bijvoorbeeld dat je actie met een toch wat ouderwets aanvoelende c schrijft in plaats van met de meer progressief ogende k. Klavecimbels, helikopters en insecten bezorgen ook mij problemen, zelfs tijdens het schrijven van deze blog.

Uiteraard dacht ik er in mijn jonge progressieve jaren anders over en schreef ik liever over staatsjonrestoraatsies en zo, maar dat heb ik later toch weer achter me gelaten. En ik ben niet de enige die bij het verschijnen van het Groene Boekje in 1995 op zijn achterste poten kwam te staan. Toen kregen we dat gedoe met die tussen-n, bedacht door een aantal academici die achter hun bureau vol pannenkoeken mij veel zielenleed bezorgden. Ik ga ervan uit dat de Taalunie die onzin in de editie van 2015 straks weer terugdraait. Dat zou getuigen van ruggengraat! En dan heb ik het nog niet eens over de schrijfwijze van planten en kruiden, die paardenbloemregel. Of over het gebruik van accenten en de schrijfwijze van samenstellingen. Het lijkt erop dat de Nederlandse Taalunie onze taal heel academisch en rationeel wilde maken, maar voorbij ging aan de mensen die deze spelling zouden en soms moesten gaan gebruiken.

Geen wonder dat in 2005 het Witte Boekje van het Genootschap Onze Taal verscheen, waarvan de spelling door NRC, De Volkskrant, Trouw, Elsevier gebruikt wordt. Het is ook veel praktischer dan het Groene Boekje omdat er bijvoorbeeld ook de spelling van eigennamen en uitdrukkingen te vinden zijn, terwijl het Groene boekje hoofdzakelijk losse woorden geeft. Is het er van af komen, ervan af komen, er vanaf komen, er van afkomen, ervanaf komen of er vanafkomen? Probeer dat maar eens in het Groene Boekje te vinden! Terwijl het Witte Boekje van Onze Taal vol staat met dit soort voorbeelden. Daar heb je wat aan. Zeker als je, zoals ik, vaak teksten en drukproeven corrigeert, zoals die van het dorpsblad hei & wei.

Nu kun je natuurlijk stellen dat het abominabele taalgebruik ook te danken is aan slecht onderwijs, maar dan blijf ik me er toch over verwonderen dat mensen kennelijk niet zien hoe woorden worden geschreven, dat hen niet opvalt dat in Facebook staat vind ik leuk en niet vindt ik leuk, dat soort dingen. Ik ben geen fan van hen die bij alles op ‘eigen verantwoordelijkheid’ wijzen, maar dat kan toch geen argument zijn om zelf niet meer op te letten? Of taal gewoon lelijk te maken, zoals maar al te vaak in het computerwereldje gebeurt, waar steeds meer gesproken wordt over de tablet, de notebook en router als rauter wordt uitgesproken. Dat doet pijn. En helemaal als ze het over media en data als enkelvoud hebben, maar kennelijk realiseren ze zich niet dat er ook pluralia tantum bestaan, woorden die gewoon geen enkelvoud kennen, zoals ingewanden en onkosten. ‘De data is veilig,’ schrijven ze dan onbeschaamd. Ik vraag me af waar hun hersens zit.

Het zal wel een tic van mij zijn, die taal. Heb ik van mijn schrijvende vader en grootvader. En ook ik zie wel eens taalfouten over het hoofd. Maar ik blijf het moeilijk vinden om slecht geschreven teksten, net als plat gepraat, serieus te nemen. En nu maar hopen dat er in deze blog niet teveel taalfouten zitten…

De ware waarneming

Date 19 mei 2013

Onlangs droomde ik dat ik verlicht was. Dan wel op zijn minst de smaak ervan te pakken kreeg. Het was anders dan ik gedacht had: gewoon een heel heldere verstilde waarneming. Geen extatische overgave, geen jubelende engelen, geen kolkende energiestromen maar gewoon ‘dit’. Waarin je alleen maar met Bhagwan kunt roepen: ‘Ah, this!’ zoals een lezingencyclus van hem heette toen ik in Poona was. Een ‘Ah, this!’ van herkenning van iets dat je altijd al hebt geweten. O ja, dat is waar ook, ik was het even vergeten. Zoiets. Waarbij het eigenlijk alleen om een verandering van waarneming gaat. En ik moet toegeven: waarneming is eigenlijk iets heel vreemds als je er even op let wat er feitelijk gebeurt. We zeggen zo makkelijk ‘Ik zie dit’ of ‘Ik hoor dat’ maar wat is waarneming nu wérkelijk? Daarvoor moet je even opletten. Even stil zijn. Je mond houden. Alleen maar kijken.

Waarneming zou eigenlijk echt objectief moeten zijn, vond ik lang geleden. Toen geloofde ik dat concentratie daar een voorwaarde voor was. Heel letterlijk. Dus ik liggend op bed steeds naar hetzelfde punt in het plafond blijven staren. Leuk is dat, want na een poosje verdwijnt alles. Maar ik merkte ook dat het fysiek nogal uitputtend was, en veel verder ben ik er indertijd, zo rond 1967, niet mee gekomen. Hoewel? De eye-gazing meditatie die we een Poona deden leek er wel wat op. Daarbij keken we elkaar heel lang in de ogen, en daarbij zweefde ik op gegeven moment weg in een vreemde ruimte die ik niet anders kan omschrijven dan dat hij binnenstebuiten in elkaar zat. Fantasie allemaal? Liet ik me belazeren door bewust overbelaste neuronen onder mijn schedeldak?

Met dat soort biologische Swaabse verklaringen ben ik nooit echt tevreden. Te makkelijk. Ze verklaren niet het gevoel, het wéten van realiteit, het bewustzijn van echtheid. Die rare zekerheid dat je iets écht heb meegemaakt en het geen droom of hallucinatie was. Ook dát zou volgens de biologen een hallucinatie zijn. Maar wie garandeert me dat hun geloof dat wij ons brein zijn niet óók een hallucinatie is? Hier kom je nooit uit. Evenmin als de zenmeester waarover Bhagwan vertelde. Die had gedroomd dat hij een vlinder was, en wist nu niet meer wie hij was: Chuang Tse die droomde dat hij een vlinder was of een vlinder die nu droomde dat hij Chuang Tse was… Onoplosbaar. Of nog beter: geen van beide. Omdat hij degene was die zich dit afvroeg of, nog een stapje verder, puur bewustzijn.

Ik neem waar. Klinkt een beetje consumptief. Waargeven bestaat nog niet. Hoewel? In de kwantumwereld is dat al heel gewoon: de waarnemer beïnvloedt het waargenomene, zodat iets als objectiviteit op losse schroeven staat. Door waarnemen máák je als het ware iets waar, je creëert en werkelijkheid en in die betekenis is het eigenlijk waargeven, en niet nemen. Tegelijk vraag ik me vaak af wáár de waarneming eigenlijk gebeurt, want soms lijkt het meer op een daarneming, dat het daar gebeurt waar ik niet ben. Ik hoor de merel echt in de boom fluiten en niet tussen mijn oren. Biologen zullen zeggen dat ik het geluid naar buiten projecteer, maar dan zijn we weer terug bij de illusie die op zich ook weer een illusie kan zijn. De merel kan zowel in mijn hoofd als in de boom zingen.

Waar ben ik eigenlijk? Die kwantummechanica zorgt wel voor een heerlijke verwarring. Door haar weten we meer over non-lokaliteit: iets gebeurt dan niet op een bepaalde plek, is niet echt aan te wijzen. Net als elektronen die eigenlijk golfjes zijn zolang je ze niet betrapt, en probeer maar eens de plek van een golf aan te wijzen. Je kan hooguit zeggen dat die hier méér is dan daar, maar daar houdt het wel mee op. Ik denk dus dat waarneming of waargeving dus ook hierneming, hiergeving, daarneming en daargeving kunnen zijn. Even makkelijk. Alles is één grote oceanenzee van golven, alles gebeurt overal tegelijk, hooguit hier een beetje meer dan daar. Wat voor mystici altijd al een vanzelfsprekendheid is geweest. Omdat ze oplettende waarnemers waren. Zo simpel is het. Hoewel? Droomde ik nu dat ik verlicht was of droom ik nu dat ik niet verlicht ben?

Sprookjes

Date 16 mei 2013

Vaak word ik gezien als iemand die in sprookjes gelooft. Naief en goedgelovig, met veel te veel vertrouwen en optimisme. Ze kunnen me van alles op de mouw spelden. Als iemand tegen me liegt, me iets wijsmaakt, is dat zijn probleem en niet het mijne. Vind ik. Ik ga ervan uit dat iemand de waarheid spreekt, tot het tegendeel is bewezen. Ik maak voor mezelf wel uit wat waarheid en werkelijkheid zijn, wat de realiteit is. En als sprookjes daar centraal in staan, zijn die voor mij werkelijkheid.

