3 april 2024 
    		In de popmuziek uit de jaren 60 was een oneindig aantal juweeltjes, waarvan ik soms het gevoel heb ze nu pas echt op hun waarde te schatten. Een daarvan is het indertijd door ons grijsgedraaide In-A-Gadda-Da-Vida uit 1968 van Iron Butterfly. Hoeveel ik er indertijd ook van genoot, waardeer ik het nu meer dan ooit. Wij babyboomers willen wel eens beweren dat sommige dingen vroeger beter waren, maar hoewel dat niet altijd het geval was moet je toch de mogelijkheid niet uitsluiten dat dit inderdaad zo was. Want met name de popmuziek getuigde in die jaren van een ongeëvenaarde creativiteit. Maar dat realiseerden we ons indertijd niet. ‘O zalige tijd / niet eens zo lang geleden / is het geschied / en onwetend / gingen we erdoorheen,’ dichtte ik toen ik een jaar of zestien was. Want toen was geluk heel gewoon. Alsof je alleen achteraf gelukkig kunt zijn, en niet gewoon in het hier en nu.
Het vooral instrumentale ‘psychedelische’ In-A-Gadda-Da-Vida duurt zeventien minuten en nam toen de hele A-kant van de gelijknamige langspeelplaat in beslag. De titel was een raadsel, maar ik lees nu in Wikipedia dat de dronken zanger en organist Doug Ingle ‘In the garden of Eden’ bedoelde, maar zich zodanig versprak dat drummer Ron Bushy er deze mysterieuze titel van maakte. Die drumsolo vanaf 6:23 is misschien wel de mooiste drumsolo die ik ooit gehoord heb en als ik hem zie spelen geniet ik van de trance en overgave waarin Bushy zich helemaal verliest. In een clickbaitdiscussie op Facebook werd een paar maanden geleden gevraagd naar wat je de beste drumsolo vond. Daar kwam vaak Ringo Starr voorbij in The End, het (eigenlijk één na) laatste nummer van Abbey Road uit 1969, maar ook deze solo uit In-A-Gadda-Da-Vida werd een enkele keer genoemd. Onlangs las ik dat Ringo geïnspireerd was door Bushy’s solo.
Hoewel ik het heel anders beleef heeft die solo nog geen drie minuten geduurd als op 9:06 Ingle in een perfecte overgang met zijn orgel invalt. De zoetheid van zijn orgel en zijn verschijning lijken in contrast met de zware mannenstem waarmee hij de simpele tekst in het begin en aan het slot zingt. Neem mijn hand en wandel samen met mij in dit land. Het smachten naar een psychedelisch paradijs dus. Daar hadden we in de jaren 60 wel vaker last van, terwijl muziekuitvoeringen zich in die tijd nog moesten behelpen met een entourage van vloeistofdia’s die we op zich al heel overweldigend vonden. Lange muzieknummers waren trouwens best uitzonderlijk in die tijd, wellicht omdat je ze niet in een single kon persen. Ja, je had in 1969 het fantastische Get Ready van Rare Earth dat we ook grijs draaiden, maar de echte boost voor lange nummers begon een jaar later met Pink Floyds instrumentele Atom Heart Mother.
Er zijn dertig miljoen exemplaren van In-A-Gadda-Da-Vida over de toonbank gegaan, waarmee het inmiddels vier keer de platinastatus heeft bereikt. Het zou ook een inspiratie zijn geweest voor heavy metal, maar ondanks de soms schurende gitaargeluiden herken ik dat er niet zo in. Drummer Ron is op 79-jarige leeftijd in 2021 overleden en ik begrijp dat Doug nu dezelfde leeftijd heeft. Popartiesten kunnen best oud worden, iets waarvan de inmiddels 80-jarige Keith Richards van de Rolling Stones hét iconische voorbeeld is, zeker omdat hij met zijn groep nog steeds actief is. In een stripje zag ik jongeren in de rij voor een concert aan bejaarden in rolstoelen en met rollators vragen of ze niet te oud waren voor dit concert, waarop ze van de oudjes te horen kregen dat zij zélf de band waren. Het was even mode om als popmusicus op je 27ste te sterven, maar voor popmuziek ben je nooit te oud.
    		
 Gepost in Muziek  
 Geen reacties »		
 
		    	
    		
