De sfeer van schoonheid

Date 28 september 2020

Decors hebben me altijd geboeid. Vanuit links en rechts worden nieuwe werelden uit de coulissen geschoven of dalen ze geruisloos uit de toneeltoren neer op het podium. Ik herinner me de sfeer achter de coulissen tijdens toneelstukken die we op de middelbare school opvoerden. Bertold Brecht en William Saroyan. De schijnwerpers als je op het toneel stond. De donkere leegte waarin de toeschouwers zaten waarvoor je speelde. Je ouders keken mee maar je zag ze niet. Een van die toneelstukken eindigde met een zoen van mij, die volgens onze regisseur en wiskundeleraar wel wat enthousiaster mocht. Licht uit, het doek weer dicht en dan weer terug de coulissen in en je gewone kleren weer aantrekken.

‘Eigenlijk is het allerbelangrijkste van een roman het decor,’ zei Ilja Leonard Pfeijffer in vpro’s Zomergasten. Want de sfeer, de wereld waarin het boek zich afspeelt blijft je het meest bij. Toen ik zijn woorden hoorde realiseerde ik me opeens dat hij zich vroeger fanatiek in de wereld van Second Life stortte en er zelfs een boekje over had geschreven. Op een symposium over deze virtuele wereld hoorde ik hem eens zeggen dat hij echt niet zonder kon. Op zich niet verwonderlijk want Second Life is een en al sfeer, decor, dat door talloze bezoekers is opgebouwd. Alsof ook daar de wereld waarin zich iets afspeelt belangrijker is dat wát zich daarbinnen afspeelt.

Second Life is een ongeëvenaarde explosie van creativiteit en fantasie, waarvan het zogenaamde echte leven slechts een fletse en gebrekkige afspiegeling is. Want in real life, IRL, kun je niet vliegen en moet je helemaal via een brug omlopen om aan de overkant van de gracht te komen. Je kan niet om een hoekje kijken, mensen dragen hun naam niet in een ballonnetje boven hun hoofd, teleportatie bestaat nog steeds niet en we hebben nog steeds last van ziektes en sterven. Ja, real life zou een goed voorbeeld kunnen nemen aan Second Life. Daar knutselde ik eens een deur in elkaar. Als je erdoorheen liep en dan achterom keek, was die opeens verdwenen. Een spiritueel doordenkertje.

Je oudste jeugdherinneringen zijn vaak ook meer sfeer dan inhoud. Ik lig in een wieg en voel de zomerse verstilde warmte boven korenvelden. Ik hoor een onzichtbare merel zingen in de verte, alsof hij mij over magische wereld vertelt. Met mijn neus in de seringen raak ik in een zweem van verlangen en herinnering waarvoor woorden hopeloos tekort schieten. En de enkele keer dat ik ’s ochtends vroeg buiten loop, lijkt de frisse lucht soms stilletjes doorzeefd met een trillende vredige aanwezigheid. Dan is de sfeer, het decor als een grondtoon die in een uitgestrekte ruimte alles doordrenkt, en ik betreur degenen die dat niet kennen. Hoe echt is dat wat de meeste mensen het echte leven noemen?

De mooiste muziek vertelt over de stilte. De mooiste gedichten over dat wat niet in woorden te vangen is. Ware kunst is niet van deze wereld. Je raakt in een andere sfeer, in een zwijgend decor. Je wordt er even stil van. Alles stopt. Het decor is werkelijkheid geworden, en je eigen gedachten en besognes bestaan even niet. Zonder besmetting met de sfeer van schoonheid is de wereld kaal en troosteloos. Kunst is het decor dat God ons gegeven heeft om onze eigenwijze levens in te spelen. Om ons te herinneren aan dat wat er eigenlijk altijd en overal al is. Stilte en sfeer als een bezielende grondtoon die overal te horen en te ervaren is.

Zonder decor geen toneelspel, zonder ruimte geen inhoud, zonder sfeer geen leven.

Natuurvoeding

Date 16 september 2020

Ik wil sterven zoals ik geboren ben. Naakt. Zo wil ik ook begraven worden. Het weten dat mijn blote lijf met zand overgoten zal worden om langzaam in de aarde op te lossen zal me vrediger doen sterven. Trouwe lezertjes zullen dit wel weer een macabere wens van me vinden. En ik betwijfel of nabestaanden van mij deze wensen willen en kunnen realiseren. Terwijl het toch de meest natuurlijke wijze is om mensen weer terug te geven aan moeder Aarde. Maar ik geef toe dat het heel wat moet zijn om een bloot dood lijf met plofjes zand te bedekken. Dat is voor de meeste mensen nog een brug te ver.

Maar die brug komt gelukkig wel dichterbij. Want we kunnen ons tegenwoordig ook laten begraven in ‘loop cocoons’, kisten van levende schimmeldraden ofwel mycelium. Na een paar maanden is alles opgelost en ben je weer één met de natuur. Echte natuurvoeding. ‘Stel je voor dat je een doodkist laat groeien van het mycelium van champignons,’ schreef Robbie me vanmorgen. ‘Je vriendje wordt er dan in begraven en het mycelium verteert het lichaam. Na enige tijd groeien er champignons op het graf die voor een deel uit stukjes van je vriendje bestaan. Je kunt de champignons plukken en eten en daardoor stukjes van je vriendje opeten. Eindelijk een wettelijk toegestane oplossing voor de menseneters onder ons. ;-)’

Nu heb ik weinig met champignons, maar misschien ga ik ze in zo’n geval wel lekker vinden. En waarom zou je je tot champignons beperken? Misschien kan je zo ook wel een appelboompje op je graf laten bloeien, en komen er doodskisten in alle smaken. Zo worden we niet alleen één met de nabestaanden, maar ook met de hele natuur om ons heen, want die schimmeldraden zijn het internet van al wat groeit om ons heen. Ik las in een prachtig boek van Peter Wohlleben dat bomen via dat mycelium met elkaar communiceren, dat er een heel ondergronds netwerk is waarvan we ons nauwelijks bewust zijn. Ze kunnen echt elkaar laten weten waar Staatsbosbeheer met kettingzagen dreigt, of op welke begraafplaats er wat lekkers te eten valt!

