Dank je wel, Amrito!

Date 29 februari 2016

Vandaag is Jan Foudraine overleden, in ons land de belangrijkste grondlegger van de antipsychiatrie in de jaren zeventig. In 1971 werd hij beroemd met zijn boek Wie is van hout? waarin hij opkwam voor patiënten die maar al te vaak als medische objecten werden beschouwd en behandeld. Koele, afstandelijke therapieën, waarin psychofarmaca en elektroshocks belangrijker waren dan een gesprek met oog voor het innerlijk van de mens. De klinieken waren heel autoritair georganiseerd, in de collegezalen werden patiënten ‘gedemonstreerd’ en niemand had nog bedacht dat ‘gekte’ wel eens een heel logische reactie kon zijn op het leven in een verziekte maatschappij. Maar het pionierswerk van Jan Foudraine kwam hiermee nog niet op zijn eind, want in 1978 vertrok hij naar Poona in India, aangetrokken door Bhagwan Shree Rajneesh, die daar zijn commune had waarin naast meditaties ook alternatieve therapie werd gegeven.

Daarover schreef hij onder zijn nieuwe naam Deva Amrito zijn boek Oorspronkelijk gezicht – een gang naar huis, dat bij mij insloeg als een bom. Kennelijk dacht ook ik een beetje dat ik gek was met mijn opvattingen over religie en spiritualiteit, want het was een verademing om mezelf hierin te herkennen. Ik was er helemaal bezeten van, zodat ik nog hetzelfde jaar in Poona bij Bhagwan belandde, wat helemaal een feest van herkenning werd. Hoe anders had mijn leven eruitgezien zonder dat boek van Amrito! Want reken maar dat het gevolgen had. Ik liep jaren in het oranje rond, met mala, en op de universiteit vonden ze dat best allemaal, ook omdat ik niet de enige was. Niet al mijn vrienden waren er even enthousiast over, want de jaren tachtig waren ook jaren waarin vlijtig werd gejaagd op sekten, waarvan de leiders immers alleen maar macht over je wilden hebben om je lichamelijk en financieel uit te kleden.

‘Jij moet verlicht worden!’ riep Amrito me toe toen ik vroeg wat ik moest doen omdat ik ruzie met een computer had. Daar had ik niet van terug. Ik zie nog steeds hoe hij zich op zijn stoel naar me omdraaide, en herinner me dat zijn woorden een serieusheid uitstraalden waar ik helemaal niet van hield. Daar hield Osho, zoals Bhagwan zich later noemde, ook niet van volgens mij. Nee, persoonlijk contact had ik niet met hem, we lagen elkaar niet zo, zijn vaak letterlijk langs elkaar heen gelopen. Hij was ook een van de sannyasins die met enige regelmaat naar Alexander Smit gingen – iets wat ik misschien ook had moeten doen, maar in die tijd vond ik één goeroe meer dan genoeg. Een paar jaar geleden zag ik Amrito voor het laatst op een bijeenkomst met Tony Parsons. In een rolstoel, maar onverbiddelijk, ongegeneerd en compromisloos op zijn strenge spirituele pad.

Je was voor velen een wegwijzer, Amrito. Ook voor mij. Je hebt mijn hart geraakt. Vaar wel! Dank je wel!

Euthanasie

Date 23 februari 2016

Zelden zie je iemand live sterven op televisie. Zoals vorige week maandag in de documentaire Levenseindekliniek, waarin arts Remco Verwer drie mensen helpt het leven te verlaten. Een vrouw van honderd jaar die helder van geest was maar weinig meer kon, een man een dwangneurose die zichzelf regelmatig moest beschadigen, en de inmiddels beroemde Hannie Goudriaan met een semantische dementie waardoor zij nog nauwelijks tot communiceren in staat was. Haar ‘Huppakee, weg’ deed het meeste stof opwaaien. Juist de aandacht die in de documentaire aan deze woorden is gegeven is koren op de molen van de bestrijders van euthanasie, dus dat was niet zo slim. Niet alleen omdat onduidelijk blijft of Goudriaan daarmee bedoelde dat ze dood wilde, maar ook omdat het suggereert dat er heel gemakkelijk met euthanasie wordt omgesprongen. Ja, ze had een euthanasieverklaring waarin ze aangaf te willen sterven als ze dement zou worden. Maar hoe weten we of ze dat nog steeds wilde? Juist door haar ziekte konden we dat ook niet weten. En als ze niet dood wilde was er gewoon een moord gepleegd.