			
 30 maart 2024 
    		Jammer. Na zijn prachtige bestsellers Gratis geld voor iedereen en De meeste mensen deugen valt Rutger Bregmans derde boek bij De Correspondent Morele ambitie nogal tegen. Het is wel keurig gebonden, ruim gedocumenteerd, vol passie geschreven en straalt het voor de schrijver zo kenmerkende aanstekelijke enthousiasme uit, maar verder weet ik niet wat ik ermee moet. Maar dat zal wel aan mijn eigen gebrek aan morele ambitie liggen. De titel alleen al staat me tegen. Ik heb niks met moraliteit omdat het voor mij een stoffig begrip is dat me doet denken aan al of niet zelfopgelegde normen en waarden, volgens Wikipedia ‘een geestesgesteldheid, geestelijke weerbaarheid, moed, werkkracht of strijdlust die in moeilijke omstandigheden door een individu of groep wordt vertoond’. Ik heb ook niets met ambitie, door dezelfde bron omschreven als ‘streven om carrière te maken en de daarmee vaak gepaard gaande “zucht, dorst naar eer of roem”. In meer algemene zin is ambitie het streven naar een bepaald doel’.
Ben ik zelf moreel ambitieus? Misschien zou je mijn zestienjarige raadslidmaatschap een morele ambitie kunnen noemen. Maar voor mij voelde het simpel als doen wat er gedaan moest worden. Zo simpel was het, ik kon gewoon niet anders dan mijn geboortedorp willen beschermen tegen verloedering van haar wezen, zoals ik ook de astrologie en de woorden van mijn Wijze Tante wilde beschermen tegen het steeds meer opkomende oppervlakkige materialisme en populisme van deze tijd. Maar ik sla mezelf niet op de borst omdat dit alles morele ambitie zou zijn. Omdat dit voor mij niet zo voelt. Sterker nog: moraliteit en ambitie getuigen juist van een gebrek aan spiritualiteit. Omdat ze je vastpinnen aan je eigen persoonlijkheid met waarden en ideeën waardoor flexibiliteit ver te zoeken is. Omdat ze je met een doel in de toekomst afhouden van het hier en nu. Van Bregman moeten we aan het werk, wat me doet denken aan Mao met zijn culturele revolutie waarin voor cultuur geen sprake mocht zijn. Wat blijft er over van kunst als die ook ambitieus moet zijn? 
Wat wél inspirerend is, is Bregmans gedachte dat je op je eentje veel meer kunt bereiken dan je geneigd bent te denken. Zijn boek staat vol met voorbeelden van eenlingen die via een kettingreactie een ware revolutie teweeg hebben gebracht. Geloof Bregman maar: je kán de wereld verbeteren! Hij vertelt over mensen als Thomas Clarkson die over de slavernij begon, Ralph Nader die auto’s veiliger maakte, de zwarte Rosa Parks die weigerde op te staan voor witte mensen, Rob Mather die malaria bestreed, en vele anderen. Moreel ambitieuze mensen die begonnen met een beroep op anderen te doen. Dat werkt, want mensen helpen graag als je hen iets vraagt, immers de meeste mensen deugen. Als raadslid maakte ik eerst mijn fractiegenoten warm voor een idee. En als dat lukte was de coalitie aan de beurt. En als ook daar draagvlak was kwam de hele gemeenteraad aan de beurt. Hoewel ik een hekel heb aan het woord ‘netwerken’ heeft Bregman het over hetzelfde principe dat nodig is als je iets wilt bereiken. En dan niet alleen praten, maar ook doen!
Nee, je bent niet goed zoals je bent. Een rare titel van het eerste hoofdstuk waarmee Bregman zijn protestantse afkomst verraadt. Hij hamert erop dat bewustzijn niet genoeg is, hoewel het daar natuurlijk wel mee begint. “Maar in bewustzijn kun je niet wonen,” parafraseert hij Jan Schaeffer. Nou, voor mij is het de enige plek waarin je juist wél kunt wonen. Want bewustzijn is meer dan kennis in je hoofd, omdat het ook voelen betekent, van het beleven van je eigen lijf tot meeleven en lijden met anderen en de natuur. En écht bewustzijn kan niet anders dan tot actie leiden. Dat heeft geen plicht nodig, want dan gebeurt het vanzelf. Tenzij je hypocriet bezig bent. ‘Beschouw winnen als je morele plicht’ is de titel van het vierde hoofdstuk waarin het tweede deel ontbreekt. Maar dachten de vele mensen die als individu of als groep zoals de Quakers een groot verschil zouden gaan maken daar ook zo over? Ze konden gewoon niet anders dan bijvoorbeeld opkomen tegen de slavernij of ervoor zorgen dat velen zich lieten vaccineren. 
Volgens Bregman moeten we vier illusies achter ons laten. Die van bewustzijn, van goede intenties, van puurheid en van synergie. Voor mij zijn dat geen illusies. Is mijn leven nu verloren, zal ik op mijn sterfbed nu het berouw over een verspild leven hebben waar de auteur als een dominee voor waarschuwt? Al met al is het een boek waar ik weinig mee kan zodat ik weinig behoefte heb om me bij zijn School of Moral Ambition aan te melden, met als beginselen actie, impact, radicale compassie, ruimdenkendheid, medemenselijkheid, levenslust en doorzettingsvermogen, die op mij als nogal open deuren overkomen. Een en ander neemt niet weg dat het boeiend is om de verhalen van veel wereldverbeteraars te lezen. Maar waren ze allemaal gelukkig? En hoe kan je een ander gelukkig maken als je dat zelf niet bent? Slavernij is er nog steeds, zij het in een andere vorm. Waar komen die ziektes vandaan waartegen vaccinaties nodig zijn? Ik geloof nog steeds dat alleen bewustzijn onze redding kan zijn. Maar dat zal volgens Bregman wel een smoesje zijn.
    		
 Gepost in Maatschappij en politiek  
 Geen reacties »		
 
		    	
    		
			
 21 maart 2024 
    		De Verenigde Naties geven sinds 2012 elk jaar een World Happiness Report uit. Op 20 maart, de internationale dag van het geluk, zo lees ik in Wikipedia. Ook een persoonlijke geluksdag trouwens, want op die dag verrijkte ik in 2007 mijn leven door Second Life te betreden. In 143 landen lieten de onderzoekers bewoners zelf oordelen over hun inkomen, sociale steun, gezonde levensverwachting, mate van vrijheid, vrijgevigheid en corruptie, zoals te lezen in het volledige rapport. Finland is het gelukkigste land, in de top-10 gevolgd door Denemarken, IJsland, Zweden, Israël, Nederland, Noorwegen, Luxemburg, Zwitserland en Australië. Om nog een paar andere landen te noemen: de Verenigde Staten staan op 23, Duitsland op 24, Rusland op 72, Oekraïne op 105, en het ongelukkigste land is Afghanistan op 143.
Finland staat nu voor de zevende keer op rij aan de top. Het valt op dat veel Skandinavische landen al in de top 10 staan, maar ik kan me moeilijk voorstellen dat mensen in die koude landen zo gelukkig zijn. Maar ze zeggen het zelf. Arthur woont in Finland, dus ik heb hem gisteren gefeliciteerd en hem uitgehoord over dit rapport dat hij nog niet had gezien. Hij behoort wel tot de groep jongeren die het minst aan de geluksindex hebben bijgedragen, in tegenstelling tot de jongeren in Zuid-Europa. Voor ouderen zou Finland dus hét land zijn om naar te emigreren, maar dat zie ik mezelf toch niet echt doen. Het eerste dat Arthur noemde was de ruimte in zijn land, met schoon water en zuivere lucht. Vervolgens noemde hij de scholen, de gezondheidszorg, de mooie natuur en de vriendelijkheid van de mensen. Werk was ook goed geregeld, want als hij dagenlang een jeugdkamp moest bestieren had hij daarna weer extra vrije dagen.
Het meest opvallende vond ik wat hij vertelde over de gezondheidszorg. Als je ziek bent krijg je gewoon vrij en pas na drie dagen moet je naar de dokter. Ik weet niet of dit veel anders is dan bij ons, maar wat wél heel anders is zijn de eigen bijdragen voor gezondheidszorg. Die zijn hooguit vijftig euro per jaar, en voor medicijnen betaal je hooguit zeshonderd euro per jaar. Ik berekende hem voor dat ik voor premies en eigen risico zo’n drieduizend euro per jaar kwijt was. Een en ander zit wellicht complexer in elkaar dan het lijkt want je moet het wel afzetten tegen onder andere inkomen en kwaliteit van de gezondheidszorg. En tegen het feit dat mensen in koude regionen kennelijk gezonder leven, zonder rotzooi in de lucht en het water, en met sauna’s die natuurlijk heel gezond zijn. En ik heb de indruk dat het leven in Finland minder hectisch is dan bij ons, ook omdat de mensen daar veel meer levensruimte hebben. Ook dat draagt bij aan gezondheid, wat natuurlijk een van de eerste dingen is die bijdragen aan levensgeluk.
Ik ben gewend om veel te mopperen op de overheid terwijl mensen in Finland veel meer vertrouwen in de overheid hebben. Eigenlijk moeten we dankbaar zijn dat we in de top-10 van gelukkige landen zijn geboren. Dat vond Arthur vanzelfsprekend. Ons land zou een voorbeeld kunnen nemen aan Finland. Of misschien moet het hier in Nederland gewoon veel kouder worden.
    		