Het enthousiasme voor deze nieuwe doodskisten laat wel de behoefte zien om weer één te worden met de natuur. En zelf kan ik ook moeilijk anders dan in zo’n doos van schimmels begraven te willen worden. Liever bloot en zonder kist, dat wel. Dat is het meest natuurlijk, maar voor velen nog een graf te ver. Ik zou hooguit met een club van blootgravers kunnen beginnen. Maar we zijn op de goede weg. Leve de schimmels, aan wie we trouwens ook nog veel andere mooie dingen te danken hebben, van alles van antibiotica tot lsd. Redenen genoeg om ze bij tijd en wijle extra lekkere hapjes te gunnen. Want onszelf aan de natuur teruggeven is wellicht de mooiste vorm van natuurvoeding. Dan doen we ook eens iets terug.

Achter het decor

Date 10 september 2020

Eigenlijk draait alle literatuur rond liefde en dood. Al dan niet bruut gewelddadig, esoterisch verlossend of masochistisch verlangend. Zeker bij romantici, die daar graag nog het lijden aan toevoegen. Ja, ik geloof in Freuds doodsdrift naast de levensdrift, hoewel ik me soms afvraag wat het verschil is. Zelf speek ik liever over een verdwijndrift, die het uitdagen van de dood zo aantrekkelijk maakt. Hoogtevrees is ook een diepteverlangen. Over de dood zelf tasten we in het duister, want niemand is ervan teruggekeerd. Maar er is wel iets over het sterven te zeggen, de overgang tussen leven en dood.

Oplichtende hersenen
Je kunt daarbij denken aan bijna-doodervaringen van mensen die zeggen best veel beleefd en ervaren te hebben op het randje van leven en dood, voordat ze weer terugkeerden in hun zware logge lijf. Niet iedereen ervaart dat in een fysiek kritisch stadium, maar dat wil niet zeggen dat het onzin is allemaal. Lees Pim van Lommel er maar op na. Zo gaan die ervaringen vaak samen met een gevoel van wakker zijn, van echtheid, en kunnen ze soms dingen uit hun directe omgeving navertellen die ze helemaal niet zouden kunnen weten. Genoeg materiaal om serieus aandacht te geven. Je moet wel in je achterhoofd blijven houden dat dit allemaal niets zegt over de dood, maar des te meer over het sterven.

Wanneer is iemand echt dood, echt gestorven? Als het hart niet meer klopt? Dan zou ik met mijn pacemaker moeilijk dood te krijgen zijn, anders dan dat dit ingenieuze instrumentje in mijn lijf wordt uitgeschakeld. En misschien mag dat wel niet eens volgens de euthanasiewet. O ja, je kan ook nog hersendood zijn: dan is het EEG een vlakke lijn geworden, maar het kan nog drie dagen duren voordat het zo ver is. Sterker nog: je hersenen kunnen even gaan oplichten terwijl je lichaam geen levenstekenen meer vertoont. Daar lig je dan. Je hoort dat de arts je dood verklaart en toch ben je er.

Verstoorde tijdbeleving
Je kent het wel. Je ligt een kwartiertje te dromen, maar de droom zelf duurt uren of langer. Kennelijk is de beleving van tijd aan fluctuaties onderhevig. Het omgekeerde van een algehele narcose waarbij je voor je gevoel wakker wordt op het moment dat je onder zeil werd gebracht. Die verstoring van het tijdbeleven komen we trouwens ook tegen in de verslagen van mensen die een bijna-doodervaring hebben gehad. Gooi de klokken, horloges en wekkers maar in de prullenmand. Die zijn heel praktisch voor het dagelijkse leven, maar zeggen niet zoveel over onze beleving van de tijd. Als je je verveelt duurt de tijd lang, en als je helemaal in iets opgaat is de tijd voor je het weet verstreken. Niet eerlijk trouwens, maar we zullen het daarmee moeten doen.

Maar hoe lang duurt het sterven nu eigenlijk? Als de beleving van tijd zo relatief is, kan het heel kort of heel lang duren. Misschien wel heel kort voor mensen die er eigenlijk niets over willen weten. ‘Hij heeft er gelukkig niets van gemerkt,’ wordt dan wel eens gezegd van mensen die heel snel zijn doodgegaan. Ik weet niet of dat echt gelukkig is, want wie weet wat zo iemand gemist heeft tijdens die periode die we misschien ook wel het vagevuur, het vage vuur kunnen noemen. Vraag het maar op straat. Wie wil het sterven bewust meemaken? Liever niet, laat het maar zo snel mogelijk afgelopen zijn. Wel een beetje raar eigenlijk, dat we niets willen meemaken van het enige dat ons zeker allemaal zal overkomen.

Een weg naar verlichting
Veel spirituele tradities geloven dat er iets als verlichting bestaat. Je weet wel, dat wat Boeddha is overkomen. Dat gaat dan gepaard met het verlies van het ego, je eigen ik-heid die we doorgaans met al onze krachten verdedigen, maar die een ervaring van versmelten met het Bestaan, God, Allah of hoe je het ook noemt in de weg staat. Het ik als een oppervlaktespanning waarin we ons veilig voelen, maar dat tegelijkertijd een ultieme bevrijding in de weg staat. Een verlichting die, navrant genoeg, eigenlijk niet te bereiken is omdat dat wat het nastreeft zelf ook weer een ik is. Vandaar vaak veel nadruk op niets-doen, genade. Met name zen en het taoïsme gaan daar leuk mee om in hun werelden vol wu-wei en paradoxen.

Of neem het Tibetaanse Dodenboek waarin de stervende teksten worden voorgelezen opdat toch nog iets als die verlichting wordt ervaren. Timothy Leary gebruikte gedeelten ervan voor het begeleiden van lsd-trips, want in zijn visie zou je ook daarmee iets als verlichting kunnen bereiken. Centraal in dit stervensproces – want dat is het eigenlijk – staat dat je je niet moet laten afleiden door demonen en engelen die zich in je geest voordoen, maar dat je je moet laten leiden door het heldere licht. Hier is lsd dus geen genotsmiddel maar iets wat je kan helpen op het spirituele pad, ook omdat je daarmee je doodsangst verliest. Verlicht raken tijdens je sterven kan ook minder hoogdravend, zoals bijvoorbeeld in het boek Pauls ontwaken van Frederik van Eeden waarin zijn zoon volkomen helder sterft, iets wat volgens de Koran ook zo zou moeten.

Dus …
Combineer nu de drie bovenstaande constateringen, en je ziet de mogelijkheid dat sterven niet alleen heel fijn kan zijn, maar bovendien dat het wegens een andere beleving van de tijd ook nog eens eeuwig kan duren terwijl het lichaam al fysiek dood is. Ik zeg bewust dat het een mogelijkheid is en niet dat het altijd zo is. Dat kan ik gewoon niet weten. Maar het is wel de diepste rode draad die door mijn boek Strandvliet loopt, en de kern van de Codex Anthropophagus volgens welke daar geleefd wordt. ‘Nu in eeuwigheid, eeuwigheid in nu,’ wordt er gescandeerd. Want het grappige van het nu is dat het er altijd is. Het boek is ook bedoeld om over dit soort dingen eens na te gaan denken en te discussiëren. Want waarom kan het sterven geen feestje zijn? Het kannibalisme is het decor, als ultieme vorm van liefde en in elkaar opgaan. Liefde en dood. Ik blijf een romanticus.

Angel en Charlie

Date 5 september 2020

Romantiek gaat vaak over de schoonheid van het lijden, over het genieten van smachtende verlangens. Liefde en dood. Ik las het boek Charlie Dark van Gaby den Held. Een impressie.

Slootje springen kan heel gevaarlijk zijn, want sommige sloten slokken je op voor je het weet. Dat overkwam Angel en zijn jeugdvriendje Charlie. Ze belandden in de onderwereld waar de hemel altijd grijs is. Een magische droomwereld vol mysterieuze dieren, bomen, gebouwen en mensen. Pure fantasy. Ze raken elkaar kwijt en Angel blijft naar Charlie verlangen en zoeken. Als ze elkaar weer gevonden hebben, willen ze terug naar de bovenwereld, naar de hemel, maar dat kan niet zonder vleugels. Angel krijgt die en Charlie vraagt of je daarvoor dan niet gaten in je kleren op je rug moet knippen.

Zijn deze avonturen dromen van Angel? Die wil zich als jongen prostitueren om geld te verdienen en wordt opgepikt door de flamboyante Nathan die hopeloos verliefd op hem wordt. Liefde teruggeven is oneerlijk en moeilijk, want Nathan is niet de Charlie met wie Angel in zijn jeugd zo graag speelde. Elkaar aantrekken en tegelijk afstoten, bij iemand willen zijn die tegelijk niet je ideaal is. Zo spelen niet alleen Charlie en Nathan een gevaarlijk spel, maar ook Angel zelf. Een spel van en met liefde dat o zo herkenbaar is.

De hoofdstukken in deze roman gaan afwisselend over het leven in een sprookjesachtige onderwereld en die in de realiteit waarin we leven, werelden die in de persoon van Charlie aan elkaar geschakeld zijn, alsof het om twee parallelle universa gaat. Over een onbereikbaar ideaal dat willens en wetens toch smachtend wordt nagestreefd en waarin je tegen de klippen op blijft geloven. In die zin is Charlie Dark een romantisch boek, rijk gelardeerd met lijden, seks en dood, en bont geïllustreerd met vele al dan niet realistische personages die alle verhalen opfleuren.

In zekere zin is het een verwarrende roman, want wat is droom en wat is werkelijkheid? Wat is belangrijker: het leven van het ideaal of de praktische onbereikbaarheid ervan? Jezelf trouw blijven of je neerleggen bij wat de harde werkelijkheid wordt genoemd? Kan je houden van iemand die alleen in je dromen bestaat? En zijn dromen minder waar of echt dan wat de werkelijkheid wordt genoemd? Allemaal vragen die deze roman oproept. Maar intussen ben ik zelf ook verliefd op Charlie, in welke gedaante dan ook.

To Boddah

Date 30 augustus 2020

Even vanuit mijn jaren zestig-bubble in de jaren negentig gedoken. 405 pagina’s lang. To Boddah, een boek van Cazimir Maximillian.

