4 december 2019
In zijn nogal wilde Tijdgeest Magazine stelt Peter den Haring dat het zonde en slecht voor het klimaat is om zoveel vlees weg te gooien. Ja toch? Er bestaan zelfs dieren die we liever verbranden of begraven dan dat we hun vlees eten. De mens. En dat is eigenlijk heel stom. Want waarom mogen we bij ons overlijden wel onze organen doneren, maar ons niet ons lichaam voor consumptie beschikbaar stellen? Het gaat bij Peter niet om mensen die zijn doodgeschoten, doodgebombardeerd of door een drone zijn uitgeschakeld, maar om bijvoorbeeld gezonde verkeersslachtoffers, want anders kan er voor je het weet een jacht ontstaan op straatarme en dakloze mensen. Het zou me trouwens niets verwonderen als zelfs dat realiteit gaat worden als gevolg van een steeds sneller bergafwaarts rollend klimaat, maar dit terzijde. Peter vindt wel dat we mensen dan netter en respectvoller moeten slachten dan zoals we dat nu met dieren doen. En vlees dat we minder lekker vinden kunnen we altijd nog aan onze huisdieren geven.
Probeer er maar eens een speld tussen te krijgen. Vreemd eigenlijk dat ik dat niet in mijn codicil kan laten opnemen. Kannibalen dachten er ook wel eens zo over als ze krijgers van een andere stam hadden gedood. Waarom al dat vlees op het slagveld laten liggen in plaats van het op te eten? Die jongens waren best vriendelijk voor het milieu. Bovendien zijn mensen best lekker, juist omdat ze hoogstaander wezens zijn dan dieren. Ik kan daar niet over oordelen want ik heb er geen ervaring mee. Het schijnt een beetje als varken te smaken zodat ze mensen vaak ‘long pigs’ noemden, en ik moet toegeven dat voor mij zo’n geroosterd beest niet te versmaden is bij de chinees. Ik ben niet elke dag een vegetariër. Wel vind ik het raar dat vlees meestal het belangrijkste ingrediënt van een maaltijd moet zijn, waaraan de rest van het eten zich dan moet aanpassen. En het blijft schandelijk dat vlees nog zoveel gepromoot wordt, ook omdat het vlees meestal niet eerlijk is. In tegenstelling tot dat van mensen, volgens Peters richtlijnen dan.
Hij heeft groot gelijk. Ik heb het zelf trouwens al een halve eeuw geleden bedacht. Een verhaal waarin ik voorstelde om onze doden niet te begraven of te cremeren, maar ze op te eten. Met net als bij Peter allemaal argumenten erbij. Ik maakte er een soort feestmaal van. Ook omdat ik altijd al een hekel had aan de somberheid van uitvaarten. Een tikje confronterend misschien als een gebraden familielid voor je op tafel ligt. Zeker als je hem of haar überhaupt al niet te vreten vond. Maar dan moet je maar even doorbijten. Bovendien is het natuurlijk wel heel eerlijk om niet te gruwen van de dood en ook die een plaatsje te geven in je leven. En nu proeven of je je vriendje of vriendinnetje inderdaad zo lekker vindt als je smachtend in bed hebt beweerd. Een medebewoonster van mijn studenteneenheid heeft het verhaal voor leerlingen van haar gestencild, en ik moest dus bij haar voor de klas komen om het toe te lichten. Tja, waarom ook niet. Leren denken hoorde toen nog bij het onderwijs.
Ik heb rare wilde ideeën, dat geef ik toe. Echte ideeën zijn voor mij per definitie wild. Zo wil ik bijvoorbeeld naakt sterven, want ik ben ook naakt geboren. En als ze me daarna willen opeten is dat helemaal oké. Graag zelfs. Mijn bijdrage aan het milieu. Eet smakelijk!
Gepost in Maatschappij en politiek, Milieu, Uit mijn leven
Geen reacties »
27 november 2019
De meeste mensen deugen – een nieuwe geschiedenis van de mens. Dat is de titel van het dit najaar verschenen dikke werk van Rutger Bregman waarover ik een boekbespreking schreef. Een revolutionair boek omdat het regelrecht ingaat tegen de algemene opvatting dat wij mensen diep van binnen wrede egoïsten zijn. Die alleen maar een beetje leuk met elkaar kunnen omgaan dankzij een dun laagje beschaving. Vraag het de kerk, en we zijn diep zondig vanbinnen. Vraag het de politici, en alleen wet- en regelgeving kunnen de samenleving in toom houden. Vraag het Freud en hij zal zeggen dat we het ongebreidelde lustprincipe van het ‘es’ moeten beheersen. Kortom: er leeft een monster in ons en daarom kunnen we noch onszelf noch de ander vertrouwen. Eén prikje in ons laagje beschaving en de hel breekt los. Intussen zijn we dat als vanzelfsprekend gaan aannemen, maar de realiteit wijst in een andere richting.
Dit geloof is ook wel de vernistheorie genoemd. Bregman gelooft er niks van. De meeste mensen zijn in wezen niet slecht maar gewoon aardige en sociale wezens. Het is niet zijn fysieke kracht of intelligentie die hem heeft doen evolueren, maar zijn ‘social learning’. Mensen kunnen blozen en juist daardoor elkaar beter kennen, mensen hebben oogwit zodat ze elkaar kunnen volgen, mensen hebben een kleinere wenkbrauwboog zodat ze elkaar beter kunnen aankijken. Ik begrijp beter dan ooit waarom ik een hekel heb aan mensen met zonnebrillen, en waarom velen het moeilijk hebben met gezichtsbedekkende kleding. De mens heeft zichzelf gedomesticeerd, en Bregman noemt hem ook wel de homo puppy. Als ik nog een stap verder ga geloof ik dat het juist liefde is die de mens zo bijzonder maakt en tot zijn ontwikkeling heeft geleid. Samenzijn, aardig zijn, broederschap en elkaar helpen zijn zonder liefde ondenkbaar. Hadden de hippies dan toch gelijk?