 Gepost in Gezondheid en welzijn, Maatschappij en politiek, Uit mijn leven  
 Geen reacties »		
 
		    	
    		
			
 14 maart 2024 
    		Israëliërs doen wel érg hun best om een antisemiet van mij te maken. Tot nog toe weet ik onderscheid te maken tussen de Joden als inwoners van Israël en de joden als aanhangers van de oudtestamentische religie. Als je tegen Joden bent betekent dat nog niet dat je tegen joden bent ofwel een antisemiet. En niet alle Joden zijn joden, dat geldt maar voor driekwart van de 6,4 miljoen mensen die in hun thuishaven wonen. Maar door de laatste ontwikkelingen dreigt het verschil tussen Joden en joden te vervagen. Inmiddels zou ik geen voet meer op Israëlische bodem willen zetten, argwanend als ik ben jegens een land waar zoveel mensen de genocide in Gaza goedkeuren. Net zoals ik argwanend jegens Russen geworden ben. Is het een natuurwet dat slachtoffers daders worden en de mix van Joden en joden nu zelf met een holocaust begonnen zijn?
Vandaag lees ik in de NRC dat 72% van de Israëliërs tegen humanitaire hulp voor Gaza is zolang de gijzelaars daar niet zijn vrijgelaten. Dat er zelfs een Tzav-9-beweging is die de hulptroepen voor Gaza wil tegenhouden. Hoe sadistisch kun je zijn als je eerst een gebied met twee miljoen inwoners platbombardeert, vervolgens de bewoners uithongert en daarna alle hulp van buiten blokkeert? Door een land dat zich niets aantrekt van internationaal recht, zoals ook met de bezetting van de Westelijke Jordaanoever waar de huizen van bewoners worden platgewalst en het leger het niet zoveel uit lijkt te maken of hier en daar Palestijnen worden doodgeschoten. Heren Biden, Rutte en vele anderen, hoe lang kunnen we dit land nog een hand boven het hoofd blijven houden? Ik moet toegeven dat ook ik mij daar vijftien jaar geleden aan schuldig heb gemaakt, in een blog die tot een lange e-mailwisseling met Nandan leidde. Sorry, Nandan, je had tóch gelijk!
De aanval van Hamas die tot twaalfhonderd doden en deze oorlog leidde is natuurlijk niet goed te praten, maar de reactie van Israël is wel een tikje buitenproportioneel. Joden geloven in de god der wrake uit psalm 94. Die laat kennelijk weinig van zich horen, zodat ze nu zelf het heft in handen nemen. Het was indertijd een mooi idee, een eigen veilig land, waar joden Joden konden worden. Maar dat land wás helemaal niet van hen, maar van Palestijnen! Foutje, bedankt. Waar is méér ervaring met vernietigd worden dan onder de joden? Daar heeft Israël kennelijk niets van geleerd. Een land dat rücksichtslos aan het moorden slaat – als ik het beest even bij zijn naam mag noemen want dat is het wat is het als je zoveel onschuldige mensen treft – verliest zijn bestaansrecht. Van minder punten op het songfestival tot verkilde internationale betrekkingen. Israël is hard bezig zichzelf te vernietigen, from the river to the sea.
    		
 Gepost in Maatschappij en politiek  
 Geen reacties »		
 
		    	
    		
