Een beter milieu begint …

Date 28 september 2021

Mensen zich schuldig laten voelen is de beste manier om macht over hen te krijgen. Kerkleiders weten dat al eeuwen lang, maar ook onze politici zijn daar niet vies van. Niet zij, maar wij allemaal zijn schuldig aan de toenemende uitstoot van CO2! En om dat binnen de perken te houden moeten we allemaal een steentje bijdragen. Zonnepanelen op het dak. Minder douchen. Energiezuinige apparaten gebruiken. Woningen isoleren. Afval scheiden. Carpoolen. Stoppen met vlees eten. Dat wordt ons sinds 1991 aanbevolen, toen de campagne Een beter milieu begint bij jezelf begon. Een ideaal middel van de overheid en bedrijven om de eigen verantwoordelijkheid richting de burger van zich af te schuiven. Jaap Tielbeke schreef als antwoord zijn boek Een beter milieu begint niet bij jezelf dat ik elektronisch kreeg toegestuurd omdat ik HUMAN had gesteund met haar actie voor zendtijd. Rutger Bregman is niet enthousiast over dit boek. ‘Jaap Tielbeke geeft toe dat hij geen groene stroom afneemt en nog steeds voor een paar tientjes naar Italië vliegt. Ik had weinig zin om daarna nog verder te lezen na pagina 18.’ Valt me een beetje tegen van je, Rutger, want de auteur heeft wel een punt.

De laatste jaren ontstaat er een samenleving waarin we elkaar steeds meer de maat nemen. Heb jij nog geen zonnepanelen? Wat, heb jij gevlógen? Weet je wel dat er palmolie in je pindakaas zit? Heb je nog geen hybride of elektrische auto? Eet je nog steeds vlees? We zondigen allemaal. Maar wat we vergeten is dat we vaak gedwongen worden om te zondigen omdat we afhankelijk zijn gemaakt van een systeem dat op fossiele brandstoffen is gebouwd. Dat moet zo snel mogelijk worden afgebouwd. Het bedrijfsleven zal daarbij, afhankelijk als dat is van zijn aandeelhouders niet snel het voortouw nemen. De grootste schuldigen aan een klimaatramp zijn de overheden zelf, want ‘alleen regeringen hebben de macht om kolencentrales te sluiten of belasting te heffen op CO2’, constateert Tielbeke. ‘Klimaatverandering is namelijk in de eerste plaats een kwestie van politiek.’ Een gevoel van urgentie is echter weinig te proeven bij onze regering. Net zoals de huidige kabinetsformatie gaat alles veel te traag terwijl er nog maar weinig tijd is te verliezen.

Een beter milieu begint bij de politiek! Dat is de titel van het laatste hoofdstuk van Tielbekes boek. Ofwel het heeft geen zin om met een milieuvriendelijk beladen wagentje bij de kassa te staan om vervolgens op de VVD te gaan stemmen. Tielbeke citeert wat hoogleraar Joyeeta Gupta zei op een discussieavond over de Green New Deal, ‘dat Nederlandse politici de neiging hebben om draagvlak te zien als iets waarachter ze zich kunnen verschuilen, in plaats van als iets wat gecreëerd kan worden door duidelijk leiderschap te tonen.’ Maar tja, daar is visie voor nodig, en dat is niet de sterkste kant van onze grootste regeringspartij. Het klimaat zou topprioriteit moeten zijn voor onze keuzes in het stemlokaal. En we moeten ons niet laten wijsmaken dat ‘de mensheid’ schuldig is, dat we allemaal medeplichtig zijn, want daarmee wordt verhuld wie de ware vervuilers zijn. In Nederland stoten de tien grootste vervuilers drie keer zoveel uit als alle huishoudens bij elkaar.

Er is niks mis met de zonnepanelen op onze daken. Maar in vergelijking met wat bedrijven en agrariërs allemaal over ons uitstorten is het maar een druppeltje op de gloeiende aarde. Dus laten we onszelf hiervoor niet op de borst slaan. Een wellicht belangrijker effect is dat we een signaal afgeven, van ons laten horen, protesteren. Minder vliegen, autorijden, bomen kappen, vlees eten en noem maar op – zeker doen! ‘Kinderschaamte’ loert aan de horizon, want per kind produceer je per jaar evenveel CO2 als met het gebruik van 24 auto’s. Maar naast dit alles moeten we wel op de juiste partijen stemmen en onze aandelenpakketten opschonen, want dat heeft meer effect. Dan hoeven we ons geen schuldgevoel te laten aanpraten, want een beter milieu begint niet bij onszelf, maar bij Shell, Tata Steel, KLM en noem maar op.

Subsidie voor Singer

Date 22 september 2021

In een tijd waarin cultuur vaak het ondergeschoven kindje is, vinden wij het bijna een eer om bij te dragen aan de heropeningsactie van het Singer museum in het komende voorjaar. Zonder cultuur is – net als zonder creativiteit – leven bijna onmogelijk, want cultuur gaat over verhalen, fantasie, beelden, anders naar de wereld kijken. Hoewel het in de brochure Museum Singer Laren – Klaar voor de toekomst wat onderbelicht is, heeft ook Blaricum een rijke historie van beeldend kunstenaars, van mensen die (ook) hier gewoond en/of gewerkt hebben.

Denk aan William Singer, de broers Dooijewaard, Lou Loeber, Leo Gestel, Co Breman, David Schulman, Sal Meijer, Kees van Urk, Raoul Hynkes, Herman Kruyder, Herman Heijenbrock, Jan Voerman jr., Theo Lohman, Evert Pieters, Bob ten Hoope, Geni Peter en Tineke Bot. En nu in de toekomstige Nardinc-vleugel ook plaats voor het modernisme komt, is het wel gepast om Bart van der Leck te noemen, en natuurlijk Piet Mondriaan: ook hij werkte in een ‘tiny house’ waarvan sinds kort een renovatie staat aan onze Eemnesserweg.

