Jan Drost – Denken helpt

Jan Drost: Denken helpt. Uitgeverij De bezige bij, paperback, 320 pagina’s, € 19,90

De toenemende belangstelling voor filosofie laat zien dat de mens wel degelijk antwoorden op ‘de grote vragen’ zoekt, waarop geïnstitutionaliseerde religies geen bevredigend antwoord meer hebben. Bij veel alternatieve stromingen is denken echter niet populair, want is het niet juist het koude verstand dat met zijn rationaliteit zo destructief is voor mens en wereld? Het is maar wat je onder denken verstaat. Jan Drost neemt ons in vijf hoofdstukken mee op een reis van Epicurus naar Sartre.

In Denken met Epicurus gaat het erom van de angst af te komen. Er is geen schepper om bang voor te zijn, en alles bestaat uit atomen die min of meer toevallig, zonder doel of plan, tot ons bestaan hebben geleid. Er is geen leven na de dood en alles staat onverschillig tegenover ons, wat betekent dat we moeten ‘genieten wat er voor ons overblijft (…) Zonder zorgen voor de dag van morgen, want wat morgen komt weten we niet en het komt toch wel.’ (p. 24) Een gelukkig leven is gebouwd op zelfredzaamheid en gemoedsrust, waarbij we moeten afzien van ‘niet natuurlijke en niet noodzakelijke genoegens’ zoals rijkdom en status. Daarin verschilt een epicurist van een hedonist, namelijk dat hij met weinig genoegen neemt.

Vervolgens gaan we Denken met de stoïcijnen zoals Epictetus en Seneca, bij wie alles vastligt en toeval uitgesloten is. Alles is één en alles hangt met alles samen. De natuur is identiek aan God of logos. ‘Geluk is redelijk, verstandig, en zit hem in het begrijpen (…) van de noodzaak.’ (p. 55) Wat ons daarbij in de weg zit, zijn onze emoties die onredelijk, dus niet natuurlijk zijn, en die op een denkfout berusten, waarde-oordelen zijn, zoals bij de angst voor een spin op de muur die een pluisje op het behang blijkt te zijn. We kunnen alleen maar instemmen met het onvermijdelijke. ‘Onszelf gelukkig denken houdt in dat we ons bewust worden van onze emoties, ons zo bewust worden van onze hechtingen en dat we ons vervolgens losdenken van die hechtingen.’ (p. 95)

In Denken met Aristoteles is wél plaats voor emoties, want die zijn niet onnatuurlijk, maar ook bij hem is het goede leven het redelijke leven. Echter nu wel met een doel: het rationele in ons tot volle wasdom laten komen. Maar let op: ‘Onze hele natuur mag er zijn, inclusief hart en onderbuik, zolang de rede maar de baas blijft en de boel in goede banen leidt.’ (p. 129) Geluk heeft bij hem veel met ‘lukken’ te maken, dat je iets bereikt dat voelt alsof je ervoor gemaakt bent. We kunnen niet blijven wie we zijn, want het gaat om ‘de mogelijkheden in jezelf ontdekken en die je ten doel stellen.’ (p. 131) En laten we niet vergeten dat deze filosoof die van het juiste midden is, waarbij vier hoofddeugden ons kunnen helpen: praktische wijsheid, moed, maat en rechtvaardigheid.

Nog minder dan bij de stoïcijnen is in Denken met Spinoza ruimte voor een vrije wil. In zijn monistisch wereldbeeld is alles gemaakt van dezelfde substantie die je ook natuur of God kan noemen, en is alles aan de natuurwetten gebonden. ‘Pas als we ons adequate ideeën vormen over de noodzakelijkheid van alles wat gebeurt, zullen we ophouden te lijden en vrij zijn.’ (p. 187) Dat geldt ook voor onze hartstochten, gebaseerd als ze zijn op begeerte, blijheid en droefheid. We nemen anderen vaak dingen kwalijk omdat we denken dat ze ook anders hadden gekund. ‘De logica die Spinoza biedt is: beschouw de mensen als de natuurverschijnselen die zij zijn, dan zullen woede en verwijt worden omgezet in begrip, begrip voor hun niet anders kunnen.’ (p. 207)

In Denken met Sartre staat de vrijheid centraal, en daarmee de volledige verantwoordelijkheid voor je eigen leven. Bij hem is de mens niet geschapen, maar schept hij zichzelf: existentie gaat aan essentie vooraf en niet omgekeerd. De wereld komt dus niet voort uit een goddelijk plan, en de mens kan alleen worden wat hij van zichzelf maakt. Interessant is Sartres denken over bewustzijn, het pour-soi, want ‘zodra ik mij bewust ben van wie of wat ik ben, ben ik dat al niet meer helemaal. Door me van iets bewust te zijn word ik iets niet (…) Zelfbewustzijn is niemand zijn.’ (p. 251) Sartres wereld lijkt er een van angst, verlatenheid en wanhoop, maar het zijn juist deze gevoelens die je uit je luie bed kunnen doen stappen in ‘vrijheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid (…) Wij zijn gedoemd tot vrijheid.’ (p. 268)

Het einde en het begin is een terugblik op de vijf behandelde filosofen. ‘Het is aan ons het denken te laten helpen. Het goede leven gaat niet vanzelf.’ (p. 327) Vrijheid is de rode draad die door dit boek loopt, waarbij zelfs het besef van radicaal determinisme heel bevrijdend kan zijn.

De Kaarsvlam, mei/juni 2015

  • Facebook
  • Twitter
  • NuJIJ
  • Print
  • PDF
  • Add to favorites