			
 3 maart 2024 
    		Een dikke tien jaar geleden kocht ik twee bitcoins, voor zo’n € 500 per stuk. Leek me leuk, zo’n anarchistisch betaalsysteem. Intussen is de bitcoin zo’n € 57.000 waard, meer dan honderd keer zoveel als wat ik ervoor heb betaald. Als ik ze nu zou verkopen was ik zomaar een dikke ton rijker geworden zonder er iets voor te hoeven doen. Ik hou van slapen, zeker als je daar rijker van wordt. En de laatste tijd slaap ik als de beste terwijl de bitcoin de gekste spongen maakt. Als de bitcoin opeens enorm daalt moet je daar niet wakker van liggen, want in grote lijnen doet die eigenlijk niets anders dan stijgen. Een paar weken geleden heb ik een halve bitcoin verkocht voor zo’n € 24.000 om mijn bankrekening aan te vullen, zodat ik er nog anderhalve over houd. Op dit moment van schrijven € 86.500 waard want hij stijgt enorm de laatste maand. Ik hou die bitcoins zo lang mogelijk vast.
Ik heb gelezen dat elke bitcointransactie een zwembad aan water kost. En dat in die blockchain veel crimineel geld omgaat. Mijn vriend Marcel relativeert dat: hoeveel elektriciteit verbruiken reguliere banken met hun computers, beeldschermen, verlichting, verwarming, liften, airco’s en koffieautomaten? En hoeveel crimineel geld waart daar rond? Ik voelde me iets minder schuldig toen hij me ging helpen met het realiseren van mijn virtueel kapitaal. Eerst op zoek naar mijn privésleutel, die ik zó goed had opgeborgen dat ik even moest zoeken waar ik hem had gelaten. Er zijn veel verhalen over mensen die hun sleutel kwijt zijn en wiens bitcoins ongebruikt eindeloos in het treintje van de blockchain rond het internet blijven reizen. Het zal je maar gebeuren. Zelf had ik de neiging om mijn public key en mijn private key door elkaar te halen.
Maar hoe gaat dat eigenlijk, bitcoins verkopen? Daar had ik echt Marcels hulp voor nodig, die me indertijd al het programma Electrum heeft laten installeren. Daarin zit mijn private key, en heb ik regelmatig gecheckt of mijn bitcoins nog steeds in de blockchain aan het zwemmen waren. Samen deden we eerst een test met een halve millibitcoin. Verkoopprijzen flitsen voorbij, dus dat is even goed opletten. We gaven de opdracht om die over te maken naar het wisselkantoor Bitvavo. Daar had ik me een paar weken eerder geregistreerd waarvoor ik me uitgebreid moest identificeren met onder andere een foto van mijn identiteitsbewijs en mijn gezicht te maken, en zelfs mijn stemgeluid te laten horen. Maar online ging dat best snel. Nu zag ik op het scherm zag ik blokken uit de blockchain voorbijschuiven met daarin allemaal kleine en grote anonieme vierkantjes van wat er allemaal in zat. Ik moest aangaven hoeveel satoshi’s – hoeveel miljoenste van een bitcoin – ik de miner van dat block zou vergoeden, een paar euro.
Dat laatste beïnvloedt weer de snelheid waarmee je overschrijving behandeld wordt. Na een minuut of twintig was alles rond en zag ik mijn halve millibitcoin op de site van BitVavo verschijnen. Toen hoefde ik het alleen nog maar naar mijn bankrekening over te maken, waar al snel € 9,69 verscheen. Alles werkte, dus nu het grotere werk. Met die halve bitcoin bleef ik keurig binnen de daglimiet van € 25.000. Alles ging nu wat trager, want nu kreeg ik een mail van Bitvavo met de vraag waar mijn bitcoins eigenlijk vandaan kwamen. Terecht, want zij moeten verantwoording afleggen aan De Nederlandsche Bank. Help! Maar ik was nog nooit zo blij dat ik oude rommel heb bewaard en altijd papieren dagafschriften wil hebben – iets wat velen maar onzin vinden – want in een archiefdoos die ik nog niet in de papierbak had geleegd trof ik die uit 2013 aan die ik snel fotografeerde en opstuurde. Ik kreeg daar zelfs een complimentje voor, want ze maken dat wel eens anders mee. En ze vonden het leuk dat ik tien jaar geleden daar al een blog over schreef.
Ik ben geen type om in bitcoins te gaan handelen, zo van verkopen als hij hoog en aankopen als hij laag staat. Veel te veel spanning, en goed slapen is belangrijker. Zoals aangetoond doet een beetje geduld en vertrouwen al wonderen. Op advies van Marcel heb ik trouwens een spaarrekening geopend bij Bunq, die 2,46% rente geeft, wat ze me elke dinsdag uitbetalen. Want ik moet, kinderloos als ik ben, natuurlijk ook op de kleintjes letten. En ik blijf de bitcoin een boeiend verschijnsel vinden, en als Waterman met de Zon in het tweede huis ga ik natuurlijk graag alternatief om met geld.
    		
 Gepost in Diversen, Uit mijn leven  
 1 reactie »		
 
		    	
    		
			
 27 februari 2024 
    		Alles is één. Daarvan ben ik al sinds de middelbare school overtuigd. Want de miljarden verschillende dingen om ons heen bestaan uit een beperkt aantal moleculen, die uit een nog beperkter aantal atomen bestaan, die uit een nog beperkter aantal elementaire deeltjes bestaan. Zet die trend nog even door en er blijft nog maar één deeltje over als grondstof waaruit alles is samengesteld, één kwaliteit als bouwstof van het hele universum met alles erin. Alle verschillen zijn dan niet wezenlijk, en gaan alleen over hoeveelheden en combinaties van die basisdeeltjes, en hoe die in de ruimte zijn samengesteld, ofwel over getallen, kwantiteit. Er blijft dan maar één kwaliteit over, die van dat basisdeeltje. Zo simpel is het. Uiteindelijk is alles één, en nondualistischer kan het niet. En dat betekent dat alle tweeheden, alle dualismen niet wezenlijk zijn, gezichtsbedrog, illusie. Dan is zelfs waarheid niet van leugen te onderscheiden. Waarheid die gesproken kan worden is niet de echte waarheid.
Er is geen essentieel verschil tussen de druppel en de oceaan. Dat er ook geen verschil is tussen goed en kwaad, tussen liefde en haat is echter moeilijk te bevatten. Maar je kan het kwaad ook zien als een gebrek aan goed, en haat als een gebrek aan liefde zodat er alleen een kwantitatief verschil tussen beide polen is. “To me awareness is the only virtue,” zegt Osho. “And unawareness the only sin.” Het enige zinnige wat je kunt doen is streven naar meer bewustzijn, al het andere is een beetje rommelen in de marge. Vandaar dat Osho zo hamert op meditatie, meditatie en nog eens meditatie, met als doel verlicht te raken, waarbij je alle dualiteit overstijgt. “I am he as you are he as you are me and we are all together,” zingen The Beatles in I am the walrus. Ja, wij zijn ook walrussen. En daarmee bedoelen ze niet Russen die tussen wal en schip vallen.
Maar ook het streven naar verlichting getuigt van dualiteit. Alsof je opeens totaal verandert als je verlicht raakt. Zo’n kwantumsprong is ook in getallen van tijd en ruimte uit te drukken, dus zegt eerder iets over kwantiteit dan over kwaliteit. Ik noem dit de verlichtingsparadox: je bereikt alleen hetgeen je al was. Zoals ze in zen zeggen: vóór de verlichting is het hout hakken en water halen en ná de verlichting is het hout hakken en water halen. Je begint in een droom en wordt wakker in de realiteit, maar ook die bevinden zich op een schaal van bewustzijn. Is er dan toch een soort kantelpunt in die groei van bewustzijn, alsof dat in een andere aggregatietoestand overgaat? Maar dat komt door warmte, bevindt zich dus op een omhoog glijdende schaal en is daarom een kwantitatief gebeuren. Net als het doel of de zin van iets, wat ook dualisme veronderstelt, zodat de rest van het liedje van The Beatles gewoon doelloze onzin is.
Volgens spirituele tradities kunnen mensen niet een beetje verlicht zijn. Je bent het of je bent het niet. De verhalen vertellen over keerpunten in de levens van mensen die verlicht raken. Zoals bij Boeddha en zen. En Osho die dat op 21 maart 1953 overkwam, die na een lange tijd van depressie het gevecht voor verlichting opgaf, zodat die door ontspanning en overgave toch werd bereikt. En vaak hebben ze achteraf het gevoel dat er eigenlijk niets veranderd is, dat ze eigenlijk altijd al verlicht waren zonder het te weten, dat ze alleen maar opeens heel bewust zijn geworden. Er was een deur waar ze doorheen waren gegaan, maar achter zich kijkend was er helemaal geen deur meer te bekennen. In Poona zei kamergenoot Piet, die later een van mijn beste vrienden zou worden, dat ik half verlicht was. Dat namen we beiden niet serieus, maar we hielden van grappen zoals Osho daar zelf ook van houdt. Het was waar en tegelijk niet waar.
Levend in de duale wereld kan ik zeggen dat ik niet verlicht ben. Maar mocht dat op gegeven moment toch gebeuren, dan weet ik dat ik inderdaad een beetje verlicht was.
    		