Wij zijn blij met de fantastische plannen voor dé culturele ontmoetingsplek in het Gooi. Zeker omdat er ook gewerkt wordt aan bijvoorbeeld de culturele educatie van kinderen, genot voor demente bejaarden en schilderworkshops voor kinderen en volwassenen. Dit alles naast podiumkunsten in het theater en exposities in de beelden. Hoe dan ook zijn we ervan overtuigd dat mensen bij en voor Singer ‘goed bezig’ zijn – mag ik zeggen: ‘bezield’? De liefde voor Singer blijkt ook duidelijk uit de vele donaties van particulieren en van instellingen, stichtingen en fondsen.

Een bijdrage van € 50.000 van Blaricum is dan ook uiterst gepast. En hoewel de meesten van ons een museumkaart hebben, is het fantastisch dat alle inwoners straks een gratis kaartje krijgen om het vernieuwde Singer te bewonderen.

Mijn pleidooi voor een subsidie voor Singer Laren in de raadsvergadering van 21 september 2021

 

Samen met soulmate

Date 18 september 2021

Maria is een soulmate van me. We begrijpen elkaar meteen zonder iets te hoeven zeggen of uitleggen en hebben hetzelfde gevoel voor humor. En elkaar ontmoeten is altijd weer een feest van herkenning. En we hebben er bij tijd en wijle veel lol in gewoon gek te zijn en te doen. Moet kunnen.

Ze stond op mijn verlanglijstje van vrienden die ik weer eens in real life wilde zien. In haar geval geen overbodige luxe want de vorige keer dat ik haar in het wild ontmoette is minstens tien jaar geleden, toen ze nog in Dordrecht woonde. Bovendien is ze een van de weinigen die heeft genoten van mijn roman Strandvliet, dus een goede smaak heeft. Hoogste tijd dus om na al ons telefoneren, facebooken, appen en mailen weer eens op de trein te stappen. Richting Den Haag dus, waar ze sinds een jaar of drie een flatje heeft in Loosduinen, helemaal bovenin op de zevende verdieping. Bijpraten over van alles en herinneringen ophalen. Dat is veel, want we kennen elkaar al sinds de jaren zestig. Haar pad ging zacht uitgedrukt niet altijd over rozen na haar scheiding van een man die psychiater was, die er met een cliënt vandoor ging en diverse trauma’s heeft achtergelaten. Het verwonderde me hoe actief ze nog altijd volop in het leven staat, met een gezonde maling aan het burgerlijke leven. En misschien kent niemand mij zo goed als zij.

Het was lekker weer en we zaten veel op de galerij aan de voorkant en het balkon aan de achterkant, waar ik toch wat last van hoogtevrees had. We konden lekker buiten eten bij het Turkse restaurant Marmaris, een kilometer verderop. Dat lukt me lopend nog wel. Hoewel mijn culinaire verstand niet echt bijzonder is zodat ik nauwelijks kan navertellen wat ik eigenlijk gegeten heb, durf ik dit restaurant toch aan te bevelen. Hoe heet een vrouwelijke ober? Oberin? Hoe dan ook heeft het bedienend personeel er de laatste jaren een taak bij gekregen: het maken van foto’s, dus ook van ons. Maria aan een Afflichem en ik aan een ginger ale. Na afloop zouden we om elf uur gaan slapen, maar er kwamen nog diverse fotoalbums en reisverslagen tevoorschijn. Het mooie van de reizen die ze met een vriend maakte is dat ze allesbehalve toeristische plekken opzoekt, waar soms veel meer cultuurhistorie voor het oprapen ligt. Het was dus toch laat toen ik op de logeerkamer belandde. Achteraf zag ik dat ik vlak onder een UMTS-mast had geslapen, maar dat was niet oorzaak van nog lang wakker liggen. Eerder het nagonzen van een drukke dag.

De volgende dag wilde ik per se naar Kijkduin. Om na vele jaren weer eens de zee te zien. En de plek waar iedereen indertijd gek werd van de Pokémonjagers. Misschien ook een plek waar Robbie in zijn studententijd op een terras werkte. En omdat ik de naam ervan zo mooi vond. Twee kilometer lopen, maar wel met een rustbankje halverwege. Een regenboogbank zelfs, dus ik op de foto. Daar in Kijkduin zaten we twee uur op het terras van Habana Beach. We waren nog steeds niet uitgepraat, terwijl iets verderop twee jongens, een jongen en een meisje of twee meisjes zaten. We kwamen er niet uit. Uiteindelijk gaven we twee lesbische meisjes de grootste kans. Het weer was lekker en het leven was goed op deze elfde september, twintig jaar nadat. Het eind van de middag belandden we weer op haar flat, en na wat kleine hapjes nam ik weer afscheid. Ik moest nog wat schrijven in mijn boek dat ik voor haar had meegenomen: Terug naar Huis dat ik in 1980 schreef over mijn reis naar Poona, naar Bhagwan. ‘Voor Maria, bij wie het allemaal begonnen is.’ Want als zij me indertijd niet dat boek van Amrito had gegeven, had mijn leven wellicht een totaal andere loop gehad.

Een soulmate hoef je niet veel te zien terwijl je er toch voor elkaar bent en blijft. Dank je wel, Maria!

De mooiste jongen

Date 8 september 2021

‘The most beautiful boy on the earth.’ Zo heet een documentaire, lees ik vandaag in de nrc, over Tadzio uit de Visconti’s film Death in Venice. Of beter: over de nu 66-jarige acteur Björn Andrésen die in 1971 in een matrozenpakje de vijftienjarige jongen speelde in de verfilming van het boek van Thomas Mann. Het verhaal speelt zich rond 1900 af terwijl Venetië geteisterd wordt door een epidemie van cholera. Daarin doet Tadzio het hart smelten van de ouder wordende componist Gustav von Aschenbach. Lees Mahler, want het adagietto uit zijn vijfde symfonie kleurt de film perfect met een romantisch smachten bij het aanschouwen van Tadzio’s schoonheid. Die prijkt trouwens ook op de kaft van het boek De jongen van Germaine Greer uit 2003, waarin zij met woord en beeld pleit voor de schoonheid van nog niet volwassen jongens en het raar vindt dat in onze cultuur schoonheid vooral aan vrouwen wordt toegekend.

Zeker in onze tijd met zijn pedojagers ligt dit onderwerp gevoelig. Gustav raakt Tadzio met geen vinger aan, en zelfs in de verste verte is niets erotisch of seksueels te proeven. Het gaat puur over het overdonderd worden door schoonheid. Zo ziet Ramsey Nasr, die in 2019 heel moedig dit verhaal met Toneelgroep Amsterdam op de planken heeft gezet, in een interview in Trouw. Tadzio als een kunstwerk, een beeld. ‘En dát herken ik: je staat voor een kunstwerk en bent sprakeloos (…) waarbij je gewoon niet weet wat je overkomt. Je kunt niet verklaren welke kracht en uitwerking het op je heeft. Dat overkomt Von Aschenbach. De jongen wordt een obsessie, een verslaving.’ In Manns Der Tod in Venedig loopt het verhaal slecht af, want Von Aschenbach sterft terwijl hij Tadzio door de zee ziet lopen en gebaren. Ik weet niet of je dat een slechte afloop mag noemen, want wat is er mooier dan sterven in het aanschouwen van de schoonheid?

Germaine Greer vertelt in het voorwoord van haar boek dat het vaak moeilijk is te erkennen dat mannen wel degelijk mooi zijn, ‘in elk geval gedurende een bepaalde periode van hun leven, en dat sommige mannen zelfs van een onthutsende, zeg maar gerust goddelijke schoonheid zijn (…) wanneer zijn wangen nog glad zijn, zijn lichaam onbehaard, zijn hoofd bedekt met een weelderige haardos, zijn blik helder, zijn houding beschroomd en zijn buik plat.’ Hoewel jongens bij haar erotischer zijn dan Tadzio, gaat het ook bij haar in de eerste plaats om schoonheid. Waar ligt de grens tussen schoonheid, erotiek en seksualiteit? Ik denk dat dit met bezitsdrang te maken heeft. Echte schoonheid wil en kan je je niet toe-eigenen, die laat je gewoon over je heen komen zoals een mooi muziekstuk. Je voelt je dankbaar en tegelijk klein omdat die al met de geringste aanraking al vernietigd zou kunnen worden, als een valse noot. Schoonheid nodigt uit om te zijn, niet om te hebben. Mooie bloemen moet je niet plukken, maar laten leven en geuren.

Schoonheid koester je door ervan af te blijven. Pas dan alleen kan ze bloeien. Von Aschenbach bleef ervan af, wilde er tot de dood van genieten. In zekere zin is schoonheid ook de dood. Van je bezitterige en hoogmoedige ik. Hij is in schoonheid gestorven, de naar de verte gebarende Tadzio aanschouwend. Hij heeft zichzelf erin verloren en ik kan me geen mooiere dood wensen. En ja, ik kan me geen mooiere jongen voorstellen.

Als je alles kunt zijn

Date 29 augustus 2021

Als je alles kunt zijn, word je vanzelf niets. Zo besluit antropoloog Roanne van Voorst een artikel vorig weekend in nrc. Ik vind dat een prachtige conclusie die te denken geeft. Het artikel gaat liefde en seks in virtuele werelden, en is vooral op de 3D-wereld van Second Life geënt. Daar zijn maandelijks nog altijd zo’n half miljoen gebruikers actief. In haar verhaal vertelt ze over haar eigen ontdekkingsreis naar liefde en seks op dit platform. Die begint met veel gestuntel, maar volgens haar zijn daar zestienhonderd mentoren om beginners de weg te wijzen. Dat laatste wist ik niet, hoewel ik wel de ervaring heb dat ze je met van alles en nog wat helpen als je vragen of problemen hebt. Second Life begon in 2003 en sinds de hausse in 2007 ben ik er regelmatig te vinden. Als ik de problemen van nieuwe bezoekers hoor, word ik me ervan bewust in de loop der jaren ontzettend veel geleerd te hebben. ‘Secondliven,’ zoals dat volgens Van Dale heet, is een vak op zich. Als er ooit een leerstoel voor komt, solliciteer ik daar graag naar.

Het begint allemaal met het je aanmeten van een avatar met een naam. Met een mooi lichaam en een outfit die goed bij je passen. Zeg maar je ideale zelf. Tegenwoordig kunnen we bijna alles online zien en beleven, betoogt Roanne, en zien we onszelf voortdurend in de spiegel op profielfoto’s op sociale media, en dus ook als we naar onze eigen avatars kijken. Je wordt ‘verliefd op jezelf in virtuele vorm’. Omdat ze zich in de haast een manlijke avatar had aangemeten werd het voor haar nog verwarrender. Ze belandt als man in een kroeg waar ze door een andere man werd benaderd. Maar omdat ze zelf in real life een vrouw is, begon ze zich af te vragen of die romantische man wel écht een man was. ‘Flirten met een man die je oma kan zijn,’ is dan ook de kop boven haar artikel. Die vrouw met enorme borsten had in het echt misschien wel een jongensachtig lichaam. Of was een jongen. Zelf ken ik ook zo’n community in Second Life waar je alleen maar vrouwen ziet, en ik kan me moeilijk van de indruk onttrekken dat de meesten ervan mannen zijn die het heerlijk vinden om allemaal vrouwen om zich heen te hebben.