Bij de andere twee gevallen was het duidelijker dat sprake was van ondraaglijk en uitzichtloos lijden, en stond euthanasie in een meer positief daglicht. Vooral de man met zijn dwangneurose maakte indruk op me. Ik hield bijna van hem. Ik ben dan ook niet tegen euthanasie, want ik vind dat ieder het recht moet hebben om over zijn eigen lichaam te beschikken. Eruit mag stappen als het leven hem of haar niet meer bevalt. Niet ‘Huppakee, weg’ alsof je even een spuitje om de hoek kan halen, want een bezinningsperiode lijkt me meer dan noodzakelijk. Als iemand weken of een paar maanden lang bij vol bewustzijn nog steeds uit het leven wil stappen, moet daar een mogelijkheid voor zijn. Mijn visie op euthanasie lijkt veel op die van Osho. Nandan stuurde mij vorige week zijn samenvattende artikel hierover, dat nu te lezen is op de Nieuwsbrief van de Vrienden van Osho. Wat me opviel is dat Osho van het sterven iets meditatiefs, ja zelfs feestelijks wil maken. Terecht, want eigenlijk zou je moeten rouwen als een kind kennelijk weer geboren moet worden, en is het een feest van nieuwe kansen tijdens het stervensproces.

‘Goede reis,’ wenste Verwer de mensen toe die hij hielp hun lichaam te verlaten. Zou ik ook doen. Heb ik ook gedaan bij iemand toen ik voorgoed afscheid van hem nam. Maar tegelijk is dat eigenlijk raar. Want wat weten we eigenlijk van sterven en dood? Daar heeft niemand het over in alle discussies over euthanasie. En het feit dat we er niets over weten lijkt een excuus om het alleen maar over het sterven van het lichaam te hebben, waarmee we toch stevig materialistisch bezig zijn. Opvallend was een ingezonden brief in nrc.next van vandaag, waarin arts Hugo S. Verbrugh zich afvraagt hoe we toch zo zeker weten dat iemand na zijn sterven ‘rust’ zal hebben: ‘Het staat allerminst vast dat hierna niets meer is. De verhalen over bijna-doodervaringen, die enige tijd geleden een hype waren, zijn nu verstomd. Ze verdienen niet alleen de kritische kanttekeningen die ze destijds kregen, maar ook serieuze aandacht.’ We kunnen niet stellig beweren dat sterven iets is als het licht uitdoen. Zelfs als bijna-doodervaringen letterlijk hersenspinsels zijn, kan het nog zo zijn dat daarin het tijdsbegrip zodanig is uitgedijd dat iemand het eeuwige leven heeft.

Memento mori, gedenk te sterven. Dat wordt in onze westerse cultuur als iets zwartgalligs en wereldvreemds gezien, maar eigenlijk zou het hele leven een voorbereiding op het sterven moeten zijn. ‘De dood moet het hoogtepunt zijn van alles wat je in je leven gedaan hebt,’ zegt Osho. De Tibetaanse boeddhisten hebben dat met hun Dodenboek goed begrepen. Het leven culmineert in het sterven. Daarom zou het sterven uiterst bewust en meditatief geleefd moeten worden.

Spoken

Date 9 februari 2016

Vannacht zag ik ze weer. Spoken. Een mix van teveel boerenkool, koffie, intens vergaderen en wijn – en wellicht ook de nieuwemaan – hield me uit mijn slaap. En soms spelen zich dan de mooiste taferelen voor mijn ogen af. Want echt donker is het nooit voor mij. Net zoals tinnitus vrijwel altijd voor een hoog gepiep zorgt, wemelt er altijd wel een soort witte ruis om me heen. Bij anderen schijnt het wel eens écht donker te kunnen zijn, maar ik weet niet beter dan dat dit normaal is. Net als de driedimensionale geometrische figuurtjes die soms in de kamer lijken rond te zweven. Die hebben vaak oplichtende glanzende kleuren, draaien stilletjes in het rond, lichten soms op of doven opeens uit. Prachtig!

Nu waren het allemaal kleine dingetjes die voor mijn ogen warrelden en de donkere kamer als sneeuw leken te vullen. Een paar lijntjes die me aan Picasso deden denken. Een oogje dat schuin omhoog keek. En andere kleine tierelantijntjes die ik me nu niet meer herinner, zoals telefoontjes, ijsjes, reepjes plakband, eendenpootjes, spinragjes en speedbootjes. Zo kan ik tijden mijn ogen uitkijken met gesloten ogen. Gesloten? Ik betrapte me erop dat mijn ogen gewoon open waren terwijl ik van alles op mijn visuele hersenschors lag te bewonderen! Jammer dat na verloop van tijd de eerste flarden daglicht de slaapkamer binnendringen, want dan wordt alles overstemd door de zichtbare wereld om me heen.

Af en toe dreef er ook een zwarte wolk voorbij. Een spook! Je moet er toch niet aan denken dat je dit alles ziet zonder te weten dat het uit jezelf komt! Als je niet een beetje naar je eigen kijken kunt kijken moet je je wel rot schrikken! Natuurlijk is er geen spook, evenmin als dat die kleine tierelantijntjes vrolijke elfjes zijn. Maar stel nou eens dat je dit nooit eerder hebt gezien? Zoals ik zelf in mijn prille kindertijd? Ik stond bekend als een bang kind dat veel fantasie en angsten had, maar het spontaan zien van dit soort beelden verklaart wel een heleboel. Want wist ik als kind veel dat dit allemaal hersenstoringen waren! Dan kruip je onder je deken en roep je om je moeder die je vervolgens naar een psychiater stuurt.