 Gepost in Spiritualiteit, Uit mijn leven  
 Geen reacties »		
 
		    	
    		
			
 21 februari 2024 
    		Hoe kijk ik nu terug naar mijn zeven jaar geleden geschreven absurdistische roman Strandvliet? Een Amerikaanse vriend noemde het cult fiction ofwel een verhaal dat niet voor een groot publiek is weggelegd. In dit geval omdat het over kannibalisme gaat. Dat is niet een populaire hobby zodat menigeen er zelfs niet eens stiekem in durft te bladeren. Ik ben al blij als er hier en daar een exemplaar van wordt gekocht en Amazon me dan een paar euro stuurt omdat er ergens een Engelstalige versie is gekocht. Die vertaling heeft me een smak geld gekost, maar ik had wel iemand die met me meedacht. Hoe zou het voor haar geweest zijn om te lezen? Hoe pervers en weerzinwekkend is mijn allegorische verhaal eigenlijk?
“Dit is literatuur!” schreef schrijver Gaby den Held in een recensie. “De hoofdpersonen zijn bijna zonder uitzondering sympathiek, waardoor de vermeende gruwelijkheid van het kannibalisme op de achtergrond raakt. Ook alle rituelen zijn zo liefdevol beschreven dat je er helemaal in meegaat. Het verhaal leest bijzonder vlot en heeft de sfeer van een spannend jongensboek.” Zo was het ook bedoeld. Mijn soulmate Maria moest denken aan een sfeer zoals die vroeger in Osho’s commune was. Het staat me niet bij dat sannyasins elkaar daar in Poona vrolijk hebben opgegeten, maar ik kan me daar toch wel iets bij voorstellen, want ook daar wordt de dood gevierd.
“De schrijfstijl is heel vlot, heel beeldend en filmisch. (Niet altijd een cadeau),” schreef een mij onbekende op de boekensite Hebban. “Het verhaal zit wel heel goed ineen waarbij elk hoofdstuk afgewisseld verteld wordt door een paar personages.” Ik vind het leuk dat hij of zij het ‘filmisch’ noemde, want zo is Strandvliet ook ontstaan. Alsof ik niets anders deed dan in een flow een film opschrijven die zich voor mijn geestesoog afspeelde. Achteraf valt me op dat ik de fysieke kenmerken van de personen in het boek, in tegenstelling tot veel romanschrijvers, nauwelijks beschreef. Alsof die vanzelf wel oprijzen uit hun woorden en daden. En ja, ik vind iedereen in het verhaal aardig, alsof het vrijwel allemaal een soort lieve hippies zijn. Maar het staat me niet bij dat hippies elkaar vrolijk hebben opgegeten tijdens Woodstock of zo.
Ik noem het een allegorisch verhaal, want waar gaat het in een diepere laag over? Over het versmelten van seks, dood en spiritualiteit. In seks willen mensen met elkaar versmelten en kannibalisme is de ultieme uiting daarvan. Zoals Salvador Dali zei: “Kannibalisme is een van de meest voor de hand liggende uitingen van tederheid.” En let maar eens op de taal die vrijende mensen soms uitslaan, zoals “Ik zou je willen opvreten!” De dood, of correcter gezegd het sterven zien wij vrijwel altijd als iets verschrikkelijks, terwijl je het ook kan omarmen. Want ik heb de indruk denk dat we daarnaar ook kunnen verlangen, niet als vlucht voor pijn en verdriet maar als smachten naar het mysterie, naar een willen verdwijnen om weer één te worden met de Natuur, God of hoe je het ook noemen wilt. Romantici weten daar alles van.
In sommige Oosterse spirituele kringen geeft sterven de ideale gelegenheid om verlicht te raken. Lees het Tibetaanse Dodenboek er maar op na. De enige voorwaarde is bewust te blijven, en je niet te laten afschrikken of verleiden door alle prachtige en afschuwelijke psychedelische taferelen die zich aan je voordoen. Als je dit overleeft hoef je niet meer opnieuw te incarneren. Osho verwonderde zich er wel eens over dat mensen blij zijn met geboorten en treuren bij sterfgevallen. Want bij het eerste komt er wéér terug omdat die nog een en ander moet leren, terwijl bij het laatste zich een mogelijkheid tot verlichting voordoet. Wat er dan te leren valt waarvoor die incarnaties nodig zijn? Loslaten van jezelf, van je lichaam, je gedachten, je gevoelens, van je ego dat denkt een zelfstandig bestaan te leiden terwijl je eigenlijk allang één bent met het Al, het Bestaan of hoe je het ook noemen wilt. Een ik is eigenlijk een fictie, het toppunt van virtual reality.
We zijn echter niet allemaal even ver op dat spirituele pad. Sommigen zijn newbies die hier pas komen kijken, nieuwe zielen. Anderen zijn oude zielen die al vele levens achter zich hebben en het een beetje moe worden allemaal. Steeds weer opnieuw je veters leren strikken, de tafel van 7 moeten leren, problemen hebben met geld, verliefdheden en ziektes, terwijl je weet dat alleen verlichting je kan verlossen, het loslaten van alle identificaties met wat dan ook. Zo bekeken is sterven ook iets waar je je op kunt verheugen. En dat doen de jongeren in Strandvliet dan ook. Geofferd en opgegeten worden is de ultieme wens van deze oude zielen. En het vieren daarvan moet je niet uitstellen tot je oud, aftands en seniel bent, maar bij vol en helder bewustzijn.
Zo heb ik seks, sterven en spiritualiteit onder de paraplu van kannibalisme moeiteloos aan elkaar gekoppeld. Satyamo kennende kan dat niet zonder lichtheid en humor, want serieusheid laat geen ruimte voor speelsheid. In de apotheose van het boek is de dood niet iets wat ons scheidt, maar wat ons juist verbindt. Ik heb ook zelf veel geleerd van mijn roman. Het durven schrijven ervan had op mij een helende werking, en ik ben nog steeds dankbaar voor de inspiratie die ik ontving. Ik vind het, hoewel ik nu best wat kleinere dingetjes zou veranderen, nog steeds een mooi verhaal. Wij van Strandvliet adviseren dan ook Strandvliet.
    		