Maar hoe zit het dan met die kleine minderheid van mensen die niet deugen? Dat zijn de ‘priests and politicians, the maffia of the soul’ zoals Osho die schaamteloze machtshebbers noemt. Mensen van dichtbij doodmaken is heel moeilijk, maar makkelijk als je ze niet in de ogen hoeft te zien, zoals pausen en generaals vanaf een afstand hun orders geven, of zoals je vanuit een bunker met drones bombardementen kunt uitvoeren. Macht corrumpeert, en het is de vraag of je die wel zou moeten willen hebben, in elk geval niet langer dan een paar jaar en dan ook zo dicht mogelijk bij de mensen boven wie je bent aangesteld. Want voor je het weet ga je mensen tegen elkaar uitspelen, tegen elkaar opzetten. Het is niet voor niets dat er om de zoveel jaar weer nieuwe verkiezingen zijn. Verdeel en heers. Schep wantrouwen, want dat gaat zichzelf automatisch bevestigen dank zij het nocebo-effect, de tegenhanger van het placebo-effect waardoor mensen zich juist gaan gedragen zoals je dat verwacht.
De media zijn een van de grootste boosdoeners. Want goed nieuws is geen nieuws, en het uitzonderlijke vraagt aandacht – dat zit in onze overlevingsbiologie – zodat het lijkt alsof alles kommer en kwel is in de wereld. Bregman adviseert dan ook om het nieuws, de meest verslavende drug die er bestaat, niet te volgen. Wel veel aandacht voor het slechte en weinig aandacht voor het goede nieuws? Dat kan niet goed gaan. Ik had altijd een hekel aan World Press foto’s omdat ze voor het grootste deel over ellende gaan. Die is er inderdaad, maar er is zoveel meer. Talloze experimenten lopen door Bregmans boek, onderzoeken die de vernistheorie zouden bevestigen, maar de auteur haalt ze stuk voor stuk onderuit. Gemanipuleer met experimenten, iets waaraan ook zogenaamde reality shows zich bezondigen. Populaire romans als The lord of the flies die niets met de werkelijkheid hebben uit te staan.
In zijn eigen verhaal over zijn boek geeft Bregman veel voorbeelden van hoe we geïndoctrineerd zijn om in het slechte in de mens te geloven. Zelf kijk ik het liefst om me heen. Mensen helpen elkaar graag en zijn gewoon aardig. Zodat het beter is om te vertrouwen dan om te wantrouwen. Niet alleen in de ander, maar ook in jezelf. Dat is realisme.
Gepost in Maatschappij en politiek, Psychologie
Geen reacties »
22 november 2019
Het is de meesten van ons ontgaan. Ook mij, totdat ik er onlangs in de NRC over las. De geboorte van het internet op 29 oktober 1969. ‘LO’. Dat was het eerste e-mailtje aller tijden, verzonden vanuit Los Angeles. Althans zo werd het op een andere computer in Menlo Park ontvangen, in plaats van het via de telefoon verzonden ‘LOG IN’. Het was geen wereldnieuws, maar vandaag de dag is het leven zonder internet bijna ondenkbaar. Misschien kijk ik teveel naar Star Trek, want ik vraag me af wat er zou gebeuren als opeens alle elektriciteit uitviel door een mysterieuze kosmische ontwikkeling of een geheim wapen. Dan blijft er weinig over van onze cultuur en moeten we weer helemaal van voren af aan beginnen.
Pas in de jaren negentig werd het internet een publieke aangelegenheid. Inbellen met een modem. Dan kon ik thuis de laatste nieuwsbrief over Osho downloaden. Dat duurde dan een half uur en computerjongen Frank in de commune vloekte dan, hoorde ik achteraf. Want hij kon al die tijd de computer niet gebruiken. Websites en e-mail bestonden nog niet, en ik kan me niet precies herinneren wanneer ik die voor het eerst in mijn computer gebruikte. Daar was Windows voor nodig, wat ik in het begin helemaal niets vond zodat ik ‘Windows voor kinderen’ dan ook een terechte titel voor een boek vond. Het begin van deze eeuw had ik nog steeds een inbelverbinding, onder het regelmatig crachende Windows 98. En wat was ik verwonderd toen de monteur van KPN me een website liet zien! Zo snel!
Pas in de jaren nul kwamen de zoekmachines en draadloze netwerken, lees ik in de NRC. En het duurde nog een decennium voordat je internet ook op je telefoon kon gebruiken. Zo kort geleden nog maar! Wie kan zich het leven zonder internet nog voorstellen? Toch heb ik het grootste deel van mijn leven zonder dat gedaan. Maar ik moet toegeven dat ik ook wat dat betreft wel eens naar de jaren zestig terug verlang, want wat moet de wereld toen rustig zijn geweest onder een stralingloze hemel! Oké, je kon nog de weg kwijt raken, verdwalen. Naar het buitenland bellen kostte kapitalen. Voor wat algemene ontwikkeling had je een encyclopedie nodig. Op vakanties was je gewoon onbereikbaar. Als je een film wilde zien moest je wachten tot die in een bioscoop of op de televisie kwam. Als je iemand wilde schrijven had je briefpapier, een envelop en postzegels nodig. Als je iets wilde kopen moest je soms lange winkelstraten afstruinen. Dat is allemaal veel makkelijker geworden nu we met alles en iedereen verbonden zijn.