Bloed spettert in het rond en gutst uit lichamen. Kinderen worden verkracht en zelfs vermoord. Studenten worden in elkaar geslagen. Door al dit geweld zou je kunnen denken dat To Boddah – genoemd naar een fictief vriendje van Kurt Cobain – een goedkoop sensationeel verhaal is. Maar toch is het literatuur. Want het is niet alleen ruw, maar ook mooi en soms gevoelig beschreven wat zich afspeelt rond jongeren die in de hete zomer van 1994 in De Pijp in Amsterdam wonen. Een Surinaamse rapper. Een niets ontziende crimineel. Een knaap die steeds jonge meiden versiert. Een in Friesland opgepikte onderduiker die een halve eeuw in een bunker heeft gewoond. Een twaalfjarige weesjongen die zichzelf prostitueert om voor zijn jongere zusje te kunnen zorgen. Een knaap die de zelfmoord van de zanger van Nirvana niet kan verwerken. Jongens die keihard dealen. In deze wilde wereld gaat bijna geen pagina voorbij zonder dat er enkele joints worden opgestoken. En er wordt ook regelmatig op los geneukt, seksscenes die heel mooi zijn beschreven zonder vulgair te worden.

Ze wonen allemaal op twee naast elkaar liggende panden, waar ook de hoofdpersoon Bertram zijn stek heeft. Die heeft in zijn ouderlijke woonplaats Hippolytushoef een jongen in het ziekenhuis geslagen en leeft voortdurend in spanning leeft over de juridische gevolgen en mogelijke wraakneming. Tegelijk wordt hij tot over zijn oren verliefd op de pianospelende Jasna uit Joegoslavië, die aan de overkant van de straat bij haar ouders woont. Al lezend stelen sommigen van deze bende je hart, zoals Bertram, rapper Wally, Jasna en weesjongen Thijs. Maar aan anderen blijf je een hekel hebben, zoals de dealer Bennie die een woonboot in de fik steekt omdat de bewoners ervan hem niet aanstaan. De sfeer van To Boddah is fenomenaal. Een wereld die ook in het echt bestaat, zij het niet zo compact als in het boek waarin kennelijk diverse toestanden en wantoestanden in één roman van 405 pagina’s zijn samengevat. Een voorbeeld daarvan lees ik net vandaag in de krant, over hoe drillrappers tekeer gaan in, ja, in De Pijp in Amsterdam.

Het is een voor mij totaal onbekende wereld. Een wereld die zich tegelijk in de bekende wereld afspeelt, zoals in de Bijlmer en vele straten en pleinen in Amsterdam. De muziek staat vrijwel altijd aan in verschillende woningen, maar de titels en groepen waarvan genoten wordt zeggen me helemaal niets. Zo word ik uit mijn eigen bubbel getrokken, maar wel met rode oortjes want je wil steeds verder lezen. Schrijver Cazimir Maximillian (1990) is, zoals hij over zichzelf schrijft op de achterkant van het boek, ‘een excentrieke schrijver die zijn vingers brandt aan zeer omstreden onderwerpen. Hij is laagopgeleid, momenteel werkloos en woont op Wieringen.’ Een nadeel van het boek is dat ook taalfouten hem niet vreemd zijn, zodat een redacteur een stevige klus aan zou hebben aan de correctie ervan. Maar of dat een echt nadeel is betwijfel ik, want juist daardoor wordt het ruwe en rauwe leven benadrukt. Zo laten dus.

Schrijversland

Date 28 augustus 2020

Een gemeenschappelijke vriend bracht ons met elkaar in contact. In Second Life dan. Hij wist dat ik schreef en kende ook een andere schrijver. Angelus. Ik zocht hem op en we raakten aan de praat. Dat klikte, en al snel verhuisde hij naar Sweetgrass waar ik woon. Hij was dagen bezig met zijn huis in te richten. Vol met schilderijen, bloemen, een tafel vol fruit en lekkers, een apart kamertje om te schrijven, een ouderwets ligbad, een weelderige tuin vol vlinders, vogels en zelfs met een verscholen uil. Op tafel lagen zijn eigen boeken, en ook dat van mij. Hij wilde samen een schrijverscollectief beginnen, maar daar was weinig animo voor in Second Life.

Dan maar in real life. Daar las ik het manuscript van een nieuw boek van hem. En ik vond het mooi, zodat ik een half jaar later naar Utrecht ging om de presentatie van Charlie Dark bij te wonen. Meteen een hug te midden van de drukte. Misschien raar als je elkaar voor het eerst ziet, maar soms weet je al meteen dat het gewoon klikt, zoals nu met Gaby den Held. Later plaatste hij een leuke recensie van mijn boek op Goodreads. Een half jaar geleden introduceerde hij Cazimir Maximillian, zodat we nu met zijn drieën al een schrijverscollectiefje hebben. Van hem las ik met rode oortjes To Boddah, en nu was ik aan de beurt om daar een recensie over te schrijven, terwijl hij nu mijn boek aan het lezen is. Pure cult volgens hem. Wat ons bindt is liefde voor het excentrieke, grenzen opzoeken en daar graag nog even overheen gaan. Bijzonder zijn onze leeftijdsverschillen, zodat we in allemaal een andere achtergrond hebben. We zijn van 1947, 1965 en 1990, en toch klikt het. Onze naam is Brandgat en we hebben een groep op Facebook. Een website is in de maak maar nog niet online. En soms chatten we honderduit in een groepje in Messenger.

Soms grappen we dat we zelf maar een uitgeverij moeten beginnen. Want het is moeilijk, zo niet onmogelijk om als onbekende de boekenwereld binnen te dringen. Welke beginnende schrijver herkent dat niet. Manuscript opsturen, en meestal hoor je dan niets. Als dat na drie maanden nog zo is mag je, zo zeggen de meeste, ervan uitgaan dat ze er niets mee doen. En nee, ze zullen niet vertellen waarom ze je boek afwijzen want daar kunnen ze niet aan beginnen met de berg van manuscripten die dagelijks in hun brievenbus ploft. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen want voor je het weet ontstaan er discussies omdat iedereen natuurlijk vindt dat zijn eigen boek wel waardig voor publicatie is. Net als wij zelf trouwens. Maar het is niet echt uitnodigend voor nieuw bloed in de literaire wereld, en eigenlijk ook wel een beetje onbeschoft. Zes uitgevers à twee maanden benaderen, waarbij je stinkende best doet op mee te sturen brieven en synopsissen, en je bent alweer een jaar verder.