Zo heb ik ook wel soms mijn twijfels, zoals met een leuke knaap, klein van gestalte, die ik inmiddels al zowat mijn hele tweede leven ken. We dansen samen en omarmen elkaar en ik ben best wat verliefd op hem. Maar als je elkaar wat langer kent, sijpelen in gesprekken soms wat real life gebeurtenissen door. Dat alles combinerend heb ik hem onlangs bekend dat hij volgens mij een hoogleraar in cultuurgeschiedenis was. Omdat hij vaak naar Berkeley vloog en rollenspelen in oude culturen speelde. Het klopte allemaal, en bovendien is hij net als ik op gevorderde leeftijd. Hij zal niet de enige oudere zijn die de gay-party’s bezoekt die ik organiseer. Toch blijft hij, nu ik dat weet, dezelfde lieve jongen voor me. Jongen? Big Brother Linden Labs in San Francisco houdt een en ander wel in de gaten. In real life moet je volwassen zijn, ofwel bijvoorbeeld een creditcard hebben, en ook je avatar moet aan enkele criteria voldoen waaruit blijkt dat je geen puber meer bent. Althans als je liefde en seks wilt, want daarvoor moet je volgewassen zijn.

Net als in de werelden van social media, mode en beauty maakt ook in Second Life iedereen zichzelf mooier dan hij of zij in real life is. Je hebt daarbij een ideaal van jezelf voor ogen, en dat beeld zit in je ziel. Ik vraag me af wat daar mis mee is. Is het realiteitsgehalte van de ziel dan minder dan die van het lichaam? In real life en virtuele werelden kun je meerdere identiteiten aannemen, zodat je je kunt afvragen wat je ware zelf is. Lijkt mijn avatar misschien meer op mij dan mijn eigen lijf? Maar is de zoektocht naar ‘Wie ben ik?’ er uiteindelijk niet een van spirituele aard? Hoe verder je zoekt, hoe minder er van jezelf overblijft, en die bevrijding van het ik is geen lot maar een zegen. Als je alles kunt zijn, word je vanzelf niets.

Bijstandsfraude

Date 24 augustus 2021

Die vrouw uit Wijdemeren moet toch nog € 2.850 terugbetalen aan de gemeente omdat ze niet had opgegeven dat haar moeder regelmatig boodschappen voor haar kocht. En dat had ze moeten opgeven, zodat dat bedrag op haar uitkering in mindering gebracht had kunnen worden. Eerst was die boete € 7.000, maar de Centrale Raad van Beroep vond dat de gemeente te weinig bewijs had voor dat bedrag. De gemeente moet haar wel de proceskosten terugbetalen, samen met € 200 voor onrechtmatig huisbezoek. Dat laatste bedrag is natuurlijk veel te laag als je het vergelijkt met de boetes die de Belastingdienst graag oplegt. Haar protest heeft in elk geval een vermindering van € 4.150 opgeleverd, en ook nog die € 200. Maar als je van een uitkering moet rondkomen is het resterende bedrag toch nog heel hoog. En met dat soort boetes vraag ik me altijd af waarván mensen met een uitkering die dan gaan betalen.

De moraal is dat je mensen met een uitkering kennelijk niet mag helpen. Want doe je dat wel, dan pikt de gemeente de waarde ervan in en schiet de bijstandsgerechtigde er niets mee op. Even dus niet participeren. Uitkijken als je mensen met een uitkering cadeautjes geeft! In de bijstand word je immers geacht om van € 1.052 rond te komen. Daar blijft heel weinig van over als je de al of niet gesubsidieerde huur en energie moet betalen. Gaan samenwonen met iemand anders in de bijstand lost niets op, want het voordeel ervan wordt meteen door de gemeente in mindering gebracht, dan krijgt ieder nog maar € 504. Als ze met die maatregel zouden stoppen, zouden er veel woningen vrij komen! Want nu blijven veel alleenwonenden zitten waar ze zitten zolang de gemeente hun voordeeltjes inpikt. Dat laatste woord mag ik natuurlijk niet gebruiken, want de Participatiewet is bedoeld om mensen een minimuminkomen te garanderen. Maar fraude moet nu eenmaal keihard worden aangepakt. En mensen in de bijstand zijn per definitie verdacht, zodat je ze rustig paranoïde mag maken met huisbezoeken om tandenborstels te tellen en het watergebruik te controleren.

Mensen hebben de neiging zich te gedragen naar de verwachting van anderen, en dat kan ook negatief uitvallen, zoals het nocebo-effect laat zien. Verwacht van mensen in de bijstand dat ze lui zijn, profiteren van de staat, niet willen werken en frauderen, dan gebeurt dat ook vaker. Tot vandaag de dag hoor je – vooral rechtse – mensen zo over bijstandsgerechtigden denken en zoals zo vaak roept de gedachte het gedrag op. En als je toch al van fraude wordt verdacht, maakt het niet veel meer uit of je fraudeert of niet. Bovendien is er voor mensen in de bijstand soms moeilijk achter te komen dat je dat wel of niet doet. Of staan ze er gewoon niet bij stil, zoals ik dat ook niet deed toen ik in de jaren tachtig een uitkering had. Uit deze affaire blijkt wel dat er een verschil is tussen bijdragen voor levensonderhoud en dat in de vorm van giften, waarbij dat laatste weer wel blijkt te mogen. Mijn ouders stopten me toen ook ‘structureel’ wat geld toe, maar waren dat giften of was het voor mijn levensonderhoud? Ik weet het echt niet meer.

Hardvochtig beleid, dat een paradepaardje van de VVD is, komt nu weer ter discussie na Kamervragen over wat er in Wijdemeren is gebeurd. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat een en ander nu weer onderzoeken. Gemeenten krijgen de vrijheid om een vrijstelling tot € 1.200 te geven. Ik had onze wethouder al een vraag gesteld over of er bij ons ook soortgelijke toestanden als in Wijdemeren plaatsvonden, waarop ik een keurig lijstje kreeg met enkele toegepaste sancties, maar dat was niet onrustbarend. Maar toch laat ik hem graag – hoe sympathiek ik hem ook vind – mijn hete adem in zijn nek voelen, ondanks de coronamaatregelen. En laten we niet vergeten dat de Tweede Kamer in 2012 zijn goedkeuring gaf aan de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving. Een hardere aanpak, die trouwens al in het regeerakkoord van Rutte I stond.

Bijstandsfraude. Als dat te gek wordt moet je dat natuurlijk aanpakken, laat daar geen twijfel over bestaan. Maar met dit soort maatregelen vráág je gewoon om fraude. En ik zou het menig beleidsmaker wel eens willen zien doen om van een uitkering rond te komen. Bang zijn dat je wasmachine kapot gaat omdat je geen nieuwe kunt betalen. Niet met vakantie kunnen gaan. Goedkoop en daardoor slecht voedsel moeten eten. Aankloppen bij de voedselbank. Gelegenheden vermijden waar van je verwacht wordt dat je cadeautjes geeft. Verdwaald raken in al het papierwerk waarmee je wellicht nog wat extra steun kunt krijgen. Je kinderen in tweedehands kleren laten rondlopen. Geen Netflix en je redden met oude computers en telefoontjes. De verwarming lager zetten. Op je neer laten kijken als een verschoppeling. Zelf word ik me er soms van bewust hoeveel een tientje dat ik zelf makkelijk uitgeef voor een ander kan betekenen. En het ergste is natuurlijk dat je geen hardwerkende Nederlander bent, zodat het enige goede dat je doet is dat je niet bijdraagt aan de klimaatramp.

Mijn tandartsen

Date 20 augustus 2021

Bart stond erop even te verdoven, want anders zou het echt pijnlijk worden. Soms hou ik wel van pijn, maar niet bij de tandarts. Kennelijk heb je allemaal verschillende soorten pijnen. Als het om mijn gebit gaat laat ik liever eerst een proefboring doen, want waarom verdoven als het niet hoeft? ‘Kom je dan dicht bij de vulva?’ vroeg ik nog, waarbij ik dus graag een moeilijk woord gebruikte om weer eens zo nodig te laten weten best wat verstand van een en ander te hebben. Maar ik bedoelde natuurlijk de ‘pulpa’ waarin zich de meest pijnlijke zenuwen van je lijf nestelen. Enkele van die moeilijke woorden had ik al opgestoken in mijn studententijd. Je kon gratis behandeld worden door studenten, en Pim was daar een van. En omdat ik smoorverliefd op hem was, lag ik graag bij hem op de stoel. Vaak na een nachtje op zijn kamer, want dan kon ik de volgende ochtend meteen met hem meerijden naar het provisorium van de Vrije Universiteit, een houten gebouw dat decennialang provisorisch bleef. Daar lag ik dan urenlang op de stoel, want elk stukje behandeling moest door een assistent worden bekeken. Dat duurde soms even. Bart vertelde dat ze soms rustig van hun koffie en krantje bleven genieten en iedereen op zich lieten wachten.

Pim was blij met mij, want ik was nog nooit eerder naar een tandarts geweest, en hij dacht mij te kunnen presenteren als iemand met een ideaal gebit. Dat viel tegen, want er bleken best wat reparaties nodig te zijn. Maar eerst moesten de verstandskiezen eruit. Ik weet nog steeds niet waarom. Ze hadden er trouwens maar drie gevonden, en dat ging in één keer. En hoe verdoofd ik ook was, het was geen prettig krakend gevoel en geluid. Toen later de verdoving uitgewerkt was, had ik zo’n pijn dat ik de rest van de dag in bed doorbracht. Had ik geen pijnstillers meegekregen? Afijn. Ik heb dus vele ochtenden op die stoel bij Pim doorgebracht, met zijn gezicht en zijn mooie blonde haar vlak boven me. Soms was het even schrikken, want dan werd er ‘Exponatie!’ geroepen, ofwel iemand had te diep geboord. Wat volgens Bart ‘expositie’ zou moeten heten. Ik vraag me trouwens af hoe ik mijn plas zo lang heb opgehouden. Ik leerde er allemaal mooie woorden: linguaal, buccaal, occlusaal, palatinaal, distaal, mesiaal en zo. En hoe alle elementen een nummer hadden volgens de kwadranten, een rondje van 1.7 naar 4.7. En er werd toen alleen nog met amalgaam gevuld, want de revolutie door het composiet moest nog beginnen.

Via Pim leerde ik zijn studiegenoot Hein kennen en ook met hem raakte ik snel bevriend. Hij was een harde werker en liep snel een jaar voor op Pim die, net als ik, het niet zo nauw nam met zijn studietempo en met wie ik graag jointjes rookte. Ook Hein ging met ons mee op vakanties naar Pineda, was veel met fotografie bezig en een paar opnames van mijn liedjes deed hij met zijn Sony TC-366 recorder. Hij werkte later bij ACTA en kwam wel eens een nachtje bij mij in Buitenveldert slapen als hij daar de volgende dag moest zijn. Hij werd een expert in esthetische tandheelkunde en gaf daar ook cursussen in. Ook aan Bart. Ik denk dat Hein de beste was in zijn vakgebied, want hij gaf ook vaak cursussen in het buitenland. Samen met een collega schreef hij een paar rijk geïllustreerde boeken over zijn werk en hobby. Later verhuisde hij naar Arnhem waar ik hem nog hielp met het schilderen van muren en deuren. Hij begon daar zijn eigen praktijk en ik bouwde een website voor hem. Het kon niet anders of ik lag al snel regelmatig bij hem in de behandelstoel, met zijn vrouw als assistente. Net als Vriend. Ik ken hem als de zorgvuldigheid zelve. Hij nam ons vaak mee naar zijn huisje in Frankenau in Hessen, waar we met zijn vieren veel auto- en fietstochtjes hebben genaakt, en lange wandelingen. Onlangs heeft hij zijn praktijk beëindigd, en ons geadviseerd bij Bart in behandeling te gaan.