Het idee achter het internet was natuurlijk fantastisch. Wat is er mooier dan verbinding? Het idee was ideaal en Timothy Leary wilde er zelfs letterlijk mee sterven. Ook vroeger fantaseerden we graag over een nieuwe tijd, het Watermantijdperk. Dat zou volgens het lied Aquarius uit de musical Hair aanbreken als de maan in het zevende huis, en Jupiter conjunct Mars stond. Onzin natuurlijk, en geen enkele astroloog heeft iets als het internet voorspeld. Minpunt voor de astrologie, en nu zit ik nog steeds op het watermantijdperk te wachten. Maar waterman is natuurlijk graag een originele uitvinder die van techniek en computers houdt, maar zó onvoorspelbaar dat het zichzelf kennelijk niet heeft laten voorspellen. Verbroedering staat hoog in zijn vaandel, en ook daaraan zou het internet kunnen bijdragen. Kunnen. Want ondanks alle verbindingen zie ik daar weinig van op het wereldtoneel. Of zijn juist door het internet onze ogen geopend voor een minder fraaie werkelijkheid die we indertijd nog niet konden zien?
De wereld zit nu veel dichter op onze huid. Het internet is verziekt door reclamejongens, hackers en hele regeringen, waardoor ons leven veel hectischer geworden. Kennelijk zijn we niet in staat om dat mondiaal op te lossen, zodat dat kleine procent van mensen die niet deugen het gebruik van het internet nodeloos ingewikkeld en onvriendelijk maakt. Het internet is van niemand en zou veel meer beschermd moeten worden tegen kwaadwillige indringers, politici en door het bedrijfsleven dat ons stalkt met zijn advertenties. Het internet dient vrij te zijn, vrij van controle door wie of wat dan ook. Pas dan bereik je de échte verbinding waarvoor het bedoeld was.
Gepost in Astrologie, Computer en internet, Uit mijn leven
Geen reacties »
13 november 2019
Jupiter heeft maar liefst 79 manen. Terecht, want Zeus had een rijk liefdesleven, dat is bekend. Io, Europa en Callisto cirkelen dan ook trouw om hem heen. En Ganymedes, die qua omvang de grootste van hen is, zelfs de grootste maan in ons zonnestelsel, in 1610 door Galilei ontdekt. Maar Ganymedes was niet alleen de kleinste, maar ook een jongen. De zoon van koning Tros die Troje heeft gesticht. In het Latijn werd deze puber ook wel Catamitus genoemd. Schandknaap. Van Zeus dus. Die vond hem zo mooi dat hij zich als adelaar vermomde en hem ontvoerde toen hij een kudde schapen stond te weiden. Hij nam hem mee naar de Olympus om schenker van de goden te worden, maar Zeus kennende zal hij wel meer met die jongen hebben uitgehaald. Je komt Ganymedes in veel beeldende kunst tegen. Rembrandt mocht hem niet zo geloof ik, die beeldde hem af als een dik klein mormel dat van angst piest terwijl hij in de klauwen van adelaar Zeus naar hoger sferen opstijgt.
Koning Tros was natuurlijk in alle staten en tranen. Volgens Homerus heeft Zeus hem als vergoeding twee paarden gegeven. Meer wijd verbreid is het verhaal dat hij de vader van de jongen beloonde met een mooi sterrenbeeld zodat hij hem in de hemel kon zien. Dat werd de Waterman, het eerste teken waar astrologen aan denken bij homoseksualiteit. Opvallend is trouwens dat het sterrenbeeld Arend schuin boven de Waterman te zien is, alsof Zeus zijn liefje nog steeds aan het ontvoeren is. Opvallend is ook dat homo’s ook wel uraniërs werden genoemd, en volgens astrologen het teken Waterman beheerst wordt door Uranus, de heerser van de hemel die later ontmand en onttroond is door Kronos, Saturnus. Best een zooitje, die Griekse mythologie waar ook homoseksualiteit, castratie en pederastie hun eigen plekje hebben. Maar ja, de Waterman wil vaak alles anders hebben en verafschuwt het zogenaamde normale leven. ‘Hij homo? Hij heeft het uitgevonden!’
Ik kom op dit alles door een boekje waarmee Vriend medio jaren negentig kwam aanzetten. God is gay. Nou, zo kan het wel weer. Een verhaal uit 1982 over een spirituele homobeweging in Santa Rosa, van Ezekiel Wright en Daniel Inesse. Hun fellowship gaf een driemaandelijks tijdschrift Ganymede uit en misschien heb ik daar ooit wel eens een exemplaar van in handen gehad. ‘Everything in the Universe affects everything else’ lees ik achterin het inmiddels beduimelde boekje. ‘A single thought has influence in the furthest reach of the Universe.’ Hoewel ik wel vragen heb bij de beschreven initiatie in hun Tayu Fellowship, is het toch aardig om te lezen. En voor mij was het de eerste keer dat ik mij bewust werd van het verhaal over Ganymedes. Wat ik natuurlijk een heel mooi verhaal vind, want een mooie jongen is voor mij nog altijd de kroon op de schepping. Maar of God homo is betwijfel ik. En je kan de titel natuurlijk ook gewoon lezen als dat God gewoon vrolijk is. Des te beter, want wat meer humor kan in religieuze en spirituele kringen geen kwaad.