Alleen Gaby is het gelukt om een uitgever vinden. Cazimir en ik doen het met ‘printing on demand’-bedrijven: het boek wordt pas gedrukt als het besteld wordt. Hij bij Brave New Books en ik bij Pumbo. Dat maakt het niet minder leuk, want je bent optimaal vrij zoals bij het ontwerpen van de kaft. Wel extra gedoe met aanvragen van een ISBN-nummer waarvoor je bij het Centraal Boekhuis geregistreerd moet zijn, want pas dan is je boek bij bijvoorbeeld bol.com of gewoon bij de Bruna om de hoek te bestellen. Voor mij al dit soort dingen dubbel omdat ik mijn boek zo nodig in het Engels moest laten vertalen, maar waardoor het nu wel over de hele wereld bij Amazon te krijgen is. Je kan ook je eigen verkoopprijs en marges bepalen, ook van de digitale versies van je boek. Rijk zullen we er niet van worden, maar het is maar wat je belangrijker vindt: dat je geesteskind in de wereld geboren wordt of je eigen portemonnee. Voor ons is het een hobby omdat we nu eenmaal bevlogen zijn.

Als je met anderen over je schrijfsels in gesprek gaat, leer je ook je eigen boek beter kennen. Zo heb ik er nauwelijks bij stilgestaan dat de meeste kannibalen in mijn boek blanken zijn. Maar achteraf vind ik het wel leuk dat het nu eens geen zwarten met botten door hun neus zijn die mensen in een kookpot stoppen. Wat me van mijn eigen verhalen opvalt is dat ik, net als Cazimir, weinig over het uiterlijk van personen schrijf, dat mag de lezer naar eigen goeddunken invullen. En als het over gedachten van personen gaat, vertel ik die alleen maar van de hoofdpersoon. In mijn geval twee hoofdpersonen omdat twee verschillende avonturen parallel lopen. Kortom: wat doe ik eigenlijk als ik schrijf? Pas achteraf werd ik mij daar bewust van. En daar is niks mis mee. Ik hou niet van organiseren, plannen, een scenario maken. Ik doe maar wat. Als ik van tevoren weet hoe een verhaal zich ontrolt is de lol er voor mij af. In die hele procedure van schrijven tot publicatie is het eerste nog het makkelijkst.

En nu ben ik bezig met promotie. Dat wordt een filmpje, waarvoor iemand deze maanden heel mooie schetsen maakt, en waarvoor ik via een bureau iemand met de juiste stem gevonden heb om de tekst te laten inspreken. Tot nog toe heeft deze hobby me best veel geld gekost. We worden er materieel niet rijk van. Maar daarin staan we niet alleen in schrijversland. Het aantal schrijvers dat van zijn boeken kan leven is heel, heel klein. Voor ons is inspiratie is nu eenmaal belangrijker dan wat dan ook. We houden van onze geesteskinderen, ja, leven zelfs voor ze!

Handhaving

Date 8 augustus 2020

Zomer. Luid brullende motoren scheuren met ongekende snelheden over de buiten- en binnenwegen. Mag helemaal niet. Mensen klagen dat de politie niets doet. Dat er meer gehandhaafd zou moeten worden. Herkenbaar? Zeker weten, en bepaald niet alleen als het om gemotoriseerde macho’s gaat die het openbare leven verzieken. En als je in de bestuurlijke wereld vraagt waarom er niet meer gehandhaafd wordt, is het steevaste antwoord dat de politie of de veiligheidsregio daar niet de capaciteit voor heeft. Of dat je andere urgentere gevallen dan moeten laten liggen, want politiek bedrijven betekent keuzes maken. Vaak gaat het zelfs nog verder. We voeren regels maar niet in omdat ze toch niet te handhaven zijn. We kunnen immers niet op elke hoek van de straat een politieagent of boa neerzetten. Daar zou je geld voor moeten vrijmaken en dat is er natuurlijk niet. Zo wordt de uitvoerende macht de baas van de democratisch gekozen wetgevende macht.

Ik vind het echt kul, dat argument dat je niet kan handhaven. Wees eerlijk en zeg dat je gewoon niet wil handhaven! Want het kan best. Te weinig capaciteit ervoor? Zorg er dan voor dat er meer geld, dus capaciteit is. En waar je dat geld vandaan haalt? We geloven bijna allemaal in het principe dat de vervuiler betaalt, en waarom zou dat hier niet het geval hoeven zijn? Laat de wetsovertreders dus zelf maar voor de handhaving opdraaien. Het moet hen gewoon veel meer kosten. Bereken maar hoeveel dat is, gewoon in uren die daarvoor nodig zijn, inclusief die van opleiding en diverse administratie. Dat worden gigantische boetes, maar misschien maakt het de overtreders ervan bewust welke schade hun wangedrag veroorzaakt, waarvoor de maatschappij collectief moet opdraaien. Maar het zou natuurlijk nog mooier zijn als je overtredingen onmogelijk maakt. Voorzie bijvoorbeeld auto’s van snelheidsbegrenzers die weten waar je rijdt en dus ook hoe hard je mag rijden. Simpel toch? De techniek is er. Natuurlijk zullen automobilisten erover klagen dat hun vrijheid wordt beknot, hun mogelijkheid om de wet te overtreden.