 Gepost in Literatuur, Uit mijn leven  
 Geen reacties »		
 
		    	
    		
			
 18 februari 2024 
    		Wat is dat nou eigenlijk, Second Life? Die vraag krijg ik vaak te horen. Ik vertel dan dat het een soort poppenkast is. Stel je voor dat je daar samen mee speelt, ieder met een eigen poppetje. Het mijne heb ik Ganymedes genoemd, en degene met wie ik speel heeft zijn poppetje bijvoorbeeld de naam Robbie gegeven. Als ik met één ander aan het spelen ben, zijn er dus vier karakters aanwezig: ik en de ander in het echt, Ganymedes en Robbie als ons speelgoed, onze avatars. Digitaliseer nu het poppenhuis. Dan zitten ik en een ander achter het beeldscherm, dan laat ik Ganymedes door een virtuele wereld wandelen, en de ander bestuurt Robbie. Die laatste twee kunnen we in character of IC van alles met elkaar laten doen, zoals praten, dansen en vrijen. Als het rollenspel goed gespeeld wordt, weten Ganymedes en Robbie niets van het bestaan van mij en van de ander die hen vanachter de computer besturen. Zeker als je elkaar voor het eerst ontmoet heb je geen flauw idee wie er in Real Life of IRL aan de andere kant achter de computer zit.
Tijdens het spelen in Second Life is het onmogelijk om altijd in character te blijven. Je moet in Real Life buiten de poppenkast even een plasje doen, een glaasje inschenken of de telefoon opnemen, zodat je out of character of ‘OOC’ moet gaan. Dan zeg je “BRB” ofwel be right back, waarbij je even ‘AFK’ ofwel away from keyboard gaat. Zo sluipen stukjes Real Life Second Life binnen. Als je het rollenspel perfect wilt spelen zet je dit soort opmerkingen tussen haken of sterretjes, zodat de ander begrijpt dat dit niet bij het spel hoort. Of je zegt het niet in het openbaar of local chat, maar in een privé internal message of IM met de ander. In dit soort gevallen vallen Real Life en Second Life samen, is er een overlap tussen deze twee werelden. Dan praat Ganymedes niet meer met Robbie, maar ik met degene die Robbie bestuurt, zij het wel bij monde van onze avatars.
In de loop van de tijd wordt die overlap tussen Real Life en Second Life alleen maar groter. Bijvoorbeeld doordat je out of character vertelt dat het nu tijd is om naar bed te gaan, waarmee je aangeeft in welk deel van de wereld je ongeveer woont. Zo nodigen Amerikanen je vaak uit voor party’s die voor ons Europeanen midden in de nacht plaatsvinden, want bij hen is het zes tot negen uur vroeger dan bij ons. Ik heb dan ook de meeste vrienden in Europa. Mensen vertellen  soms in hun persoonlijke algemeen toegankelijke profiel over hun Real Life, waar ze in een enkel geval zelfs een foto van zichzelf laten zien. Daarin vertellen ze bijvoorbeeld wat hun hobby’s en voorkeuren zijn zodat je een beetje weet waar je aan toe bent, en kun je zien of iemand age verified is zodat je weet of hij of zij tenminste 18 jaar oud is. Dit om gedoe te voorkomen, want Linden Labs, het bedrijf dat Second Life runt, waakt streng over seks met kinderen zodat zowel de spelers volwassen moeten zijn als dat de avatars een volwassen uiterlijk moeten hebben.
Maar spelers belazeren elkaar ook wel eens, zoals hun avatar een ander geslacht laten hebben dan dat in Real Life. Of door zogenaamde alts te creëren, waarbij een speler meerdere avatars heeft. Dan denk je met meerdere mensen te spelen, maar in werkelijkheid zit er achter de poppen dezelfde hand. En natuurlijk wordt er veel met leeftijd gesjoemeld, want avatars zijn meestal veel jonger en mooier dan de Real Life spelers achter de laptop of desktopcomputer. Dat laatste is niet zo verwonderlijk want wie wil er nou niet zijn eigen ideale zelf spelen? Je kunt je natuurlijk afvragen of dat zo erg is, want wat is wezenlijker van iemand: zijn of haar Real Life gestalte of zijn of haar ideeën en idealen? Zeker newbies ofwel beginnelingen in Second Life laten weinig van hun Real Life zien. Veel meer dan zeker weten of iemand volwassen is, in welk werelddeel hij of zij woont en wat iemand op zijn profiel heeft geschreven weet je dus niet.
Toen ik Robbie voor het eerst ontmoette gingen we automatisch Engels praten, want we wisten niet van elkaar dat we in Nederland woonden. De werelden van Real Life en Second Life hadden toen nog weinig overlap. Maar we vonden elkaars avatars leuk, net als de dingen die we elkaar vertelden en samen deden, zoals het runnen van de disco. Dan ga je al snel out of character en elkaar in Second Life over je Real Life vertellen, zodat je in beide werelden tegelijk zit. Na zo’n tien jaar verliet Robbie Second Life, maar tot vandaag de dag hebben we in Real Life contact met elkaar. Via e-mail hebben we filosofische gesprekken, bevelen we elkaar boeken aan en vertel ik hem hoe het nu in Second Life is en stuur ik hem foto’s daarvan. Zo heeft onze relatie zich via een overlap van de twee werelden van Second Life naar Real Life verplaatst. Hoewel we elkaar in die ‘echte wereld’ nooit hebben ontmoet, geen huisadressen van elkaar hebben en onze beelden van elkaar nog altijd de gestalte van onze avatars aannemen, kun je dit geen Second Life meer noemen.
Elkaar echt in Real Life ontmoeten gaat Robbie iets te ver. Ik heb geen idee waarom, maar respecteer dat graag omdat onze harten toch op een mysterieuze manier verbonden zijn. Dat voel je en dat weet je, net zoals ik dat tegenwoordig voel en weet met de Finse Arthur. Je kunt je zelfs afvragen of het echt nodig is om in Real Life contact te hebben, want je gevoelens zijn gewoon echt. Natuurlijk is er vaak ook angst om elkaar in Real Life te ontmoeten want dan zou de ander wel eens kunnen tegenvallen als je hem of haar niet als ideale avatar ontmoet. Toch ken ik twee jongens uit Duitsland wiens Second Life-relatie is uitgegroeid tot die in Real Life. Een van hen nodigde me eens uit om hem op te komen zoeken als ik eens zou willen zweefvliegen. In Groningen ontmoette ik Christo die ook een gaydisco leidde in Second Life, en hij heeft in Real Life de zwaar gehandicapte Gandalf bezocht die in Het Dorp woont.
Zo ontstaan via Second Life contacten tussen vrienden en geliefden, kan deze virtuele wereld ook als een relatiebureau functioneren, relaties die zich niet altijd in Real Life hoeven af te spelen maar daarom niet minder waard zijn of minder echt beleefd worden. Want in Second Life ken je elkaars idealen en de daarbij horende leefwereld en rollenspellen, alsof je elkaar daarmee dieper in elkaars zielen kan kijken dan in Real Life het geval is. En naarmate je langer met iemand optrekt kan Real Life steeds meer met Second Life versmelten. Zo praat ik met Vriend over Robbie en Arthur en vertel ik in blogs over hen – allemaal in Real Life. In een oppervlakkige relatie versmelten de twee werelden niet veel, maar naarmate je dieper gaat worden die twee steeds meer één. Vandaar dat ik wel eens zeg dat virtual reality helemaal niet bestaat.
Zo, en nu weer naar Arthur om bij ons thuis met een paar goede vrienden ons huwelijk van vorige week te vieren.
    		