‘Het zou inderdaad pijn hebben gedaan,’ concludeerde Bart na afloop. De volgende keer gaat hij naar mijn 3.7 kijken, waar Hein me ooit een kanaalbehandeling heeft gegeven. Misschien is dat dezelfde kies waar ik zo’n vijftien jaar geleden dagen lang een loeiende pijn had. Vond ik niet leuk. Op oudejaarsavond was die pijn opeens weg. Dood. Veel amalgaam is intussen door composiet vervangen, maar misschien zit nog ergens een restje van Pim in mijn mond. Van zijn amalgaam, bedoel ik.

Lottocratie

Date 16 augustus 2021

Verkiezingen democratisch? Dat hebben we onszelf wijsgemaakt. Aldus Hélène Landemore, professor politieke theorie aan de Yale University, onlangs in De Standaard. Zij schreef het boek Open democracy en haar woorden liegen er niet om. Democratie zoals we dat nu hebben werkt gewoon niet. Het volk stemt en de regering gaat toch steeds iets anders doen. Zij pleit voor een ‘lottocratie’ waarin alleen uitgelote mensen in de regering zitten, die dan per definitie representatief is. Je kan immers niet zeggen dat de dames en heren (mag ik daartussen nog onderscheid maken?) in de Tweede Kamer echt veel lijken op de mensen die hen gekozen hebben. Met dit artikel van Landemore werd ik op mijn wenken bediend, want het idee houdt me al een tijdje bezig, maar ik kon er niets meer over terugvinden. Over mensen die door het lot worden aangewezen om verplicht een paar jaar in de regering te gaan zitten, met de garantie dat ze daarna weer naar hun oude baan kunnen terugkeren. Zo krijgen bijvoorbeeld lobbyisten minder invloed, want het is veel moeilijker om allemaal losse mensen te beïnvloeden dan een politieke partij.

Ik lees het niet bij Landemore, maar de afschaffing van politieke partijen zou een zegen zijn. Want maar al te vaak zijn de partijbelangen groter dan de inhoud waarvoor ze staan. Of pretenderen te staan. Als ónze partij maar de verkiezingen wint! Moet je je voorstellen: geen partijprogramma’s meer te hoeven bestuderen, geen zwevende kiezers meer, geen debatten en voorspellingen meer waar de media dag en nacht op draaien. Geen coalities en opposities meer, zodat er tijd vrijkomt voor het échte debat! Niet willen scoren, want je doet dit verplichte werk voor een jaar of twee waarna je toch niet herkozen kan worden. Je kunt als tegenargument inbrengen dat de door het lot bepaalde volksvertegenwoordigers meestal geen of weinig bestuurlijke ervaring hebben, maar dat kun je opvangen met de steun van een staf die hen vertelt hoe het een en ander in deze wonderlijke wereld in elkaar steekt. En die hun stukken voorbereidt zodat ze zich niet elke dag door honderden, vaak ook saaie pagina’s bestuurlijke taal heen hoeven te ploeteren, zodat ze zich op de kern van wetten, amendementen en moties kunnen richten.

Een prachtig idee toch? Geen verkiezingscampagnes meer. Geen gedoe met het vormen van coalities die maar al te snel de baas over de minderheid, de oppositie, gaan spelen. Want de coalities binnen gemeenteraden, statenleden en de Tweede Kamer kiezen maar al te graag hun ‘eigen’ colleges, gedeputeerden en kabinet – het dagelijks bestuur dat zij moeten controleren. Wat natuurlijk een makkie is bij mensen van je eigen partij. Dat kan niet goed gaan en het gaat daarom ook niet goed. Dat dagelijks bestuur zou eigenlijk geen politieke kleur moeten hebben, maar samengesteld moeten zijn uit mensen die gewoon goed zijn in hun vak. Een ander nadeel van het partijenstelsel, dat bij een lottocratie op de schroothoop mag, is de fractiediscipline waarbij je geacht wordt collegiaal met de meerderheid mee te stemmen, zelfs als je het er niet mee eens bent. Iets wat zelfs indruist tegen de grondwet, die immers voorschrijft dat iedereen ‘zonder last’ moet stemmen. Dat vraagt om afsplitsingen en zetelroof, wat je steeds meer om je heen ziet.

Waar is een lottocratische partij? Als ik die vind ga ik daarop stemmen! Wat dan hopelijk mijn laatste stem zal zijn.

Een dagje broederschap

Date 13 augustus 2021

Afgelopen woensdag alweer voor de derde keer dit jaar in een trein gezeten. Ditmaal naar Voorhout om na jaren weer eens mijn broer Hans en zijn eega te ontmoeten. Hoewel het nog altijd best rustig is in treinen, ben ik toch moe als ik mijn bestemming heb bereikt. Mijn kruk heb ik thuis gelaten. We zaten in de tuin waar ik het geluid van kikkers aanhoorde voor dat van een specht, en de vlinderbloesem aanzag voor een laat bloeiende paarse sering. Probeer al die mooie natuur maar eens uit elkaar te houden. Op school was determinatie van flora niet mijn beste kant, want wat schoot je er nou mee op als je het plantje een naam gaf? Ook bomen uit elkaar houden vind ik moeilijk, hoezeer ik ook bij de gemeente beroemd of berucht mag zijn om mijn opvattingen daarover. Een paar maanden geleden heb ik trouwens weer eens een paar bomen van de dood gered. Maar nu was het mooi weer en dronk ik met mijn broer en zijn vrouw lekkere kopjes thee met appelgebak met slagroom, dat herken ik wel meteen.