Ik denk dat ik me een beetje met Ganymedes identificeer. Door God geliefd en genomen. Wat heerlijk dat ik een Waterman ben! En een van mijn leukste en lekkerste vriendjes was ook een Waterman en ik denk nog graag aan hem. Mmmm. ‘Astrology is a language. If you understand this language, the sky speaks to you. When you don’t follow your nature there is a hole in the universe where you were supposed to be,’ schreef de beroemde astroloog Dane Rudhyar. Zonder taal, zonder verhalen wordt de wereld koud en kaal. Zo ook vertelt het verhaal over Ganymedes over een diepere werkelijkheid en bestemming. In ons diepste wezen zijn we mooi en geliefd. Dat klinkt ongelooflijk, en toch is het zo.
Gepost in Astrologie, Spiritualiteit, Uit mijn leven
Geen reacties »
2 november 2019
Met lichtjes op de graven worden op donkere begraafplaatsen de doden herdacht. Herfst, de tijd van verval, kou en stormen. November als een sinistere maand. Slachtmaand. De zon in Schorpioen. Halloween. Afgestorven groen op de straten, geel en goud voordat het zich overgeeft aan een dood van vruchtbare verrotting. Stilte waait over de naaktheid van de kale natuur. Tijd om stil te staan bij de dood, bij allen die ons zijn voorgegaan over de Styx. Meestal familie, vrienden en geliefden van wie we niet alleen zielsveel hebben gehouden, maar die we ook nog diep in ons hart koesteren. We willen het licht van onze ziel over dat van hen laten schijnen.
Waar zijn ze, die zielen? Leven ze nog steeds onzichtbaar onder ons of zijn ze bevrijd van het eeuwige spel van opgaan, blinken en verzinken? Soms voelen we hun aanwezigheid, soms lijken ze vertrokken naar hogere sferen. Hoe is het met hen? Kunnen ze ons iets vertellen over het mysterie van sterven en dood? Zien we hen terug na, of wellicht al tijdens ons sterven? Want we denken niet alleen aan hen als we een lichtje voor hen branden, maar ook aan onszelf. Aan het mysterie van leven en dood. Aan de enige zekerheid die we hebben, dat we hen eens zullen volgen.
Als we het lichaam hebben losgelaten, wat blijft er dan van ons over? Maar hoeveel en hoe vaak we ook daarover nadenken, een antwoord op deze meest obsederende vraag hebben we niet. Sommigen trachten dit probleem te ontraadselen door uitgebreide esoterische systemen op te bouwen. Geestvonkatomen. Astrale lichamen. Heerlijk knutselwerk allemaal, waar ik ook zelf bij tijd en wijle van heb genoten. Maar er bleef iets wringen. Het erover denken zelf. En dat is doodvermoeiend.
Het mooie is dat het antwoord klip en klaar voor je ligt als je daar in een gedachteloos moment per ongeluk even mee ophoudt. Omdat je dan even in een hier en nu iets van die onsterfelijkheid proeft. Tijd doet er even niet meer toe. Je kunt jezelf zelfs niet voorstellen dat er überhaupt iets als dood bestaat omdat alles leven is. Ook sterven is leven.
In de islam is helder sterven heel belangrijk, de bewuste overgave van jezelf aan Allah die ik zelf liever het Bestaan of het Al noem. Dat is dan ook iets wat ik alle zielen toewens, dat ze bewust zijn gestorven omdat dan iets als verlichting mogelijk is. Waarbij de kunstmatige grenzen tussen jezelf en de rest van de wereld oplossen om te versmelten met het Bestaan, ons aller zielen in liefde verbonden zijn. Niet als ideaal maar als werkelijkheid.
(De Idealist, november/december 2019)
Gepost in Spiritualiteit
Geen reacties »
31 oktober 2019
Veertig jaar geleden, zondag 13 mei 1979. Ik zal die dag niet snel vergeten. Ik moest eigenlijk bij mijn moeder zijn, maar het vieren van Moederdag was een door haar dusdanig opgelegde verplichting dat ik er echt geen zin meer in had. Ik logeerde een paar dagen bij vrienden in Dordrecht. Zij kwam met een boek op me af. ‘Echt iets voor jou!’ Jan Foudraine, de auteur van de bestseller Wie is van hout die nu met een boek over een Indiase goeroe kwam? Wat was hier aan de hand? Bhagwan? Nooit van gehoord. Poona? Zei me niets. Maar omdat het écht iets voor mij zou zijn, begon ik Oorspronkelijk gezicht meteen te lezen. Met alle gevolgen van dien. Het was een van de eerste zonnige lentedagen en in de tuin las ik verder. In mijn slipje op een stretcher. Dat laatste had ik nóóit moeten doen.
Opeens lag hun blote zesjarige zoontje bovenop me. Kennelijk had ik hem meteen van me af moeten schudden, want sindsdien was ik pedofiel. Althans volgens zijn vader, die psychiater was en dat dus heel goed kon weten. Moeder maakte zich er niet zo druk over dat ik haar zoontje omhelsde. Ik werd er best wat opgewonden van, dat wel, maar het idee van seks kwam niet eens in me op. Daarvoor was het gewoon te leuk, te speels. Tussen vader en mij is het nooit meer goed gekomen. En vader en moeder bleven het oneens over mijn gedrag. Een paar jaar later zijn ze trouwens gescheiden omdat hij het met een patiënte aanlegde, zoals het psychiaters betaamt. Met haar ben ik tot vandaag de dag bevriend, zij het hoofdzakelijk via Facebook. Nog steeds grinniken we over het voorval. En het zoontje die ik jaren later eens bij haar ontmoette had er geen trauma aan overgehouden. Eerder ik zelf.