 Gepost in Second Life  
 Geen reacties »		
 
		    	
    		
			
 8 februari 2024 
    		In de nieuwe wijk Rommelveld inspecteert secretaris Steenbreek de nieuwe hoogbouw. Hij vraagt aan de architect of het niet wat minder kan. “Dit ziet eruit alsof het jaren moet blijven staan!” klaagt hij. “Het spijt me,” krijgt hij te horen. “Dit is het minste dat wij voor een hoge prijs kunnen leveren. Ik garandeer lekkage en verzakking binnen twee maanden.” Aan dit gebeuren uit Marten Toonders verhaal De Slijtmijt uit 1970 dacht ik onlangs, kijkend naar de aflevering De wegwerpmaatschappij van vpro’s Tegenlicht. Over planned obsolescence ofwel geplande veroudering, een uitwas van het kapitalisme waar artikelen worden gemaakt om te verouderen, dan wel irreparabel worden gemaakt. Toen ik nog bij mijn ouders woonde waarschuwde mijn broer er al voor dat gloeilampen zo gemaakt zijn dat ze er na een zekere brandduur de brui aan gaven. Het was een van de eerste teleurstellingen die mijn wantrouwen in het bedrijfsleven gingen voeden.
Tot vandaag lijkt het erop dat veel dingen zijn gemaakt om kapot te gaan. Ze mogen niet vele jaren te gebruiken zijn, want dat is slecht voor de omzet en werkgelegenheid. Ik kijk vol wantrouwen naar mijn elektrische tandenborstel want ook daarin zou de gebruiksduur al geprogrammeerd zijn. En wat te zeggen van elektronische apparatuur? Mijn HP printer is zo dom geworden dat hij geen foto meer kan afdrukken, dus hop, het wordt tijd voor een nieuwe. En ook die zal niet mijn laatste printer zijn. Op zolder liggen een wekkerradio, koffiezetapparaten, USB-sticks, een kapot mobieltje, een versterker, een vaste telefoon, een oude bureaustoel, een aftandse computer, een bureaulampje – allemaal dingen die weg kunnen en naar het scheidingsstation moeten, maar hoe kom ik daar zonder auto? Al die dingen lagen daar niet als ze gewoon goed waren geweest. Of als ze niet ouderwets waren geworden, want wat dat betreft doet de elektronica-industrie hard mee met geplande veroudering. Maar mijn prullenbak uit de jaren 80 werkt nog steeds, zonder bijbehorende app!
In Frankrijk zijn er wetten die geplande veroudering verbieden. Daarmee kon de organisatie HOP bereiken dat Apple een boete van 25 miljoen kreeg voor het opzettelijk vertragen van oude iPhones. De overheid subsidieert in dat land bedrijven die goederen weer repareren. Zo’n bijdrage is nodig, want wie laat er een nieuwe rits in zijn jas zetten als een nieuwe jas goedkoper is? Ik heb de laatste tijd veel ruzie met ritssluitingen, maar misschien was dat wel de bedoeling. Op zolder ligt ook een bende snoertjes, en ook een laatje is ermee volgepropt. Geen flauw idee waar die allemaal voor dienen, of ik ze kan weggooien of niet. Want elk soort snoer en elke oplader heeft weer zijn eigen stekkertjes, en soms moet de EU ingrijpen om een standaard op te leggen. Een jaar geleden trachtte ik een harde schijf helemaal schoon te wissen, maar het programma dat vertelde daar 48 uur mee bezig te zijn was kennelijk verouderd want hield daar na een nachtje mee op. Het openmaken van die schijf lukte ook niet, zodat ik tevergeefs zocht naar een heimachine of een paasvuur in de buurt.
Een wereld waarin concurrentie belangrijker is dan samenwerken, waarin omzet belangrijker is dan goede producten maken, is zo een ramp voor het milieu. Er is geen aandacht en liefde meer voor wat er verkocht wordt, want het moet zo snel mogelijk kapot. Maar misschien zit achter dit alles wel een geheime spirituele organisatie die ons wil leren dat alles in deze wereld voorbijgaat. Die ons ervan bewust wil maken dat het zinloos is om ons aan materiële dingen te hechten. Alles gaat voorbij, zoals Doe Maar zingt. Trouwens, God bouwde ook in de mens zelf een geplande veroudering. Ons lichaam gaat niet eeuwig mee. En pas als we ons realiseren dat we sterfelijk zijn gaan we de échte vragen stellen. Wie we werkelijk zijn en zo. Onsterfelijkheid leidt tot een oppervlakkig leven. Dat zien we bij mensen die nooit aan de dood denken. Zo zie je maar weer dat geplande veroudering ook zijn voordelen heeft. Ja, ik denk af en toe ook een beetje complot. En toon maar eens aan dat ik ongelijk heb.
    		