In tegenstelling tot vorige week bij Sjoerd, hadden we het nu wél over ons medische wel en wee. En gelukkig kon ik nu zelf ook mijn steentje bijdragen. Ik zette het laatst eens op een chronologisch rijtje. Een niet ingedaalde teelbal toen ik heel klein was en waarvoor ik in een ziekenhuis heb gelegen. Later een bril: ze ontdekten veel te laat dat ik slecht zag. Verstandskiezen trekken, niet echt een lolletje. Blaasontsteking, waarschijnlijk opgelopen toen ik in het Amsterdamse bos niet goed uit een kano stapte en te lang in natte kleren rondliep. Oren: gehoorapparaatjes. Visuele storingen die naar de mooie naam ‘aura’s’ luisteren: voor de eerste keer eng, maar eigenlijk best boeiend. De laatste jaren wat in de versnelling. Een stevige gordelroos waarvan ik tot vandaag de dag een lichte zenuwpijn rond mijn rechterschouder voel. Mijn hart dat steeds trager ging kloppen: hup, pacemaker erin en na zeventig jaar weer een nachtje in het ziekenhuis. Beetje impotent geworden de laatste jaren, wat mijn erotische gevoelens juist versterkt. Heup: het meest lastige van alles. En sinds gisteren bloedverdunners voor de zekerheid. En toch voel ik me best gezond. Kortom: ik doe eindelijk mee en hoor er weer helemaal bij.

Wegens privacy ga ik niet over perikelen van mijn broer en schoonzus vertellen. Hooguit dat mijn broer vijf jaar ouder is dan ik en de meest gezonde van ons is. Hij is ook veel sportiever dan ik, hoewel dat weinig zegt. Voorzichtig trachtte ik over onze levenseindes te beginnen, over hoe we dachten te sterven en zo, maar ik had niet de indruk dat ze het daar graag over hadden. Bovendien is mijn broer de nuchterheid zelve. Zijn antwoord zou zijn: ‘Daar weet je gewoon niks van, dus kun je er niks over zeggen. Volgende onderwerp.’ Hij was docent in digitale technieken en heeft daar ook een boek over geschreven dat hier en daar nog gebruikt wordt. Hij is de techneut van ons tweeën, die alles weet over watts en ampères en met een paar simpele woorden de onzin van wat mensen over energie beweren onderuit haalt. En hij heeft humor! Ik denk dat we dat van onze vader hebben. We hadden het over de klimaatcrisis en de pandemie en de onzin van onze consumptiemaatschappij. Moeten kiezen uit 42 verschillende soorten flesjes koffiemelk bij de Appie en zo. Ik vertelde hem over schimmels, het mycelium waarover een mooie film op Netflix is te zien. Maar zij hadden geen Netflix. Wel de NRC. Zijn vrouw zat aan tafel te lezen in het economische katern – dat met de overlijdensadvertenties, is dat toeval? – en brutaal bladerde ik dat een paar pagina’s terug waar een mooi verhaal in stond over Oliver Sacks, de neuroloog die prachtige boeken over mensen met rare aandoeningen schreef, waarvan het ontroerende Awakenings is verfilmd.

Heerlijk eenvoudig gegeten. Aardappeltjes met sperziebonen. En sneetjes vlees. Ik hou van dit soort eenvoudige Nederlandstalige maaltijden die in geen restaurant te vinden zijn. Peren op sap en kwark toe. Terug in de tuin hadden we allemaal geen zin meer in koffie, zelf omdat ik er slecht van slaap. Voor het familiearchief dat Hans in een kist bewaart, had ik mijn vierde blogboek – ik bundel steeds graag 123 blogs die ik bij Lulu laat drukken. En natuurlijk mijn Strandvliet – ook iets dat niemand leest omdat ik mijn tijd te ver vooruit ben – dat mijn broer toch gaat lezen. Ik wens hem sterkte daarmee. Nadat hij nog veel verhalen had verteld over bergbeklimmen, en vooral over de gevaren en de onzin ervan, werd het weer tijd om naar huis te hoofden, zoals de Engelsen zo mooi zeggen. In tegenstelling tot de heenreis, kwam ik nu langs Amsterdam-Zuid, het WTC. Mocht je een eind aan je leven willen maken, dan moet je daarheen, want daar word je zo depressief dat je extra graag dood wil. Bijna een reden om via het Centraal Station om te rijden, want die bouwwerken zijn de ultieme manifestatie van alles wat slecht, megalomaan, pompeus, hypocriet, asociaal en leugenachtig is. Maar verder verliep de reis goed.

Broederschap is een vriendschap die je voor niks krijgt. En hoe verschillend mijn broer en ik ook zijn uitgevlogen, we komen uit hetzelfde nest en dan heb je toch veel met elkaar te delen. En zo kan je nog meer over je eigen jeugd te weten komen.

Een dagje vriendschap

Date 8 augustus 2021

Eigenlijk vind ik het jammer dat de lockdown voorbij is. Die was niet alleen goed voor mezelf, maar ook voor de wereld. Maar terug naar normaal wordt het leven weer drukker, en daar kan ik steeds minder tegen. Wat heerlijk om van de week weer uit de bus te stappen! Stilte! Het groen waarvan ik achter mijn dichtgeslibde neusgaten een zweempje geur kon ruiken. Doodmoe wandelend vanaf de carpoolplaats naar huis versterven verkeersgeluiden steeds verder achter me. De laatste honderd meter zijn het meest weldadig, want we wonen aan een smal fietspad dat aan beide kanten door groen wordt beschermd. Ik heb het gehaald! Zonder mijn kruk te gebruiken. Ik zijg meteen doodmoe neer op het kunststof stoeltje voor de voordeur. Wie wil er nou in godsnaam in Amsterdam wonen?