Fantasie en gevoeligheid kunnen wel eens teveel worden, maar ik heb dat als volwassene toch nooit als een gebrek ervaren. Integendeel. Ik voel me rijk dit soort dingen te mogen meemaken, waar anderen lsd en zo voor nodig hebben. Rijkdom komt met gebreken.

De keiharde illusie

Date 8 februari 2016

‘Professor, als u gelooft dat deze boom niet bestaat, loop er dan maar met uw kop tegenaan!’ was het weerwoord van een boer toen een beroemde Blaricumse professor met hem iets over de werkelijke werkelijkheid wilde delen. Dat speelde zich een eeuw geleden af, maar is nog steeds het antwoord op zweverige spirituele taal van diepe wetenschappers en mystici. Theorie versus praktijk, dromers versus realisten, idealisten versus materialisten. Ja, zelfs links versus rechts, want waar linksen nog altijd geloven in hun idealen vinden zij rechtsen op hun pad die alles ondergeschikt maken aan hun concrete realisme. Concreet betekent in het Engels hetzelfde als beton, en dat sluit mooi aan bij de ‘keiharde aanpak’ die rechts graag propageert waarbij vaak wat minzaam en neerbuigend gesproken wordt over ‘linkse hobby’s’ – wat wel één van de beste frames is die ik ooit ben tegengekomen. De wereld is immers keihard in haar strijd om het bestaan, waarin de markt het beste in de mens doet bovenkomen. Dat is nu eenmaal ‘de realiteit’.

Daar moet je natuurlijk niet verder over doorvragen. Je stoot je kop tegen die boom en dat is het dan. Einde discussie. Dat ook de hoofdpijn die je oploopt een illusie zou kunnen zijn komt niet im Frage, alsof je een woordenspelletje aan het spelen bent en daarom niet verder serieus genomen hoeft te worden. Ook niet als ik met mijn microscoop kom opdagen en een stukje keihard beton eens nader wil onderzoeken. Oké, dan ziet het er nog steeds stevig en vast uit, maar als ik nog dieper in dat stukje keiharde realiteit zou kunnen kijken zag ik vrijwel niets dan leegte tussen elementaire deeltjes die niet alleen maar een fractie van de ruimte innemen, maar die zich ook nog heel raar gedragen. Dan kom ik in de wereld van de onzin van de kwantummechanica en zie ik dat alles hoofdzakelijk leegte is. Maar kennelijk is ons organisme erop ingesteld een illusiefabriek te zijn en moeten onze zintuigen wel een ‘virtual reality’ scheppen om te overleven. Het is moeilijk om voedsel te vinden in een wereld waarin alles leegte is, waarin dingen tegelijk bestaan en niet bestaan, de ultieme chaos. Hemel en aarde moeten eerst van elkaar losgeknipt worden: uit Chaos moeten eerst Oeranos en Gaia worden geboren om leven mogelijk te maken.

Omdat er meer niets dan iets bestaat, is het best eerlijk om te zeggen dat het hele bestaan met alles erop en eraan eigenlijk niets voorstelt. Dat het iets eerder een anomalie is, wellicht een klontje gestold niets of vervormde ruimte. Het is een wonder dat de leuning me houvast geeft als ik de trap afloop, want als ik diep doorkijk is die er niet eens. Net als mijn hand die zich eraan vastklampt. Als ik diep in de materie duik verdwijnt de vastheid, zijn er geen kleuren en geuren meer, en is er even weinig vorm en structuur als in de sterrenhemel. De sterrenbeelden hebben we zelf geschapen, en verdwijnen als sneeuw voor de zon als we ze vanuit een andere hoek bekijken, zoals met de app StarWalk 2 heel mooi te zien is. En uiteindelijk zien we er vanbinnen niet veel anders uit. Alles is illusie, virtual reality, maar die is wel ontzettend mooi! Maar zolang we geloven dat dit allemaal echt is en we ons vastklampen aan beelden, hebben we de diepere vormloze schoonheid nog niet ontdekt.

De mysticus, de romanticus is verliefd op het onzienbare, het vormloze, het ongrijpbare, voorbij de tastbare keiharde realiteit. Sommigen noemen dat ‘God’, anderen ‘Het Bestaan’ of ‘Dat wat is’, zonder eigenschappen en daarom overal schitterend aanwezig. De Stilte, niet-zijn, je eigen leeg-zijn herkennen is het mooiste dat er is. Zo, dat heb ik weer mooi gezegd allemaal. Ook voor mezelf kan ik deze woorden niet vaak genoeg tot me laten doordringen. Want de confrontatie met de illusie kan keihard zijn.

Liedjes zingen

Date 31 januari 2016

Een paar weken geleden heb ik mijn gitaar uit de mottenballen gehaald. Het arme instrument, een Yamaha G-225, heeft zo’n vijftien jaar daar in het donker gelegen maar bleek, nadat ik hem uit zijn slaap had gewekt, nog in uitstekende staat. Aanleiding was een bezoekje aan Marcel om Android Marshmallow in mijn telefoontje te zetten, en zijn vriendin Hanneke die gitaarles geeft stimuleerde me om weer eens te gaan spelen. Dat deed ik veel in mijn studententijd. Mijn hoogbegaafde studiegenootje Arjen heeft me indertijd aangestoken. Niet alleen omdat hij gitaar speelde, maar ook omdat hij altijd zelf de liedjes maakte die hij ten gehore bracht. Dan kon ik ook. Vond ik, en ik voegde de daad bij het woord. Na een dozijn liedjes te hebben gemaakt, hoofdzakelijk in het Engels, ging ik ze keurig in een groot schrift met harde kaft noteren. Ik wist toen al niet meer wat mijn eerste liedje was, dus koos Be Aware – waarvoor eigenlijk een sitar nodig was – als nummer 1. Ik amuseerde mijn vrienden ermee en er gingen weinig bijzondere gelegenheden voorbij of ik moest er een liedje over schrijven. Dat ging door tot in 1981 en met nummer 123, You Are The Sun, vond ik dat het af was allemaal. Meer was er niet te vertellen of te zingen.

Een leuke hobby was dat! Ik heb het altijd wat sneu gevonden als mensen liedjes van anderen gingen spelen en zingen. Je hoorde toch op zijn minst The House of the Rising Sun te spelen, maar dat deed ik dus niet. Ja, Rocky Raccoon en het bloederige Maxwell’s Silver Hammer van The Beatles zong ik wel, maar dat waren echt uitzonderingen. De Fab Four, de Stones, Pink Floyd en de Incredible String Band zongen hun zelfgemaakte liederen en zo hoort het ook. In de wereld van de popmuziek was volgens mij geen plaats voor authentieke uitvoeringen in een verre toekomst, zoals bij klassieke muziek: je liet altijd iets nieuws van jezelf horen en deed niet aan reproductie van iets dat anderen al hadden gemaakt. De toekomst zou nog leren dat dit, net als bij de klassieke muziek, eigenlijk best goed kan, zoals bijvoorbeeld te horen en te zien is in de perfecte The Pink Floyd Tribute Show in 2011: die jongens, spelend onder de naam Brit Floyd, hebben het echt begrepen. Daar raak ik echt even vol van.

Nadat ik mijn gitaar opnieuw had besnaard viel het best tegen. Vooral de akkoorden die een barrégreep nodig hebben, zoals de F en de B. Alsof de kracht uit mijn vingers verdwenen was. En dan die pijnlijke vingertoppen op die scherpe snijdende snaren! Maar daar begint nu weer geleidelijk het gebruikelijke eelt op te groeien. En nog heb ik moeite met het toch niet al te moeilijke d-mineur akkoord, snap niet hoe Beethoven zijn hele Negende in die toonaard heeft kunnen schrijven. De teksten van de liedjes heb ik opnieuw afgedrukt, met de akkoorden erbij, maar ook dat is soms een heel gezoek. Na veel speuren kwam ik er achter dat het akkoord dat ik zelf had uitgevonden voor mijn liedje Beautiful Boy, een C#dim7-akkoord is. Ik vind trouwens dat ik best nog wat kan bijleren over akkoorden. Het is nog veel oefenen en daarvoor beperk ik me tot een selectie van zo’n dozijn liedjes die ik eerst maar eens foutloos moet leren spelen. Door van alles wat ik in de loop der jaren van Vriend heb geleerd ben ik wel perfectionistischer dan vroeger: alle snaren moeten goed klinken en elke melodie moet zuiver gezongen worden. Pfff…

Zingen is heel gezond, zeggen ze, dus laat mij maar elke dag een half uurtje met mijn gitaar klooien. Een van die liedjes heet The Doors of Perception – ja, drugs speelden wel een beetje een rol in die liedjes, maar dat kon ook moeilijk anders in die tijd – en Vriend is nu dit boek van Aldous Huxley aan het lezen. Heb ik het eigenlijk ooit zelf gelezen? Bij sommige liedjes begeleidde ik mezelf met kazoo of mondharmonica, en soms hebben anderen me geassisteerd met bongo’s, een piano en zelfs een kerkorgel. Ik ben blij dat ik rond 2000 een aantal liedjes heb kunnen digitaliseren zodat ze nu gewoon op mijn website te beluisteren zijn. Geen perfecte opnames, maar wel de verklanking van wat mij indertijd bezielde. Als een echte narcist blijf ik verliefd op mijn eigen liedjes.

Asielplafond

Date 21 januari 2016

Hoeveel mensen uit andere culturen kan een stad, woonwijk of dorp verdragen? Zeven procent dacht ik, maar vraag me niet hoe ik op dat getal kwam toen ik in de Bijlmer woonde, waar ik me steeds minder thuis ging voelen. Het zit kennelijk in de mens om soortgenoten om zich heen te willen hebben. Wat mensen uit andere culturen die doorheen lopen geven wat extra leven in de brouwerij, maar dat kan ook teveel worden. Soort zoekt soort, wat bij mij zelfs zo ver ging dat ik me afvroeg wat mannen eigenlijk in vrouwen zagen. Toegegeven: hoewel ik niet van de allochtone etensluchtjes op de galerij hield, belandde er eens een heerlijke Marokkaanse jongen in mijn bed. Verandering van spijs doet eten. Ook bij mijn benedenburen die me uitbundig hartelijk welkom heetten en me volstopten met een Surinaamse maaltijd die ik nog lekker vond ook. Leuk om met andere culturen in contact te komen, maar in de Bijlmer werd het iets teveel van het goede. De zeven procent was zodanig overschreden dat het goedkoper werd om de hele wijk af te breken dan de orde te handhaven.