Ik denk niet dat ik Mark Rutte voor zo’n betuttelend idee kan vinden. Want niet liberaal. Die vindt dat burgers zelf hun verantwoordelijkheid moeten nemen en huivert ervoor om regeltjes op te leggen. Als er ingegrepen moet worden, gooit hij dat het liefst over de schutting naar de gemeenten en de mensen zelf. Eigen verantwoordelijkheid heet dat. Je gaat zélf over het succes of het falen in je leven. Maar ik zie me toch niet op mijn fietsje op de snelweg achter een oorverdovend brullende motorrijder aan scheuren. Ik kan het ook anders zeggen. Als het waar is dat Rutte zo denkt heeft hij tegen beter weten in toch een visie. Dat mensen het toch maar zelf moeten uitzoeken. Een visie zo stevig als een olifant, maar die het sluimerende voorland is van anarchie. En het is makkelijk om te zeggen dat je alles aan jezelf te danken hebt als je zelf je natje en je droogje hebt. En met zo’n visie kom je makkelijk weg als je uitkeringen wil verlagen. In het begin van de coronacrisis begon ik wat sympathie voor Rutte te voelen, maar kijk nu eens hoe moeilijk hij het ermee heeft! Want hij houdt niet van regeltjes opleggen en handhaven.

Het is wel jammer dat er überhaupt gehandhaafd moet worden, en je zou naar een maatschappij moeten streven waar dat nauwelijks meer nodig is. In kleine gemeenten, waar de mensen elkaar meer kennen en meer met elkaar verbonden zijn, is zo’n utopie makkelijker te realiseren dan in grote steden. Maar voorlopig zullen het toch met handhaving moeten doen. Opdat de wereld niet een totale chaos wordt. Net zoals ik denk dat we ons voorlopig maar even met relatief best veilige thoriumcentrales moeten behelpen om de ergste klimaatrampen te voorkomen. Totdat groene en duurzame energie de enige en vanzelfsprekende realiteit is. En is je maintiendrai niet de wapenspreuk van Nederland? Die zal Rutte wel ergens hebben verstopt.

Lectorium Rosicrucianum

Date 3 augustus 2020

Rozenkruisers. Rond de eeuwwisseling waren we trouw en vaak te zien op bijeenkomsten en tempeldiensten van het Lectorium Rosicrucianum. Ik heb er nooit veel over verteld. Uit respect en om niet uit de school te willen klappen. Ja, zij noemt zichzelf inderdaad een ‘school’. Maar dat neemt niet weg dat we daar mooie ervaringen hadden. Waarom we daar kwamen en waarom we daar weer weggingen? Stilte en dogmatiek.

Het mooiste waren de tempeldiensten, in de hoofdzetel in Haarlem en tijdens conferenties in hun centra Renova in Bilthoven en Novarosa in Doornspijk. Daar heerste altijd een oorverdovende stilte. Vooral Renova aan de rand van de bossen van de Lage Vuursche. Daar bleef je dan twee nachten en bracht je de dagen verstild door. Wandelend en lezend tussen stille maaltijden. Je hoefde er niet, zoals in Poona, met een bordje ‘in silence’ rond te lopen als je bij jezelf wilde blijven. En die prachtige en tegelijk sobere tempel! Alsof het er altijd heel zacht onzichtbare goudvlokken regende. Heel bijzonder om daar te zijn. Om daar te mógen zijn. Ik vraag me af of ik ooit in een mooiere tempel ben geweest. Een pad dat door stilte en schoonheid werd gedragen kon niet anders dan een goed en waar pad zijn. Daar gaf je graag andere dingen voor op zoals televisiekijken, vlees eten, roken en seks, want die waren er toch een beetje taboe. Zoals trouwens ook bij veel andere spirituele stromingen.

Hun leer? We zijn allen in de dualistische ‘dialectiek’ gevallen geestvonkatomen die zich in een kleed van stof hebben gehuld. Sterven is dan ook niets anders dan ‘het afleggen van het stofkleed’. En dat alles begeleid door veel antieke gnostieke geschriften. Joost Ritman had ze verzameld in zijn internationaal beroemde Bibliotheca Philosofica Hermetica, waarvan we een keer een gedeelte bij hem thuis in Amsterdam hebben bekeken. Moeilijk voor mij, want ik was net de dag ervoor gestopt met roken. Zijn vrouw stopte rustig een origineel exemplaar van Dantes Divina Commedia in onze handen, omdat boeken er waren om te voelen en te lezen in plaats van in ze in de vitrine te leggen. De kern van al die wijsheid is de gnosis, het weten van het hart waarover Jacob Slavenburg – toch niet de eerste de beste – zo voortreffelijk schrijft. Zoals op de website van de School zelf te zien is, kun je dit makkelijk vergelijken met het Taoïsme, en als je na een muisklik die teksten leest ben je snel verkocht.

In 2001 zijn we naar een conferentie in Ussat gegaan, in katharenland in Zuid-Frankrijk. Want al dan niet terecht noemt de School zich de erfgenaam van het kathaarse gedachtengoed. We bezochten de Montségur waar in 1244 de katharen na een belegering liever voor de brandstapel kozen dan zich tot het christendom te bekeren. Ik beklom de burcht en werd bovenop door hoogtevrees bevangen. Ik wist niet dat precies op dat moment twee vliegtuigen zich op de Twin Towers stortten. Dat mochten we pas de volgende dag horen want we werden niet geacht ons met dit soort aardse dingen bezig te houden. We doken daar ook met een grote groep diep in een grot waar het pikdonker was. En toen deden ze het licht uit! Ik genoot daarvan, vond dat fantastisch getuigen van spiritueel lef. Stilte en donkerte zijn misschien wel de beste plekken om tot bewustzijn te komen. Het is niet voor niets dat de meeste mensen daar bang voor zijn.

