Rochdale

Date 16 februari 2013

Vanmorgen kwam ik de naam Rochdale weer tegen in de krant. Deze woningcorporatie was gedurende vele jaren dat ik in Amsterdam woonde mijn geliefde verhuurder. Samen met Pim huurde ik bij haar in 1973 mijn eerste flat in de Bijlmermeer. Maar voor we daar mochten wonen kregen we eerst huisbezoek in Uilenstede, omdat Rochdale wel wilde weten wat voor vlees ze in de kuip kreeg. Vreemd genoeg kregen we toch die flat in Eeftink, een gebouw waarvan onlangs het laatste blok waar ik op de derde verdieping woonde, is afgebroken. Pim trouwde al snel met een Franse vriendin voor wie ik een gevaarlijke concurrent was, vooral sinds de avond waarop Pim na een vrolijke striptease die we samen gaven me bloot omarmde en ook nog lieve woordjes schijnt te hebben gezegd. Ik woonde er dus vaak alleen, maar nog steeds vind ik er weinig mis was met Bijlmermeer in die tijd. Het onderhoud van Rochdale was uitstekend en mijn flat had, samen met de flats Egeldonk, Kikkenstein en Kouwenoord die ook door mijn corporatie werden beheerd, een uitstekende naam in de Bijlmermeer. Als er een ruit in de binnenstraat kapot was, werd die meteen gerepareerd, zodat je niet opnieuw vandalisme uitlokt. Voor dit soort beleid heb je geen managers nodig.

Rochdale had zo’n tienduizend woningen in Amsterdam, en functioneerde uitstekend dank zij haar kleinschaligheid. Ze deden het goed, en het kostte Max dan ook weinig moeite om me mee te nemen in de ledenraad. Bulder heette de baas toen. Het waren goede tijden, ook onder zijn opvolger Verlaan, omdat Rochdale gewoon een goede club was, met een heerlijke socialistische, zo niet communistische sfeer. Wat niet zo verwonderlijk is omdat in het Engelse plaatsje Rochdale in het midden van de negentiende eeuw de sociale woningbouw is uitgevonden. Maar halverwege de jaren negentig veranderde de sfeer. Er werd een nieuw hoofdkantoor in Geuzenveld gebouwd, en onze woordenschat werd uitgebreid met verschrikkelijke woorden als ‘bruteringsoperatie’ en ‘huurconsument’. Ik verwonderde me er toen al over hoe directeur Koziolek die woorden zonder schaamrood uit zijn mond kon krijgen – iets dat mij niet zou lukken. Onder leiding van staatssecretaris Heerma infiltreerde het neoliberalisme de woonsector: corporaties moesten zelfstandig worden en ‘de markt op’. Nou, dan weet je het wel. Want in de vrije markt moet alles steeds groeien en groeien, en zo moest ook Rochdale fuseren met Patrimonium dat vier keer zoveel woningen beheerde, zodat zij samen echt mee konden doen op de woonmarkt. Daarbij bleef de naam wel ‘Rochdale’.

Daar zat ik dan in de ledenraad, samen met 39 anderen. Inmiddels was Max overleden en woonde ik in Buitenveldert. Ook Henk zat een poosje in de ledenraad, voordat hij in de raad van toezicht kwam. En een benedenbuurman met wie ik vrijwel geen contact had. Ik heb denk ik niet zoveel ingebracht – herinner me alleen mijn idee dat alle woningen kabeltelevisie zouden moeten krijgen om de wildgroei van schotelantennes tegen te gaan. Is er nooit van gekomen. Te duur heet dat. Wat meestal eigenlijk betekent ‘geen zin in’ en ‘willen we niet’. Maar uiteindelijk was het dan toch zover: Rochdale moest groter worden. Fuseren met andere corporaties. Dat betekende wel dat zij geen vereniging meer kon blijven maar een stichting moest worden. En het was aan de ledenraad om daarover te besluiten. Op 21 mei 2003 viel de beslissing. Alleen ik en twee anderen, waaronder die benedenbuurman, stemden tegen, en 28 stemden voor deze zelfmoord. We kregen mooie cadeautjes mee, met als klap op de vuurpijl in 2003 een reisje naar het Engelse Rochdale. Maar ik had er weinig zin meer in om met de anderen van de ledenraad in één vliegtuig te zitten, of nog erger: in één hotel. Dat voelde als verraad aan het Rochdale zoals het vroeger was en waarvan ik hield.

3D-printer

Date 7 februari 2013

Bijna ongemerkt voltrekt zich een nieuwe technische revolutie die wel eens vergaande gevolgen zou kunnen hebben: de ontwikkeling van de 3D-printer, waarvan nu al een eenvoudige versie voor zo’n duizend euro te koop is. Een kastje dat allerlei objecten van diverse materialen in vele kleuren fabriceert door ze laag voor laag op te bouwen. Dat beperkt zich niet tot tamelijk eenvoudige dingen zoals een moersleutel, maar opent ook de mogelijkheid om meer complexe objecten zoals een geweer en zelfs, gebaseerd op stamcellen, een synthetische lever te bouwen. Deze ‘tweede industriële revolutie’ werd onlangs door Alexander Klöpping en Erik de Bruijn gedemonstreerd in De Wereld Draait Door. Thuis een glas gebroken? Print even een nieuw! Schoenen versleten? Print even nieuwe! En de ontwikkeling van deze printers staat, dank zij open source, in de hoogste versnelling! Zodat we over een jaar of tien allemaal zo’n printer in huis hebben waarmee we eigenlijk alles kunnen maken wat we nodig hebben, wellicht zelfs een nieuwe 3D-printer.

Moet je je voorstellen! Zelfs organische materialen kunnen ermee worden gemaakt! Nooit meer de deur uit om iets te kopen. Gewoon even een koffiezetapparaat downloaden en daar staat het na een paar minuten. ‘Even een nieuw horloge printen,’ zal dan niet meer zo gek klinken als ‘Even bellen’ op het strand in de jaren tachtig. Een heel boek zal door al zijn bedrukte pagina’s nu nog niet zo makkelijk te maken zijn, maar dat is een kwestie van steeds sneller voorbijvliegende tijd. En om een complete auto of een privévliegtuig te maken heb je een iets groter model 3D-printer nodig, maar dat zijn geen dingen die je dagelijks in je huis stalt. Heerlijk moet het zijn om zo’n printer naast je computer te hebben staan! Dan zat ik nu een broodje kaas-ei-tomaat te eten! Het is alleen te hopen dat de diverse printmaterialen niet door HP worden gemaakt, want dan wordt het printen even duur, zo niet duurder, dan een en ander ouderwets in de winkel of via het internet te kopen. Eindelijk is het ideaal nabij dat we niet meer hoeven te werken, zodat we ons kunnen wijden aan zaken waarvoor het leven écht bedoeld was, zoals creativiteit, liefde en ontspanning.

Kunnen we straks ook planten, dieren en mensen printen? Het lijkt er wel op. Ik zou mezelf kunnen scannen en even later kruipt er een tweede Satyamo uit de printer. Wel jammer dat ik dan niet meer uniek ben, maar je moet iets overhebben voor je eigen onsterfelijkheid. Want ook na vele eeuwen kan er nog een kopie van het voorgeslacht worden gemaakt, dus ook van mij. Wie is dan eigenlijk de ware Satyamo? Dat is wellicht niet alleen voor anderen moeilijk, maar ook voor mezelf. Zo vroeg ik me ooit af hoe teleportatie werkt, een alledaags maar toch mysterieus gebeuren in Second Life. Mezelf op de ene plek wegscannen en aan de andere kant van de lijn weer opbouwen, een soort cut and paste in plaats van copy and paste zoals bij het 3D-printen. Maar gaat mijn bewustzijn, mijn ziel dan ook automatisch mee? Of ga ik gewoon dood, en ontstaat er aan de andere knat van de lijn een compleet nieuwe Satyamo, die niet van de oude te onderscheiden is, als mijn eeneiige tweelingbroer? Teleportatie zou wel alle mobiliteitsproblemen, met alle milieugevolgen van dien, in één klap doen verdampen. En de autolobby zou het vast, na omkoping van wetenschappers en politici, met alle macht tegenhouden.

We leven nu eenmaal in een tijd van kopiëren. Hopelijk blijft er daardoor genoeg tijd over voor creativiteit, het maken van nieuwe dingen. Want de 3D-printer dreigt de laatste originele uitvinding te zijn.

Toetanchamon

Date 31 januari 2013

Op mijn verjaardag ben ik met Vriend naar de tentoonstelling Toetanchamon, zijn graf en zijn schatten geweest, in Amsterdam Expo aan de Gustav Mahlerlaan in de Zuidas. Terwijl Marcel met Hanneke nu in India – volgens hem mijn tweede geboorteland – richting Bodhgaya trekken en wellicht een dezer dagen onder de Bodhi-boom verlicht raken, reizen wij door de hallen van deze tentoonstelling nog verder terug door de tijd naar het tweede millennium voor Christus. Beiden hadden het aan de stok met God. Toetanchamon, die leefde van ca. 1342 tot 1323 voor Christus, deed zijn uiterste best het veelgodendom weer in te voeren nadat zijn vader Echnaton het monotheïsme had ingevoerd waar alleen de Zon, Aton werd aanbeden. Maar terwijl Toetanchamon juist aan veelgoderij deed, was voor Boeddha zelfs één god er een teveel, zodat je het boeddhisme eigenlijk geen godsdienst mag noemen. Voor Toetanchaton was echter slechts één god veel te weinig, en omdat de naam Aton zelfs in zijn eigen naam verwerkt was, veranderde hij die in Toetanchamon, zodat de god van de Zon vervangen werd door die van Thebe.

In de tentoonstelling word je meegenomen naar de ontdekking van Toetanchamons graf en ga je meeleven met de ontdekker ervan, Howard Carter, die er in 1922 in een laatste poging in slaagde de ingang ervan te vinden in het Dal der Koningen, goed verstopt opdat het nooit ontdekt zou worden. Alsof je in een computerspel zit daal je af naar de Voorkamer en Zijkamer. ‘In de gloed van zijn elektrische lamp zag hij levensgrote beelden en vreemde dierenkoppen, gouden bedden, een prachtig gedecoreerde troon, albasten vazen, lijkbaren, stoelen, onderdelen van een aantal strijdwagens, fijn beschilderde en ingelegde kisten… een rijk gevarieerde grafvondst van een adembenemende pracht,’ lees ik in de fantastische catalogus waarmee je later het bezoek nog eens kunt herbeleven. Niet dat het echt is allemaal, want het zijn replica’s die je ziet, dus je kan nagaan hoe indrukwekkend de echte grafstukken moeten zijn. Zeker omdat het een reizende tentoonstelling is – zij was al in plaatsen als Seoul, Hamburg, Barcelona, Brussel, Manchester, Malmö en Parijs – zou het transporteren en verzekeren van dit alles schier onbetaalbaar zijn geweest.

Het hoogtepunt van de tentoonstelling zijn de Schatkamer en de Grafkamer. In de eerste staan zonneboten en maanbarken, en onder andere de canopenschrijn, beschermd door vier godinnen, waarin de ingewanden werden bewaard. In de grafkamer staan vier schrijnen die binnen elkaar zijn gemaakt, en achter de deur van de vierde schrijn werd de sarcofaag gevonden, met daarin een houten kist, waarin een tweede kist lag met daarin weer een derde. En daarin… de mummie, die grotendeels vergaan was, met het gouden dodenmasker! Millennia was dit verborgen in het donker, onder drie kisten en drie schrijnen, en ik kon het niet nalaten me af te vragen of al deze omhullingen de zeven lichamen vertegenwoordigden die we zo vaak tegenkomen in esoterische kringen. Tussen cobra’s, gieren, scarabeeën, leeuwen, krokodillen, valken en luipaarden waan je je in een geheimzinnige wereld die eigenlijk niet betreden mag worden, wat dan ook heeft bijgedragen aan de legende van de vloek van de farao’s, die waarschijnlijk bij toeval door enkele incidenten is ontstaan.

Een mooie jongen was hij, Toetanchamon. In 2005 was het dankzij een CT-scan mogelijk een exacte reconstructie van zijn hoofd te maken, waarvan een afbeelding in de catalogus is opgenomen. Maar mooie jongens zijn kennelijk en helaas niet altijd lief en aardig, want deze knaap – hij werd slechts 19 jaar oud – heeft zijn uiterste best gedaan om de erfenis van zijn vader in de vergetelheid te doen raken. Wat doet denken aan hoe in onze tijd mannen met baarden Boeddhabeelden hebben vernietigd en nu in Mali bezig zijn een hele cultuur in gruzelementen te slaan. Beeldenstormen zijn kennelijk van alle tijden, en hun aanvoerders worden vaak nog verheerlijkt ook. Hij verdiende dan ook een mooi graf dat niet ontdekt zou kunnen worden, zodat een piramide daarvoor niet aan aanmerking kwam. Zo’n 3500 prachtige voorwerpen stonden hem bij op zijn reis naar het hiernamaals. Maar het is wel de vraag of hij heden ten dage blij zou zijn als hij Egypte terug zou zien, hetzelfde land waar een kleine tweeduizend jaar later christenen gnostieke teksten verborgen, die later als onderdeel van de Nag Hammadigeschriften bekend zouden worden en waarin toch weer sprake zou zijn van één god, net als bij vader Echnaton. Maar ik ben het wel met Boeddha eens dat ook één god er eigenlijk al een teveel is.

Gods schandknapen

Date 28 januari 2013

Wie is de schepper, de kunstenaar, de wetenschapper, de artiest? Wie is degene die iets nieuws in de wereld brengt en schenkt? Hij is de bevlogen mens, die niet anders kan, voor wie het een obsessie is om vorm te geven aan wat hem op mysterieuze wijze wordt geopenbaard. Hij doet niets zelf, maar wordt overvallen door gedachten en ideeën die het verstand en zelfs het hart te boven gaan. Rusteloos is hij als de muzen bezit van hem nemen. Dan is hij niet van deze wereld, en past hij ook eigenlijk niet in deze wereld, omdat er maar één ding belangrijk voor hem is, en hij dan geen tijd en aandacht geeft voor de alledaagse realiteit met haar noodzakelijkheden en verplichtingen. Onsociaal als hij is, laat hij zich niet afleiden, wil hij niet gestoord worden omdat het uiten van zijn creativiteit zijn enige en echte levensvervulling is. Wereldvreemd leeft hij aan de rand van de maatschappij, die hem eigenlijk niet zo interesseert omdat er veel belangrijker dingen zijn te doen. Hij kan niet anders dan de ook voor hem mysterieuze inspiratie te uiten, en heeft geen energie om zich bezig te houden met trivialiteiten als het goed zitten van zijn haar en zich netjes en voorspelbaar te gedragen in een voor-wat-hoort-wat-wereld.

Een aanval van creativiteit is voor hem niet alleen een zegen maar ook een vloek. Hij voelt zich gebruikt door het bestaan, want elk moment van rust en verstilling wordt verstoord door nieuwe golven van inspiratie, waarvan ook hij de bron en betekenis niet kent. Evenmin als anderen begrijpt hij niets van wat hij maakt, en is hij er net zo’n toeschouwer van als de anderen die ervan genieten. Vraag hem niet naar de betekenis van zijn creaties, naar het doel van zijn schepping. Stoor hem niet als hij bezig is, want je treft hem daarbij in het diepst van zijn ziel. Want niets is belangrijker dan scheppen, en hij kent geen rust voordat de laatste penseelstreek op het doek staat, het laatste woord is geschreven, de laatste vergelijking klopt, de laatste danspas is gezet.

Omdat hij geen rust kent is hij jaloers op mensen die het gewone leven leven en vredig van alledaagse dingen kunnen genieten. Hij verlangt naar de burgerlijkheid die hij haat, en zou bij tijd en wijle niets liever willen dan gewoon gewoon zijn. O, stopte die felle waterval van inspiratie maar eens, kwamen zijn hoofd en zijn hart maar eens tot rust! Dan lijkt het alsof alleen drank en drugs hem kunnen verlossen van zijn ongewenste verslaving aan het goddelijke. Het blijft maar stromen en hij kan niet anders dan toegeven, zich overgeven aan zijn onbekende bron. Ja, hij wordt gebruikt door God, die kennelijk anderen nodig heeft om zich te openbaren, die mensen nodig heeft om zich kenbaar te maken. Maar waarom heeft hij juist hem gekozen en kan God niet zijn eigen boontjes doppen? Hij wordt beschouwd als een egotripper, als iemand die alleen maar aan zichzelf denkt, een outcast, een bohémien, die zelfs de meest elementaire omgangsvormen verzaakt en weinig om anderen geeft. Alleen en onbegrepen zwerft hij over de wereld, terwijl die wereld juist zonder hem leeg en kaal zou zijn. Een hoer is hij, een schandknaap die zich door God laat gebruiken, want hij kan niet anders dan zijn wil te laten geschieden.

Adem

Date 25 januari 2013

In het boek Op zoek naar het wonderbaarlijke van Ouspensky, leerling en spirituele tolk van Gurdjieff (1866-1949) trof ik een leuk schema aan van vier lichamen van de mens. Daarin hebben we niet alleen een stoffelijk lichaam (het lichaam als ‘voertuig’), maar ook een astraal lichaam (gevoelens en begeerten als ‘paard’), een mentaal lichaam (het denken als ‘koetsier’) en een causaal lichaam (Ik, bewustzijn, wil als ‘meester’). Hoewel er in spirituele kringen wel eens anders over wordt gedacht, beschikt volgens Gurdjieff niet iedereen over die vier lichamen. Zo is het astrale lichaam ‘een grote luxe die slechts weinigen zich kunnen veroorloven’ (p. 53), om over het mentale en causale lichaam nog maar niet te spreken. Als iemand alleen een stoffelijk lichaam heeft – hij is dan een ‘automaat afhankelijk van invloeden van buitenaf’ – kan het best lijken alsof hij ook die hogere lichamen heeft, maar dat komt alleen omdat ook in het stoffelijk lichaam de functies van hogere lichamen aanwezig zijn, zij het dat ze niet uitgekristalliseerd zijn. De functies van het stoffelijk lichaam beheersen dan die van de schijnbaar aanwezige hogere lichamen. Dan worden gevoelens en begeerten door het lichaam bepaald, worden gedachten door verlangens gevormd en worden het Ik, het bewustzijn en de wil aangestuurd door gedachten. Kort samengevat: het hogere wordt beheerst door het lagere, en is eigenlijk niets anders dan pretentie en hypocrisie.

Maar bij die paar mensen die alle vier lichamen ontwikkeld hebben, gaat het juist omgekeerd. Daarin zijn hogere lichamen de baas over de lagere lichamen, en ‘is er één enkel Ik, duurzaam, een en ondeelbaar; er is een individualiteit die het stoffelijke lichaam en zijn begeerten overheerst en bij machte is de tegenzin en weerstand ervan te boven te komen. In plaats van het mechanische denkproces is er bewustzijn.’ (p. 54) ‘Hier ligt een mooie taak,’ zou heer Bommel zeggen, want ‘Alleen de mens die vier volledig ontwikkelde lichamen bezit, kan in de volle zin van het woord een Mens worden genoemd. Deze Mens bezit vele eigenschappen die de gewone mens niet heeft. Een van deze eigenschappen is onsterfelijkheid.’ (p. 56) Werk aan de winkel dus als je wilt dat er na je sterven nog iets van je over blijft. Reïncarnatie is niet iets vanzelfsprekends dat je rustig kunt afwachten, levend in de droom dat hetgeen je in dit leven niet gelukt is wellicht in een volgend leven wordt gerealiseerd. Nieuwe ronde, nieuwe kansen, zoiets. Nee, zonder dat vierde causale lichaam blijft er gewoon niets van je over. En dat we ons niet kunnen voorstellen dat we niet bestaan wil niet zeggen dat we het eeuwige leven hebben.

Niet alleen bij Gurdjieff komen we het idee van de vier lichamen tegen. Want het zijn de terreinen waar respectievelijk handelen, voelen, denken en intuïtie zich afspelen, die weer parallel lopen met de elementen aarde, water, lucht en vuur. Ze komen overeen met vier psychologische functies van Carl Jung: gewaarworden, voelen, denken en intuïtie. Bij de Rozenkruisers kwam ik het begrip ‘viervoudige persoonlijkheid’ tegen als deel van een zevenvoudige microkosmos, hoewel ik daar wel begrepen had dat we al van deze vier ‘voertuigen’ waren voorzien. Aan het einde van een verstilde conferentie op Renova grapte ik vaak over de haast en drukte waarmee na de avondmaaltijd de meesten zich snelden naar hun vijfde voertuig, de auto, om nog voor het journaal thuis te kunnen zijn. Bhagwan sprak van ‘the three H’s’ ofwel hands, heart and head, waarbij het erop neerkomt om deze drie aspecten van onszelf met elkaar in overeenstemming te laten zijn. Wat trouwens in psychotherapieland ooit als een doel van therapie is gepostuleerd. En wat we ook bij Gurdjieffs ‘vierde weg’ tegenkomen. Dat zijn er nog maar drie: aarde (lichaam, handelen), water (astraal, gevoel) en lucht (mentaal, denken), wat zou kunnen wijzen op de bijzondere positie van dat vierde lichaam van vuur (causaal, intuïtie) waarvan de realisatie alleen mogelijk is na het uitkristalliseren van de drie lagere drie lichamen. Gurdjieffs somberheid volgend kunnen we concluderen dat de meeste mensen alleen maar een lichamelijk leven hebben, dat een veel kleiner deel van de mensheid gevoelens heeft – waarbij ik ervan uitga dat met ‘gevoel’ niet louter lichamelijke gevoelens zijn bedoeld, maar die van het hart – en dat een nog veel kleiner deel over verstand beschikt. ‘De meeste mensen denken dat ze kunnen denken,’ grap ik wel eens.

Het lastige met dit soort modellen, waarin de mens over meer lichamen beschikt dan alleen het fysieke lijf, is dat ze vaak suggereren dat dit verschillende, echt van elkaar gescheiden lichamen zijn. Het lijkt me meer voor de hand liggen dat  lagere, grovere lichamen niets anders zijn dan een verdichting, een indikking van de meer subtielere lichamen. Wellicht is dat te vergelijken met de aggregatietoestanden waarbij gassen ijler en onzichtbaarder zijn dan vloeistoffen en vaste stoffen, en waarbij vloeistoffen weer minder compact zijn dan vaste stoffen. Het lijken verschillen in kwaliteit, terwijl het eigenlijk om een kwantiteit, een mate van verdichting gaat. Net als bij de kleuren waarbij rood en groen heel andere kwaliteiten lijken te hebben dan groen, terwijl er alleen maar sprake is van een verschil in frequentie. Eigenlijk is er maar één kwaliteit, namelijk die van het allersubtielste deeltje waaruit alles is opgebouwd. ‘One taste,’ zou Ken Wilber zeggen. Van mij mag je het ‘God’ noemen, bewustzijn, liefde of ‘Het’ dat zich openbaart en ontvouwt in de hele schepping.

Ja, we hebben al vier lichamen. Veel meer zelfs, en zelfs zo groot dat we het niet eens meer ons ‘eigen’ lichaam kunnen noemen. We zijn ons er alleen niet van bewust, krampachtig als we hechten aan dat ene fysieke lichaam. Maar zoals niets kan leven zonder de elementaire deeltjes waaruit het is opgebouwd, kunnen de laatste heel goed bestaan zonder dat ze in grovere en zwaardere vormen zijn gegoten. Onze mate van onsterfelijkheid hangt samen met de mate waarin we ons met meer subtielere lichamen identificeren. En dit komt dichtbij het idee van Gurdjieff dat iemand zonder causaal lichaam sterfelijk blijft. En als je onsterfelijkheid wilt verwerven moet je je niet richten op één van je verschijningen, maar op alle tegelijk. Dus niet de weg van de fakir, van de monnik of van de yogi die hij noemt, maar de vierde weg: ‘Met andere woorden: terwijl men aan het stoffelijke lichaam werkt, moet men tegelijkertijd werken aan het denken en de emoties’ (p. 61) – steeds aan alle drie lichamen tegelijk. Dit gaat met een ‘bepaald weten’ van de ‘sluwe mens’. Bedoelt Gurdjieff intuïtie?

Momenteel bestaat het gros van de mensheid uit ‘automaten’. Maar er zijn steeds meer mensen op zoek gegaan door hun focus van bewustzijn te verplaatsen naar andere, subtielere werelden om die als de grond en bron van hun doen en laten te funderen. Momenteel verkeert de mensheid in een dieptepunt van materialisme, en als ik aan uitdijende en imploderende sterrenstelsels denk, laat het idee me niet los dat de hele kosmos voortdurend in- en uitademt, materialiseert en vervluchtigt, pulseert tussen concretie en abstractie, zoals Mellie Uyldert zou zeggen. Dat moet dan ook, want als alles stil zou staan was er geen wrijving, geen energie, geen bewustzijn. En zoals het heelal ademt, zo ademen wij als mensen ook. Ademen we in om ons persoontje, ons ego, ons lijf vast te houden, en ademen we uit om ons te verliezen in fijnstoffelijke werelden. We houden nu onze adem in. Wellicht omdat we ons nog onder water bevinden, gevangen als we zijn door gevoelens en begeerten. De hoogste tijd dus om het hoofd boven het water uit te steken, maar velen kiezen er liever voor om te verdrinken. Maar kan iemand die eigenlijk niet leeft wel sterven?

Stank voor dank

Date 15 januari 2013

Je kunt zeggen dat het kapitalisme ons rijk heeft gemaakt en voor welvaart heeft gezorgd. Maar dan moet je ook erkennen dat dit zelfde kapitalisme ons nu in de ellende stort. Vreemd genoeg geloven velen er nog in en dat maakt de zaak alleen nog maar erger dan nodig is, zoals je dat ook ziet dat het milieu dank zij haar sceptici nog harder achteruitholt. Het lijkt alsof er sinds decennia een omgekeerd evenredig verband is tussen welvaart en welzijn: hoe meer welvaart, hoe minder welzijn. ‘Meer mensen ziek door crisis,’ stond afgelopen zaterdag in de Gooi- en Eemlander te lezen. Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten meldt wat bij het WHO al langer bekend is, namelijk ‘op basis van wetenschappelijk onderzoek, dat een economische crisis kan leiden tot onder meer een stijging aan psychische klachten, comazuipen en zelfmoorden.’ Dat had ik trouwens zelf ook wel kunnen bedenken, maar het is altijd leuk een bevestiging van je vermoedens in de krant te lezen. Toch zou ik nog een effect van de crisis daaraan willen toevoegen: discriminatie. Niet alleen van homo’s zoals we recentelijk bij de paus zagen, en bij massale demonstraties tegen het homohuwelijk in Parijs. Maar ook van andere kwetsbare groepen, zoals zwakken en zieken voor wie de zorg steeds minder wordt. En van ouderen.

Bij Capgemini vinden ze dat ouderen maar wat minder moeten gaan verdienen. Topeconoom Willem Buiter is het daar helemaal mee eens. ‘Ik vind dat mensen op basis van prestaties betaald moeten worden,’ zegt hij in de NRC van afgelopen zaterdag.  En in diezelfde krant lees ik dat Jarico Vos van de VVD-jongerenorganisatie JOVD het er helemaal mee eens is, terwijl ook Toon Geenen van de Jonge Socialisten het er ‘in zekere zin’ mee eens is. En ook G500-oprichter Sywert van Lienden, met wie ik het soms best eens ben, kan er wat van. ‘Wat ik stiekem heel grappig vind laatste dagen: de onbeschoftheid die bovendrijft bij linkse babyboomers over demotiebeleid..’, twitterde hij onlangs. Daar gaat weer een snier in de vorm van een frame naar ouderen, dus wie is hier nou onbeschoft? Afijn, wellicht kan ik er zelf als linkse babyboomer niet echt objectief over oordelen, maar het is in grote lijnen wel zichtbaar dat haat zaaien naar ouderen niet meer taboe is.

Ik kan me er toch wel iets bij voorstellen. Want voor jongeren is het nu eenmaal lastig om aan een baan te komen die – als je hem al krijgt – nog onzeker is ook. Vaste contracten worden uitzonderingen. Velen van hen voelen zich neergeplempt in een crisiswereld die door vorige generaties is veroorzaakt. Ja, wellicht hadden babyboomers een leukere jeugd, maar zouden jongeren van tegenwoordig nog in de wereld willen leven waarin zij zijn opgegroeid? Nope! Ja, wellicht is het systeem van beloning naar anciënniteit een misbaksel, maar dan moet je dát aanpakken en de niet de ouderen als groep. Ongelijke behandeling van leeftijdsgroepen heet ook discriminatie. Die oudjes zullen heus wel wat trager zijn, maar hebben jarenlange ervaring en opgedane kennis, hielpen mee het bedrijf op te bouwen en te continueren tot wat het nu is. En als stank voor dank gaan ze nu minder verdienen?

De mens als productiemiddel en meer niet. De mens die uitgebuit kan worden. De mens die uitsluitend een economische waarde heeft, en die je kan dumpen als hij teveel kost. Waar ken ik dat alles toch van? Maar gelukkig waart er een spook door Europa…

iPad

Date 4 januari 2013

Sinds gisteren heb ik een iPad. De gemeente gaat over op papierloos werken, dus moeten alle raadsleden daaraan geloven. Daar is helemaal niks mis mee als ik denk aan de vele kilo’s papier die de afgelopen jaren mijn brievenbus, soms met luide dreunen, zijn binnengedenderd. Speciaal voor raadswerk is het programma iBabs erop gezet. De naam komt niet echt volwassen over, maar daar vergis ik me in. Niet alleen kan je alle raadsstukken en bijlagen ermee lezen, maar je kunt er ook aantekeningen op maken, woorden markeren of onderstrepen, er bladwijzers bij leggen en wat niet al. Ziet er gelikt uit! Volgende week krijgen we een cursusavond om ermee om te leren gaan. Mijn ordner schuif ik aan de kant en alles wat op de gemeenteraad betrekking heeft zit nu logisch geordend in één apparaat. Een mooi ideaal, dat papierloos werken, hoewel ik me afvraag of de bomen die ermee bespaard worden opwegen tegen diverse enge materialen die in de iPad zitten. Consumentenelektronica is nu eenmaal niet het meest duurzame goed waar we mee omgaan.

Wel een zwaar ding, zo’n iPad. Mijn brievenweger geeft hem 777 gram, en dat is toch iets meer dan de 168 gram die ik van mijn Galaxy S3 ben gewend. En wat is dat scherm groot! Ik voel me net een bejaarde, want zelfs met hele slechte ogen en trillende vingers kan het bijna niet mis gaan op dit ding. De bediening is nogal intuïtief, zodat je eigenlijk geen handleiding erbij nodig hebt, hoewel je wel af en toe even zoeken moet. Ik grijp steeds naar een terug-toets rechts onder het scherm, maar die is er niet en blijkt ook niet nodig te zijn als je de weg weet. Toen ik gister thuiskwam moest het sigaartje toch nog twee uur wachten omdat ik het niet kon nalaten een en ander te configureren en te installeren. Zoals e-mail en bookmarks, Facebook en Twitter. En toen ik met muziek bezig was kocht ik in de App Store het nummer Summer of ’69 van Bryan Adams. Tot mijn verbazing verschenen op het scherm ook albums van Golden Earring en Nova, die ik jaren geleden eens hebt aangeschaft toen ik met iTunes speelde. Netjes dat ze dat niet vergeten! Voor foto’s en filmpjes is het trouwens heerlijk om een wat groter scherm te hebben, en de geluidskwaliteit is ook best redelijk.

Natuurlijk moet ik nog een boel uitvogelen, maar dat vind ik nu eenmaal leuk. Of ik er veel foto’s mee zal maken betwijfel ik. Hoewel het touchscreen toetsenbord natuurlijk nooit zo lekker onder de vingers ligt als een conventioneel keyboard, zal de iPad als tekstverwerker hier en daar wel handig kunnen zijn. Daarvoor heb ik een programma Pages geïnstalleerd, de Apple-equivalent van Microsoft Word, zoals Numbers en Keynote die van Excel en PowerPoint zijn. Met de iCloud kan ik deze iWork-bestanden weer uitwisselen met mijn desktop. Dank zij die iCloud kan ik trouwens de iPad nooit kwijtraken, want hij is door mij altijd met een andere computer te lokaliseren. Wat me ook opvalt is dat hij lang met een accu doet, want inmiddels heb ik hem nog maar één keer opgeladen. Kort samengevat: ik heb er weer een heerlijk speeltje bij dat nog praktisch is ook. En nu maar hopen dat het ook het raadswerk vergemakkelijkt. Dat kan bijna niet anders nu ik geen papieren meer hoef te ordenen en alles bij elkaar in één doosje heb van 777 gram.

Het middelpunt

Date 30 december 2012

Heb het gevoel op een keerpunt in mijn leven te staan. De ene helft ligt achter me, de andere helft ligt voor me en vandaag sta ik precies in het middelpunt van mijn eigen leven.

Dat was op 14 januari 1980, de dag waarop ik sannyas kreeg, de dag waarop Bhagwan me Satyamo heeft genoemd. In Poona, India, in het Chuang Tzu auditorium.

‘Robert…,’ klinkt het opeens door de luidspreker. Terwijl ik langzaam tussen de zittende mensen naar voren loop valt de zenuwachtigheid van me af. Nu kan me niets meer gebeuren, nu ga ik naar Bhagwan. Ergens merk ik iets vreemds: er worden geen andere namen meer afgeroepen. Links van de Meester zit de sannyasin die ik al op zoveel foto’s heb gezien en hij wijst me waar te gaan zitten. Nog nooit ben ik zo dicht bij Bhagwan geweest. Hij kijkt me vriendelijk aan en vraagt me om mijn ogen te sluiten. Een gevoel van dankbaarheid wakkert door me heen. Dat ik hier mag zijn, dat ik dit mag meemaken… Deze minuten die helemaal zijn gewijd aan het rare persoontje dat ik ben…
‘Come closer,’ nodigt Bhagwan me uit. ‘Open your eyes…’
Hij hangt iets om mijn hals terwijl hij me diep in de ogen kijkt en zijn andere hand op mijn hoofd legt, met de duim op de plek waar zich mijn derde oog moet bevinden. Die ogen… Het lijkt wel alsof hij hol is, alsof Bhagwan van papier‑maché is gemaakt. Waar komt zijn stem vandaan? Dan geeft hij me een papier.

Waarom betekende sannyas zoveel voor me? Omdat het een soort thuiskomen was. Nooit eerder had ik zoveel herkenning gevoeld van wat ik altijd al wist. Ja, ik had gezworven tussen kerken, religies, sektes en wat niet al, maar nog nooit was alles zo treffend, viel alles zo goed op zijn plek als bij Bhagwan, van wie ik al veel boeken had gelezen en toespraken had beluisterd. Het was een bevestiging van wat ik altijd al diep in mezelf had gevoeld en geweten. Een soort eindpunt en culminatie van een zoektocht. Wat de mensen ook verder over Bhagwan mochten beweren, dit was een bevestiging van een innerlijke verwantschap. En sannyas was de bezegeling daarvan.

‘This will be your new name: Swami Satyamo. Satyamo means: the ultimate truth.’ Minder niet. De sannyasin naast Bhagwan gebaart me een stukje naar achteren te gaan zitten en dan vertelt de Meester me een lang verhaal over de weg naar de allerhoogste waarheid, een pad dat niet via het verstand gaat maar via het hart. Het lijkt wel alsof hij automatisch praat, alsof er niemand is die spreekt en de klanken als vanzelf uit de mysterieuze ruimte achter zijn huid opstijgen. Voortdurend kijkt hij me in de ogen, ogen die me uitnodigen om terug te kijken. Ik schrik er even van dat hij zo hol is: hoe kan Bhagwan nou geen ingewanden hebben? Een moment voel ik me zelfs schuldig bij de gedachte dat hij helemaal leeg is van binnen, dat is toch wel het laatste compliment dat je iemand kan geven? En het is toch deze zelfde Bhagwan die zo vaak over holle bamboes en lege boten praat?

Het meest hield ik van zijn verhalen over zen, taoïsme, boeddhisme en soefisme. Dat vond ik zijn meest poëtische en sprookjesachtige verhalen, maar die getuigden wel van wat ik later non-dualisme zou noemen. Over het verschil tussen sprookjes en werkelijkheid, en over het al dan niet één zijn van alles lag ik al jaren met velen in de clinch, en dat zou ook zo blijven, tot vandaag de dag. Ik vond wortels diep in mezelf en verbond me ermee.

Wat heeft Bhagwan allemaal tegen me gezegd? Het bekende probleem van alle nieuwe sannyasins, een soort geheugenverlies waarbij je je alleen herinnert alles wat de Meester zei helder begrepen te hebben. Alsof de betekenis van zijn woorden zo snel en diep tot me doordrong dat mijn geheugen geen tijd heeft gekregen om het een en ander vast te leggen.
Wat was mijn naam ook alweer? Satyano. Nee: Satyamo. ‘Satori’ en ‘amo’: ik hou van satori. Mooi ezelsbruggetje. Er is een wonder gebeurd…

En wat de mensen verder ook over Bhagwan mochten beweren, het zou me worst wezen. Het ging mij alleen om dit moment, deze herkenning, deze verbintenis. De poppenkast rond Bhagwan was een groot spel, dat later goed uit de hand zou lopen, maar niets af zou doen aan deze onvernietigbare ervaring. De seconde die volgens Dostojevski ‘waarlijk het ganse leven waard’ is. Het was een ontmoeting niet alleen met Bhagwan, maar ook met Boeddha, Lao Tse, Christus en vele anderen, omdat ware religies allemaal bij hetzelfde uitkomen, verschillende paden op een berg zijn die allemaal op dezelfde top eindigen. Een woordloze top waarover eigenlijk niets te zeggen valt, een overweldigende stilte en leegte waarin je tegelijkertijd verdwijnt als bevrijd wordt.

Nu hoor ik bij Bhagwan en Bhagwan hoort bij mij. Ik hou van hem. Heb het gevoel op een keerpunt in mijn leven te staan. De ene helft ligt achter me, de andere helft ligt voor me en vandaag sta ik precies in het middelpunt van mijn eigen leven. De keuze is gemaakt en daar voel ik me ontzettend blij mee. Nu weet ik waar ik thuis hoor.

Ik was toen 12039 dagen oud, bijna 33 jaar. Hoewel ik moet toegeven dat niet uit eigen ervaring te kunnen zeggen omdat ik me mijn eigen geboorte niet meer herinner, neem ik maar aan dat het zo is. Vandaag ben ik precies twee keer zo oud, 24078 dagen, bijna 66 jaar, zodat het middelpunt nu écht het middelpunt is, terwijl het ook altijd zo is gebleven. Want als er één keerpunt in mijn leven was, dan was dat toen, op 14 januari 1980.

(Citaten uit het door mij in dat jaar geschreven boek Terug naar huis, dat te verkrijgen is bij uitgeverij Lulu.)

 

Stille nacht

Date 24 december 2012

Eigenlijk zijn deze donkere nachten de mooiste tijd van het jaar. De sterren twinkelen helderder dan ooit aan de hemel, en de volle maan staat hoger dan ooit aan het firmament te stralen. Niet voor niets staat deze periode, met zijn ruime uitzicht op de grenzeloze kosmos om ons heen, bekend als die van de twaalf heilige nachten. Want dan staan we in de diepe donkerte oog in oog met het mysterie van een oneindigheid die met ons logische verstand niet te vatten is. Met een heelal dat we willen doorgronden, waarin zich in verre dieptes wonderen afspelen van dansende melkwegstelsels, imploderende sterren en kleurige nevelwolken. Een kosmos die schittert terwijl zij vrijwel uitsluitend uit leegte bestaat.

Ik ben verliefd op dat heelal, en in mijn fantasie reis ik graag tussen de sterren. Ze zeggen dat ik dan uiteindelijk weer op mijn vertrekpunt terug zal komen, na een tocht in de orde van een yottameter. Dat is niet voor niets het grootste getal waar nog woorden voor zijn. Met een hele goede verrekijker zou ik mezelf kunnen zien. Nou ja, als ik 13,7 miljard jaar oud was dan.  Dit alles heeft iets met Einstein en zwaartekracht te maken, met kromming van de ruimte en meer van dat soort rare verschijnselen die erg op sprookjes lijken maar toch echt zijn. Ook stel ik me wel eens voor dat ergens aan de rand van het heelal even een puntje oplicht, ons zonnestelsel dat in een fractie van een kosmische seconde geboren wordt en weer sterft. Wat zijn we meer dan een zandkorrel in een majestueus kosmisch spel?

Maar ik kan ook de andere kant op reizen! Niet naar buiten, maar naar binnen, en dan kom ik uiteindelijk opnieuw in een fantastische wereld terecht. Voorbij cellen en atomen kom ik nu in de wereld van Bohr en zijn kwantummechanica, die met zijn verstrengelingen en superposities minstens even onbegrijpelijk is. Dan voel ik, reizend door mijn lichaam, dat ik zelf ook een oneindige kosmos ben waarin ik dieper en dieper kan afdalen in raadsels en paradoxen, maar die een schoonheid uitstraalt waar ik stil van word. Ook hier is sprankelend levend licht te zien, juist omdat ik in een donkere leegte zweef. Mijn hersenen zwijgen even, het wonder trekt sporen van koude rillingen door me heen. En ik weet waarom een stille nacht een heilige nacht is.

Blaricums dorpsblad hei & wei, 21 december 2012

De nieuwe wereld

Date 21 december 2012

Meer dan de helft van nrc.last is vandaag gewijd aan het einde van de wereld, dat nu had moeten plaatsvinden. Daar mag Peter Vandermeersch toch tevreden mee zijn: newsier kan het bijna niet! En uiteraard staan ook Facebook en Twitter vol met berichten over het einde van onze planeet. Het leuke van dit alles is dat iedereen lijkt te geloven dat de wereld hier niet om 12:11 uur is vergaan! Want dat is hij wel degelijk. Welkom in de nieuwe wereld!

Toen ik het rolgordijn vanmorgen opendeed was de wereld er nog gewoon. Wat stilletjes, dat wel. En toen ik buiten een sigaartje rookte was het rustig op straat, er passeerde alleen maar een zorgeloos bestelbusje, en een postbezorger stopte mijn handen vol met tijdschriften zoals PC Active, zodat ik me de komende dagen niet hoef te vervelen. Ook mijn Turkse buren, die normaliter toch om de tien minuten hun huis in- en uitlopen, hielden zich rustig. Tja, daar zat ik dan eindelijk op deze merkwaardige dag waarop zich niets bijzonders leek af te spelen. Een paar jaar geleden heb ik nog met Marcel gewed om een fles wijn, maar ik weet niet meer wie de ander een fles wijn zou geven als de wereld verging. En nu het zover is, denk ik dat hij die fles van mij krijgt.

Een wereld vergaat niet in een paar minuten. Ja, soms gebeurt dat, maar dat is niet normaal. Meestal heeft dat soort apocalypsen een hele tijd nodig. Vraag het maar aan Johannes, die volgens Victor Lamme dezelfde is als de discipel en het lievelingetje van Jezus, iets wat door anderen wordt betwijfeld. Het is een heel proces, met zegels, engelen en bazuinen waarvan Wagner een stevige operacyclus had kunnen maken! En vandaag zitten we precies in het midden! Vandaar. Volgens columnist en optimist Arjen van Veelen gaat het beter dan ooit met de wereld, maar hij heeft het dan ook alleen maar over materiële rijkdom, terwijl de geestelijke armoede, zeker in het Westen, groter is dan ooit.

In een halfdonkere nis van het Centraal Station stonden drie Oost-Europese muzikanten te spelen in de kou. Een trekharmonica en twee blazers. Hun melancholieke klanken galmden over het plein en vele minuten stonden we te genieten van het mengsel van weemoed, treurnis en verlangen dat een ontzaglijke schoonheid in de diepte van het hart doet ontwaken. We waren op weg naar het Weihnachtsoratorium, maar achteraf bleek ik meer geraakt te zijn door de melancholie van dit met hun hele lijf musicerende trio. Wat me deed afvragen wie nu eigenlijk de echte rijke en arme mensen in onze Westerse wereld waren.

Deze week merken we niet dat de dagen korter of langer worden, maar toch is er een middelpunt in de donkere wintertijd. Dat keerpunt in koude naakte kaalte kun je het Kerst- of Lichtfeest noemen. Maar ook op grotere tijdschaal kan je spreken van een winterwende. Het zou daarom heel goed kunnen dat we nu op het dieptepunt van onze beschaving zijn en eindelijk gaan inzien dat het zo niet verder door kan gaan. We moeten wel. Openbaringen lijken tekens aan de wand te zijn, het riool van een egoïstische en materialistische cultuur gaat open, het internet legt alle geheimen bloot. Kortom: het zou best eens de goede kant uit kunnen gaan. Maar dat is iets dat we pas na enkele decennia terugblikkend zullen kunnen weten.

Laat de wereld maar vergaan. Wees in de wereld maar niet van de wereld, zei Osho. Of de wereld nu vergaat of niet vergaat: maakt het wat uit? Het belangrijkste is dat we zelf niet vergaan, erbij blijven, alert in vol bewustzijn. Net als bij sterven. Pas dan kan je zeggen dat je jezelf hebt gevonden. Voor zover je nog van ‘zelf’ kunt spreken. Te zijn én niet te zijn, dat is het antwoord!