Ik ken Sjoerd uit onze studententijd, meer dan vijftig jaar geleden, en gisteren zocht ik hem weer eens op. Ik noem hem in mijn blogs en verhalen ‘Mijn Gereformeerde Vriend (Niet Vrijgemaakt)’. Zijn ouders woonden in Balkbrug waar zijn vader dominee was. Ik kwam daar wel eens logeren, en daar zat ik dan als een halve hippie voor het eten keurig mee te bidden aan tafel. Ze mochten me graag, ondanks mijn ietwat afwijkende leef- en kledingwijze. Moeder is vorig jaar op honderdjarige leeftijd overleden – zij belde me vroeger vaak op om me te feliciteren als ik jarig was. Ik bedoel maar: mensen uit totaal verschillende werelden en met bijna tegenovergestelde overtuigingen kunnen toch van elkaar houden. Waarom Sjoerd mij mocht weet ik eigenlijk niet. Want met mijn wilde excentrieke opvattingen maakte ik zijn ontreddering, door opeens alleen op een zolderkamertje in een grote stad te gaan wonen, alleen maar groter.

Op zijn tafel lag een opengeslagen dik boek van zo’n vierhonderd pagina’s. Kijkend naar wat schema’s leek het op Hegel of zo’n filosoof die het leven nodeloos ingewikkeld maakt. Nee, het ging over Levinas, vertelde hij, en dit boek was van iemand die Levinas uitlegde. Ik vroeg hem om erover te vertellen, maar dat vond hij knap moeilijk. In elk geval kwam de relatie met de ander erin voor, en onze verantwoordelijkheid daarin. Dat lees ik nu ook in Wikipedia over Levinas, een religie die God in de ogen ziet van de Ander die een beroep op je doet. Wat me doet denken aan het gedachtengoed van Huub Oosterhuis en Jan van Kilsdonk waar ik zelf niet zoveel mee heb, want voor mij is God gewoon overal. En wat blijft er van God over als de ander géén appel op je doet? Is God dus niet in de hemel te vinden omdat iedereen daar per definitie gelukkig is? Afijn: onze gesprekken gáán tenminste ergens over, wat kennelijk een hobby van ons boomers is.

We hebben het helemaal niet over onze medische perikelen gehad, wat eigenlijk wel hoort als je elkaar als ouderen weer ontmoet. Ik had op een usb-stick een filmpje meegenomen dat ik de dag ervoor nog snel had gemonteerd, met enkele scenes uit de jaren zeventig met hem en zijn vriendin, nog altijd zijn huidige vrouw die nu niet thuis was. Hij had enige moeite het filmpje in zijn Apple op te slaan en terug te vinden. Ik snap weinig van die computers en iPads, want je weet nooit waar je bestanden eigenlijk gebleven zijn. Laatst kwam er zelfs een paar tegen in de iCloud, bleek ik in die wolk te werken! Get off of my cloud, wil ik dan roepen, maar dat helpt niet. Ik denk dat Apple, net als Facebook, ook niet wil dat we begrijpen wat we doen. Vervolgens was er In zijn woonkamer ruimte genoeg om een foto van mij te maken. In mijn nieuwe croptop die ik via een website ergens in Amerika te pakken kreeg. Want navelshirtjes voor mannen zijn nergens op het Europese continent te vinden. En ik voel me er lekker in, hoewel ik met die fetisj niet op straat durf. Dus mijn vest weer aan om uit eten te gaan.

Café Restaurant Czaar was verder dan ik dacht, maar ik bereikte het zonder de kruk die ik nog wel voor noodgevallen meeneem. Zware donkere wolken boven ons hoofd, maar het ging toch nauwelijks regenen. We zaten op het terras buiten. Flammkuchen, een soort dunne knapperige pizzaatjes met van alles erop. En tussen het gedender van treinen en een uitrijdende vloot wagentjes van de stadsreiniging konden we ook nog een gesprek voeren. Nu ging het over het einde van de wereld, dat steeds naderbij lijkt te komen. Ik vertelde dat Osho zich daar niet zoveel zorgen over maakte, want alle vormen zijn uiteindelijk gedoemd weer te verdwijnen. En dat geldt ook voor onze aarde als op gegeven moment de zon dooft. Volgens mij vlamt hij daarvoor nog even fel op om ons te verslinden, als in een soort orgasme zoals dat bij het sterven hoort, maar dit terzijde. Maar zijn we daarom depressief? Welnee.

Terug naar huis. Bij perron 11 was geen roltrap, dus toch maar klimmen. Op perron 11 waren geen banken, dus toch maar staan. Maar ik kreeg nog wel een extra wachttijd van een kwartier, zomaar gratis. Even zitten in een trein aan de andere kant van het perron. Wat een kabaal en wat een herrie. Het leven in de jaren zestig was een stuk rustiger. Hoewel er veel mensen rondliepen was het net alsof iedereen er op zijn eentje was. Ik kan me niet voorstellen dat het gezond leven is in een stad als Amsterdam. Maar de rest van de reis ging goed, op twee mensen na die verderop in de coupé ruzie dreigden te maken. Soms heb ik het gevoel dat de wereld mijn wereld niet meer is, dat ik hier niet echt thuis hoor. Maar dat heb ik eigenlijk al sinds mijn jeugd, dus er valt mee te leven. Zeker als ik de geur van het al dan niet natte groen om me heen weer opsnuif.

Vriendschap is je vertrouwd bij elkaar voelen, hoezeer je voorkeuren en opvattingen ook verschillen. Het trekt zich weinig aan van tijd en ruimte, van elkaar veel of weinig ontmoeten, van fysieke afstand of aanwezigheid. Het is als de onzichtbare en onbreekbare verstrengeling van twee harten. Dank je, Sjoerd.