Daar is niks mis mee. Zolang ik althans het dagelijkse leven er niet mee verwar. Want iedere wereld heeft zijn eigen domein, en sprookjesfiguren zal ik niet snel op straat of in de supermarkt tegenkomen. Als ik meen dat engelen echt van aards vlees en bloed rond me heen zweven heb ik een probleem. Die wonen nu eenmaal in een fijnstoffelijke wereld die ik met mijn fysieke ogen niet kan waarnemen, ondanks de voorstellingen die ik van hen heb, en die ook nodig zijn om er iets over te vertellen. De zogenaamde aardse werkelijkheid is nu eenmaal een andere dan die in hogere sferen, en alleen het geheel van al die werelden is eigenlijk de werkelijkheid.

Als je werkelijkheden door elkaar haalt, er geen onderscheid meer tussen kan maken, heb je een echt probleem waar psychiaters hele enge namen aan geven. Als je bijvoorbeeld denkt dat de koning echt is neergedaald uit een romantische wereld, als je meent dat hij het goddelijke op aarde vertegenwoordigt ben je raar bezig. Dat is letterlijk idealiseren: ideaal en materiële werkelijkheid door elkaar halen. Plato zou wellicht zeggen dat de koning de verstoffelijking is van de koning als idee. Maar daarmee zijn ze niet identiek. Ja, uiteindelijk wel op het diepste niveau, maar je kunt alle werelden pas verbinden als je eerst duidelijk onderscheid tussen hen hebt gemaakt.

Sprookjes zijn niets anders dan vingers die naar de maan wijzen, en zo zou de koning niets anders moeten zijn dan een verwijzing naar de koning in onszelf. Hoewel we dat diep van binnen ook wel aanvoelen, verheerlijken we vaak de koning van vlees en bloed. Opdat we niet de koning in onszelf, onze eigen kern en autoriteit hoeven te ontmoeten. Een ware koning toont ons ons eigen koningschap. Om dat in onszelf te ontdekken moeten we naakt en eerlijk tegenover onszelf zijn. En daar is moed voor nodig, durf om tegen jezelf te zeggen: ‘Daar sta je dan…’

De Kaarsvlam, mei/juni 2013

Moederdag

Date 11 mei 2013

Precies honderd jaar geleden werd mijn moeder geboren. Op nummer 41 van de Jacob Obrechtstraat in Amsterdam. Als kind was ik daar vaak, je moest een lange trap op en er hing een wat sombere sfeer rond de zware meubels. Er hing een achter glas gestolpte Christus aan de muur, die ik een beetje eng vond. Ik leerde daar Verkade-albums kennen, en chocolaadjes van Droste die in een rond tinnen doosje zaten. Zij las De Tijd en bewaarde de strips van Kuifje De zaak Zonnebloem voor me, die ik allemaal in een schrift met harde kaft plakte. Op het plein waar het huis op uitkeek lagen in het zand nieuwe rioleringsbuizen waar ik makkelijk doorheen kon lopen, maar die later steeds kleiner leken te worden toen dat niet meer lukte. Op de ronde houten tafel lagen zware tijdschriften in kleur, waar ik niet veel van begreep omdat ze over mode gingen. Want uit die wereld kwam mijn grootmoeder, die onder andere bij Maison de Bonneterie heeft gewerkt en volgens mijn moeder ook kleding maakte voor mensen van adel en koninklijke huize. Maar dat is een wereld waar ik helemaal niets, maar dan ook niets mee heb, hoe hard mijn oma ook heeft gewerkt. En dat was nodig ook, want ik heb begrepen dat haar man, die niet ouder geworden is dan 56 jaar, niet zoveel deed voor de kost en nogal aan de drank was.