 Gepost in Maatschappij en politiek, Milieu  
 Geen reacties »		
 
		    	
    		
			
 30 januari 2024 
    		Na het lezen van het voortreffelijke Alkibiades van Ilja Pfeijffer ben ik eindelijk toegekomen aan Voor ieder wat waars van filosoof Rob Wijnberg, oprichter en hoofdredacteur van De Correspondent. Wat heb ik aan dit boek overgehouden? Geloof in de mens en geloof in de toekomst, mits we maar eens een ander positief verhaal gaan vertellen om met elkaar te delen. Wat is er dan aan de hand dat we dat niet hebben? Oorlogen, kun je zeggen. De klimaatramp die zich aan het voltrekken is. Of dichter bij huis het gebrek aan woningen, weinig perspectief voor jongeren en een afkalvende zorg. Door nepnieuws gezaaide twijfel over wat nu echt de waarheid is, met wantrouwen in het onstuimige kielzog. Overheid en burgers wantrouwen elkaar, zodat we steeds minder zien wat er wél goed wordt gedaan door de overheid en de burgers. Maar hoe komt het dat we daar geen oog voor hebben? Waarom kijken we veel te veel naar wat er allemaal misgaat, terwijl het meeste nog steeds goed gaat?
De media. Omdat de mens geprogrammeerd is om gevaar goed in de gaten te houden, trekt mogelijke ellende meer aandacht dan de vele dingen die wel goed gaan en mooi zijn. De uitzondering bevestigt niet de regel, maar bedekt die. We lezen wel over moord en verkrachting maar niet over moeders die hun kinderen goed verzorgen. Media hebben sensatie nodig, dat is hun voedsel. Halve land onder water, zoals De Telegraaf ooit schreef. Het is niet verwonderlijk dat dit boek van Wijnberg weinig aandacht krijgt omdat het weinig heel laat van het verdienmodel van de media. Die pompen ons negatieve verhalen in om zoveel mogelijk gelezen te worden en daarmee inkomsten uit advertenties te genereren. Zo is het bijvoorbeeld makkelijk om op de EU te mopperen, zonder oog te hebben voor al het goeds dat zij ons heeft gebracht. De Engelsen wilden zo graag een Nexit – nou, dat hebben ze geweten. Maar welk positief verhaal zetten we tegenover de kommer en kwel over de nadagen van onze cultuur en wereld? Is er nog redding mogelijk?
Ja. De energietransitie verloopt veel sneller dan voorspeld was. Dat is een voorbeeld van hoe we iets kunnen bereiken als we meer samenwerken. En het is juist dit samenwerken dat van de mens zo’n bijzonder schepsel heeft gemaakt. We zijn ervoor geboren. Of beter: onze ouders zijn daarvoor geboren en ze moesten wel. Want de mens is het enige wezen dat hulpeloos wordt geboren, dat niet meteen op zijn pootjes staat als het uit de baarmoeder glijdt. Daar is hulp en zorg nodig, empathie, en het is juist dát wat de mens zo bijzonder maakt, meer dan zijn kracht en intelligentie. Elkaar helpen is zo normaal geworden dat we er niet meer op letten. Gewoon de deur voor iemand openhouden, op elkaars kinderen passen, vrijwilligerswerk doen of gewoon aardig voor elkaar zijn. Wijnberg laat zien hoe de mens vele eeuwen leefde als een onderdaan die naar verlossing streefde, als rechtendrager die vooruitgang wilde, als vrij individu die bevrijding najoeg, als consument die zijn behoefte wilde bevredigen, en dat nu de tijd gekomen is om als verbonden individuen voor collectieve vooruitgang te gaan leven.
De meeste mensen deugen. Laten we de realiteit daarvan onder ogen zien. Want de meeste mensen zijn gewoon aardig voor elkaar. Hooguit onwetend gehouden door de media met hun sensationele en pessimistische verhalen. Zeker hier in Europa leven we in een van de mooiste plekken van de wereld. Het idee dat alles goed komt als de mensen alleen voor hun eigenbelang opkomen is een desastreus sprookje gebleken. We kúnnen niet zelfstandig zijn, want we kunnen niet zonder zuurstof die de natuur ons levert of zonder omhelzingen van onze geliefden. We zijn geboren om samen te leven, dát is onze ware aard. En daar zijn we heel goed in! Laten we dat verhaal koesteren!
    		
 Gepost in Maatschappij en politiek  
 Geen reacties »