Ja, we waren enthousiast. Ik maakte een verklarende woordenlijst van begrippen. Deed trouw mijn corvee als de tempel in Hilversum moest worden schoongemaakt. Las met rode oortjes Max Heindel. Maar het lukte me niet om Rudolf Steiner te lezen met zijn pagina’s lange alinea’s waar niet doorheen te komen was. Pestkop. En aan Blavatsky ben ik nooit toegekomen, ook omdat ik in de loop der jaren mijn interesse in occulte esoterie begon te verliezen. Niet omdat het onzin zou zijn of zo, want het kan best waar zijn allemaal, maar wat schiet je op met al die kennis? Neem nou bijvoorbeeld reïncarnatie: je kan een hele kwartierstaat opbouwen van je vorige levens, maar de oorzaak-en-gevolgketen van karma gaan uiteindelijk terug tot Adam en Eva, of tot de voorbije oneindigheid, zodat je uiteindelijk nog niets weet. Alsof de oorzaak van het lijden niet gewoon in het hier en nu kan liggen. Of beter: in het vermijden daarvan.

Waarom we toch zijn weggegaan bij zoiets prachtigs? Veel verhalen die ik tijdens tempeldiensten hoorde die met een esoterische cliffhanger eindigden maar waarop zelden dieper werd ingegaan. Een toch wat hiërarchische structuur, alsof je letterlijk in een school zat en netjes je beurt moest afwachten. Het bijna aanbidden van oprichter en grootmeester Jan van Rijckenborgh die best mooie boeken schreef die ik zorgvuldig bewaar, maar die ik soms ook een chaoot vind. Het werd me te keurig en te netjes. Zeker voor iemand zoals ik die uit de wereld van Osho komt. Dogmatiek. Alsof ‘sex, drugs and rock and roll’ per definitie niet spiritueel kunnen zijn. Een grapje mocht dan wel, maar het moest wel gepast zijn. En er werd net iets teveel gesproken over ‘de natuur des doods’ zoals het gewone leven wel eens genoemd werd.

Tijdens een tempeldienst werd eens stevig gefulmineerd tegen het werk van Eckhart Tolle, waarop prompt zijn boeken uit hun boekwinkel verdwenen. Toen sloeg de deur dicht voor mij. Jammer. Ik heb nog een uitgebreide brief geschreven waarop ik geen antwoord verwachtte en kreeg. Ook met dankbaarheid voor het hebben mogen meemaken van dit alles.

Netflix

Date 30 juli 2020

Het was de serie Wild wild country die me indertijd overhaalde om ook eens een abonnement op Netflix te nemen. Dat kost inmiddels wel veertien euro’s per maand, maar je hebt er ook wat voor omdat je zoveel kan kijken als je wil. Zonder advertenties. En heel gebruikersvriendelijk. Als je zin en tijd hebt om series en films te bekijken tenminste. Nee, we zijn geen bingewatchers en bekijken van een serie niet meer dan een aflevering op een avond. Mooie serie was dat trouwens, over de toestanden rond Osho in Oregon in de jaren tachtig. Iets waarover niet alle sannyasins het met me eens zijn. Maar dat hoeft ook niet.

Welke series we intussen hebben bekeken? Een van de eerste was Better call Saul, een spin-off van Breaking Bad waarin de dubieuze advocaat Jimmy McGill zich steeds in de nesten weet te werken. We keken indertijd naar de originele Star Trek op dvd, maar vervolgseries ervan op Netflix spraken ons niet zo aan, gehecht als we waren geraakt aan de oorspronkelijke commander Kirk en Spock. Onze buurjongen adviseerde La casa de papel over een bankoverval, een Spaanse serie die tot nog toe tot de top behoort. We zagen ook het in Nederland spelende Ares over bloedstollende praktijken binnen een studentenvereniging.

Prachtig is ook de mysterieuze horrorserie Stranger things die begint met een zoektocht naar de verdwenen jongen Will Byers. En dan is er nog een aantal de sciencefiction-series, zoals Lost in space waarin de familie Robinson strandt op een buitenaardse planeet, en Another Life waarin na bezoek van een mysterieus artifact gezocht wordt naar intelligent leven in het heelal. En last but not least is er ook de serie Dark waarin velen uit het stadje Winden, waar het altijd regent, tijdreizen maken zodat ze hun familie in andere tijden tegenkomen. De films die door Netflix zelf worden geproduceerd kenmerken zich vaak door fantastisch camerawerk. Zeker als we in de serie Freud in de wereld van de negentiende eeuw belanden. Daarom blijf je er zelfs van genieten, zelfs als het verhaal niet meer te volgen is.

Heel mooi is ook de serie Snowpiercer waarin overlevenden van een ijskoude aarde een klassenstrijd in een eeuwig voortdenderende lange trein voeren. En nu zijn we bezig de serie 3% te bekijken, het aantal jongeren dat wegens eigen verdienste een mooi leven mag leiden op een afgezonderd eiland. Deze laatste serie doet me denken aan Ayn Rands verhalen met een eensluidende neoliberale filosofie. Het verwonderde me ook niet echt toen ik ergens las dat Netflix nogal links was. Maar ja, welk intelligent mens is dat niet? En wat is veertien euro in de maand, een halve euro per dag om zoveel leuks en goeds ter beschikking te hebben? Netflix – ik ben er echt tevreden mee.