In die wereld is mijn moeder dus opgegroeid. Ze vertelde me vaak over lange wandelingen langs de Zuidelijke Wandelweg, over feesten en tennissen, en over het genieten van lange zomeravonden die later verdwenen leken te zijn. Waarbij ze even vergeten was dat de zomertijd na de oorlog was afgeschaft. Ik heb begrepen dat de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw misschien wel heel mooie jaren waren, ideaal voor een gelukkige jeugd, en met heerlijke muziek die ook ik vandaag de dag nog graag hoor. Hoe rauw en wreed moet daar de Tweede Wereldoorlog overheen gekomen zijn, na een lange periode met dreigende sfeer van duister onheil over Europa! Mijn ouders trouwden in 1939 en verhuisden, na enkele jaren in Amsterdam gewoond te hebben, tijdens de oorlog naar Blaricum, naar het huis op Zwaluwenweg 3 waar in 1942 mijn broer en in 1947 ik zelf werd geboren. Ik tracht me dat wel eens voor te stellen, over hoe de sfeer hier toen in het dorp was. Hoorde van mijn ouders verhalen over hoe je stiekem naar de radio luisterde, hoe mannen werden verleid om naar het Hilversumse Sportpark te komen, waarna ze meteen op transport werden gezet, hoe mijn vader zich voor de Duitsers verborgen wist te houden. Hoe stil het op straat geweest moet zijn, hoe koud de hongerwinter was, hoe kaal het dorp was omdat de bomen werden opgestookt.

En na de oorlog kwam ik er dus, als babyboomer. Het land was bevrijd en dat werd gevierd met vele nieuwe kinderen. Een generatie waarop ik niet altijd even trots ben, maar die volgens mij wel echt geleefd heeft, zeker in de jaren zestig. Onze moeders wensten niets dan het beste voor ons, maar konden tegelijk de oorlog niet vergeten. Als jongere begreep ik daar weinig van. In 1952 verhuisden we naar Amsterdam en als puber keek ik graag naar Lou de Jongs televisieserie De Bezetting. Maar niet alleen de tv was zwart-wit, ook het denken in goed en kwaad, zodat we in een anti-Duitse sfeer opgroeiden. Het was vooral mijn moeder die vaak naar programma’s over de oorlog keek, en ik begreep niet waarom ze dat toch steeds deed omdat het geheid in huilen eindigde. Tijdens herdenkingen was het nog echt stil op straat en tot vandaag de dag sluit ik me daar graag bij aan, zij het nu weer in Blaricum. Pas op latere leeftijd begreep ik wat meer over hoe trauma’s werken, hoe die zich letterlijk in je geest en lichaam nestelen en hoe moeilijk het is om daarvan los te komen. Iets als meditatie kende de generatie van mijn ouders nauwelijks, en ik voelde me vaak gechanteerd om iets te moeten voelen wat ik niet wilde en niet kon voelen.

Zo ook moederdag. Die was bij mijn moeder min of meer verplicht, terwijl ze tegelijkertijd vaderdag maar een commerciële verkooptruc vond. Dat werd dus niks, zeker omdat het vrijwel met haar verjaardag samenviel in de toch al emotionele meimaand. Tegelijk hield mijn moeder ontzettend veel van me, benauwend veel tot het intieme af. En ze vond het meer dan normaal dat ik ook zoveel van haar zou houden, wat natuurlijk vragen om moeilijkheden was. Mijn relatie met haar was niet echt vrij van ruzies, evenmin als haar relatie met mijn vader. Ooit adviseerde ik hen dan ook om te scheiden, wat ze toen ook hebben gedaan. Maar mijn ouders konden uiteindelijk toch niet buiten elkaar. Zoals mijn vader later ooit verzuchtte: ‘Het huwelijk is mislukt, maar de scheiding is ook mislukt…’

Ik denk dat mijn moeder heel eenzaam is geweest, zich onbegrepen voelde. Er waren dingen waarover ze niet wilde praten omdat ze te emotioneel waren en ze bang was dat niet te overleven. Echt open en blij – dat wat ze juist in mij waardeerde – heb ik haar zelden meegemaakt. In de jaren tachtig zaten mijn officieel gescheiden ouders zeven zomers in een recreatiewoning in Blaricum. Daar genoot ze echt van, zoals ze er ook van zou genieten als ze wist dat ik hier weer woon. Maar moederdag heb ik zelden veel aandacht gegeven. Het had voor mij altijd iets geforceerds, maar vaak voldeed ik toch aan mijn verplichting om de lieve vrede te bewaren. Ik vond het oneerlijk dat er geen kinderdag was, zelfs de dieren waren beter af! In mei 1979 was er een van die moederdagen waarin ik helemaal niets van me liet horen, en prompt ontdekte ik Bhagwan. Die me leerde dat eigenlijk het hele bestaan een moeder is: existence takes care. Moederdag om een dagje aan mijn moeder te denken, en dat doe ik bij deze op mijn eigen manier. Dag moeder!