Maar ik las in het boek van Foudraine en vergat de maanden erna alles. Eerst naar Poona! Veel later zocht ik mijn vriend de psychiater, die inmiddels naar Rotterdam verhuisd was, eens op om het een en ander uit te praten. No way. Zoontje mocht niet eens bij moeder zijn als ik bij haar in een buitenwijk van Dordrecht kwam logeren. Moeder en ik konden er alleen maar wat om lachen als ik bij haar was. Ze was een tijd depressief en belde me eens op om te vertellen dat ze een eind aan haar leven wilde maken. ‘Daar wil ik bij zijn!’ riep ik enthousiast om de eerste trein naar Dordrecht te nemen. Ze heeft me later wel eens verteld dat dat wellicht geholpen heeft, omdat ik de eerste was die dat accepteerde en haar daar niet meteen met alle middelen van af wilde brengen. Maar ik geef toe: mijn spontane benadering was wel érg alternatief.
Maar ik ben wel huiverig gebleven voor contacten met kinderen. Zeker door de pedojacht van de laatste decennia. Stom van mij natuurlijk. Niet dat ik het goedpraat, maar ik zou er wel wat genuanceerder over willen denken. Wat als het initiatief tot vrijen van het kind zelf uitgaat? Want kinderen zijn heel nieuwsgierig. En knuffelen en vrijen is toch nog geen seks? Seks bedrijven met anderen die dat niet willen is toch nooit lekker? En wat is er tegen als zowel de volwassene als het kind er gewoon van geniet? Is dat dan altijd misleiding, misbruik met desastreuze gevolgen voor de psychoseksuele ontwikkeling? Omdat het kind nog niet volwassen is en daarom de gevolgen ervan nog niet kan overzien? Sommige liefjes van Michael Jackson houden nog steeds van hem, en wat is daar mis mee?
Complex allemaal. Je kan het alleen maar van geval tot geval bekijken. Voor mij zijn vriendschap, speelsheid en ongedwongenheid de beste criteria. De Griekse en Romeinse beschavingen die we zo vereren zaten vol met pedofilie! Soms hoorde het zelfs bij de opvoeding. De heksenjacht op pedofielen, die per definitie monsters zijn, loopt ook parallel met de overbescherming van onze kinderen. Zeker vandaag de dag zie je steeds meer ouders die het leven van hun kinderen van minuut tot minuut programmeren. Mijn vader druppelde rustig wat kwik in mijn hand want dat voelde zo leuk en gek. Stopcontacten waren nog bij de plint. Geen hekjes voor de trap. Een makkelijk te openen fles bleekwater in het keukenkastje. Alleen door de drukke stad naar school lopen. Soms vraag ik me af wat er van de overbeschermde kinderen van tegenwoordig terecht zal komen.
Mijn moeder waarschuwde me wel voor vreemde mannen. Nóóit mee meegaan! Ze zei er niet bij waarom niet. Of dat ze me zouden opeten of zo. Ik herinner me één keer dat een man me riep, in de Johannes Vermeerstraat, op weg naar school. Ik moest met hem mee omdat ik naar mijn opa moest. Rennen dus. En voortaan die straat vermijden. Soms betwijfel ik of die toenadering echt gebeurd is, ook omdat een kinderlokker wel betere argumenten kan bedenken. Deze zomer las ik over toestanden in het AMVJ aan de Vondelstraat en het zwembad aan de Heiligenweg, waar ik zelf ook vaak was. Ik ben er nooit benaderd. Wellicht omdat het schoolzwemmen was, veilig onder het oog van de meester. Of omdat die misstanden wellicht net een paar jaar daarvoor hadden plaatsgevonden. Of omdat ik niet zo’n aantrekkelijk jongetje was, wat ik natuurlijk zeer betwijfel.
Natuurlijk word je als ouder razend als blijkt dat je kind door een pedo misbruikt is, verleid of gedwongen is tot handelingen die het niet leuk vindt. Aan de andere kant zijn kinderen vaak speels en nieuwsgierig zodat er niet altijd sprake van misbruik hoeft te zijn. Soms nemen kinderen zelf het initiatief tot lichamelijk contact. Maar voor dit soort nuances is tegenwoordig geen ruimte meer, zodat elke pedo per definitie een monster is dat je niet in je straat wil hebben wonen, dat al dan niet chemisch gecastreerd moet worden of nog erger. Als het alleen om seks gaat zonder liefde, tederheid, speelsheid en wederzijds aanvoelen van elkaars grenzen is er inderdaad iets mis en moet er ingegrepen worden. Maar laten we elkaar niet fobisch maken voor elk fysiek contact met kinderen. En laten we elkaar niet meteen een pedo noemen als we ze knuffelen. Volwassenen zouden veel kunnen leren van de onbevangenheid van hun kinderen.
Gepost in Gezondheid en welzijn, Uit mijn leven
1 reactie »
28 oktober 2019
Psychedelica zijn eindelijk weer in opmars. Nou ja, ayahuasca is opeens verboden, alsof het een verschrikkelijk gevaarlijke drug is. Het is echter een stralend lichtpuntje dat steeds meer onderzoek aantoont dat psychedelica goed kunnen helpen om depressie te bestrijden, en volgens een artikel in de NRC zijn ze zelfs goed voor het klimaat omdat mensen zich door gebruik ervan meer verbonden voelen met de natuur. ‘Trippen tegen klimaatverandering’ kopte de bijlage Leven het afgelopen weekend. Het doet me goed dat na vijftig jaar de psychedelica eindelijk eens serieus worden genomen.