Het recht van de snelste

Date 19 juli 2020

Het recht van de snelste. Dat is het nieuwste boek van De Correspondent. Van Thalia Verkade en Marco te Brömmelstroet. Ik heb een abonnement op de boeken van De Correspondent zodat ik ze als eerste in de bus heb. Met het risico dat het over een onderwerp gaat waar ik niets of weinig mee heb. Maar ook die boeken buiten mijn bubbel lees ik van kaft tot kaft. De grootste hits zijn voor de boeken van Rutger Bregman zoals Gratis geld voor iedereen en De meeste mensen deugen.

In dit laatste boek krabt Verkade in samenwerking met ‘fietsprofessor’ Te Brömmelstroet aan veel open wonden. Het verkeer. Talrijke hemelschreiende ongelukken en de gevolgen ervan komen voorbij. Waarbij maar al te vaak de oorzaak van ongelukken gelegd worden bij kinderen en fietsers die beter hadden moeten opletten. Alsof ze zelf de schuld zijn van ongelukken die meestal door auto’s zijn veroorzaakt. Auto’s? Nee, de mensen achter het stuur dus die er te vaak met een te lichte straf van af komen. Niet dat die het leuk vinden iemand dood te rijden, maar de verantwoordelijkheid wordt teveel gelegd bij de slachtoffers.

Elke dag komen opnieuw twee mensen niet meer thuis uit het verkeer. Kille economen drukken de schade in geld uit, waarmee beleid wordt gemaakt. Een mensenleven is € 2,6 miljoen waard, een langere reistijd van 15 minuten € 9,25, dus reken maar uit hoe snel mensen in hun auto’s mogen rijden. Als een miljoen mensen met harder rijden een kwartier reistijd uitsparen, ofwel een gezamenlijke winst maken van 2,5 miljoen, kost dat één verkeersdode. Terwijl je je kunt afvragen of in die tweeënhalf miljoen ook de psychische schade van de nabestaanden is meegeteld.

In haar boek vertelt Verkade over de BREVER-wet ofwel Wet behoud reistijd en verplaatsingen: het gros van de mensen blijft zeventig à tachtig minuten onderweg, ondanks alle verbeteringen aan het wegennet. Ofwel er wordt in de loop van de jaren niet minder gereden maar er worden grotere afstanden afgelegd. Het verkeer sneller te laten stromen lost dus niets op zodat je je kan afvragen wat het nut is van bredere en snellere wegen, anders dan dat ze grotere afstanden gaan afleggen. Nog harder rijden over grotere afstanden dus. Maar dat is gezien de veiligheid en het milieu toch echt niet de bedoeling.

Voor Verkade is de auto zelf het probleem. Onze samenleving is er niet meer voor ingericht en onze auto’s nemen inmiddels meer dan de helft van de openbare ruimte in beslag, mede omdat auto’s ook steeds groter worden en dus meer parkeerplaatsen nodig hebben. Vlak bij mijn huis was een stukje groen dat sinds ik hier woon door drie of vier auto’s als parkeerplekje is ingepikt. Onlangs hebben ze dat dan maar verhard, maar is dat niet de wereld op zijn kop? Nog gekker wordt het als bomen worden gekapt om parkeerruimte te creëren. Ook dat is iets verderop bij mij een jaar of vijftien geleden gebeurd.

Wij vinden het vreemd dat aan de andere kant van de oceaan mensen met wapens mogen rondlopen. Maar dat geeft veel minder slachtoffers dan het gebruik van auto’s dat helemaal niet ter discussie wordt gesteld. Een jaar of tien geleden is in Huizen een meisje doodgereden omdat ze in de blinde hoek van een vrachtwagen fietste. Maar het is toch van de gekke dat er überhaupt vrachtwagens mogen rondrijden met een dode hoek? En dit soort verhalen eindigt maar al te vaak met onoplettendheid, de verantwoordelijkheid van het slachtoffer.

Eigenlijk vind ik dat je over auto’s die op de stoep staan heen zou mogen lopen, in plaats van eromheen. Vlak bij mij moet ik over de rijweg lopen omdat de stoep vol met auto’s staat. Ja, die mensen moeten natuurlijk ook hun auto’s kwijt. Aan de andere kant: waarom gaan ze dan wonen op een plek waar geen parkeerruimte is? Dat is toch hun eigen keuze en verantwoordelijkheid? Waarom moet de gemeente überhaupt zorgen voor 1,7 parkeerplaats per woning, wat trouwens alleen maar een norm is en geen verplichting? En als er een garage bij het huis is, waarom wordt die niet als zodanig gebruikt in plaats van extra beslag te leggen op de openbare ruimte die toch van ons allemaal is?

In mijn eigen woorden: het is wonderbaarlijk dat je rechten omgekeerd evenredig zijn met de natuurlijkheid waarop je je voortbeweegt. In mijn ogen kan alleen een veel groter, intensiever en fijnmaziger openbaar vervoer, met laadruimtes voor eventuele bagage, de problemen oplossen. Dat is ook veel beter voor het milieu. Dan zouden onkosten voor woon-werkverkeer met de auto niet meer vergoed hoeven te worden. De straten worden leger. Dan kunnen kinderen weer op straat spelen en hoeven ze niet meer met de auto naar school gebracht te worden.

Helaas zit de samenleving nu zo in elkaar dat je bijna niet zonder auto kunt. Ook ik niet zonder iemand met wie ik mee kan rijden naar de raadsvergaderingen. Nog geen tien minuten rijden, terwijl ik met de bus via allemaal omwegen meer dan een uur onderweg ben. Op de heenweg dan, want ik moet wel een slaapzak meenemen. Zolang aan de diverse weeffouten uit Verkades boek niets wordt gedaan, vind ik het moeilijk om het beleid van de overheid in dezen serieus te nemen.