Oostenrijk wil de komende vier jaar maximaal 127.500 asielzoekers opnemen, lees ik vandaag in nrc.next. Dat is 1,5% van de bevolking van dat land. 1,5%! Waar hebben we het over! Hoe onbeschaafd moet een land zijn om een asielplafond van 1,5% te willen handhaven? Wat stelt onze cultuur voor als we niet eens in staat zijn om 3 asielzoekers in een straatje met 200 mensen op te vangen? Dan zijn we toch geen knip voor onze neus waard? Als we ook in Nederland het plafond op 1,5% zouden zetten betekent dit dat er de komende vier jaar nog ruimte is voor 255.000 vluchtelingen. Welkom allemaal! En wat mij betreft kan er dus nog veel meer bij. Als ik mijn eigen 7% hanteer zou ons land een dikke miljoen vluchtelingen kunnen herbergen. Uiteindelijk hebben we jullie zelf door uitbuiting en klimaatverandering naar Europa gejaagd. Onze eigen schuld, onze dikke bult: we zullen met jullie moeten leren leven. En terecht. Het plafond kan niet meer gewit worden.

En begin nu niet over primitieve culturen, geiten die op balkons geslacht worden, openbare terechtstellingen, eerwraak en hoofddoekjes. Alsof wij in Europa zo hoogstaand zijn met onze verering van het gouden kalf en de verheerlijking vrije markt waarin hoofdzakelijk oorlogstaal wordt gehanteerd. Alsof ons christendom minder primitief is met zijn kannibalistische praktijken en zijn chaotische leer over iemand die onze zonden op zich neemt als we maar braaf gaan biechten. Alsof onze politiek, onze democratie en ons rechtssysteem niet verziekt zijn door vuile machtsspelletjes, onpeilbare regelzucht en leugenachtige diplomatie. Onze materiële welvaart hebben we voor een groot deel te danken aan het offeren van onze ziel, aan het verheffen van kwantiteit boven kwaliteit. En waarom ga je niet, als je die andere culturen zo primitief vindt, rekenen in Romeinse cijfers in plaats van Arabische? Dan ben je consequent!

Als je echt groot bent hou je van kamers met hoge plafonds. Zestig miljoen mensen zijn wereldwijd op de vlucht, en wat zijn we zelf nog waard als we die niet kunnen opvangen? Als je sommige media moet geloven zijn dat niet echt mensen, maar ik weet wel beter. Mijn buurvrouw is moslima, met hoofddoekje. Ik kan het uitstekend met haar vinden. En haar man, met wie het wat moeilijker praten is omdat ik geen Arabisch ken, is gewoon een aardige jongen. Zo kan het ook, en zo is het ook.

David Bowie

Date 14 januari 2016

Het heengaan van David Bowie greep me meer aan dan ik verwachtte. Vroeger had ik maar één of twee elpees van hem, en drie of vier andere op de band, want het was in die tijd niet zo dat je meteen elke plaat kocht of kon kopen die je mooi vond. Nu is in mijn cd-collectie alleen Space Oddity te vinden, en toen ik maandag de titelsong ervan beluisterde had ik het even niet meer. Oddity: eigenaardigheid, zonderling, waarschijnlijk van het woord ‘odd’ afgeleid. Dat kun je van Bowie zelf ook wel zeggen, wiens androgynie ik soms heen mooi vind als ik foto’s van hem op zijn website bekijk, en zeker in zijn jonge jaren was hij echt een mooie jongen. Als ik de verhalen over hem mag geloven was hij aanvankelijk homo, later bi, en is hij uiteindelijk als hetero uit de kast gekomen. Zo kan het kennelijk ook.

Ik bekijk elke dag wel een paar YouTube-filmpjes van hem. Kom een mij nog onbekende vrolijk uitgevoerde ‘I tell you we must die’ Alabama Song tegen, een lied uit 1927 van Brecht/Weill dat ik ook van The Doors ken. Daar word ik even helemaal warm van. Mooi vind ik ook het minder bekende Five Years van zijn vijfde album The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars. En dan zijn er natuurlijk ook het extravagante Jean Genie en last but not least: we can be Heroes, just for one day! Nou, voor mij was Bowie een held gedurende zijn hele leven. Gewoon door zichzelf te zijn, eigenwijs, excentriek, blakend van creativiteit.

Een prachtig nummer vind ik het laatste van zijn album Space Oddity: Memory of a Free Festival dat op 16 augustus 1969 in Beckenham plaatsvond. ‘Satori must be someting just the same,’ voelt hij, en het eindigt met een zich lang herhalend en zonnig gezongen: ‘The sun machine is coming down and we’re gonna have a party.’ Dat zit al een hele tijd in mijn hoofd, en lijkt me een mooi begin van onze party in Second Life komende zondag, waarvan ik het thema in ‘David Bowie’ heb veranderd. Hopelijk vindt onze dj, die zijn set vanuit Brazilië streamt, dat ook een leuk idee.

Bowie wordt nu overal geëerd, onder andere in het Groninger Museum, waar tot en met 13 maart een tentoonstelling van hem is. Wellicht ga ik daar op een vrije doordeweekse dag nog heen – gebruikmakend van een vrije keuzedag en mijn museumkaart kost me dat bijna niets. Beiaardiers spelen zijn liedjes en Bowie zal niet de laatste zijn die we pas goed leren kennen nadat hij de aarde heeft verlaten. Want sommige mensen zijn tot hun laatste snik zo creatief dat ze bijna niet bij te houden zijn. De Rolling Stones zijn er nog steeds, Pink Floyd bracht in 2014 nog een nieuw album uit. En David Bowie nam afscheid met Blackstar, maar daar moet ik nog even aan wennen. Net als aan de wereld die elke keer weer wat leger wordt als er weer een bijna onsterfelijke held is overleden.

Nieuwjaarsdag

Date 1 januari 2016

Vroeger – je weet wel: toen alles beter was – keken we bij mij thuis altijd naar het Nieuwjaarsconcert. De Wiener Philharmoniker met Willi Boskovsky. Met als hoogtepunt An der schönen blauen Donau van Johann Strauss. Bij de eerste tonen ervan raakte het publiek in dat Concertgebouw in Wenen al in extase. Dat muziekstuk is voor mij altijd verbonden geweest met Nieuwjaarsdag. Maar later kreeg ik ook associaties met Stanley Kubricks film 2001: A Space Odyssey, een van mijn lievelingsfilms. Een ander toppunt van het Nieuwjaarsconcert was altijd de Radetzkymars van Strauss’ vader, een heerlijk oubollig werk dat eigenlijk met een pollepel gedirigeerd hoort te worden. Later in de middag keken mijn ouders dan nog naar het skispringen in Garmisch Partenkirchen, maar dat interesseerde me wat minder.

Oud en Nieuw begin jaren zestig dus. In Slotervaart. We luisterden op de radio naar de oudejaarsconferentie van Wim Kan, die ik leuk vond terwijl ik maar de helft ervan begreep omdat mijn politieke interesses nog op een laag pitje stonden en niet verder reikten dan dat ik als puber overal tegen was. En toen om twaalf uur 1961 begon, zagen we op de televisie hoe de cijfers van het nieuwe jaar als vuurwerk op wieken ronddraaiden waarbij er na iedere halve slag opnieuw ‘1961’ stond. Met vuurwerk deden we weinig thuis. Ik herinner me alleen de sterretjes die koud vuur op je hand sprenkelden. Nooit in het jaar ging ik zo laat naar bed als op die dag, waarop ik ook ontdekte hoe de laatste bus 23 in het rood aankondigde dat zijn bestemming ‘Laatste rit’ was.

Vroeger – je weet wel: toen alles beter was – duurden de jaren nog onoverzienbaar lang. Nu lijkt het elke keer als we naar het vuurwerk kijken nog maar kort geleden dat ik het voor het laatst zag. Wellicht komt dat gevoel van tijdversnelling doordat een jaar een steeds kleiner stukje wordt van het leven dat achter je ligt. Tegelijk word ik me steeds meer bewust van de kortere tijd die nog voor me ligt. In de loop der jaren wordt je huid minder glad, worden haren grijs en word je sneller moe. Heb ik dus ook last van. Tinnitus in mijn oren en mouches volantes in mijn ogen. Minder antistaat en me­er pro­staat. Ook geestelijk wordt het soms wat moeilijker: lastiger op woorden kunnen komen of ze door elkaar haspelen. Hoort er allemaal bij.

Misschien is het eigenlijk wel heel wijs van de natuur dat die je in de loop der jaren doet aftakelen. Dan wen je er geleidelijk aan hoe het is om zonder lichaam en geest te leven, en realiseer je je des te meer dat het enige wat er van je overblijft je eigen bewustzijn is, je ware onveranderlijke wezen. Zodat je gemakkelijker naar andere werelden kunt overstappen. Zo kan het overgaan naar een volgend jaar iets leren over die naar een volgend leven. Ik wens iedereen dan ook een Gelukkig Nieuwleven, maar eerst nog even een Gelukkig Nieuwjaar!

Breinloos bewustzijn

Date 29 december 2015

Wordt bewustzijn door het brein gemaakt? De meeste mensen geloven van wel. Zoals mijn facebookvriend Roeland de Looff, volgens wie bewustzijn een emergente functie van de hersenen is. Zo zou ik me kunnen voorstellen dat hersenen bewustzijn produceren net zoals elektrische lading een magnetisch veld opwekt. Bewijs: geef maar een klap op die hersens en weg is het bewustzijn! Bewustzijn als een soort bijverschijnsel van hersenactiviteit dus, maar desalniettemin onzichtbaar en mysterieus omdat het nog nooit onder een microscoop is gezien. Als bewustzijn een op een samenhing met het in- en uitschakelen van de hersenen zou er iets voor te zeggen zijn, maar juist het feit dat dat niet altijd het geval is zet de emergentietheorie op losse schroeven. En daarvan zijn meer voorbeelden dan we in onze materialistisch georiënteerde westerse wereld willen weten.

Onlangs zag ik een lezing die Bruce Greyson, hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Virginia, op 17 december 2011 hield tijdens de Cosmology and Consciousness Conference – Mind and Matter in Dharamsala, India. De titel van zijn lezing Is consciousness produced by the Brain? doet al vermoeden dat dit wat hem betreft bepaald niet het geval is. Zijn verhaal is niet alleen op YouTube te zien, maar ook als tekst te downloaden, en die is zeer de moeite waard omdat hij bepaald niet over een nacht ijs gaat met het onderbouwen van zijn stelling dat voor bewustzijn helemaal geen brein nodig is. Zo vertelt hij over het opflakkeren van helder bewustzijn bij stervende mensen, over mensen waarbij nog maar weinig hersenschors aanwezig is, over bijna-doodervaringen en over reïncarnatie. Dit alles onderbouwd met een powerpointpresentatie met onderzoeksresultaten. Degelijk werk dus.

Onverwachte terugkeer van helder bewustzijn en geheugen kort voor het sterven blijkt soms voor te komen bij mensen met ernstige psychiatrische en neurologische aandoeningen zoals abcessen en tumoren in de hersenen, beroertes, hersenvliesontstekingen, alzheimer en andere vormen van dementie, schizofrenie en stemmingsstoornissen, waardoor ze nog nauwelijks konden denken en communiceren. ‘Het is alsof het beschadigde brein het denken en communiceren van de patiënt belemmert maar dat, zodra het brein uiteindelijk begint te sterven, bewustzijn bevrijd wordt uit de greep van het degenererende brein.’ Waarmee het erop lijkt dat hersenen het bewustzijn eerder in de weg staan dan dat het erdoor wordt opgewekt.

Dan zijn er de gevallen van mensen die nauwelijks nog hersens hebben: de zogenaamde waterhoofden. Greyson noemt een onderzoek bij kinderen wiens schedel voor 95% met hersenvocht was gevuld, maar van wie toch de helft een IQ van meer dan 100 had. Ook citeert hij het geval van een wiskundestudent in Cambridge die een IQ van 126 had en een normaal sociaal leven leidde, maar wiens hersenschors niet veel meer was dan een dunne laag tegen de schedel, nauwelijks genoeg om van te leven, laat staan normaal te functioneren. Ondanks deze bijzondere waarnemingen moet ik toegeven het wel jammer te vinden dat nog steeds nergens een geval bekend is van iemand met normaal bewustzijn, intelligentie en sociaal functioneren die helemaal geen hersenen heeft.

Het meest uitgebreid gaat Greyson in op de bijna-doodervaringen, waarvan door 10-20% van de mensen die klinisch dood zijn geweest verslag wordt gedaan. ‘Kenmerkend is dat zij vertellen over een bijzondere mentale helderheid, over waarneming van levendige beelden, over een duidelijke herinnering aan de ervaring en over een ervaring die echter is dan het alledaagse bewustzijn.’ Zelfs blindgeborenen konden zien tijdens een bijna-doodervaring! En dat kan allemaal als er geen of nauwelijks hersenactiviteit is. Ook hier lijkt te gelden: hoe meer het brein actief is, hoe minder bewust het wordt. Dat hoeft op zich niet verwonderlijk te zijn als je bedenkt dat de hersenen in eerste instantie op overleven zijn gericht, en daarvoor zijn de vaak gerapporteerde reizen buiten het eigen lichaam, paranormale ervaringen en ontmoetingen met overledenen eerder een sta in de weg dan dat ze ertoe bijdragen.

En dan zijn er nog de boeiende verslagen van kinderen die zich vorige levens weten te herinneren. Daarbij verwijst Greyson onder ander naar een onderzoek van zijn eigen universiteit waarbij meer dan 2.000 herinneringen zijn nagetrokken. Daarbij gaf 60% van de kinderen informatie die gedetailleerd genoeg was om een en ander te kunnen bevestigen. Interessant is dat vorige levens gemiddeld op 33-jarige leeftijd hun einde vonden, in 60% daarvan door geweld. En dat kinderen zowel psychisch als fysiek vaak eigenschappen hebben die met hun vorige levens in verband staan. Omdat bij reïncarnatie het bewustzijn van het ene lichaam naar het andere overspringt, betekent dit dat bewustzijn niet aan een individueel stel hersenen gekoppeld is.

Het is juist de rijkdom aan documentatie die het onwaarschijnlijk maakt dat hersenen noodzakelijk zijn voor bewustzijn. De Haarlems huisarts H.C. Moolenburgh deed onlangs nog een schepje bovenop al deze argumenten in zijn artikel Wanneer begint ons bewustzijn? in Vruchtbare Aarde. Daarin vertelt hij over de herinneringen die kinderen hadden uit de tijd dat ze in de baarmoeder zaten, met als sterkste voorbeeld een vrouw die zich de naam van het hotel herinnerde waarin ze geconcipieerd was, dus nog niet meer dan een bevruchte eicel. En daar zitten nog weinig hersenen in. Een baby ‘is vanaf het moment van conceptie een heel en een echt menselijk wezen – vermomd als een foetje waarvan alle vermogens en intelligentie reeds aanwezig zijn, nog voordat de organen aanwezig zijn die deze vermogens naar de wereld toe kunnen vertalen.’

Voor mij zijn dit teveel verhalen om op de schroothoop van fantasie te gooien. Dan kun je van alles wel zeggen dat het gedachtenspinsels zijn, wat trouwens evenzeer kan gelden voor een materialistische opvatting over bewustzijn. En zelfs als het meeste van al dit onderzoek onzin blijkt, blijft er nog genoeg over om te bevechten dat bewustzijn een product van het brein is. Ja, zelfs een enkel degelijk geverifieerd geval is al voldoende om de materialistische visie op bewustzijn te doen wankelen. En als wetenschappers zoeken naar de eenvoudigste verklaring voor wat ze niet begrijpen – en dat zouden ze toch moeten doen – ligt het voor de hand om bewustzijn een eigen bestaansrecht te geven, los van de hersenen. Daarmee zou veel verklaard zijn van wat nu nog een raadsel is.

Niqaab

Date 22 december 2015

Steeds vaker hoor ik zeggen dat het dragen van een niqaab emancipatie is. Zo ook in de NRC afgelopen weekend, waar S. Lakbiach, lerares bij de Stichting Moslim Jongeren en die ook als arabist aan de Universiteit van Utrecht heeft gestudeerd, onder de titel En als ik dit wil dragen, wat ben ik dan? fel van leer trekt tegen het verbod om in het openbaar vervoer, onderwijs-, overheids- en zorginstellingen gezichtsbedekkende kleding te dragen. ‘Vrouwen die ervoor kiezen halfnaakt over straat te gaan, wordt de vrije keus gelaten, terwijl moslims niet overal een niqaab (gezichtssluier) mogen dragen. Het heeft er alle schijn van dat er een strijd gaande is tegen de vrije moslimvrouw (…)’ want ‘de niqaab is mij niet opgelegd, ik heb daarvoor gestreden. Emancipatie heet dat: baas over mijn eigen lijf! Is het niet de overheid die nu met dit verbod bezig is mij te isoleren?’

Huh? Is de schrijfster niet zelf begonnen met isoleren door een niqaab te gaan dragen? Want daarmee maak je jezelf onherkenbaar, terwijl je juist graag wil weten wie je voor je hebt. Onlangs zag ik op Facebook een klassefoto van allemaal meisjes in niqaabs, met als toelichting dat het altijd leuk is om te zien met wie je in de klas hebt gezeten. Ik wil zien wie ik voor me heb. Iemand met een bivakmuts voor de deur doe ik ook niet open, en als mijn nummermelder zich in zwijgen hult neem ik heel aarzelend de telefoon op. Ook enveloppen zonder afzender zijn in mijn ogen ongepast en verdacht.

Ik vind het recht op het dragen van een niqaab niet te vergelijken met dat om halfnaakt te zijn. Met onze naaktheid laten we onszelf kennen, zijn we transparant, staan we open, stralen we vertrouwen uit. En hoe meer kleren we aantrekken, hoe meer we ons letterlijk en figuurlijk afsluiten van de buitenwereld, hoe minder we ons laten kennen en ons beschermen tegen een mogelijk boze buitenwereld. Het is geen toeval dat mannen minder bloot rondlopen dan vrouwen. Want mannen zijn minder geneigd zichzelf bloot te geven, in welke betekenis dan ook. Nu is dat in veel gevallen niet zo erg omdat blote mannen maar al te vaak niet om aan te zien zijn. Maar intussen wél mooie vrouwen willen versieren!

Vrijheid, blijheid. Wat mij betreft draagt ieder mens de kleren waar hij of zij zich lekker in voelt. Zelf draag ik al jaren niks dan spijkerbroeken, bij welke gelegenheid dan ook. Heb zelfs onlangs een keurig pak aan de kledingbank gegeven omdat ik het toch nooit draag. Ik doe niet moeilijk over hoofddoekjes of zwarte kleren, of over heren in keurige kostuums of dames met van alles en nog wat op het hoofd. Maar als je jezelf isoleert met een niqaab – of nog erger: met een boerka – klaag er dan niet over dat anderen je niet willen kennen omdat ze je niet kunnen kennen. Ik sta dan ook helemaal achter het verbod op gezichtsbedekkende kleding. En ‘vrije moslimvrouwen’ die niet gezien willen worden vind ik toch een beetje raar.