Abbey Road

Date 26 september 2019

Kan muziek in je DNA zitten? Ik heb een beetje zitten rekenen en het zou me niks verbazen als dat inderdaad kon. Letterlijk dus. In elke cel zitten zo’n drie miljard basenparen, en daar kan je wel wat mee. Zeker omdat we nog weinig weten over de overgrote meerderheid ervan dat junk-DNA wordt genoemd. Wie weet gaan we wel muziek horen als we die raadselachtige zooi gaan sequencen. Onzin misschien, maar het idee spreekt me aan, want sommige muziek voelt aan alsof je ervan gemaakt bent, letterlijk zo diep in je genen is doorgedrongen dat je haar in al je cellen voelt trillen. Bij mij zit er dan vast een Abbey Road-gen tussen want dit album, dat verwijst naar de studio’s waar het is opgenomen, is voor mij een van de beste van The Beatles. Vandaag viert het zijn vijftigste verjaardag.

Ik verdenk nog steeds de hasj of de wiet van een soort genenmanipulatie in mijn lijf. Want daarmee wordt het verschil tussen binnen en buiten wat vloeibaarder zodat de klanken wat makkelijker in je lijf worden gegoten. Soms voel ik me weer een beetje stoned worden door alleen maar naar Abbey Road te luisteren. De climax van The Beatles. Daarna kwam nog het eerder opgenomen Let it be uit. Ook best mooi, maar meer een bijeengegaard rommeltje, geen echte eenheid zoals bijvoorbeeld Sgt. Pepper. Zodra ook maar één song van Abbey Road in mijn hoofd zit, speelt de muziek automatisch door, ook als ik aan heel andere dingen denk of met iets anders bezig ben. De enige manier om daarvan af te komen is het laatste nummer in gedachten af te spelen, in dit geval Her majesty dat niet eens op de hoes van de lp was vermeld. Dat helpt trouwens niet altijd, want soms wordt in mij de plaat gewoon omgedraaid en begint alles weer van voren af aan. Come together.

Misschien is het juist zo’n mooi album geworden omdat elke Beatle er zijn eigen bijdrage aan heeft gegeven terwijl het toch een geheel blijft, hoe verschillend ze ook zijn. Ringo met zijn onzinnige oppervlakkige teksten, zoals die over een gele duikboot, vind ik vaak groots, net zoals Toon Hermans groots kan zijn in onbenullige dingen. Ringo’s Octopus’s garden geeft lucht in de speelse onderwaterwereld. Even niet serieus. Daar kon Paul trouwens ook wel wat van met zijn Maxwell’s Silver Hammer waarin je hem na het woordje ‘writing’ even hoort gniffelen als je goed luistert. Een liedje dat ik vaak met mijn gitaar heb gezongen. En ook het korte Carry that weight van hem mag er zijn.

Tegenover al die oppervlakkigheid zijn er de andere twee Beatles, de meer politieke John met zijn openingsnummer en de spirituele George met Something en Here comes the sun. Ook dat laatste nummer zong ik zelf graag en dat vond en vind ik eigenlijk het allermooiste nummer van Abbey Road. Hoewel? Het ijle Because en het dromerige Sun king deden me ook vaak in andere werelden belanden. Nummers die op naam van zowel John, Paul en George staan. Ze kónden het dus echt wel, samenwerken! Zelfs ook nog een keer met Ringo erbij, en wel in de apotheose The end. Het einde van The Beatles, waarna ieder van hen zijn eigen pad volgde. Muziek zit nu eenmaal in je genen en ik heb wel eens horen zeggen dat de wereld en alles erop en eraan uit muziek is ontstaan.

Het zebrapad van Abbey Road heeft intussen iets als een monumentale status en tot vandaag de dag wordt het verkeer vaak opgehouden door mensen die zich erop laten fotograferen. Wat daar gebeurt is zelfs via een webcam van de studio live te volgen. Terwijl ik dit schrijf is die even niet bereikbaar, maar het is dan ook een soort Abbey Road-day vandaag.

Kwakkelzomer

Date 14 september 2019

Wellicht te vaak heb ik gedacht dat ziekte meer iets voor anderen was dan voor mij. Zelf lijd ik meestal aan wat mineure kwaaltjes, waarmee ik dan weer vrolijk verder leef. En als ik naar veel leeftijdgenootjes om me heen kijk ben ik daar best blij mee. Ik durf daar niet trots op te zijn, want wie weet bind je daarmee de kat de bel aan. Gezondheid is geen eigen verdienste maar gewoon een natuurlijke staat. Totdat er een kwakkelzomer aanbreekt, zoals afgelopen seizoen. Die hittegolven zijn niet het ergste. Ik bedoel die processierupsen die me goed te grazen hadden en een paar jeukende slapeloze nachten bezorgden. Niet vreemd met een levensgrote eik tegenover je huis en dan ook nog zo bloot mogelijk lekker voor het huis blijven zitten. Eigenwijze Satyamo.

Maar op gegeven moment werd ik wel een beetje iebel van de koffie. Een ander woord weet ik er niet voor te bedenken. Opgefokt? Afijn. Niet alleen maar op de decafé overgestapt, maar ook eens de bloeddrukmeter weer tevoorschijn gehaald. Dat ding bleek kapot. Of beter: hij sloeg op gegeven moment op tilt omdat een bovendruk van boven de 200 lastig voor hem is. Hmmm … Hoge bloeddruk past helemaal niet bij mij. Toch maar naar de dokter. Bloed prikken om een waslijst van waarden te meten. In grote lijnen weinig mis mee. Maar wel medicatie om die bloeddruk omlaag te krijgen. Bij de apotheker realiseerde ik me opeens dat ik nooit in mijn leven medicijnen heb gebruikt. Nu iets met spiertjes rond slagaders die wat moeten verslappen. Iets als een plaspil om vocht uit je bloed te verwijderen. Dat werkt, zodat een en ander nu weer een beetje normaal is.

Alleen die bijwerkingen! Licht in het hoofd, twee keer zowat tegen de grond door duizeligheid. Spontaan blozen (wat alleen maar mensen schijnen te kunnen). En ontzettend snel moe en uitgeput. Afgepeigerd na drie kwartier in de tuin werken. Nu ook nog mijn hart laten onderzoeken. Dat kan dagen lang ontzettend traag zijn. Mijn vader had ook een traag hart. Af en toe onregelmatig en soms wat gefladder, maar geen aankondigingen van een dreigend infarct zoals druk op de borst. Toch maar nader bekijken, maar van mijn dokter moest eerst die bloeddruk omlaag. Ik heb er moeite mee mijn eigen hart te wantrouwen.

Ik voel me deze dagen echt als een futloos oud mannetje. Maar ik vrees dat ook dat bij het leven hoort. Maar ik heb deze zomer wel twee prachtige zo niet revolutionaire boeken gelezen die net zijn verschenen. De meeste mensen deugen van Rutger Bregman waarin hij rijk gedocumenteerd afrekent met het idee dat we allemaal diep van binnen slecht zijn. Je kent dat wel: als we onze ware aard laten zien komt alle onderdrukte agressie en zo aan de oppervlakte. De vernistheorie. Het onbewuste als monster, dat ons vaak door religies is ingepraat en wat we nu vaak als vanzelfsprekend aannemen. Met als gevolg cynisme en wantrouwen jegens alles wat goed is. En ik las ook Gelukkiger dan je denkt dat Alan Watts tachtig jaar geleden op 24-jarige leeftijd schreef. Toegegeven: Watts was een icoon van de hippies, maar zijn heldere verhaal is wars van zweverigheid en het leest alsof het gisteren is geschreven. Geluk is bij hem min of meer identiek aan acceptie, verlichting en vrijheid.

De grootste vrijheid die je hebt is acceptatie. Die woorden van Watts cirkelden vanmorgen door mijn hoofd. Want je bent altijd vrij om te accepteren wat er nu eenmaal is. Ik noem dat overgave en vertrouwen. Niet alleen aan het leven maar tevens aan het sterven dat er ook bij hoort. Wat dat laatste betreft constateer ik iets raars bij mezelf. Dat ik niet zozeer bang ben om dood te gaan, maar meer voor de rotzooi die ik achterlaat en die anderen dan moeten opruimen. Dat ik meen niet gemist te kunnen worden voor anderen. Hoe moet het met de fractie? De Idealist? Hoe zou Vriend zonder mij verder moeten leven? Ik kan me gewoon niet permitteren om dood te gaan! Zullen anderen ervoor zorgen dat mijn boek alsnog de publiciteit krijgt die het verdient? En misschien nog wel het ergste: mensen gaan om mij treuren en zo. Piekeren over dat soort dingen is ook mij niet vreemd. De grootste vrijheid die je hebt is acceptatie.

Dat klinkt paradoxaal. Het gaat om een vrijheid die je voelt als je niet meer in eigen vrijheid gelooft. Dat je net als alles en iedereen een stukje natuur bent. Het weten dat dit ook voor iedereen en alles geldt. Dan is er geen plaats meer voor schuldgevoelens die altijd destructief zijn. Dan vallen oordelen weg. En dat geldt zelfs voor je eigen schuldgevoelens en oordelen, die je feitelijk door godsdiensten met de paplepel zijn ingegoten. Het gaat ook om loslaten, liever nu dan te laat als je op je sterfbed ligt. In zekere zin gaat het om leren sterven terwijl je leeft. Ziekte kan daartoe bijdragen. En o ja… ik wil graag helemaal naakt sterven, want zo ben ik ook geboren, maar wie regelt dat?

Het is ongebruikelijk om in een blog zo persoonlijk over ziekte en zo te schrijven. En het vaak over sterven te hebben. Van kinds af aan moet ik zo nodig altijd open en eerlijk zijn. Ik zweer bij naïviteit en onschuld. Transparantie zoals dat tegenwoordig heet. Dat heeft me ook wel eens gered. Het moet rond 1992 zijn geweest toen er rond vijf uur op een zomermorgen bij me werd aangebeld. Het was al licht en ik deed gewoon open, in mijn slipje. Twee vage duistere figuren voor me op de galerij. Wat ze wilden weet ik niet meer, maar toen ze me vroegen of ik alleen thuis was heb ik toch maar gelogen. Intussen ontsnapte mijn kat zodat ik hen voorbij moest lopen om die weer te pakken. Dat deed ik gewoon. Voordeur wagenwijd open. Die jongens hadden van alles kunnen doen maar deden niks. Ik denk omdat ik naakt was. Kleed je uit als je bedreigd wordt, zou ik bijna willen zeggen. Ik heb vaak aan dit voorval teruggedacht. Agressie is makkelijker vanaf een afstand dan vanaf dichtbij.

Ik kan moeilijk anders dan naïef en eerlijk zijn en zo. Mijn gevoel volgen. Zelfs in blogs. En het is goed voor mijn hart, want na dagen slaat het weer eens keurig zestig keer per minuut. Dat had ik een paar weken geleden ook toen ik mijn iPad op schoot had. Schrijven is mijn medicijn.

Rommelen in de marge

Date 12 september 2019

‘Er zijn maar vier dingen die een individu kan doen: minder vliegen, leven zonder auto, een plantaardig dieet volgen en minder kinderen hebben.’ Aldus Jonathan Saffran Foer onlangs in nrc.next over zijn boek Het klimaat zijn wij. De wereld redden begint bij het ontbijt.

De laatste keer dat ik gevlogen heb was op 10 september 2001. Mijn rijbewijs heb ik twee jaar geleden laten verlopen omdat ik nooit tot de aanschaf van een auto ben gekomen. Bij tijd en wijle eet ik nog wel wat vlees. En wat het maken van kinderen betreft heb ik nooit het voorbeeld van mijn ouders gevolgd. Een pluim voor mezelf dus, want ik voldoe voor zeven achtste aan de belangrijkste criteria voor milieuvriendelijkheid van Foer.

Tegelijk is het onterecht als ik mezelf prijs. Want ik ben niet iemand die zo nodig de halve wereld af moet vliegen om steeds weer nieuwe ervaringen op te doen – alleen al op Schiphol te zijn vind ik een crime. Wat moest ik met een auto toen ik nog in Amsterdam woonde met zijn uitgebreide openbaar vervoer? Vlees mis ik niet echt, want ik knabbel graag als een konijn aan heerlijke salades en zie me mijn mes niet in een biefstuk of vette burger zetten. En het afzien van kinderen is niet zo moeilijk met een partner van hetzelfde geslacht.

‘De ramp beklijft niet in ons voorstellingsvermogen, of in onze harten. Dus de vraag is hoe we de kwestie levend kunnen houden,’ zegt Foer. Ik denk dat dit de kern is van ons probleem met het klimaat en onze aarde. Daarvoor is het klimaat te abstract. Totdat we last krijgen van verschijnselen als processierupsen, ongebruikelijke droogte en fikse hittegolven. In zekere zin is het te hopen dat we nog meer last krijgen van het klimaat omdat we kennelijk nog wakkerder moeten worden geschud. Met wat zonnepanelen op het dak is onze schuld nog niet gecompenseerd.

Het gaat om ons gedrag, over ons hart voor deze aarde. Om het lef om mee te voelen met de natuur die we aan het afbreken zijn. Zolang we ons niet in dankbaarheid verbonden voelen met de aarde als onze grootste voedster blijft het rommelen in de marge.

(De Idealist, september/oktober 2019)

Hulpvaardige demonen

Date 7 september 2019

Voed je demonen (en ze zullen je helpen) is een artikel in het spirituele lifestyle magazine Happinez. De titel spreekt me aan. Ik lees het. En schrik. Het gaat over het boek Bevrijd je demonen van Tsultrim Allione. Ken ik niet. En dat grijpt weer terug op de leer van de elfje-eeuwse yogini Machig Labdrön. Ook nooit van gehoord. Die vertelde hoe je dreigende kwelgeesten, naga’s, het beste kon bestrijden. Ze veranderde haar lichaam in een voedseloffer voor demonen. ‘Ch’od werd de naam voor een ceremonie met trommels en bellen waarbij de deelnemers zichzelf in hun verbeelding offeren als voedsel voor geestelijke wezens, boeddha’s en verlichte mensen, maar ook boze geesten.’ Stel je je lichaam voor als een nectar van liefde, bied dat de demon aan en hij zal je helpen. Acceptatie en liefde in plaats van weerzin, haat en vechten. Vertrouw de demon.

Dat doet me denken aan het kwaad als draak: als je er één kop vanaf slaat krijgt het zeven koppen. Aan deze waarheid werd ik onlangs door Alan Watts herinnerd tijdens het lezen van zijn recent in het Nederlands verschenen Gelukkiger dan je denkt, waarin je niet door haat maar door acceptatie bevrijd kunt worden. Kwaad met kwaad bestrijden maakt het alleen maar erger. Als er één ding is waar het kwaad niet tegen kan, is het ervan te houden. Dan kan het niet anders dan te verdwijnen of het te veranderen in liefde. Zoals Rutger Bregman in zijn nieuwste boek De meeste mensen deugen vertelt, wordt het kwade meestal verzonnen door mensen die macht over je willen krijgen, en raken we eraan verslaafd door de media. Daarom had ik altijd een hekel aan World Press foto’s die voor het merendeel over ellende gaan, alsof dat een objectieve blik op de werkelijkheid geeft.

Denkend aan het boek dat ik zelf heb geschreven, realiseerde ik me opeens dat ook daarin ch’od bedreven wordt. Daar is de dood de demon en verlangt iedereen ernaar om opgegeten te worden. Zich te offeren om op te gaan in Het. En ze doen het ook. Jonge mensen die het leven willen vieren, juist door te sterven want dat is de climax van het leven. De dood omarmen als je beste vriend. Vraag me niet waar ik het allemaal vandaan heb. Eigenlijk heb ik niets anders gedaan dan het opschrijven van een film die zich voor mijn geestesoog afspeelde. Eerst dacht ik dat het heel pervers en masochistisch was allemaal. Maar een lezer vond het juist heel lieflijk, ondanks de kannibalistische praktijken. Wellicht ook door mijn speelsheid en humor. Al schrijvend ga je je identificeren met spelers in zo’n roman. Zo duik ik graag in Maarten die zich steeds wil laten slachten, maar ik vind hem wel de liefste van allemaal. Te gek voor woorden? Ik heb er tot nog toe geen ‘echte’ uitgever voor gevonden. Ik ben mijn tijd veel te ver vooruit!

Uiteindelijk draait alle spiritualiteit rond overgave. Dat is echter niet iets dat je kan willen. Het enige wat je kan doen is niets. Gewoon in het hier en nu zijn, met al je zintuigen open. Net als de merel die zojuist op een tak tegenover me voor zich uit zat te kijken. Ook luisteren naar je eigen lijf met zijn gedachten, emoties en verlangens. Jezelf en de wereld niet te serieus nemen en zien als een natuurlijk spel. Door de jaren heen heb ik dan ook veel spirituele oefeningen overboord gegooid, zo niet allemaal. Het paradoxale is echter dat ook niets doen niet iets is dat je kan doen. Maar je kan er wel iets van proeven door vanbinnen even stil te zijn, alleen te zijn, de natuur te zijn.

De echte avatar

Date 29 augustus 2019

Om acht uur bij de Kostery onder de Martinitoren. Ik weet niet eens hoe hij eruitziet. Maar hij weet dat wel van mij, omdat ik zo nodig reclame moet maken voor mijn bezigheden en Google bestaat. Wandelend door de Oosterstraat verheug ik me erop iemand te gaan ontmoeten die ik zowel wel als niet ken. Nog wat spannender wordt het als ik onder het gedreun van de kermis tegenover Vindicat op de Grote Markt naar onze ontmoetingsplek kijk. Die is er niet. Alleen bijeen gestapelde tafeltjes en stoeltjes. Maar op de hoek staat iemand voor zich uit te kijken. Ik besluit dat hij het is en loop in een kaarsrechte lijn op hem af. Hug. We kijken elkaar een poos glimlachend aan. Toch leuk om elkaar eens te zien terwijl we elkaar al tien jaar kennen. Ik hem als Christo en hij mij als Ganymede. Hij is minder lang dan ik dacht. Heeft een snorretje. Slechts twaalf jaar jonger dan ik. De mens achter de avatar!

We nestelen ons op het terras van De Drie Gezusters. Zodanig dat we elkaar kunnen verstaan onder de kermisherrie een meter of twintig verderop. Ik geef hem mijn boek als cadeautje, zodat hij me nog beter kan leren kennen. Hij steekt een sigaret op, en terwijl ik aan mijn elektronische sigaret begin te hijsen leest hij de achterflap zodat hij gewaarschuwd is voor de inhoud. Een pilsje voor hem en een bitter lemon voor mij. Een gezellige goedmoedige man, heel anders dan de nicht met zijn soms vileine humor in Second Life. Maar zelf ben ik natuurlijk ook niet mezelf, want ik heb geen thong met croptop aan maar keurig een short en een hawaiishirt. Dat eerste had natuurlijk ook gekund met het warme weer, maar de smoes dat ik als feut ontgroend werd zou niemand geloven. We zijn oud in real life, waarover we elkaar wat dingetjes vertellen. Zo doet hij altijd na de party tien minuten aan mindfulness. In Second Life dan. Waarom niet.

We praten honderduit over de vele vrienden die we kennen en gekend hebben. Ik vertel hem over Robbie, hij over zijn bezoek aan zijn virtuele partner in real life. We zijn niet de enigen die elkaar in real life opzoeken. Dat gebeurt vaak in Second Life en meestal gaat dat best goed. Soms te goed, want dan zie je ze niet meer terug. Real life gaat altijd voor, is een veel gehoord devies, maar ik heb soms de behoefte om het daar even niet mee eens te zijn. Hij is veel beter dan ik in de techniek van het spel dat we zo graag spelen, zodat ik hem soms wel eens om hulp vraag. Als ik een deur van een woning niet meer open krijg of zo. Net zo verslavend en ingewikkeld als bijvoorbeeld programmeren, en je zou er best een academische studie van kunnen maken. Ik vertel hem over hoe ik vroeger met computers speelde en een horoscooptekening uit een plotter toverde. Hij over de Hoofdsom der Psychiatrie en Ver Heen van Kuiper die ik een jaar of vijftien geleden met rode oortjes heb gelezen.

We vergeten de tijd een beetje en in het enthousiasme van onze verhalen stoot ik tegen een flesje bitter lemon. Het wankelt, en terwijl ik het recht wil zetten maai ik mijn glas van het tafeltje. ‘Zo leer je me ook een beetje kennen,’ grap ik. Hij neemt nog een sigaretje, want morgen heeft hij pas een late dienst. We zouden nog uren kunnen doorgaan. Over het homoleven in Groningen waarvan volgens hem nog maar weinig over is. Over de collage over Ganymedes die hij lang geleden maakte en eigenlijk zou moeten actualiseren. Over de voordelen van het bouwen op kilometers hoogte, en over de verbouwingen waar hij zelf mee bezig is. Over de vaste trouwe bezoekers uit Spanje en Brazilië die we beiden zo graag mogen. Over de Italiaanse jongen die steeds naar Berkeley reist en volgens mij een professor in cultuurhistorie is of zoiets. Om elf uur besluiten we afscheid te nemen. Omdat ik hem mijn boek heb gegeven staat hij erop af te rekenen. Hug.

Voldaan loop ik terug door de Oosterstraat. Wie van hen is de echte die ik heb ontmoet? Zeg me wie je avatar is, en ik zal je zeggen wie je bent. Uiteindelijk zijn ze een en dezelfde, net zoals de kunstenaar en zijn werk. ‘Welke wereld is de echte wereld?’ vraag ik mij af in een artikel dat binnenkort in tijdschrift Mantra verschijnt. De titel ervan is een spoiler. Alles is echt. De mens achter de avatar is dezelfde als de avatar achter de mens, hoe verschillend ze er ook uit mogen zien.

Woodstock 50 jaar

Date 16 augustus 2019

We waren er niet bij maar luisterden eindeloos naar de muziek. Laat in de avond, begin van de nacht op Pims kamer. Stoned natuurlijk. Hij had de tripelelpee op de band gezet, zodat hij niet steeds de platen hoefde om te draaien. Van John B. Sebastians I had a dream tot Jimi Hendrix’ Purple Haze lagen we in het halfduister te genieten van het leven in Woodstock. Zelfs in de regen die door de hippies onder leiding van Santana al dan niet met succes bezworen werd. Country Joe McDonald met zijn protestsong tegen Vietnam dat besloten werd met ‘Yippie, I’m gonna die.’ Crosby, Stills, Nash and Young, Joan Baez, the Who met ‘See me, feel me.’ Het debuut van Joe Cocker die met wapperende handjes zijn versie van With a little help from my friends zong. Ten Years After met I’m going home. Muziek die ik dronk, net als de Sunsip waarmee we ons laafden, en die ik nooit meer zou vergeten.

Was het een droom? Honderdduizenden mensen die onder barre omstandigheden feest vierden. Er zullen best wat onaangenaamheden uit de geschiedenis zijn weggepoetst, maar alles heeft zonder relatief veel ongelukken plaatsgevonden. Seks, drugs en rock and roll – het was er allemaal in overvloed. Peace, flowers, freedom, happiness. Tegenwoordig zouden we betwijfelen of dat alles goed zou aflopen met zo weinig controle en voorzieningen. Het zou trouwens niet eens meer toegestaan worden want daarvoor hebben we de maatschappij veel te complex gemaakt met allerlei wetten en regels die iets spontaans in de weg staan. Wat wellicht een van de redenen is dat het nu na vijftig jaar niet gelukt is om het nog eens dunnetjes over te doen. Dat zou trouwens ook niet echt kunnen, want de tijdgeest is zwaar veranderd. We nemen hippies niet meer serieus, vinden het eigenlijk maar indolente slappe mietjes. Vandaag de dag moet je niet meer komen aanzetten in kleurige kleding, versierd met kralenkettingen en bloemen in je haar. Maar in één ding waren ze beter dan wie dan ook. Gelukkig zijn.

Het was geen droom. Het was werkelijkheid. Dat het een droom zou zijn wordt vaak beargumenteerd met het feit dat zoiets niet lang stand houdt. Maar is dat een reëel criterium? Veel elementen onderaan het periodiek systeem overleven niet eens een fractie van een seconde, maar toch hebben ze hun eigen plekje gekregen. Datzelfde argument krijg je ook vaak te horen als je over communes begint: die donderen ook na een paar jaar toch weer in elkaar, zoals dat ook hier in Blaricum een dikke eeuw geleden is gebeurd. Maar als je één witte raaf ziet bewijst dat toch ook dat ze bestaan? Alles is tijdelijk. Ook onze cultuur en onze aarde zijn maar tijdelijk, maar niemand zal zeggen dat ze alleen maar een droom zijn. Bovendien suggereert het woord ‘droom’ dat er iets onechts aan de hand is, en ook daar kun je vraagtekens bij zetten. Het gegeven dat iets überhaupt even bestaan heeft is al bewijs genoeg. Bewijs van een mogelijkheid, een bezieling, de aanwezigheid van iets dat onze huidige orde en verstand te boven gaat. Inspiratie komt met korte flitsen en veel religieuze mensen zeggen dat Jezus nog altijd leeft.

Ik hou van hippies, de vertegenwoordigers van de meest revolutionaire jongerenbeweging die er de laatste tijd geweest is. Omdat ze de weg naar binnen volgden, geluk opeisten. Want als je zelf niet gelukkig bent kun je doen en actie voeren wat je wilt, maar je zult de wereld er niet mee verbeteren. Egoïstisch? Narcistisch? Het is de enige weg. Verbeter de wereld, begin bij jezelf. Geef je zonder schuldgevoel over aan je innerlijke vreugde en omhels alles. Laat je leiden door liefde, vier het leven! Het is bewezen dat dat kan. Al was het maar voor drie dagen, er heeft toen wel iets nieuws massaal van zich laten horen. Ik was er niet bij, maar wel met mijn hart en ik ben daar dankbaar voor. Nog steeds.

Rookschaamte

Date 5 augustus 2019

Als verslaafdgemaakte heb ik wel eens last van rookschaamte. Alsof ik me verdedigen moet, zoals tegen die gezellige chauffeur. Op het busstation van Huizen halteert de bus daar meestal een minuut of vijf. Motor af, even naar buiten. Ik ook. Om even wat te roken natuurlijk. Maar deze man was het niet daarom te doen, maar om even te bellen. ‘Hou er toch mee op,’ en voor ik het wist vergat ik hem te vragen waarom ik dat eigenlijk zou moeten doen, en hem op het verschil tussen e- en tabakssigaretten te wijzen. Drie kwartier later ging ik op het eindpunt Amstelstation ook weer even zitten dampen, maar zag in gedachten dertig meter voor me de chauffeur nog steeds meewarig naar me kijken. Net zoals ik wel eens voor het BEL-kantoor in Eemnes voorafgaand aan een raadsvergadering aangestaard word door mensen die langskomen. Het is een stukje van mijn imago geworden daar. Gelukkig sta ik daar meestal niet alleen. Stond, moet ik zeggen.

Want griffier Ralph waarschuwde me al toen we op de bus naar Bergen stonden te wachten. ‘Slecht nieuws, Satyamo’ want na de zomer zou het rookverbod niet alleen binnen, maar ook buiten de gemeentelijke gebouwen gelden. Op het hele terrein. Ik zag mezelf al lopen tussen de heen en weer rijdende auto’s op de ruime parkeerplaats, op weg naar de openbare weg vijftig meter verderop, me afvragend waarom auto’s dan eigenlijk wél op die parkeerplaats mogen komen. Dat je binnen, in besloten ruimtes niet mag roken vind ik redelijk, althans voor zover het niet je eigen huis is. Maar buiten, waar de rook meestal al snel opstijgt, zoals op een perron waar de wind dwars door het station waait? Ja hallo? Ik heb meer last van stinkende uitlaatgassen hoor! Op de carpoolplaats hier halteren bussen soms met hun uitlaat twee meter voor mijn neus als ik daar op een bankje zit. Het kost me weken om daar tegenop te roken. En dan zou ik nog tabak moeten gebruiken ook.

Een rookvrije generatie. Kinderen niet met roken confronteren. Prachtig! Maar bij dat BEL-kantoor heb ik nog nooit een kind gezien. Ook de rookruimte binnen het kantoor is inmiddels opgeheven, zodat het zo’n veertig ambtenaren nodeloos moeilijk wordt gemaakt. Ik ervaar dat als gewoon pesten. Net zoals het soms eindeloos zoeken naar een rookplek op het perron. ‘Een tevreden roker is geen onruststoker,’ hoorde je wel eens zeggen. Dus als ontevreden roker heb ik wel eens de behoefte om in opstand te komen. Maak me bijvoorbeeld eerst eens duidelijk wat er zo schadelijk is aan tabakloos elektrisch roken. Maar dat weet niemand, terwijl het toch een stap in de goede richting zou zijn als rokers dat meer zouden gaan doen. Want geen kankerverwekkende tabak. En tabak is gewoon smeriger, voor je het weet plakt en kleeft van alles in je huis als je dat jarenlang binnen doet. Wat een klus om al die cd’tjes weer schoon te maken toen ik ermee gestopt was!

‘Mensen aanmoedigen om te stoppen is wellicht nog te verdedigen. Rokers het leven moeilijk maken is dat niet,’ schrijft ex-roker Frank Hindriks, hoogleraar ethiek en sociale en politieke filosofie in Groningen, vandaag in nrc.next. Hij herinnert de lezer eraan dat volgens de liberale filosoof John Stuart Mill ‘de overheid alleen vrijheidsbeperkende maatregelen mag nemen als daarmee schade op derden wordt voorkomen.’ Hij waarschuwt voor de tirannie van de meerderheid. Dat ‘legt een gebrek bloot van het democratische principe ‘de meeste stemmen gelden’. Daarom is het belangrijk de rechten van minderheden – en daarmee van elke individuele burger – te verankeren in de grondwet.’ Dat psychiatrische patiënten eerst maar eens moeten stoppen met roken, vindt de auteur ook maar onzin. ‘Het lastig vallen met idealistisch maar betuttelend antirookbeleid werkt dan alleen maar averechts.’

Hindriks conclusie is me uit het hart gegrepen. ‘Het rookvrij maken van Nederland klinkt mij iets te totalitair in de oren. Dat roken slecht is voor anderen kun je oplossen met rookplekken. Dat roken slecht is voor rokers betekent kennelijk dat je ze met een belerende vinger van het terrein af kunt sturen. Alsof rokers mindere mensen zouden zijn.’ Tja. Daar sta ik straks als een eenzame James Dean aan de Zuidersingel in de regen. Soms denk ik dat ik maar eens een pakje echte Marlboro moet gaan kopen. Zonder rookschaamte.

De isheid van het bestaan

Date 30 juli 2019

Bhagwan deed er nog een schepje bovenop met me Satyamo te noemen, Sanskriet voor ultieme waarheid. Want dat heeft me al mijn hele leven al achtervolgd. Wat is waarheid, wat is echt, wat is werkelijkheid? Mijn verslaving aan die onderwerpen is de schuld van Neptunus die aan mijn midhemel staat, en door een exacte driehoek met Mercurius wil ik daarover nog schrijven ook. ‘De waarheid, anders liever dood!’ schreef ik eens aan mijn moeder. Tot mijn verbazing vond ze dat geen mooie woorden. Dat ik psychologie ging studeren heeft ook met dit alles te maken, op zoek naar het ware zelf in het onbewuste. Dat is de schuld van Saturnus en Pluto in mijn achtste huis. Ik wilde altijd al de diepte in. Hoewel ik moet toegeven dat ik het hele Zuiderbad bij elkaar krijste toen ze me voor de eerste keer letterlijk in het diepe gooiden. Ook mijn liefde voor sommige  drugs heeft ermee te maken, net als mijn smachten naar mystiek, maar dat is de schuld van Jupiter die ongeaspecteerd in mijn twaalfde huis staat en ook nog heer van mijn ascendant is, de Boogschutter die zoveel van reizen houdt.

Ik heb altijd geloofd dat je alleen door ontspanning en overgave tot de waarheid, de werkelijkheid, het echte kan komen. Zoals Bhagwan me zei: niet door denken, maar via het hart en intuïtie. Alsof je pas echt objectief kan zijn als je afstand neemt van jezelf, je eigen oordelen. Ik deed dan ook vaak ontzettend mijn best om te ontspannen. Soms met open ogen die niet mochten bewegen zodat het hele visuele beeld in elkaar klapte. Dat was best moeilijk en zelfs fysiek uitputtend. Het duurde een paar jaar voor ik ontdekte dat ontspannen eigenlijk helemaal niet kan omdat ook dat weer iets is wat je doet, iets van het ik of ego. Te vergelijken met de woorden van iemand in mijn boek die zegt dat je niet kan klaarkomen omdat je de klaarkomst moet afwachten. Net zoals je bij Toon Hermans niet om de appelmoes hoort te vragen, maar dient te wachten tot die voorbij komt. Mensen kunnen helemaal niet klaarkomen of ontspannen, hooguit iets bereiken dat daar een slap aftreksel – excusez le mot – van is.

Soms krijg ik koude rillingen van iets dat ik denk of schrijf, en dat zegt me dat het waarheid is. Omdat mijn hele lichaam ermee meetrilt. Een paar keer was dat zelfs een seksuele opwinding die me vertelde dat ik op het goede spoor zat, dat het echt was. ‘Een erectie als wegwijzer,’ grap ik wel eens. Terwijl er fysiek helemaal niets opwindends te beleven was. Een oudere vrouw met wie ik in gesprek was. Een computer waarop ik aan het programmeren was. Waarheid voel ik met mijn lijf dat vibreert. Mijn weg naar waarheid zijn muziek en dans, vertelde Bhagwan me. Met mijn gitaar had ik al zo’n honderd liedjes gecomponeerd, dus daar ontbrak het niet aan. Koude rillingen bij mooie klassieke muziek vertellen me dat er een diepere waarheid in schuilt, dat er ware tonen worden gesproken over een echte andere werkelijkheid. Met dansen heb ik het moeilijker. Dat was vroeger iets waar ik les in kreeg, maar dat heeft me nooit aangesproken. Wellicht omdat al die klassieke dansen alleen maar een echo zijn van een échte dans die zich ongecontroleerd aan me voltrekt. Waar de muziek me meesleept en ik zelf helemaal niets anders doe dan me laten meedeinen op de klanken terwijl ik zelf helemaal stil ben van binnen. Pas dat is dansen voor mij.

Je komt pas tot waarheid, schoonheid, werkelijkheid, echtheid of hoe je het ook noemen wilt door los te laten, overgave, flow. Maar dat zijn dingen die je niet kunt doen. En die je pas overkomen als je na veel moeite ontdekt hebt dat je ze niet in de hand kan hebben. Ik zwierf door kerken en sekten, drugs en satsangs. Bij sommige had ik het al snel bekeken, maar bij anderen hield ik het langer vol zoals in de prachtige verstilde tempels van de Rozenkruisers die mij echter te dogmatisch waren. En het lastige van satsangs vind ik dat je geacht wordt om vragen te stellen, maar die kon ik nooit vinden zonder dat ik al van tevoren het antwoord erop wist. De enige vraag die ik ooit kon bedenken was bij Bhagwan: was dit niet allemaal een grote grap? Ja, dat was het. Aan Bhagwan – en dan heb ik het over de tijd voordat hij naar Amerika ging – heb ik het meeste te danken. Vandaar wellicht dat ik daarom Osho liever Bhagwan noem. Ik lees nog steeds boeken over spiritualiteit. Van Nisargadatta tot Tolle staat er steeds minder nieuws in, maar allemaal vertellen ze op hun eigen manier over de weg naar waarheid, verlichting, en dan veert mijn herkennend hart weer op. Even bijtanken.

Ik ben gewoon moe geworden van vragen of anderen of ik zelf verlicht zijn of niet, welk pad het beste is om tot waarheid, echtheid of werkelijkheid te realiseren. Het gevolg is dat ik maar wat doe. Theosofen en antroposofen maken het voor mij maar nodeloos ingewikkeld, hoe graag ik ook met rode oortjes een boek van Heindel las. Het ingewikkelde moet je ont-wikkeld worden totdat er maar één woord, gevoel of gedachte overblijft. Dan is alles gewoon waar, echt en werkelijk. Niets meer te doen, uitrusten. Is al mijn gezwerf dus zinloos geweest? Ik denk van niet, want anders had ik indertijd geen ontslag genomen bij de Amrobank terwijl me net was aangeboden om in de hypotheeksector verder te gaan. Niks mis mee, maar de psychologie liet me niet los. In zekere zin ben ik een zwerver. Was student, werknemer, werkeloos en uiteindelijk een zelfstandige. Ik ben een rare. Maar dat is de schuld van mijn Zon in Waterman.

We wandelden zondag langs maïs- en korenvelden, zaten stilletjes op een bankje er over uit te kijken. Ik moest denken aan een van mijn eerste liedjes: I awake. Dat speelde en speelt zich hier af. Even niets te zoeken. Ik noem dat de isheid van het bestaan, de ultieme waarheid. Meer is er niet. Einde verhaal.

Maanziek

Date 21 juli 2019

Raket naar de Maan. Mannen op de Maan. Die verhalen van Kuifje hielden mij als kind zo bezig dat ik ervan droomde voor het slapen gaan. In mijn fantasie was ik zelf natuurlijk de eerste mens op de Maan. Het was zelfs een vervolgfantasie, want twee avonden achter elkaar droomde ik mezelf ermee in slaap. Ik was een jaar of acht. Was al veel bezig met de hemel, sterrenbeelden. Vond het heel belangrijk om te weten dat de aarde in 23 uur, 56 minuten en 4,09 seconden om zijn as wentelde, iets wat nog steeds zo blijkt te zijn. Bouwde rond mijn elfde liever van stokken en lakens een planetariumpje in mijn kamertje dan dat ik buiten met vriendjes speelde. Want mijn vader had me meegenomen naar het planetarium in Den Haag en ik was diep onder de indruk. Met klasgenootje Govert – zijn moeder was volgens mijn moeder ‘gek’ – wilde ik een heuse raket bouwen – iets waar natuurlijk nooit iets van kwam. Evenmin als van die duikboot waarmee ik jaren daarvoor al met schoolvriendje Maarten in de grachten wilde varen. Grote oorzaken, kleine gevolgen.

Het was de tijd van de Spoetnik. Van de Russen die hondje Laika de ruimte in stuurden. Afijn, allemaal nu te zien op de mooie documentaire Chasing the Moon. In mijn eerste studiejaar kletste ik mijn Gereformeerde Vriend (Niet Vrijgemaakt) de oren van het hoofd over het Rad van Von Braun. Twee jaar later zagen we in Londen 2001: A Space Odyssey, en ik was helemaal overweldigd. Nog steeds trouwens. Net als door het lied Brain Damage van Pink Floyd waar een ‘lunatic’ in het gras zit. Van het album The Dark Side of the … Moon. Psychedelica droegen uiteraard ook bij aan mijn liefde voor de kosmos. Aan ruimtelijk inzicht heb ik trouwens nooit gebrek gehad. Als je dat niet hebt schijnt stereometrie een lastig vak te zijn. Weer een paar jaar later kwam astrologie in beeld, misschien omdat ik daarin veel diepere kosmische wetten aanvoelde. En toen ik Vriend ontmoette bleek hij een tijdje sterrenkunde te hebben gestudeerd maar daar toch wat op af te knappen. Omdat het hoofdzakelijk rekenwerk was en astronomen vooral techneuten bleken te zijn, met weinig verwondering over de sterren. En van hun roots in de astrologie moeten ze al helemáál niks hebben. Voor de astrologen: mijn Maan staat in Ram in het vierde huis.

De klassieke vraag. Waar was ik toen de eerste stap op de Maan werd gezet? Vandaag vijftig jaar geleden? Liftend trok ik met mijn Gereformeerde Vriend (Niet Vrijgemaakt) door België. We hadden het daar onlangs nog over toen ik hem in Amsterdam opzocht. Het zal in of bij Oostende geweest zijn dat André met wie we meereden een foto van me wilde maken. Ik vond het best allemaal, en in mijn slipje sta ik zegenend op een paaltje. Hij zou de foto nog opsturen. Dat deed hij niet, maar ik had ook zijn adres en na een herinnering stuurde hij die keurig op. Volgens mijn vriend had hij ook foto’s van me willen maken in een hotelkamer. Hoewel ik me daar niets van herinner kan dat best gebeurd zijn. Die uitnodiging bedoel ik. Kennelijk heb ik dan toen afgewezen. Ik weet niet of ik daar nu spijt van moet hebben of niet. Ondanks het wratje dat ik toen nog op mijn kin had was ik best een mooie jongen. Niet eens zo lang geleden heb ik die foto weer gevonden en hem gescand. Dat gebeurde dus kort voor de eerste voet op de Maan, die plaatsvond op 21 juli om 3:56 uur. In Amerika was het toen nog 20 juli.

In de kantine van een camping in Oostende bleven we lang op om het allemaal te zien. Dat was trouwens een bijzonder verjaardagscadeautje voor mijn vriend die op die 21e juli 21 werd. Maar ik herinner me niets meer van de zwart-wit beelden op de televisie. De Apollo 11, terwijl Waterman het elfde dierenriemteken is. Een grote stap voor de mensheid. Dat was het zeker, hoewel ik me niet herinner daar in de tent nog van gedroomd te hebben. Ik vraag me af of ik de rest van die kampeervakantie er nog aan gedacht heb. Ik herinner me trouwens van die hele vakantie niet meer zoveel. Mijn vriend hoopte – vertelde hij me veel later – dat we op vrouwenjacht zouden gaan, iets waar ik in de verste verte niet had gedacht. Ook niet aan een jongensjacht trouwens, daar was ik echt nog niet aan toe want ik hoopte toch in zijn minst een beetje heteroseksueel te zijn. Samen met een vriend avonturen beleven vond ik veel belangrijker. En nog steeds vind ik vriendschap veel belangrijker dan seks.

The dark side of the Moon. Ik was daar nog niet klaar mee. En wat werd daar trouwens mee bedoeld? Want vanaf de aarde kun je de achterkant van de Maan nooit zien, terwijl het op die achterkant niet altijd donker is want tijdens Nieuwe Maan is het een en al licht daar. Lastig. Met teveel hersenen kun je overal makkelijk een probleem van maken. Hoe dan ook: in de erop volgende jaren werd ik geconfronteerd met mijn eigen ‘dark side’ en was ik soms ook bang om gewoon gek te worden, al dan niet zittend in het gras. Een psychotische aanval in het Vondelpark duurde gelukkig maar een paar uitzichtloze uren. En dat was écht niet leuk! Maar tot vandaag de dag hou ik van de Maan. En ik hoop nog steeds dat de Maan onbesmet zal blijven, iets waarover ik als jongetje al een gedichtje schreef, over haar wonderbaarlijke licht dat me nog steeds elke nacht aanstaarde maar verloren dreigde te gaan onder menselijke nederzettingen.

Osho had het vaak over de Maan. No water no Moon over Chiyono die zich rotschrok toen zij er achter kwam dat ze alleen maar naar een reflectie van de Maan in het water keek. Fingers pointing to the Moon over mensen die alleen naar het wijzende gebaar kijken in plaats van naar de Maan zelf. Kennelijk kan je ook door de Maan verlicht raken. De Maan is vaak het symbool van de moeder, het vrouwelijke en voedende, het koesterende en beschermende, veiligheid, je afkomst, het verleden, je thuis. Ook van vertrouwen, want zelfs na de diepste duisternis tijdens een Nieuwe Maan keert ze weer terug. Door haar reflectie zie je het zonlicht zonder verblind te raken, weet je dat de Zon er zelfs in de nacht nog steeds is. Zo is ook de Maan zelf een al dan niet romantische vinger die stil naar de Zon wijst, die ons herinnert aan de Zon in ons, aan onze diepste afkomst.

De eerste voet op de Maan. Een opstap om verder de ruimte te verkennen, om in het mysterie te duiken. Niet alleen in de ruimte buiten ons maar – nog gevaarlijker – in de ruimte binnen ons die minstens even groot is. Geen wonder dat je daar een beetje gek van kan worden. Maar er is nu eenmaal geen andere weg dan via de Maan. En kinderen en gekken zeggen nu eenmaal de waarheid.

The grass grows by itself

Date 20 juli 2019

Afgelopen week hebben we een paar dagen bij Piet en Mary gelogeerd. In Leiderdorp, waar alleen een jaagpad hun huis van de Oude Rijn scheidt. Ik leerde Piet een kleine veertig jaar geleden in Poona kennen, waar we kamergenoten waren en heel veel met elkaar optrokken. Lezingen van Bhagwan in de Buddha Hall, waar we ook meditaties deden. Therapiegroepen. Darshans in het Chuang Tzu Auditorium. Sigaretjes roken in de Smoking Temple. Sannyas met Bhagwans duim op je derde oog. Terug uit Poona ging ik vaak bij Piet logeren. Hij had toen nog zijn praktijk aan huis en rookte rustig door tijdens consulten. Bij hem raakte ik verslaafd aan zijn computer – heel primitief allemaal want MS-DOS was nog niet eens uitgevonden. Het huis heeft altijd vol gestaan met spullen, want Piet is een echte knutselaar. Dat laatste is, nu hij vanwege zijn ouderdom wat minder mobiel is, alleen maar erger geworden. Nu is hij bezig met allemaal Tesla-spullen waar ik niks van snap. Elektriseermachines en zo. Ook moesten we zijn zolder zien, en die was volgebouwd met allemaal werktafels met gereedschap waarvan ik nauwelijks weet waar het allemaal voor dient.

Een echte knutselaar. Ook met zijn eigen lijf, maar alleen het woord natriumbicarbonaat is me bijgebleven. Hij vertelde prachtige verhalen over wat hij allemaal in de medische zorg heeft meegemaakt, de laatste jaren dus meer aan de passieve dan aan de actieve zijde. Dat zouden prachtige radiopraatjes geweest kunnen zijn. De meeste werkingen van medicijnen zijn bijwerkingen, bedacht ik achteraf, samenvattend. De ene specialist weet echt niet wat de andere specialist doet, en zo heeft hij wel meer kritiek op de hedendaagse medische wereld. Maar hij vertelt er vrolijk en mild over. Bij Bhagwan hebben we geleerd alles een beetje van een afstandje te bekijken en niet te serieus te nemen, vooral jezelf. We hadden mooi weer meegenomen en zijn die dagen het huis niet uit geweest omdat we in de tuin zaten, of op een bankje in een groenstrook naast het jaagpad dat ze zelf hadden neergezet. Piet genoot duidelijk van onze komst, leefde figuurlijk maar ook letterlijk helemaal op. Zoals we daar zaten moest hij aan Poona denken. Daar leerden we ook dat het ‘doen’ vaak iets van het ego is dat alles onder controle wil houden, waarbij we de woorden van zenmeester Zenerin vergeten.

Sitting silently
Doing nothing
Spring comes
And the grass grows by itself

Bhagwan troostte ons vaak met de geruststelling dat we uiteindelijk, ondanks ons ploeteren en vechten, toch in de oceaan zullen terugkeren. Verlichting is onvermijdelijk. Kennelijk brachten we met onze komst iets van de sfeer van Poona met ons mee. Poona zoals dat was in de jaren zeventig-tachtig. Ook Mary is daarvan onder de indruk, en ze houdt zich bezig met het brengen van gnostiek in de kerk. Ze snapte niet dat een dominee niets wilde weten over de geschriften van Nag Hammadi, of van Jacob Slavenburg en anderen die ons inziens toch beter zijn in het blootleggen van de essentie van het christendom dan de meeste dominees. Ze snapte ook niets van de dakkapellen die Piet op zijn 20 graden schuine dak wil hebben, maar het was niet de eerste keer dat ik onenigheid tussen die twee heb meegemaakt. Ware liefde gaat niet alleen over rozen maar ook over doornen. Hun huis ‘Helena’ heb ik vaak ‘Huize Chaos’ genoemd en als ik Piet vroeger wel eens belde nam hij op ‘met swami Anand Idioot.’ Maar ik hou soms best van chaos. En ook van idioten.

Ik heb natuurlijk ook mijn boek meegenomen, wat Mary fantastisch leek, maar of zij er zo over zal blijven denken is afwachten. Want niet iedereen is gecharmeerd van mijn u- en/of dystopische wereld waarin van het sterven een vrolijk feestje wordt gemaakt. De mooie dagen werden ook nog verlevendigd door Spooky en Ghost, twee jonge katjes die op het ene moment met elkaar aan het vechten waren en op een ander moment als yin en yang in elkaar gekruld op een kussentje lagen te slapen. Soms wisten ze het jaagpad te bereiken zodat ik vroeg waar een schepnet was, en met colonnes voorbijvarende boten vond ik dat ook wel eng. De eerste nacht heb ik weinig geslapen in de omgebouwde wachtkamer. Het tweepersoonsbed was aan de smalle kant zodat ik Vriend teveel wakker hield. Het donsdek was te warm en er kwam veel te veel licht vanaf buiten en de gang. En half wakker trachtte ik me steeds iets concreets voor te stellen bij de formule V = I x R. Moeilijk! Begin jaren tachtig heb ik heel vaak heerlijk geslapen in dit huis, ja, zou ik daar wel willen wonen. Zo ben ik verliefd op een huis met alles wat zich daar heeft afgespeeld en wat erin zit – inclusief Piet en Mary. Ik was toen zelfs nog getuige van hun huwelijk. Jammer dat hun zoon Hans niet langskwam, die ik nog over de vloer zag krabbelen en nu misschien niets liever wil dan op Mars rond te scharrelen. Die planeet is zijn hobby en daarvoor ontwikkelde hij het wetenschappelijke spel Cerberus waaraan je nog steeds mee kunt doen.

Vriend en ik stonden blij en lang met Piet te huggen bij het afscheid. Hij bleef lang met zijn rollator in de voordeur staan toen we vertrokken. En steeds even wuiven. En dan nog eens opnieuw wuiven. En nog een keer omkijken en wuiven. Alsof het de laatste keer zou kunnen zijn. Dank je wel, Piet en Mary! The grass grows by itself.