Philip Renard – Non-dualisme

Philip Renard: Non-dualisme – De directe bevrijdingsweg. Servire, paperback, € 29,95

De afgelopen decennia heeft het non-dualisme steeds meer van zich laten horen. Zo is aan deze bevrijdingsweg sinds enkele jaren het tijdschrift Inzicht gewijd en zien we steeds vaker dat mensen, die dit pad zijn gegaan, de in hen gerealiseerde waarheid in samenzijn met anderen willen delen tijdens bijeenkomsten, ook wel satsangs genoemd. Ook in ons land lijken steeds meer ‘Zelf-gerealiseerden’ of ‘verlichten’ van zich te laten horen, zoals Wolter Keers, Alexander Smit, Jan van Delden en Leo Hartong. En Philip Renard, de auteur van dit boek dat niet alleen inzicht in non-dualisme geeft, maar ook overzicht van de tradities waaruit deze bevrijdingsweg is ontstaan. Een toelichting op de gebruikte terminologie, een uitgebreide bibliografie en een gedetailleerd register maken het boek uiterst compleet.

Wat is non-dualisme eigenlijk? De wortels ervan liggen in diverse Boeddhistische tradities in India, Tibet en China. En in Japan, waar het verwant is met het zen-boeddhisme. Maar de belangrijkste traditie ligt wellicht in de school van de klassieke Vedanta, die zich richtte op de Upanishads, de Bhagavad Gita en de Brahma Soetra. Deze ontwikkelde zich, vooral onder invloed van de in de achtste eeuw levende Shankara, tot Advaita Vedanta, waarbij we in het woord ‘advaita’ niet (‘a’) en twee (‘dvaita’) herkennen. Het non-dualisme gaat uit van een niet-gescheidenheid, hetgeen onder andere betekent dat er geen weg is naar bevrijding omdat we al bevrijd zijn. Dat elk zoeken in feite de bevrijding in de weg staat omdat hierdoor juist de illusie van gescheidenheid van de zoeker en het gezochte in stand wordt gehouden.

Op het niveau van de Absolute Waarheid is alles één, zoals ook de auteur van dit boek ervaren heeft: “Het is werkelijk allemaal dezelfde ‘materie’, hetzelfde materiaal, dezelfde ‘substantie’: namelijk licht, bewustzijn (…) Er is maar één gebeurtenis, achter elkaar: bewustzijn. Bewust zijn. Alles is van dat ‘spul’ gemaakt” (p. 30). Het is immers het bewustzijn waaraan zich de veranderlijke wereld van eindige ervaringen voordoet, maar dat zelf onveranderlijk zichzelf blijft. Al het eindige dat komt en gaat is illusie, wat Shankara maya noemde, in tegenstelling tot het bewustzijn, de getuige hiervan, zelf.

Omdat er geen weg naar bevrijding is, wordt bij het non-dualisme vaak gesproken over de directe weg. “Daarmee wordt bedoeld dat het wezenlijk Besef los staat van enige activiteit die zich in de tijd afspeelt, en los van enig middel waarmee je een doel kunt bereiken. Alles wat je werkelijk bent is reeds aanwezig, en de uitnodiging is om dit on-middel-lijk te herkennen, nu. Alle uitstel is een beschermingmaatregel tegen de Werkelijkheid” (p. 106-7). Dit staat lijnrecht tegenover onze Westerse moraal, ons arbeidsethos dat zegt dat bevrijding alleen maar met bloed, zweet en tranen kan worden verworven. Kennelijk komen de meesten van ons er echter pas na veel moeite achter dat bevrijding, realisatie alleen moeiteloos gebeurt, je pas overkomt als al het zoeken is opgegeven.

Na een inleiding en verhelderende opmerkingen over terminologie omvat het boek vier delen. Het eerste deel heet De directe bevrijdingsweg en behandelt onder andere het wezen van non-dualisme, terwijl er ook aandacht is gegeven aan de rol van de meester: “Bij het in levende lijve geconfronteerd worden met iemand die het niet-persoonlijke Zelf heeft verwezenlijkt, kan iets optreden dat het overtuigd-zijn van de eigen aparte identiteit doet wankelen. Op een gegeven moment kan tijdens zo’n ontmoeting gezien worden dat jij en hij (of zij) hetzelfde zijn – je kijkt naar jezelf” (p. 75).

Enige details van de Grote Traditie is de titel van het tweede deel van het boek geeft een kort overzicht van tradities, scholen en invloeden, en destilleert daaruit vijf kenmerken van universeel non-dualisme: kennendheid (herkennen dat het bewustzijn bent dat voorafgaat aan enige invulling), conceptloosheid (de waarheid kan niet door het denken gekend worden), onmiddellijkheid (de directe weg, het satori van Zen met zijn nadruk op het hier en nu), onveranderlijkheid (het permanente karakter van de Boeddha-natuur) en natuurlijkheid (de staat waarin niet meer iets als iets bijzonders wordt ervaren). Verderop in het boek voegt de auteur er nog een zesde kenmerk aan toe: volwassenheid: “Juist als er een realisatie is, kun je het Licht en de Liefde die je blijkt te zijn in contact brengen met de gebieden in de psyche die om wat voor reden ook nog ‘donker’ zijn gebleven, en die daardoor nog steeds in niet-liefde geloven” (p. 234). Verder zijn in dit deel van het boek hoofdstukken gewijd aan het verschil tussen Boeddhisme en Vedanta, aan tantra en jnana (onmiddellijk besef), en aan de oorsprong van de non-dualistische overlevering.

De titel van het derde deel van het boek, Non-dualisme dringt door in het Westen, spreekt voor zich. Er worden tien sleutelmomenten in de geschiedenis aangegeven, vanaf de ontdekking van India in 1498 door Vasco da Gama tot en met de explosieve groei van westerse leraren in de jaren negentig.

Het vierde deel, De geleidelijke integratie van het directe, gaat over de praktijk van het non-dualisme. Hier lezen we hoofdstukken over satsang, volwassenheid, en over overgave in bijvoorbeeld de latihan, luisteren, seks en aanbidding. Het boek besluit met een hoofdstuk over de ‘vrucht’ of volledige verlichting. Dit laatste in onderscheid met realisatie, waar de herkenning van de wezenlijke natuur nog verduisterd kan raken. Ook lezen we hier over geneigdheden, karma, het geleidelijk integreren van inzicht in alle facetten van het bestaan. Dit kan alleen door erin te verblijven en dat “kun je onmogelijk ‘doen’ noemen,. Alleen maar stil vertoeven. Alleen maar je rust erin vinden, en dieper en dieper toelaten dat het waar is, dat je louter Bewustzijn bent, dit constant kennende Beginsel” (p. 275).

De Kaarsvlam, maart/april 2006

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites