Sint-Precarius

Date 15 december 2012

Gisteren met Vriend beland in Leiden voor de Huizinga-lezing in de Pieterskerk. Maar daarvoor hadden we natuurlijk weer lekker in het ooit door Robbie aanbevolen Donatello’s in de Haarlemmerstraat gegeten: de pizza was niet te heet en niet te koud, niet te hard en niet te zacht, met lekker knapperige randen. Echt aan te bevelen. Met wat lambrusco in mijn grieperige hoofd wandelden we door het regenachtige donkere universiteitsstadje. In de Breestraat bijna overreden door een fietser op de stoep, in de Mooi Japiksteeg bijna gestruikeld over massa’s fietsen die over de stoep verspreid lagen. In de kerk speelde een strijkkwartet en brandden er echte kaarsjes rond de pilaren – alles zoals het hoort. De eerste zeven rijen waren gereserveerd, maar die waren maar voor de helft gevuld. Wat wel handig is als je op de achtste rij zit, zoals wij. Het lijkt erop dat zelfs deze kerk het bezit is van de Universiteit van Leiden, die samen met NRC Handelsblad en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde jaarlijks deze Huizinga-lezing organiseert, die een eerbetoon is aan cultuurfilosoof Johan Huizinga (1872-1945). Van hem heb ik nog steeds het dikke boek Herfsttij der Middeleeuwen in de kast staan. Nog ongelezen omdat het door mijn moeder  teveel was aanbevolen.

Deze 41e Huizinga-lezing werd uitgesproken door de Belgische socioloog en schrijver Geert van Istendael, die daarmee in het voetspoor trad van beroemdheden als Rudy Kousbroek, Jan Pen, Noam Chomsky, Karel van het Reve, Renate Rubinstein, Harry Mulisch, Peter Schat en Gerrit Komrij. De tekst ervan lag al als een blauw of groen boekje (in die kleuren ben ik soms een beetje blind) op onze stoeltjes, maar het aanhoren van een verhaal is heel iets anders dan het lezen ervan zodat we toch maar bleven zitten. Niet onterecht, want passie en intonatie verschuiven op papier al snel naar de achtergrond. Sint-Precarius! Niemand kent hem en toch leven de meesten van ons in zijn parochie. Wie is deze heilige? Van Istendael neemt ons mee naar zijn onzichtbare werkgebieden in Europa en opent onze ogen voor de ‘parochie zonder hoop’. Eén van de betekenissen van ‘precarius’ is: ‘door bidden en smeken verkregen’ en de kernstelling van zijn toespraak is: ‘De financiële en economische crisis die nu al vier jaar Europa teistert, wordt gebruikt om de grondslagen van de Europese beschaving te vernietigen. De verzorgingsstaat. De democratie.’ Minder niet. Want sneller dan die na de Tweede Wereldoorlog is opgebouwd, wordt die de laatste jaren afgebroken. We moeten steeds meer tevreden zijn met minder. Wat vooral geldt voor jonge mensen die op de drempel van het grote leven staan: ‘Hun toekomst is dood.’

Waar ken ik dat van? Het woord ‘neoliberalisme’ is niet uit de mond van Van Istendael gekomen, maar ik had wel al namen als Ayn Rand en Milton Friedman in de lijst van geraadpleegde literatuur zien staan. En vertelde Hans Achterhuis ook niet al dat dit radicale kapitalisme als doel had de samenleving totaal af te breken? Niets nieuws voor mij dus, maar wel in heel andere woorden. Van Istendael zegt: ‘Iedere dag vreest de burger meer dat de economische, financiële en existentiële crisis die Europa door elkaar schudt, ontaardt in een totale chaos. Tevergeefs probeert het officiële Europa zich los te worstelen. Het einde van de crisis ligt nu wel zeker in het verschiet, zeggen Draghi, Barroso van Van Rompuy. In het verschiet ligt alleen de volgende jobstijding. De financiële markten houden Europa in een ijzeren wurggreep.’ Ik zou het de wurggreep van de Angst noemen. Waarin we klein en hopeloos worden gehouden.

We kunnen heel negatief doen over Europa: ‘De schitterendste steden hebben wij verwoest, hele volkeren hebben wij uitgemoord, wij Europeanen, wij die predikten dat wij de beschaving brachten naar de vier windstreken. De verwoesting van Tenochtitlan. De Hollandse slavenschepen. De afgehakte handen van de Congolezen. Auschwitz. Dat alles is Europa. Maar Europa, dat is ook Jan van Eyck, Rembrandt, Picasso. Europa, dat is ook Bach, Mozart, Mahler. Europa, dat is ook Homerus, Dante, Cervantes, Stendhal. De Piazza del Campo in Siena, de Grote Markt in Brussel.’ En: ‘De sociale zekerheid zoals België, Zweden, Frankrijk, Nederland en tot voor korte tijd ook Duitsland haar sinds de negentiende eeuw en vooral in de jaren na 1945 hebben geconstrueerd, moeten wij zonder voorbehoud een kroonjuweel van de Europese beschaving noemen.’ En: ‘De financiële markten zijn ten diepste onethisch. Niet amoreel, immoreel.’

‘Zijn Grieken en Spanjaarden soms geen broeders en zusters binnen een van onze poorten?’ vraagt Van Istendael zich af, waarna hij ons herinnert aan de goede Bijbelse gewoonte om op gegeven moment schulden kwijt te schelden, waarnaar ook de eerste regel van het zesde couplet van de Ode an die Freude, beroemd van Beethovens Negende Symfonie, verwijst: ‘Unser Schuldbuch sei vernichted!’ Solidariteit heeft plaatsgemaakt voor zelfverrijking: ‘Het enige wat waarde heeft is dus het maximale voordeel nastreven voor jezelf. Het enige wat écht telt, is zelfzucht, want rationaliteit is altijd egoïstisch, zo niet is het geen rationaliteit. Daarbij hoor je keer op keer spreken over dé realiteit, wat dan betekent dat de economische realiteit de enige is,’ en dat is iets waarvan ons taalgebruik doortrokken is, zoals bij het veel gehoorde ‘investeren in een relatie.’ Maar Van Istendael laat ons de échte realiteit zien: ‘De barbaren staan niet voor de poorten. De barbaren zitten binnen onze wallen.’ En dat deze ‘hogere geestelijkheid van de Sint-Precariusparochie’ nog altijd op vrije voeten rondloopt is wat mij het meest verwondert.

De lezing wordt besloten met Lao Tse: ‘Geen zonde is groter dan te veel willen hebben. Geen fout geeft meer verdriet dan te willen winnen. Geen ramp is erger dan niet van ophouden weten.’ Terugwandelend naar het station, af en toe wakkerschrikkend van fietsers zonder licht, ben ik ondanks dit niet al te rooskelurige verhaal niet depressief. Integendeel. Het doet me goed dat dit soort geluiden steeds vaker te horen zijn. Wat bewijst dat de muren van de Sint-Precariusparochie toch scheurtjes beginnen te vertonen.

Grabbelen en graaien

Date 5 december 2012

Vooral de laatste tijd horen we er weer veel over. Over hoe onze belastingcenten op een indirecte manier gestolen worden, nadat ze omgesmolten zijn tot bonussen en andere extraatjes voor bestuurders en bazen in de publieke sector. Nu Amarantis weer, terwijl we nog maar net bijgekomen zijn van de praktijken van Hooijmaijers en Van Rey. Opvallend is dat bij dit soort gegraai veel VVD’ers zijn betrokken – daar zou ik wel eens een onderzoekje aan willen wagen. Want laten we eerlijk zijn: ook zelfverrijking hoort bij het neoliberalisme en de liberalen hebben deze leer van het heil van de zelfzucht de afgelopen decennia maar al te graag omarmd. Dan moet je niet klagen als je nu met de gebakken peren zit.

‘Alleen als die kei- en keihard is!’ Dat kun je nu wel stoer roepen over de aanpak van deze diefstal, maar dat zijn loze woorden zolang je nog steeds kiest voor privatisering en opschaling, die dit soort criminaliteit alleen maar in de hand werken. Zelf heb ik best liberaal bloed door mijn aderen stromen, en wellicht zou ik juist lid van de VVD moeten worden om het sociale geluid daar te versterken, voor zover dat aanwezig is. Hun autoritaire partijstructuur geeft me echter weinig vertrouwen, om niet te spreken van de betrouwbaarheid van haar verkiezingsbeloften. Hoeveel boter kan iemand op zijn hoofd hebben voordat het van hem afdruipt en hij over zijn eigen hypocrisie uitglijdt?

Aan de andere kant is grabbelen en graaien heel gewoon. Zeker met Sinterklaas, die volgens Toon Hermans een schijnheilige oneerlijke man is. Ja, de Sint is vast ook een neoliberaal, een autoritair type dat de facebookpagina’s van alle kinderen volgt om te kijken wie er allemaal in de zak mee moet naar het armlastige Spanje. Die zinspeelt op grabbellust en hebberigheid, koopt kinderen met cadeaus om opdat zij zich maar netjes en lief te blijven gedragen. Hij lijkt sociale trekjes te hebben omdat hij zoveel geschenken uitdeelt, maar omdat hij multimiljardair is merkt hij dat nauwelijks en glundert een vermetel ego onder zijn baard. Als hij echt van kinderen hield – wat overigens verboden schijnt te zijn – liet hij ze niet van die stomme liedjes zingen en verpestte hij niet hun taalgevoel met zijn gedichten.

Maar hebberigheid zit ook in onszelf. Voor de laagste prijs willen we naar het verste land reizen, en we pluizen folders uit om koopjes te vinden. Zolang reclames ons hypnotiseren zal de markt ons blijven overheersen. Bonussen, gratificaties, dertiende maanden, kerstpakketten en winstdelingen waren ooit bedoeld als beloning voor goed werk, als extraatje, maar we zijn ze vanzelfsprekend gaan vinden, iets waarop we automatisch recht hebben, zelfs als we ons werk slecht doen. De grote graaiers zijn niets anders dan een opgeblazen afspiegeling van een volksmentaliteit, die we wellicht daarom ook niet ‘keihard’ durven aan te pakken, met als gevolg dat deze veroorzakers van de crisis nog steeds schaamteloos op vrije voeten rondlopen.

Grabbelen en graaien is wat mij betreft oké binnen de private sector, daar gaan ze hun gang maar. Maar graaiers moeten wel van het publieke veld worden afgeschopt, en wellicht aangeklaagd voor misdaden tegen de menselijkheid. Het gaat immers om ‘andere onmenselijke daden van een gelijkaardig karakter die opzettelijk groot lijden of aanzienlijk schade aan het lichaam, aan de geestelijke of fysieke gezondheid toebrengen.’ Als Sinterklaas een echte vent was, dan stopte hij hen allemaal in de zak en liet hij Piet hen allemaal eens flink met de roe geven. Dan zingen ze een pepernootje lager! En dat zou ook enig voor de kinderen zijn! Ook omdat hun toekomst er dan wat rooskleuriger uitziet. Een écht Sinterklaasfeest! Dat mag met chocoladeletters in de krant!

Juri’s brieven

Date 28 november 2012

Sinds een maand of twee ontvang ik regelmatig post van Juri. Tot en met vandaag acht dikke brieven, met een totaalgewicht van 311 gram. Gericht aan ‘Redactie De Kaarsvlam’ met poststempel Nieuwegein. Ik word aangesproken met ‘Beste Satyamo’ en ‘Beste Waarheid’. Uit de inhoud van zijn epistels begrijp ik dat hij mijn blogs volgt, want hij refereert onder andere aan De vrije slavenmarkt van 18 oktober en De invlezing van 4 juli op de site van de Koorddanser. Maar verder weet ik niets van hem, en dat staat me toch een beetje tegen. Eerlijk gezegd huiver ik al een beetje om enveloppen te openen waarop geen afzender staat, net zoals het me tegenstaat om de telefoon op te nemen als de nummermelder zwijgt – zoiets is voor mijn gevoel toch een beetje laf en verdacht. In zijn vijfde brief noemt hij zichzelf ‘een gewoon medeburger, zonder pretenties, die niets opheeft met publiciteit en daarom anoniem wil blijven.’

Echt ‘gewoon’ komt hij bij mij niet over. Gelukkig maar, want zelden kom ik betogen tegen die zo goed in foutloos Nederlands geschreven en degelijk onderbouwd zijn als die uit zijn brieven die meestal bestaan uit kopieën van brieven aan derden. Zoals Religie & Mystiek, Frontier Magazine, de Spirituele Krant, Bres, Paravisie en andere bladen en kranten die ik nooit lees. Maar ook aan onder andere Greenpeace, het Katholiek Nieuwsblad, de Volkskrant, Opinio, Koorddanser, de stichting Merkawah, Trouw en diverse omroepen. Nogal veel voor iemand die niets opheeft met publiciteit, maar het zijn wel uitstekende betogen. De andere anderhalf ons van zijn brieven bestaat uit citaten, keurig gegroepeerd en verantwoord per onderwerp, zoals beeldvorming (projectie), deconditionering, reïncarnatie, de ziel, maya, het ego, dienen, liefde, politiek, god en kerk, economische groei en dood en opstanding. Juri kent zijn klassieken, dat is duidelijk. Het meeste ervan klinkt mij bekend in de oren, hoewel ik moet bekennen dat de vaak aangehaalde J.G. Bennett op een gebrek in mijn ontwikkeling wijst.

Toch blijft het me bezighouden waarom Juri al deze post aan mij stuurt. ‘Heeft Maya alle informatie die ik u toezond afgedaan als onzin, of dringt iets ervan tot uw essentie door?’ schreef hij me eergisteren. Nou dat eerste is zeker niet het geval, Juri (ik neem aan dat je deze blog ook leest), maar het tweede kan ik moeilijk beantwoorden. Ja, omdat ‘iets’ zeker is doorgedrongen, en nee omdat het meeste niet nieuw voor me is en al veel eerder tot me was doorgedrongen. Zijn zevende brief noemt Juri ‘de ‘finishing touch’ in de hoop dat u uw communicatiemiddelen wilt inzetten om ideeën te verspreiden.’ Kortom: Juri wil iets van me, maar tegelijk zelf op de achtergrond blijven. Ja, dat zou ik ook wel willen. ‘Beste Satyamo, Wilt u zo vriendelijke zijn deze brieven door te sturen naar de door mij zeer gewaardeerde Jan Foudraine. Alvast bedankt,’ schreef hij bij zijn zesde brief. Ja hallo? Kan hij dat niet zelf? Dat ik hem hier en daar tegen het lijf ben gelopen zegt niet dat hij überhaupt weet wie ik ben.

De derde brief begint met een citaat van Jed McKenna uit zijn boek Spirituele Oorlogvoering (p. 279): ‘(…) ik verzeker je dat er maar één ding is waar je je best voor moet doen, en dat is de overgang naar Menselijke Volwassenheid. Daar begint het leven pas. De rest doet er niet toe. Een minder doel of een troostprijs is er niet. Hoeveel kennis, begrip of spirituele ervaringen je ook hebt, dat is allemaal van geen enkel belang zolang je nog vastzit in de Afgescheiden Staat. Zo simpel is het. Je hebt maar één doel, en dat is te zorgen dat je van de Afgescheiden Staat terecht komt in de Geïntegreerde Staat, te sterven aan het vlees en geboren worden in de geest.’ Al eerder schreef ik over de geheimzinnige en extreem non-dualistische Jed McKenna, zodat je zou kunnen zeggen dat ik een ‘fan’ van hem ben. Geheimzinnig, omdat niemand weet wie hij eigenlijk is, en ik garandeer dan ook niet dat hij het zelf is die achter bovengenoemde website schuilt. Wat heb ik toch met onzichtbare mensen? Daar is op zich niks mis mee, maar ik vind niet dat ze mij dan met hun klusjes moeten opschepen, zoals het verspreiden of doorsturen van hun ideeëngoed. Ik vind dat Juri prachtige collecties van relevante spirituele uitspraken maakt, maar ook dat hij die dan zelf beschikbaar moet maken, bijvoorbeeld via een website.

‘Zonder u te willen overladen met informatie, leek het me toch wenselijk uw al te optimistische kijk op het leven wat te temperen,’ las ik vandaag. ‘Het is begrijpelijk dat veel mensen zich vastklampen aan elke strohalm die de eindigheid ervan betwist, maar aan dode mussen hebben we niets.’ Kennelijk ben ik met mijn geloof in een onsterfelijke ziel een optimist, maar non-dualiteit staat volgens mij geen scheiding tussen sterfelijken en onsterfelijken toe, hooguit een gradueel verschil. Bijgevoegd zijn brieven en citaten waaruit blijkt dat Juri betwijfelt of iedereen zomaar een onsterfelijke ziel heeft, maar dat die in het leven verworven moet worden. ‘De mens heeft de mogelijkheid een onvergankelijk wezen te verwerven en een ‘waar ik’ te hebben,’ citeert hij J.G. Bennett. ‘maar het is niet meer dan dat: een mogelijkheid.’ Het vervelende met het idee dat ik er niet meer ben na mijn sterven is dat het me maar niet lukt daar een voorstelling van te krijgen, want in elk beeld plop ik zelf weer tevoorschijn. Gekoppeld aan mijn neiging dat ik moeilijk kan geloven in dingen die ik me niet kan voorstellen, raakt dit thema wel de kern. Onvoorstelbaar!

Net zoals ik nu constateer dat ik met deze blog toch op zijn minst een beetje aan Juri’s verzoek ‘om ideeën te verspreiden’ heb voldaan.

Wortelcantate

Date 21 november 2012

Vanmorgen is ouwe makker en rakker Mik overleden. Vroeger deden we aan parapsychologie, dus wellicht hoor ik nog van hem ;-). Goeie reis, Mik!

Eind jaren zestig woonde mijn studie- en vakantiekameraad Sjoerd op een zolderkamer op Overtoom 184 in Amsterdam. Mik was zijn buurman, en zat in een hele andere wereld dan wij, die psychologie studeerden. Hij zat in het bankwezen, en runde later een bijkantoortje van de Rabobank in Buitenveldert, waar ik hem ook wel eens opzocht omdat het vlak bij Uilenstede was waar ik toen woonde. Met Mik had je lol. En niets was hem te dol. Net als ik zong hij graag liedjes terwijl hij zichzelf op de gitaar begeleidde. Hij zat ook in ons groepje dat zich met parapsychologie bezighield. Ik geloof niet dat hij hasj of weed rookte, dat was hem wellicht een bruggetje te ver, en bovendien had hij dat helemaal niet nodig. Na zijn werk bij de bank is hij zelfstandig verder gegaan als zzp’er zoals dat tegenwoordig heet. Deed een poos iets met effecten en gaf cursussen. Trouwde. Ging in Lelystad wonen toen dat alleen nog maar met de bus was te bereiken, zodat ik daar vaak heb overnacht. Kreeg kinderen. Adopteerde kinderen. Trouwde weer. En dat ging een tijdje zo door. ‘Vind je het erg dat ik het niet meer kon bijhouden?’ vroeg ik hem, toen ik hem twee weken geleden opzocht in Enschede. Een guitige lach was het antwoord.

Hij was geveld door MDS, het myelodysplastisch syndroom waarbij bloedcellen voortijdig worden vernietigd, en had bovendien last van een longfibrose: ziektes die je zomaar zonder oorzaak vanuit het niets overvallen, en dat vond hij niet eerlijk. Het enige dat hij kon doen was in bed liggen omdat hij nergens meer energie voor had. Toch was hij heel wakker, met nog steeds de oude guitige humor van vroeger. Hij was heel blij dat ik kwam, want we hadden elkaar al jaren niet meer gezien. Via Facebook wist ik wel dat hij met vervelende ziektes te kampen had, maar het was zijn zoon die via dat medium contact met me opnam en vertelde dat het erg slecht met Mik ging. En dat zijn vader mij, als oude ‘jeugdvriend’, heel graag nog eens zou zien, maar het toch moeilijk vond om dat zelf te vragen. Toen ik naast zijn bed zat was ik op een onbeschrijfelijke manier heel dicht bij hem, alsof we samen in een soort astrale bol in dat kleine kamertje zaten. Veel vrienden zie je soms jaren, zo niet decennia niet, maar zodra je dan weer bij elkaar bent is de vriendschap en de intimiteit daarvan alsof je elkaar gisteren nog hebt gezien. Je bent samen op bekend terrein en hij kon mij dingen vertellen die hij niemand anders kon vertellen Zei hij.

De afgelopen dagen heb ik veel aan Mik gedacht, en vanmiddag heb ik weer de cd beluisterd die hij me gaf toen ik mijn vijftigste verjaardag vierde in de Bombay Inn in Amsterdam. Hij was gek op de liedjes die ik maakte, vooral de soms smartlapperige Nederlandse liedjes zoals Ik wil je versieren, Oh ouwe dealer, Drinklied 198, In dienst en Pakkuteffe, waarvan het laatste geïnspireerd was op wat zijn eerste vrouw eens riep. Maar behalve die liedjes vond ik ook de Wortelcantate terug, eind jaren zestig op een late diepe nacht met een cassetterecordertje opgenomen op zijn kamer, met Sjoerd erbij. Mik had het vaak over die Wortelcantate, die kennelijk iets heel dierbaars voor hem betekende. Niet dat daar gezongen wordt, evenmin als op Revolution 9 van The Beatles, want we zitten alleen maar gekke geluiden te maken zoals die van het knauwen op worteltjes die ik maar heel ordinair, ‘square’ vind, square roots dus. Nee, we zaten geloof ik niet onder de stuff, wat niemand zou geloven als hij dit zou beluisteren. Een tikkeltje maf waren we, maar leuk maf. Hoe lang kan je de letter A uit je keel krijgen? Of gewoon een boer laten? Of geluidjes van de Cloud song van de United States of America nadoen? Regelmatig afgewisseld met dat van voorbij scheurende motoren omdat we net de film Easy rider hebben gezien? ‘We worden nooit meer oud!’ roep ik, met het lot van de vrijgevochten easy riders in gedachten.

Nee, Mik is niet oud geworden. Nu zou hij dat ook nooit geworden zijn, want een rebelse jeugdigheid zou hij nooit hebben verloren, hou oud hij ook geworden zou zijn. Huisjes, boompjes en beestjes waren niet echt aan hem besteed. Sommige mensen blijven lekker eigenwijs en compromisloos tegen de klippen op zichzelf en daarmee altijd een lichtpuntje in het leven en de herinnering van anderen. Ook van mij. Dank je Mik, je bent in mijn hart. En de tweet waarmee ik dit verhaal begon vind je best wel leuk, dat weet ik zeker!

Een pittige receptie

Date 17 november 2012

Ik heb al te vaak het einde van de wereld meegemaakt om er nog echt in te geloven. Wellicht zullen alternatievelingen al aan het verzinnen zijn wanneer – na de mislukking van 2012 – de volgende keer de wereld zal vergaan, welke datum de eer mag hebben om toch nog uiteindelijk echt definitief het einde van de wereld te markeren. Aan de andere kant blijft het een boeiende vraag waarom men bepaalde tijdstippen kiest om de wereld te laten vergaan, en niet andere dagen waar wellicht evenveel argumenten voor te vinden zijn. Misschien voelde men intuïtief aan dat er in december 2012 iets bijzonders aan de hand gaat zijn, en rolde men er snel een kapstok in de vorm van een Mayakalender bij om het concreet en geloofwaardig te maken. Want laat ik eerlijk zijn: zaken als oorlog, economie en milieu lijken om meer aandacht dan ooit te vragen, en de limiet van de deze steeds snellere ontwikkelingen lijkt ook eind volgende maand bereikt te zijn.

Reden genoeg om weer eens naar de sterren te kijken. Dan zien we Saturnus in de Schorpioen. Welkom Saturnus, zet hem op! Schorpioen gaat over het bezit van anderen en Saturnus gaat daar het een en ander eens stevig rechtzetten. Ja, ik ben me ervan bewust hier een beginnersfout te maken, want we leren immers dat tekens de planeten kleuren, en dat huizen het werkgebied van die planeten aangeven. Ik zou dus hooguit mogen zeggen dat  Saturnus extra ‘scorpionisch’ diepgaand en meedogenloos te werk gaat. Maar omdat een ieder toch graag de terreinen opzoekt waar hij zijn kwaliteiten het beste kwijt kan, is het niet zo verwonderlijk dat Saturnus zich richt op het werkgebied dat bij hem hoort, het met Schorpioen samenhangende achtste huis van zaken als dood, transformatie, diepe seks en het bezit van anderen. Dat krijgt allemaal zware klappen te verduren. Vanaf 5 oktober 2012 tot 23 december 2014, en zomer 2015 komt Saturnus ook nog even om de hoek kijken om te checken of alles nog mooi opgeruimd is.

Maar dit is nog niet alles, want tegelijk staat de radicaal transformerende Pluto in Steenbok. Ook jij heel erg welkom, Pluto! In de Steenbok gaat deze planeet graag ‘saturnaal’ te werk en zal hij graag de werkgebieden opzoeken waar hij zijn strengheid het beste kwijt kan: het met Steenbok samenhangende tiende huis, zeg maar de sociaalmaatschappelijke status van de wereld. Nu kwam Pluto in het voorjaar van 2008 al even een kijkje in dit teken nemen, maar van 27 november 2008 tot 23 maart 2023, om daarna ook nog een paar keer te komen checken of de vogel Feniks wel echt verbrand en uit zijn eigen as herrezen is. De ‘malefics’ Saturnus en Pluto werken dus goed samen deze jaren, en dat kom ook omdat ze in elkaars teken staan: Saturnus in de Schorpioen die bij Pluto hoort, en Pluto in de Steenbok die bij Saturnus hoort. In de astrologie heet zoiets een ‘wederzijdse receptie’. Een pittige receptie wordt dat dus, heel anders dan we gewend zijn.

Astrologisch gezien weet ik geen betere stand van de sterren te bedenken om het vuil van de wereld op te ruimen. Inmiddels staat Uranus in de Ram, begint de vernieuwer opnieuw. En staat Neptunus sinds 5 april 2011 in zijn eigen teken Vissen, wat wel eens een nieuwe spiritualiteit zou kunnen inleiden. Niet dat zoetige en kinderlijke gedoe dat er in het afgelopen Vissentijdperk van spiritualiteit is overgebeleven, maar iets heel nieuws. Waarin liefde, eenheid en verbondenheid geen sentimentele extatische dromen meer zijn, maar gewoon deel uitmaken van de nuchtere volwassen realiteit. Ja, daar ga ik op drinken.

Maling aan democratie!

Date 10 november 2012

Het ontnemen van identiteit is één van de beste methoden om macht over mensen uit te oefenen. Niet alleen in sciencefiction, maar ook in real life wordt maar al te vaak naar dit machtsmiddel gegrepen. Een sprekend voorbeeld daarvan zijn de plannen om de gemeenten op te schalen naar een grootte van minimaal 100.000 inwoners. ‘VVD en PvdA willen van democratie af,’ kopte De Volkskrant op 30 oktober boven een artikel van Jan Dirk Snel. ‘Deze aanval op de democratie is werkelijk onbeschaamd,’ schrijft hij. ‘Democratie is namelijk niet alleen een kwestie van eens om de zoveel tijd je stem uitbrengen, het gaat vooral om betrokkenheid en vertrouwen – om, met een groot woord: legitimiteit. Mensen leven in bepaalde eenheden, in steden en in dorpen vooral, en bij die eenheden voelen ze zich betrokken. Lokale democratie is de kern van het hele democratische gebouw.’ Gedurende de afgelopen decennia is samengaan van gemeenten maar al te vaak door hogere overheden doorgedrukt. ‘En bijna altijd protesteerden de bewoners, vaak togen ze vergeefs met borden naar de residentie en bijna altijd zette Den Haag toch door. Het heeft een grote vervreemding van bestuur en democratie veroorzaakt.’

Op de vraag waarom gemeenten tegen hun zin moeten samengaan komt altijd het antwoord dat het efficiënter is, en dat besturen dan minder geld kost. Volgens het regeerakkoord zou een vermindering van het aantal gemeenten – er zouden er dan zo’n 150 overblijven – een voordeel van 180 miljoen euro opleveren. Nee dus, was gisteren in nrc.next te lezen. In de rubriek next checkt gaf Freek Schravesande aandacht aan onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen waaruit blijkt dat gemeentelijke fusies eerder geld kosten dan geld opleverden. Met als conclusie: ‘Next checkt beoordeelt de bewering van de onderzoekers als waar.’ Wat mij niet verwondert, zeker als ik ook kijk naar alle onderzoeken, vergaderingen, rapporten, presentaties en wat er niet al aan zo’n fusie voorafgaat. Dat zou zich in de loop der jaren dan terugverdienen, maar als het overal zo gaat als hier in het Gooi heb ik daar een hard hoofd in.

Ik zie nog voor me hoe we enkele jaren geleden met alle gemeenteraadsleden in het Gooi in een of andere televisiestudio discussieerden over fusies van gemeenten. GroenLinkser Albert Moens die fusies er hoe dan ook wilde doordrukken, of we wilden of niet. En tot vandaag de dag is er eigenlijk nog steeds weinig gebeurd, behalve dan tijd vretende voortdurende aandacht van colleges en gemeenteraden voor dit onderwerp. Wij in Blaricum hebben met Laren en Eemnes gekozen voor een gemeenschappelijke regeling, de BEL Combinatie, waarin iedere gemeente zijn eigen identiteit bewaart door alleen de backoffice gezamenlijk te doen, ofwel dat wat weinig tot geen invloed heeft op de uitstraling, de woon- en leefsfeer van onze drie dorpen. GroenLinkser Harry Borghouts vond het maar niks. Droogstoppel verstond het om tijdens het welkom van onze nieuwe burgemeester de sfeer te verpesten door te dreigen met fusie als zou blijken dat onze bestuurskracht onvoldoende was. Wat het groene en het linkse in GroenLinks nu eigenlijk voorstellen is me al jaren een raadsel, daar heb ik geen Kunduz-coalitie voor nodig.

Bestuurskracht! Daar zaten we met zijn allen in de versnellingskamer van Twynstra Gudde – toch niet het minst gerenommeerde bedrijf – onder het voortdurende gedreun van treinen vragen op beeldschermen te beantwoorden. Hopelijk hebben ze andere delen van hun onderzoek beter gedaan dan het gedeelte waaraan wij hier als raadsleden mochten bijdragen, want het zou geen enkele toets van maar de geringste wetenschappelijkheid kunnen weerstaan. Maar goed, ze pretendeerden bestuurskracht te meten en eerlijk gezegd geloof ik ook wel dat die wel goed zit, voor zover je dat in bestuurlijk Nederland niet onmogelijk wordt gemaakt. En de autoritaire regimes boven ons geloven dat ook. Feestje dus, want in bestuursland gaat bijna alles gepaard met een borrel of een feestje. Maar het is toch van de gekke dat je zoveel moeite moet doen om jezelf te mogen blijven! Dat alleen al ondermijnt je bestuurskracht, dus kun je nagaan hoe groot die was zonder al dit gesodemieter!

Ik mopper graag op de VVD als de partij die voor grootschaligheid en groei is, maar hier heeft ook links dus bepaald geen schone handen. Zo is het Ronald Plasterk van de PvdA die nu als minister van Binnenlandse Zaken op de gemeenten gaan inhakken. Laten we maar zeggen dat dit ook een soort  nivellering beoogt: alle gemeenten gelijk, weg met individualiteit en identiteit! Met maling aan wat het volk wil, wat ook blijkt uit het willen verminderen van het aantal gemeenteraadsleden. Maling aan democratie: Den Haag regeert en dat zullen we weten ook.

Nachtgedachte

Date 30 oktober 2012

Wie ben ik? Ik kan naar mezelf wijzen. Naar mijn hoofd vol bewustzijn. Naar mijn hart dat zich met alles wil verbinden. Wat is mijn wezen? Daarvoor moet ik diep naar binnen. Zeggen ze. Mijn ziel, beschermd door een lichaam, zit ergens verborgen in mijn verschijning. Daar kan ik mijn centrum vinden, de kern van waaruit ik leef. Zeggen ze. Ik wil niet oppervlakkig zijn en schil mezelf als een ui. Eerst kijk ik binnenin mijn onstuimige lijf. En dan wil ik verder kijken dan mijn wervelende gevoelens. En dan zijn er weer kwetterende gedachten. En, in het diepst van mezelf is de stilte, de God in mij. Zeggen ze. Een geestvonkatoom, de lichtvonk waaruit ik geboren ben, mijn essentie draag ik altijd met me mee, verborgen als het is in sluiers van allerlei soorten lichamen. Mijn lichaam is een stofkleed dat ik eens zal afleggen, zodat mijn wezen zich bevrijdt en vrij kan vliegen, ontdaan als het is van beschermende pantsers en illusies. Zeggen ze. Ik ben gevangen, in vlees geïncarneerd, maar eens zal mijn ziel verlost worden om als een engel zijn verloren thuis weer terug te vinden. Naakter dan naakt zal ik zijn, nog onstoffelijker dan etherisch wanneer ik als puur licht onbelemmerd mezelf ben. Zeggen ze. Het lichaam is een harde buitenste schil en als ik verder en verder naar binnen ga word ik steeds zachter en etherischer. Vlees en botten hangen om me heen en groots is het moment dat ik dat allemaal achter me kan laten. Zeggen ze.

Ik voel me zo intiem verbonden met de sterren! Voel me zo thuis in de nacht, in het mysterie van de oneindige ruimte waarin ik dieper en dieper wil vallen. Luisterend naar de stilte weet ik me verbonden met een zinderend niets dat alles draagt. In een oneindig heelal bestaat geen onder en boven meer, en ben ik overal en nergens tegelijk, zonder oriëntatie. Ik verlang niet meer naar een verleden omdat dat er nog steeds is, en leef zonder verlangens omdat die allang zijn vervuld. Zekerheid en vastigheid hebben me verlaten en dompelen me in een kleurig mysterie van sterrennevels. Ik heb wel een gezichtspunt maar mijn kern is overal. Mijn armen eindigen niet meer bij mijn handen, en mijn benen niet meer bij mijn voeten, mijn schedel is open en leeg als een kom. Geen mens, geen gevoel is me vreemd. Ik stijg uit boven het ultieme kwaad en goed dat ik ben, boven leugens en waarheid die in me woelen. Ik geniet van de schoonheid van lelijkheid en van lelijke schoonheid: niets is mij vreemd omdat ik het allemaal in me heb. Mijn grootheid laat zijn waan achter zich, en mijn kleinheid is groots. Niets neem ik meer serieus omdat elk gezegd en geschreven woord niets anders kan zijn dan een leugen, de fractie die het slechts is van het onzegbare. Alles is mijn kern en mijn kern is alles. Ik kan niet meer verdwalen. Ik zou moeten wortelen in de aarde, terwijl eigenlijk de kosmos mijn thuis is. Ik zit niet in mijn lichaam, maar mijn lichaam zit in mij.

Een illusie ben ik, en de enige weg om daar uit te komen is me richten op wie ik echt ben.

Mijn thuiskopie

Date 27 oktober 2012

‘Europese regels bepalen dat de entertainmentbranche recht heeft op compensatie voor het maken van kopieën,’ lees ik op de website van nrc. Voor pc’s en laptops gaan we daarom 5 euro extra betalen, voor smartphones, telefoons met mp3-spelers, tablets, hdd recorders en settopboxen maximaal 5 euro, voor audio- en videospelers maximaal 2 euro, voor externe hdd-drives 1 euro en voor cd-roms en dvd’s 3 eurocent. Maar deze thuiskopieheffing is volgens Buma/Stemra ‘te laag,’ zoals elders te lezen is, ‘en lost het illegale aanbod van auteursrechtelijk beschermd werk niet op.’ Wat dit betreft verdient Buma/Stemra niet veel meer eer dan de overheid zelf: wie anderen wantrouwt verdient zelf ook geen vertrouwen. Uitgangspunt  van deze maatregel is immers dat mensen illegale kopieën maken. En dat gebeurt ook – daar twijfel ik niet aan – maar tegelijk worden ook degenen die dat niet doen gestraft voor hun eerlijkheid. Dan kan je ook wel zonder onderscheid bij alle weggebruikers boetes gaan innen omdat veel van hen verkeersregels overtreden. Omdat het teveel moeite kost om zelf illegale kopieën op te sporen, wordt gemakzuchtig maar verondersteld dat iedereen crimineel is. Terwijl het wellicht nog veel crimineler is om iedereen als crimineel te beschouwen en dit nog wettelijk onderbouwd te krijgen ook.

Bloos! Ik moet iets bekennen. Namelijk dat ik zelf ook aangesloten ben bij Buma/Stemra! Niet dat ik daar ooit mijn gezicht heb laten zien, maar alleen om liedjes te beschermen die ik decennia geleden geschreven heb, en waarvan hier een selectie te lezen en te beluisteren is. Opdat niet anderen ermee aan de haal gaan, hoewel ik iedereen die er wat mee wil doen hartelijk welkom heet, zeker nu ik zelf helemaal geen aspiraties meer heb om nog poppodia te gaan betreden. Maar Buma/Stemra heeft bij mij wel een vreemde smaak gekregen. En dat niet alleen omdat ze heult met de stichting BREIN die weinig respect voor privacy en internetvrijheid toont, maar vooral omdat zij is verworden tot een soort vakbond van ‘professionele’ componisten en tekstschrijvers die op afroep composities maken waarvan het niveau nauwelijks uitstijgt boven wat er op songfestivals te beluisteren is. Dat geldt natuurlijk niet voor alles en iedereen, maar tekent wel de sfeer van een bedrijf dat muzikale creaties als hapklare brokken wil inbedden in glossy entertainment, terwijl je je ook afvraagt wat er eigenlijk voor de oorspronkelijke componisten en tekstdichters overblijft en hoeveel er aan diverse strijkstokken blijft hangen. Zelden verdienen componisten meer dan dirigenten van wie de namen op posters voor concerten groter worden afgedrukt dan die van de Bach, Beethoven of Mahler die op hun repertoire staan.

In het vinyltijdperk verzamelde ik alles van Pink Floyd. Als ik een nieuwe langspeelplaat had, was het eerste wat ik deed er een bandopname van maken op mijn Sony TC-366. Want die platen waren kwetsbaar en voor je het weet hoorde je storend getik en gekras. Ik draaide de muziek dus meestal van de band. Ik had dus een thuiskopie gemaakt, iets wat volgens de huidige maatstaven dus niet zou mogen. Maar dat was niet om er een persoonlijk voordeel uit te slaan,  maar om van een goede geluidskwaliteit verzekerd te blijven. Zo zit er ook vandaag de dag muziek in mijn mp3-speler en smartphone. Maar vrijwel altijd gewoon overgezet van een cd, die ik dan ook zelf gekocht heb. Want als ik muziek goed vind koop ik gewoon de cd, gewoon omdat het dat waard is. Of ik betaal ervoor op het internet. Voor wat hoort wat. In dat laatste zie ik trouwens een grandioze toekomst: als je voor een liedje 1 of 2 euro moet betalen, dan koop je dat toch vrijwel automatisch, net zoals je voor een soortgelijke lage prijs een app in je smartphone zet? Aan de andere kant werkt de industrie ook niet altijd mee, want omdat ik in de winkels nergens A clockwork orange in de schappen zie staan, ben ik sneller geneigd hem ergens te downloaden. Dat mensen best een redelijke prijs willen betalen voor muziek en films is voor mij een uitgemaakte zaak, maar daarvoor zal de entertainmentindustrie wel met de tijd mee moeten gaan. Want het is vaak nog veel gemakkelijker om illegaal iets te downloaden dan iets al dan niet via internet te pakken te krijgen.

Als ik muziek of een film aanschaf, wil ik daar overal van kunnen genieten. Het gaat immers om de persoon die iets koopt en daarmee de licentiehouder of eigenaar wordt. Daarom zou zo’n aanschaf beter gekoppeld kunnen worden aan de persoon van de koper, dan aan het middel dat hij of zij nodig heeft om het te beluisteren of te bekijken. In Second Life ben ik 6ea8a94a-09ab-4877-a3a3-2f9b7fe57a5a en al mijn bezit is daaraan gekoppeld. Sommige objecten zijn ‘no transfer’: zodra ik die aan een ander geef heb ik ze zelf niet meer. Zo vermijd je illegale kopieën en zou het ook met audiovisueel materiaal kunnen gaan.

Maar dat alles neemt niet weg dat de kern van de vraag is of creatief materiaal überhaupt wel een bezit van iemand kan zijn. Onlangs waren we in Utrecht bij de boekpresentatie van de Nederlandse vertaling van de twee beroemdste boeken van Ayn Rand: De kracht van Atlantis en De eeuwige bron. In dat laatste boek wordt het individuele eigendom van eigen creaties verdedigd in de persoon van architect Howard Roark die meent dat hij het recht heeft zijn eigen gebouw te mogen opblazen. En dat is waar Ayn Rand de mist in gaat, want echte creativiteit is niet iets van een persoon of individu. Het overkomt je en je bent alleen maar een open deur waardoor het kunstwerk zich concretiseert. Kunst wordt niet bedacht of gemaakt. Die komt gewoon, of je wilt of niet. Kunst is geen bezit van iemand. Artiesten moeten leren pianospelen, maar wat ze spelen komt nooit uit hen zelf, maar uit, ja, de eeuwige bron.

De vrije slavenmarkt

Date 18 oktober 2012

Crisis dwingt tot het maken van keuzes. Dat is dan ook wat we meer en meer om ons heen zien gebeuren. Zo hebben we bij de laatste verkiezingen zeker niet voor een midden gekozen, maar juist onze stellingen betrokken. De strijd tussen links en rechts laaide hevig op en werd een nek-aan-nekrace met wellicht meer strategische stemmen dan ooit om de tegenstander zoveel mogelijk te smoren. Daarin blaakt rechts van optimisme en een naïef geloof in het goede in de mens dat de wereld zal verbeteren mits hij zoveel mogelijk vrijheid krijgt, en steekt het de ferme handen uit de frisse mouwen om opgewekt aan de slag te gaan. Daartegenover vraagt links heel realistisch ook aandacht voor het slechte in de mens, dat er in de praktijk vaak toe leidt dat de vrijheid van de een verwordt tot de onvrijheid van de ander, zodat er een overheid nodig is die de rechten van de slachtoffers van vrijheid moet beschermen.

Ligt bij rechts de nadruk op het individu, bij links ligt dat op het collectief. Voor beide is iets te zeggen. Met verziekte individuen kan je geen gezonde samenleving bouwen. Verbeter de wereld, begin bij jezelf. Zoals in spiritueel opzicht God alleen in je diepste zelf is te vinden. Aan de andere kant is het in een verziekte en vervuilde samenleving heel moeilijk om gezond te blijven, en zal je die dus eerst moeten aanpakken waarvoor politiek, wetten en regelgeving nu eenmaal een bittere praktische noodzaak zijn.

Zo lijkt het verschil tussen rechts en links gekenmerkt te worden door een tegenstelling tussen tussen ‘ik’ en ‘wij’. Rechts verwordt tot neoliberalisme als je het ‘ik’ opblaast tot een ego. Dat wil per definitie niets weten van een ‘wij’ en gelooft in het heil van de zelfzucht, die de kern is van de neoliberale leer zoals die door Ayn Rand (1905-1982)  is samengevat in haar in Amerika immens populaire opus magnum Atlas Shrugged. Deze roman is wordt nu verfilmd en sinds vorige week draait daar het tweede deel in de bioscopen. Hier in Europa totaal onbekend. Houden zo. Misschien ben ik de enige Nederlander die de dvd van deel 1 in huis heeft. Aan de andere kant kan een te groot accent op het ‘wij’ ertoe leiden dat het individu oplost in de massa zoals we dat bij extreem communistische samenlevingen zien. Maar ook  een zoetsappig ‘samen’, wat bij mij diverse kerkelijke associaties oproept, kan bij mij wel eens overkomen als een ongezonde ontkenning van eigenwaarde en autonomie van het individu.

De vraag is echter of dat ‘ik’ en ‘wij’ een een echte tegenstelling is. Ik denk daarbij aan de transpersoonlijke filosoof Ken Wilber die, bijvoorbeeld in zijn boek Een beknopte geschiedenis van alles, uitlegt hoe de werkelijkheid bestaat uit ‘holonen’: delen die tegelijk een geheel zijn. ‘Een geheel atoom is bijvoorbeeld deel van een geheel molecuul, en het gehele molecuul is een deel van een gehele cel, en de gehele cel is deel van een geheel organisme,’ vertelt hij op pagina 40. Zo is er een hiërarchie waarin holonen elkaar overstijgen en omvatten: hogere omdat ze lagere in zich hebben en daarmee ook ‘dieper’ zijn. Hieruit is heel nuchter te concluderen dat een collectief hoger dan een individu, het ‘wij’ hoger is dan het ‘ik’. Tegelijk kan dat hogere niet zonder dat lagere: zonder atomen geen cellen, maar zonder cellen kunnen nog wel atomen blijven bestaan. Ik kan niet anders dan hieruit concluderen dat het linkse gedachtengoed met zijn nadruk op het ‘wij ’op een hoger plan staat dan dat van rechts, en wel in die betekenis dat dit idealiter het rechtse insluit door het te omvatten en tegelijkertijd te overstijgen.

Links is dus niet tegengesteld aan rechts, maar méér dan dat omdat het rechts omvat. Het kan ook niet zonder rechts. Wanneer het ‘ik’ echter zichzelf te belangrijk gaat vinden, ziet dit het ‘wij’ als de grote tegenstander, wat verklaart waarom rechts zo’n gloeiende en openlijke haat en angst voor links aan de dag legt. Wat niet anders is dan de angst voor overgave aan het grotere geheel, net zoals links bang is zich over te geven aan wat het maatschappelijke ‘wij’ overstijgt, zoals religie en spiritualiteit. Crisis is kramp, angst voor overgave en transformatie en daarom behoefte aan macht. Een bang ‘ik’ wil best een ‘ferme tik’ of een ‘rotschop’ geven, zelfs ‘vrij ver gaan’ of ‘ze verrot slaan,’ om VVD-machotaal te citeren uit een redactioneel van nrc.next van 28 september. En wie macht wil, verheerlijkt het en zal machthebbers op handen dragen, liever mensen straffen die een reep chocolade uit de supermarkt stelen dan de veroorzakers van de kredietcrisis, de échte profiteurs, aan te pakken.

De vrije markt is een romantische droom, een frame dat de werkelijkheid van de bloedige strijd om het bestaan moet verhullen. ‘Maar er heerst helemaal geen vrije markt in de financiële sector,’ schrijft Joris Luyendijk vandaag in mijn lievelingsblad. ‘Je hebt een stel oligopolisten die samen de markt verdelen en een deel van de gigantische winsten gebruiken om hun machtspositie veilig te stellen.’ ‘Zou het kunnen, een rechtse Occupy?’ besluit hij. ‘Frisgewassen demonstranten in pak die kamperend in super-de-luxe-tenten eisen dat de financiële sector wordt onderworpen aan de discipline van de vrije markt? Het zou wat zijn.’ Zolang die discipline er niet komt en de marktmeester verzuimt zijn werk te doen, blijft de vrije markt een vrije slavenmarkt, een gelegaliseerde mensenhandel waarin velen, gereduceerd tot economische objecten, zich financieel doodvechten in de arena. De Romeinen waren wat dit betreft minder hypocriet.

Als je de kosmos omarmt, omarm je jezelf, je dorp, je stad, je land, de wereld. De crisis waarin mens en wereld nu verkeren heeft alles te maken met onze angst om onszelf in grotere gehelen te verliezen, en zou je daarom ook als spiritueel kunnen bestempelen. We zijn bang voor Niets, en zolang we bang blijven verkopen we uiteindelijk niet de ander, maar onszelf op de vrije slavenmarkt.

Real Second Life

Date 6 oktober 2012

‘RSL,’ zei Robbie, die me daarmee de woorden uit de mond nam, want hij bedoelde natuurlijk ‘Real Second Life’ om aan te geven hoe echt onze virtuele wereld kan zijn.

Ja, Second Life bestaat nog steeds en in de loop der jaren wordt onze virtuele wereld steeds realistischer. Omdat er weinig sensatie is te halen lijken we voor de Real Life-media niet meer te bestaan, maar niets is minder waar. Onlangs vierden we onze 250e party in de disco van Sweetgrass. Onze vriendschappen worden hechter, terwijl ook op het terrein van Second Life zelf, de grid, alles echter en echter lijkt te worden. Zo zijn Robbie en ik vaak te vinden in het Victoriaanse steampunkland Caledon en in de weelderige natuur van Calas Galadhon. Wat jaren geleden begonnen is als een nieuwsgierigheidje – even kijken of Second Life iets leuks is om te spelen – is inmiddels een deel van Real Life gaan uitmaken. Net zoals uitstapjes en vakanties niet alleen ontspanning en mooie foto’s kunnen opleveren, maar ook mooie vriendschappen voor het alledaagse leven.

In Second Life worden dromen en fantasieën concreet, zij het niet in de vorm van gedichten, verhalen en films maar in 3D-werelden waarin je je alter-ego, je avatar, het door hem of haar begeerde leven laat leiden, ongeremd door wetten en praktische bezwaren. Dat kan, net als in het gedicht van Willem Elsschot, ook duistere krachten oproepen, en ik moet toegeven dat niet alles koek en ei is in Second Life. Zo kwam Robbie tot zijn uitspraak omdat hij weer eens de echtheid van het virtuele proefde toen hij een luisterend oor bood aan een jongen die zijn hart vol ontroostbaar liefdesverdriet bij hem uitstortte en hem daarvoor heel dankbaar was. ‘Nou, ik ben er even stil van.’

De werelden van Second Life en Real Life lopen wel eens door elkaar heen. Sommigen gaan ook in het ‘echte’ leven contact met elkaar opzoeken. Vaak loopt dat goed af, maar soms lijdt dat tot ruzies die dan ook in Second Life worden uitgevochten. En in gesprekken is het onvermijdelijk dat je wat over Real Life vertelt. Zo weet ik meestal de landen waarin mijn vrienden en bezoekers en dj’s van onze disco wonen. Soms heb je een idee van hun leeftijd, hun beroep, hun reizen en wel en wee. In warme vriendschappen word je vaak meer open en praat je sneller je mond voorbij. Robbie en ik weten best het een en ander van elkaar. Zo heeft hij een kat die vaak bij hem op bed slaapt, en kan ik voor Real Life veel van hem leren over wijnen, en weet ik waar hij werkt en dat hij zijn werk heel leuk vindt.

Hij weet ook veel van mij, en het zou een fluitje van een cent voor hem zijn om mijn doopceel te lichten, maar dat zal hij niet doen. Hij wil geen contact in Real Life, met niemand. Waarschijnlijk omdat hij bang is dat vriendschappen eronder zullen leiden. Onze zielsverbondenheid is voor hem het belangrijkste, en die wil hij zuiver houden. Je kunt het laf noemen als je concrete ontmoetingen in Real Life uit de weg gaat, maar dat is al te gemakkelijk gezegd. Want het kan ook laf zijn als je vlucht uit de magische wereld van idealen, dromen en fantasie om ze te smoren in een beperkte wereld van materie en conventies. Mysteries zijn er om geleefd te worden, zei Osho, niet om opgelost te worden. En wat is er mooier dan het leven van een mysterie? Uiteindelijk zijn wij allen uit een mysterie geboren.

Ik heb Robbie nog steeds niet gezien, en toch draag ik hem nog altijd mee in mijn hart.