Drugs worden vaak op één hoop gegooid. Alsof er geen verschil is tussen middelen die het bewustzijn vernauwen en die het juist verruimen. Tussen drugs waaraan je verslaafd raakt en waarbij dat niet het geval is. Met een beetje oplettendheid kun je al snel zien dat juist de bewustzijnsvernauwende en verslavende drugs bon ton zijn, terwijl relatief onschuldige middelen in het verdomhoekje staan en bestreden worden. Alcohol versus lsd, een hele wereld van verschil. Opvallend is dat juist de psychedelische drugs het minst verslavend zijn en daarmee de minste ellende veroorzaken. Natuurlijk gaat ook daar wel eens iets mis, net als bij alcohol niet alles een puinhoop hoeft te worden. Tijd voor rehabilitatie van Timothy Leary.
Ook als het over drugs gaat zijn politici er heel goed in om precies de verkeerde maatregelen te nemen. Knap eigenlijk. Zoals nu weer met de belastingen waarmee de inkomensverschillen worden vergroot. Of het opvoeren van de maximumsnelheid terwijl juist het omgekeerde een harde noodzaak is. Of het inzetten van het sleepnet SrRI om uitkeringsfraude te bestrijden door de meest kwetsbare groepen verdacht te maken. Een overheid die zijn eigen burgers liever wantrouwt dan vertrouwt, verdient zelf geen vertrouwen. Maakt zichzelf verdacht zodat je op zoek gaat naar de ware intenties achter hun beleid.
In het geval van psychedelica is het hun grootste angst dat mensen bewust worden. Wat moet een wereld zonder depressies? Een wereld met mensen die zich verbonden weten met de natuur en het klimaat? Liever niet, want dat is allemaal slecht voor de economie. Gelukkige mensen zijn een gevaar voor de politiek. Je verliest je macht over hen, net zoals je met hel en verdoemenis moet dreigen om mensen binnen de kerk te houden. ‘Priests and politicians, the maffia of the soul’ noemde Osho het. De ergste verslaafden zijn de politici zelf, mensen met wie al te vaak geen verstandig woord is uit te wisselen. Zielige mensen die achter hun nette kleding vluchten voor hun eigen eenzaamheid aan de top. Een paar honderd microgram lsd zou hen goed doen.
Gepost in Gezondheid en welzijn, Maatschappij en politiek
Geen reacties »
15 oktober 2019
Afgelopen zondag was ik in theaterhuis De Berenkuil in Utrecht. Voor de presentatie van de nieuwe roman Charlie Dark van Gaby den Held. Hij had me daar als proeflezer een half jaar geleden al een digitale versie van gestuurd. Ik ken hem via Second Life, waar onze Brusselse vriend Honey ons aan elkaar heeft gekoppeld omdat we beiden schrijven. Al snel huurde hij daar een huis bij mij en ik moest een migraineaanval onderdrukken toen ik zag hoe hij dat na een poosje had ingericht. Overal kunstwerken aan pastelkleurig behangen muren, de tafel vol met eten, fruit, bloemen en drank. Het gezegde dat overdaad schaadt geldt kennelijk niet voor hem. Alleen de vloer en het plafond waren nog herkenbaar. Ook rondom zijn huis creëerde hij een weelde van bomen, planten, struiken, vlinders en bloemen. Zelfs aan de andere kant van het pad langs zijn huis, dat hij naar Robbie heeft genoemd. Wel heerlijk zitten daar, op stenen bankjes luisterend naar een verscholen uil.
Nu ik hem in real life ontmoette gaf ik hem een hug. Hij voelde goed, warm en open. Het kostte me weinig moeite hem en zijn vriend te herkennen, want inmiddels hadden we – onder andere via Facebook – elkaar al beter leren kennen. Hij heeft ook een leuke recensie van mijn boek geschreven op Goodreads. Het leuke is dat hij in een heel andere wereld leeft dan ik. Want waar ik me nog steeds een kind van de jaren zestig voel, komt zijn inspiratie vooral uit de jaren tachtig en vooral de muziek uit die tijd. Toen was ik nauwelijks meer te zien in de gay-scene die hij hier en daar in zijn boek beschrijft. Daar in De Berenkuil was ik natuurlijk niet de enige die niemand van de circa veertig bezoekers kende. Ik sprak een man aan die alleen aan een tafeltje stond. Die stelde zich voor als Tiemersma, dus ik vroeg of Douwe Tiemersma familie van hem was. ‘De filosoof? Nee,’ maar zijn voornaam was ook Douwe. De sfeer was warm en goed. Ik ging met hem het theaterzaaltje in en sloot me bij hem aan op de derde rij.
De presentatie was fantastisch. Gaby had een kort filmpje ter kennismaking met zijn boek laten maken. En dat niet alleen. Hij ging ook zingen en deed dat nog goed ook, misschien omdat hij daarvoor een paar zanglessen had genomen. Duistere geheimzinnige songs. The dark age of love van Coil en Les ailes de verre van Marc Seberg. Het laatste lied deed bijna tranen van ontroering uit mijn ogen springen terwijl ik de tekst totaal niet begreep. Vleugels van glas, lees ik achteraf en ja, vleugels komen steeds terug in het boek. De hoofdpersoon Angel krijgt vleugels om uit de onderwereld op te stijgen, maar de jongen waarop hij sinds zijn jeugd verliefd is – Charlie – heeft die niet. Pure romantiek, smachten naar en tegelijk genieten van een onbereikbare geliefde. Daar was ik in mijn studententijd ook goed in. Tijdens de presentatie werd niet alleen Gaby zelf geïnterviewd door de dagvoorzitter die vergat zichzelf voor te stellen, maar ook Sander en Sandor die de kaft hebben ontworpen en met wie ik den poos in de tuin heb zitten praten.
‘Voor Satyamo de romanticus,’ schreef Gaby in het boek dat ik bij de aanwezige uitgever kocht. Ja, ik wilde het gewoon kopen, want hij heeft indertijd ook mijn boek gewoon gekocht. Hij noemt me nog in zijn dankwoord aan proeflezers achterin. ‘Satyamo heeft me er bovendien van overtuigd dat ik een romantische schrijver ben. Dat had ik me nooit gerealiseerd. Hij zei dat mijn verhalen zich afspelen in “een sfeer van ontembare liefde die ondanks alles een heel leven lang blijft branden, zo niet obsederen.” Als dat geen romantiek is!’ In Charlie Dark wordt de romantiek extra versterkt door het soms in dromen, soms in de werkelijkheid, soms in het verleden en soms in het heden te laten afspelen, zodat je soms heerlijk in steeds andere werkelijkheden verdwaalt. Het ene moment leef je in een sprookje en het andere weer in een confronterende realiteit.
Wat is de kern van romantiek? Gevoel boven verstand. Lijden, zwelgen en smachten. Liefde voor de natuur en zelfs voor het bovennatuurlijke. Leven in de schaduw van dood en vergankelijkheid en daar soms zelfs naar verlangen. Dit alles omdat je diep van binnen weet dat er meer is tussen hemel en aarde. Waar ik daar vrolijk en licht speels mee omga, is Gaby meer mysterieus en donker macaber, maar beiden gaan we de diepte in. ‘De mentaliteit van de volbloed romanticus valt samen te vatten met het nog steeds modieuze begrip jezelf ontdekken,’ lees ik in Wikipedia. Genieten van een eindeloze reis. Nergens thuis zijn en tegelijk je juist daarin thuis voelen. En toen ik na afloop weer naar huis ging bleef ik de warmte van die reis in me voelen. Niets is gezonder dan onder gelijkgestemde reisgenoten te vertoeven. Dank je wel, Gaby!
Gepost in Kunst, Uit mijn leven
2 reacties »
12 oktober 2019
Misschien schrijf ik de laatste tijd wat teveel over sterven en dood. Dat kost me wellicht likes, maar ik kan het niet laten om met dit mysterie bezig te zijn. Misschien is dit ook omdat ik zelf een jaartje ouder word. Maar het blijft raar dat praten over de enige zekerheid die we hebben nog altijd taboe is. Meer dan ik dacht. Velen willen zich niet met dit onderwerp bezig houden omdat je er uiteindelijk toch niets over kan zeggen. Niemand is teruggekeerd van de dood en een bijna-doodservaring is nog geen échte doodservaring. Soms zien mensen het helemaal niet als een probleem, want als je er na het sterven helemaal niet meer bent, is er ook niemand meer om dat te ervaren en al dan niet erg te vinden. Geen probleem. Mijn vader dacht er ook zo over. Fijn dat Halloween er weer aan komt, dus ik mag nog even bloggen over de dood. Wat voor mij lang niet zo somber en negatief is als voor de meeste mensen. Integendeel zelfs.
Leven en dood. Als we het alleen maar over die twee hebben strandt elke discussie. Want het zou moeten gaan over leven, sterven en dood, zodat we het moeten hebben over die brug tussen leven en dood. Dan kunnen we er wellicht wat meer over zeggen. Want ondanks de vele opinies die we hebben over zaken als euthanasie en zelfmoord, gaat het bijna nooit over de ervaring van het sterven zelf. Velen willen dat niet meemaken. ‘Hij heeft er gelukkig niets van gemerkt,’ wordt dan gezegd. Daarbij wordt er dan van uitgegaan dat sterven verschrikkelijk is. Om daar meer inzicht in te krijgen is het zinvol om juist wél naar bijna-doodervaringen te kijken, want dat zijn eigenlijk sterfervaringen. En het is me te kort door de bocht om die als illusies of hallucinaties af te schilderen. Mensen weten na bijna-doodservaringen dat ze helemaal wakker waren. Van sommige ervaringen weet je gewoon dat ze echt zijn en geen droom. Als je droomt weet je niet dat je slaapt, maar als je wakker bent weet je wel dat je niet droomt.
In kunst is er vaak wél ruimte voor het sterven. ‘Dan alleen is leven leven als het tot de dood ontroert,’ dichtte Boutens. Misschien is schoonheid wel de omhelzing van sterfelijkheid. Misschien kan je de dood wel omhelzen als je liefste vriend. Misschien is het echte leven wel smachten naar het sterven. Misschien kan iets alleen maar mooi zijn in de schaduw van dood en verval. Misschien is het heerlijk om er even niet te hoeven zijn. Als je moe bent verlang je naar je bed. Als je levensmoe bent verlang je ernaar te sterven. En net als met gewoon moe zijn is met levensmoeheid niks mis. Ik vind dan ook – heel liberaal – dat iedereen het recht moet hebben om uit het leven te stappen. Oké, niet voor pubers met liefdesverdriet, tijdens een depressie of in een vlaag van verstandsverbijstering.
Freuds doodsdrift leeft in ons. We zijn bang voor de dood, maar tegelijk verlangen we ernaar. We zijn bang om te springen en tegelijk lokt de diepte. Daarom zoeken we het gevaar op, willen we steeds harder scheuren op de snelweg. Daarom zijn we verslaafd aan alcohol en drugs, aan vergetelheid. Daarom spelen jongeren stikkerdje door zichzelf of een ander kortstondig te wurgen. Om even in een andere wereld te zijn. Daarom zijn we verslaafd aan seks, waar het orgasme ook wel eens ‘de kleine dood’ wordt genoemd. Slaken we dan zuchten en kreten van pijn of van verlangen om er tenminste een kort moment niet meer te hoeven zijn, versmolten met de ander? ‘Und solang du dass nicht hast, dieses: stirb und werde, bist du nur ein trüber Gast auf der dunklen Erde,’ dichtte Goethe.
Sterven is een mysterie, en je zou dat ook als een wonder kunnen zien. Dus waarom denken we niet wat positiever over het sterven, in plaats van het te zien als iets engs wat eigenlijk niet bij het leven hoort? Waarom maken we er geen feestje van? Osho vertelde eens dat hij het in het licht van reïncarnatie vreemd vond dat mensen blij waren met een geboorte en verdrietig bij een sterven, alsof het zo leuk is om opnieuw je huiswerk over te moeten doen. En sterven met allemaal verdrietige mensen om je heen lijkt me ook niet ideaal. Alsof jij ze loslaat maar zij je vast willen houden. Alsof je eigenlijk niet dood mág gaan. Als je onbewust sterft mis je het mysterie, misschien wel de climax van het leven. Want hoe weinig we over de dood weten, des te meer kunnen we over het sterven leren. Opdat we ons dan de vele verhalen herinneren van mensen die het hebben meegemaakt, zoals die bijvoorbeeld zijn opgeschreven in het Tibetaanse Dodenboek. Opdat we voorbereid, klaar voor zijn voor de reis voorbij tijd en ruimte.
Gepost in Psychologie, Spiritualiteit
Geen reacties »
28 september 2019
De cynicus verwerpt alle wereldse rijkdom en culturele gewoontes. Het gaat erom een leven te leiden dat trouw is aan de natuur en getypeerd kan worden als een ‘waar’ leven, namelijk een leven dat zich volledig bewust van zichzelf is en daardoor ook geen schaamte of verborgenheid tegenover derden mag tonen. Het cynisme bleef bestaan tot in de 5e eeuw.
Aldus Wikipedia over de oorspronkelijke filosofische stroming. Toch wel iets heel anders dan wat we tegenwoordig cynisme noemen. Het woord komt van het Griekse kunikos, hond. Ik weet niet waarom, maar het huidige cynisme zou je best honds kunnen noemen. In de negatieve betekenis dan, als een onbeschoft, onvoorspelbaar en brutaal dier dat voor je het weet aan je broekspijp hangt en de meest onbehouwen lelijke klanken kan voortbrengen. In mijn jeugd was ik bang voor honden. En terecht. Cave canem, wacht u voor de hond! Ook onterecht, want er zijn ook heel veel lieve, trouwe en aardige honden. Wethouder Rob – later burgemeester in een Noord-Hollandse gemeente – nam zijn hond vaak mee en ik ben best een beetje verliefd op het dier. Een golden retriever of zo – ik heb helemaal geen verstand van de verschillende merken, dus het zal wel iets zijn dat erop lijkt.
‘Cynisme is meer iets voor honden,’ zeg ik wel eens, maar daarmee bedoel ik dus de hondse honden. Cynici lijken op hen. Veel geblaf. Maar ook laf, want niets is makkelijker dan een cynicus te zijn. Tegenover alles wat goed is zijn wel bezwaren in te brengen. Neem nou Greta Thunberg. Ze is autistisch. Gemanipuleerd door haar moeder. En ze hoort natuurlijk niet te spijbelen. Alsof dat alles haar woorden minder waar zou maken. Argumenten van klimaatontkenners – die zijn er kennelijk nog steeds – die daarmee een excuus vinden om haar niet serieus te nemen. En zeker in de politiek zijn inhoudelijke argumenten vaak taboe, daar weet ik alles van. Ik schrik nog steeds als ik op Facebook verhalen tegenkom waarin Greta belachelijk wordt gemaakt. Maar gelukkig was er afgelopen vrijdag een fikse demonstratie in Den Haag – ook De Correspondent riep op om mee te gaan doen – die wellicht en kantelpunt zou kunnen betekenen, samen met al het wereldwijde protest dat deze dagen rijkelijk bloeit.
Cynisme is de makkelijke weg. Laf en dom. Wantrouwen. Niet op de feiten willen ingaan. Ook Rutger Bregman wordt naar aanleiding van zijn boek De meeste mensen deugen maar al te vaak met argusogen gelezen. Zeker in ons calvinistische landje horen mensen nu eenmaal slecht te zijn. In zonden geboren en zo, niet tot enig goeds in staat. Met zijn enge verhalen over het onderbewustzijn heeft ook Freud een zware steen toegedragen aan wat de vernistheorie wordt genoemd: beschaving is maar een dun laagje dat de menselijke monsterlijkheid in toom houdt. De mens als cynicus van zichzelf. Zolang we cynisme realistisch vinden en niet erkennen dat we daarmee masochisme en sadisme verheerlijken, gooien we onszelf in de hete hondsdagen van de hel waarmee we dan weer is ons eigen gelijk menen te bewijzen. Afijn, de grommende hellehonden hebben dan tenminste wat te doen.
Cynisme blijft voor mij dom en laf, angst en egotripperij, gebaseerd als het is op wantrouwen in het goede in de mens, in integriteit. Er is niet tegen te vechten, en misschien moeten we dat ook maar niet doen. Jezus zei al dat vechten zinloos is en om escalatie vraagt. Laat de cynici maar in hun eigen sop gaar koken zodat ze merken dat ze niet te vreten zijn.
Gepost in Psychologie, Uit mijn leven
Geen reacties »